NL2001872C2 - Werkwijze voor het telen van lelies. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het telen van lelies

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het telen van lelies, omvattende het in een houder aanbrengen van een aantal leliebollen, het in een 5 ruimte met eerste lagere temperatuur plaatsen van die houder gedurende een aantal weken gevolgd door het bij een tweede hogere temperatuur houden van die houder met bollen.

Een dergelijke werkwijze is in de stand der techniek algemeen bekend. Een aantal lelies wordt daarbij in een kist van bijvoorbeeld 40 x 60 cm geplaatst. De dichtheid van 10 de leliebollen in een dergelijke kist is ongeveer 30 bollen per m2. Vervolgens wordt de kist in een koelcel geplaatst en vindt daarbij het eerste stadium van het opgroeien van de lelies plaats. Vervolgens wordt de kist uit de koelcel gehaald en in een kas aan een tweede hogere temperatuur onderworpen waarbij de verdere ontwikkeling van de lelies plaatsvindt. Tot het oogsten blijven de lelies in de kist.

15 Een dergelijke teeltmethode vereist veel ruimte gedurende het gehele groeitraject, typisch 20-50 bollen per m . Bovendien bestaan geen selectiemogelijkheden gedurende het teelttraject.

Uit NL-2000334 is een werkwijze bekend voor het telen van fresia’s. Fresia’s wijken in een aantal opzichten af van gewas zoals lelies en zanthedesia’s. Leliebollen 20 worden steeds opnieuw toegeleverd en het gewas wordt met bol en al aan de consument toegevoerd. Bij fresia’s worden de bollen steeds gescheiden en bij de opgroei van de fresia’s vermeerderd (kralen). Daardoor ontstaat een volledig andere teeltwijze.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding deze nadelen te vermijden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkwijze verwezenlijkt doordat die 25 houder een tray omvat met opnames voor steeds een bol, waarbij in die tray ten minste 75 bollen/m zijn opgenomen en waarbij die bollen 3-7 weken na het in die houder aanwezig zijn bij die tweede hogere temperatuur uit die houder verwijderd worden en zodanig in een substraat gebracht worden dat ten hoogste 60 bollen/m2 aanwezig zijn.

Volgens de onderhavige uitvinding worden de bollen in het eerste groeistadium 30 op doelmatige wijze opgenomen in de opnames van een tray. Daarbij is het mogelijk het aantal bollen per vierkante meter aanzienlijk te vergroten en zo het ruimtebeslag in de koelcel waarin de tray geplaatst wordt voor het bereiken van de eerste lagere temperatuur aanzienlijk te beperken. Bovendien is het door het plaatsen van de bollen in verhoudingsgewijs kleine opnames mogelijk met verhoudingsgewijs hoogwaardig 2001872 2 substraat te werken. Daardoor wordt de ontwikkeling van de lelie positief beïnvloed zonder dat daarmee een aanzienlijke toename aan materiaalkosten ontstaat. Bovendien heeft dit een positief effect bij het later plaatsen van de bol in de volle grond.

Na het verblijf van enkele weken in een ruimte met eerste lagere temperatuur 5 zoals een koelcel wordt de tray met bollen op een tweede hogere temperatuur gebracht waarbij de bollen in een belichte ruimte komen. Een dergelijke ruimte kan een kas zijn. Gedurende de eerste weken in een dergelijke teeltruimte zoals een kas blijven de bollen in de tray. Vervolgens zijn de bollen zover gegroeid dat het noodzakelijk is deze wijder uiteen te zetten om ongestoorde ontwikkeling van elk van de lelies mogelijk te maken.

10 Daartoe worden de lelies uit de opnames van de tray verwijderd en aan een selectie onderworpen. Afhankelijk daarvan kunnen de goedgekeurde bollen verder opgekweekt worden bijvoorbeeld op tafels in de volle grond en dergelijke. In het algemeen zou deze vervolgteelt buiten de tray op een andere plaats verwezenlijkt worden. Het is mogelijk dat dit op hetzelfde bedrijf gebeurt maar het is ook mogelijk dat dit bij een ander bedrijf 15 plaatsvindt. Aan het daarbij gebruikte substraat worden minder hoge eisen gesteld dan aan het substraat dat in eerste instantie gebruikt is voor het opkweken van de bollen.

Afhankelijk van de gewenste ontwikkeling van het gewas kunnen verschillende periodes en bijbehorende temperaturen gekozen worden. Volgens een van voordeel zijnde uitvoering worden de bollen enkele weken in een koelcel gehouden zoals typisch 20 drie weken. Daarna worden de trays een aantal weken in een teeltruimte zoals een kas bij verhoogde tweede temperatuur gehouden en de typische waarde daarvoor is 2 - 6 weken. In de koelcel heerst een temperatuur die afhankelijk is van de verblijftijd van de bollen in de koelcel. Hoe lager de temperatuur hoe langer de verblijftijd. Bij het hierboven beschreven voorbeeld van drie weken, heeft het de voorkeur een temperatuur 25 van 9° te kiezen. Indien een temperatuur van 12° gekozen wordt kan een verblijftijd van twee weken voldoende zijn terwijl bij 5° meer dan drie weken zoals vijf weken noodzakelijk is. Daarbij is in de cel bij voorkeur geen belichting aanwezig. De trays kunnen rechtstreeks in de koelcel geplaatst worden maar eventueel ook in de uit de stand der techniek bekende kisten. Echter belangrijk is dat daarbij steeds met de hogere 30 dichtheid van bollen zoals 100-200/m2 gewerkt wordt. In de teeltruimte dienen de bollen wel belicht te worden bij de tweede hogere temperatuur.

Bij het wijder zetten van de lelies worden deze met een dichtheid van 20-50 per m2 geplaatst.

3

Aan de opnames van de tray waarin de bollen geplaatst worden, worden aanzienlijke eisen gesteld. Deze dienen verhoudingsgewijs diep te zijn. Als voorbeeld wordt een totale hoogte van ongeveer 14-15 cm genoemd. Immers beoogd wordt eerst een laagje substraatmateriaal in de opname aan te brengen gevolgd door plaatsen van 5 de bol. Daarbij of daarna kan verder substraatmateriaal toegevoerd worden in een zodanige hoeveelheid dat boven de bovenzijde van de bol zich ten minste 4-8 cm substraatmateriaal bevindt.

Zoals hierboven aangegeven kan met een beperkte hoeveelheid hoogwaardig substraat volstaan worden. Door een dergelijk hoogwaardig substraat wordt de 10 ontwikkeling van het gewas bevorderd en met name het wortelen.

In plaats van het hierboven beschreven vullen van de opnames is het ook mogelijk met pluggen te werken. Daarbij worden dan bij voorkeur pluggen gebruikt die vooraf van een opening voor de leliebollen voorzien zijn. Daarna zal over de bol altijd wat substraatmateriaal aangebracht worden om in de hierboven genoemde bedekking 15 van 4-8 cm te voorzien. Indien pluggen toegepast worden kunnen alle in de stand der techniek bekende en voor dit doel geschikte pluggen gebruikt worden.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een combinatie omvattende een opname voor het bevatten van een leliebol, alsmede een leliebol waarbij die opname een kokervormig deel met bodem omvat, welk kokervormig deel een hoogte van ten 20 minste 12 cm heeft en ter plaatse van de leliebol een dwarsafmeting van ten minste 4 cm. Meer in het bijzonder worden trays gebruikt die bestaan uit een aantal opnames.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch een tray volgens de uitvinding; 25 Fig. 2a-c een opname van een tray waarin een bol aangebracht wordt;

Fig. 3a-d schematisch het opkweken van de leliebollen.

Volgens de onderhavige uitvinding worden leliebollen in trays opgekweekt. Een voorbeeld van een dergelijke tray is in fig. 1 getoond en deze bestaat uit een aantal opnames 2. Begrepen zal worden dat de dwarsdoorsnedevorm van de opnames anders 30 kan zijn dan die afgebeeld is in fig. 1.

In fig. 2 is een voorbeeld van een dergelijke opname getoond. Daaruit blijkt dat dit een kokervormig in dit geval cilindrisch deel 2 is met een diameter d die bij 4 voorkeur ten minste 4 cm is. In een dergelijke ruimte kan een bol zich voor het hierna te beschrijven doel voldoende ontwikkelen.

De hoogte van een dergelijke opname 2 is bij voorkeur ongeveer 15 cm. Zoals in fig. 2a aangegeven is wordt eerst een laagje 3 substraatmateriaal aangebracht.

5 Vervolgens wordt bol 4 geplaatst gevolgd door het aanbrengen van verder substraatmateriaal 5. Dit verdere substraatmateriaal wordt in een zodanige hoeveelheid aangebracht dat de hoogte h van het substraatmateriaal dat zich boven de bol 5 bevindt (zie fig. 2c) 4-8 cm is.

Vanzelfsprekend is het ook mogelijk bij het plaatsen van de bol 10 substraatmateriaal weer toe te voegen of in het substraatmateriaal een opening te maken voor het plaatsen van de bol en deze later alsnog met verder substraatmateriaal te vullen.

Op de hierboven beschreven wijze wordt een tray met een aantal opnames verkregen waarbij steeds in elke opname een afzonderlijke leliebol aanwezig is.

15 Zoals getoond in fig. 3a wordt een aantal van deze trays in een koelcel 7 geplaatst waarbij een eerste verhoudingsgewijs lage temperatuur van bijvoorbeeld 9°C gehandhaafd wordt. De trays zijn in dit voorbeeld rechtstreeks in de koelcel geplaatst maar het is ook mogelijk om deze in een grotere verpakking zoals een kist aan te brengen. In de in fig. 3a getoonde koelcel is voor het opkweken van het gewas geen 20 verlichting noodzakelijk. Na een verblijftijd van ongeveer drie weken worden de trays uit de cel verwijderd en in een kas 8 of andere kweekruimte geplaatst waar licht aanwezig is. Daar worden de gewassen aan een hogere temperatuur onderworpen zoals 15-25°C in het bijzonder 16°C. Dit is in fig. 3b getoond. Na enkele weken zoals twee weken tot zes weken dienen de bollen wijder gezet te worden om zich volledig te 25 kunnen ontwikkelen en elkaar niet te storen. Bij die gelegenheid kan een selectie gemaakt worden. Dit is in fig. 3c getoond waarbij met pijl 9 de bollen aangegeven zijn die zich verder kunnen ontwikkelen en met pijl 10 de bollen die niet geschikt zijn voor verdere ontwikkeling.

Vervolgens worden de bollen wijder gezet zoals in fig. 3d getoond. Dit kan in de 30 volle grond of op kweektafels of op andere in de stand der techniekbekende wijze.

Volgens de onderhavige uitvinding worden in de tray de bollen op verhoudingsgewijs geringe afstand geplaatst welke afstand teruggerekend naar vierkante meter overeenkomt met ongeveer 100-200 en meer in het bijzonder 100-150 5 bollen per vierkante meter. De afstand in de kas in ruimte 11 zoals getoond in fig. 3d is veel groter en komt teruggerekend naar m2 op 20-60 bollen per meter.

Begrepen zal worden dat door het variëren van de verschillende temperaturen en verblijftijd het opkomen en ontwikkelen van de lelie beïnvloed kan worden.

5 Na het lezen van de bovenstaande beschrijving zullen bij degenen bekwaam in de stand der techniek varianten opkomen die voor de hand liggend zijn en liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies.

2001872

Claims (10)

1. Werkwijze voor het telen van lelies, omvattende het in een eerste houder aanbrengen van een aantal leliebollen (4), het vervolgens in een ruimte (7) met 5 eerste lagere temperatuur plaatsen van die houder gedurende een aantal weken gevolgd door het bij een tweede hogere temperatuur houden van die houder met bollen, met het kenmerk, dat die eerste houder een kist omvat, dat die leliebollen uit die kist in een tweede houder (1) geplaatst worden, welke tweede houder (1) een tray omvat met opnames (2) voor steeds een bol, waarbij in die tray ten 10 minste 75 bollen/m2 zijn opgenomen en waarbij die bollen 3-7 weken na het in die tweede houder aanwezig zijn bij die tweede hogere temperatuur uit die tweede houder verwijderd worden en zodanig in een substraat gebracht worden dat ten hoogste 60 bollen/m2 aanwezig zijn.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij tussen het houden op de tweede lagere temperatuur en het aanbrengen in het substraat een periode van 2-6 weken ligt.

3. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het aanbrengen van die bollen in de opnames (2) van die tray omvat het vullen van die opnames 20 met een eerste laag substraatmateriaal (3) gevolgd door het in die tray plaatsen van een bol waarbij/waama verder substraatmateriaal toegevoerd wordt aan die opname.

4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een zodanige 25 hoeveelheid verder substraatmateriaal (5) toegevoerd wordt dat de bol met ten minste 5 cm (h) substraatmateriaal bedekt wordt.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij bij het op de eerste lagere temperatuur houden van de bollen deze niet belicht worden. 30

6. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het op de tweede temperatuur houden in een kas plaatsvindt. 2001872

7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij bij het verwijderen uit de tweede houder selectie van de bollen plaatsvindt en afhankelijk daarvan deze naar verschillende locaties (9,10) gebracht worden.

8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij na verblijf bij die eerste lagere temperatuur en voor/tijdens verblijf bij die tweede hogere temperatuur die houders ten minste 5 km verplaatst worden.

9. Combinatie te gebruiken bij de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 10 omvattende een tweede houder met opname voor het bevatten van een leliebol, alsmede een leliebol (4) waarbij die opname een kokervormig deel met bodem omvat, welk kokervormig deel een hoogte van ten minste 12 cm heeft en ter plaatse van de leliebol een dwarsafmeting van ten minste 4 cm.

10. Samenstel omvattende een tweede houder opgebouwd uit een aantal opnames volgens conclusie 9, waarbij de begrenzingswand van twee aangrenzende opnames gemeenschappelijk is. 2001872