NL2001566C1

NL2001566C1 - Metaphysaire heupprothese.

Info

Publication number: NL2001566C1
Application number: NL2001566A
Authority: NL
Inventors: Erik Leonard Hoffman
Original assignee: Erik Leonard Hoffman
Priority date: 2007-05-09
Filing date: 2008-05-08
Publication date: 2008-11-11
Also published as: CA2685933A1; US20100198356A1; US8852288B2; AU2008251118A1; AU2008251118B2; CA2685933C; IL201854A0; EP2155118A1; WO2008140306A1; EP2155118B1; JP2010525919A; ZA200907517B

Description

Metaphysaire heupprothese BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding.

De uitvinding heeft betrekking op een metaphysaire heupprothese omvattende een montagepen, met een eerste uiteinde dat voorzien is van een schamierbol 10 of van middelen voor montage van een schamierbol voor een heupgewricht, alsmede een bevestigingspen, voor bevestiging van de heupprothese in een schacht van een bot, welke bevestigingspen een eerste uiteinde heeft dat voorzien is van een begrenzingsvlak en dat is verbonden met een tweede uiteinde van de montagepen, waarbij een eerste deel van het begrenzingsvlak zich, gezien in langsdoorsnede, aan een eerste zijde van de montagepen 15 uitstrekt en een tweede deel van het begrenzingsvlak zich aan een tweede zijde van de montagepen uitstrekt, waarbij de montagepen, gezien in langsdoorsnede, onder een hoek a kleiner dan 90 graden staat ten opzichte van het eerste deel van het begrenzingsvlak. De montagepen en bevestigingspen kunnen één geheel vormen of twee afzonderlijke delen zijn, die al dan niet losneembaar met elkaar zijn verbonden.

20

Stand van de techniek.

Een dergelijke methaphysaire heupprothese is bekend uit EP-A-1 205 163. Bij deze bekende heupprothese heeft de bevestigingspen een cilindrische vorm en strekt de 25 bevestigingspen na operatief aangebracht te zijn, zich langs de as van de nek (dit is het deel van het bot waaraan de bol van het heupgewricht aanwezig was) van het bot uit.

Samenvatting van de uitvinding.

30 Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een methaphysaire heupprothese van de in de aanhef omschreven soort die vergelijkbaar stevig als de bekende heupprothese en met minimaal invasieve technieken vastgezet kan worden in een bot, 2 waarbij de opening voor het inbrengen van de heupprothese kleiner kan zijn dan bij toepassing van de bekende heupprothese. Hiertoe is de methaphysaire heupprothese volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de bevestigingspen, gezien in langsdoorsnede, gekromd is vanaf het begrenzingsvlak in een richting naar het eerste deel van het begrenzingsvlak, 5 waarbij de raaklijk aan de holle zijde van de bevestigingspen ter plaatse van het begrenzingsvlak onder een hoek β groter dan 90 graden staat ten opzichte van het eerste deel van het begrenzingsvlak. Doordat de bevestigingspen gekromd is en korter is dan de bekende heupprothese, kan de heupprothese volgens de uitvinding via een kleinere opening ingebracht worden dan de bekende heupprothese.

10 Een uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de hoek β tussen 100 en 120 graden ligt. Bij voorkeur is de hoek β ongeveer gelijk aan 110 graden.

Een verdere uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de hoek a tussen 40 en 70 graden ligt. Bij voorkeur ligt 15 de hoek α tussen 50 en 60 graden.

Nog een verdere uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de binnenste kromtestraal van de bevestigingspen tussen de 60 en 120 millimeter ligt. Bij voorkeur ligt de binnenste kromtestraal van de bevestigingspen tussen de 75 en 100 millimeter.

20 De metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding kan zowel ongecementeerd als gecementeerd worden vastgezet in het bot. Een uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding, die zowel geschikt is om ongecementeerd als gecementeerd te worden vastgezet, is gekenmerkt, doordat de heupprothese bij voorkeur een langwerpige plaat omvat, die aanwezig is tussen de 25 montagepen en de bevestigingspen en evenwijdig is aan het begrenzingsvlak, waarbij de montagepen aan een hoofdzijde van de plaat aanwezig is en aan de tegenoverliggende hoofdzijde de bevestigingspen aanwezig is, en waarbij de plaat langs het grootste deel van de omtrek tot voorbij de bevestigingspen uitsteekt en een kraag vormt. De plaat kan hierbij één geheel vormen met de montagepen en bevestigingspen of kan een afzonderlijk onderdeel 30 zijn en al dan niet losneembaar tussen de montagepen en bevestigingspen aangebracht zijn.

Bij voorkeur zijn hierbij in de bevestigingspen groeven aanwezig, die zich in lengterichting van de bevestigingspen uitstrekken vanaf het vrije uiteinde van de 3 bevestigingspen, waarbij aan het vrije uiteinde van de bevestigingspen de uiteinden van de groeven open zijn. Deze groeven hebben bij ongecementeerde toepassing van de heupprothese als voordeel dat de ingroei van bot in de bevestigingspen verbeterd wordt. Bij gecementeerde toepassing van de heupprothese zal, bij het in de met botcement gevulde 5 schacht van het bot brengen van de heupprothese, het botcement de groeven vullen, waardoor een betere fixatie plaatsvindt.

Een uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding, die met name geschikt is om ongecementeerd te worden vastgezet, is gekenmerkt, doordat de bevestigingspen van de heupprothese is voorzien van een foam-10 coating. Bij voorkeur is deze coating in hoofdzaak uit tantalium of titanium. Hierdoor kan bot in de coating groeien waardoor de heupprothese in het bot gefixeerd wordt en piekspanningen in het bot ter plaatse van het vrije uiteinde van de bevestigingspen gereduceerd worden of zelfs helemaal niet optreden.

Een verdere uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de 15 uitvinding is gekenmerkt, doordat ter plaatse van of nabij het eerste uiteinde de bevestigingspen is voorzien van een uitstekende richel die zich over de gehele omtrek van de bevestigingspen uitstrekt. Het voordeel hiervan is dat, bij toepassing van de heupprothese in een bot, op deze plaats een waterdichte afdichting tussen de heupprothese en het bot verkregen wordt om, ingeval van een bacteriële infectie, de bacteriën buiten het bot te 20 houden.

Bij voorkeur is hierbij de richel voorzien van een waterdichte coating, waardoor een nog betere afdichting wordt verkregen.

Beknopte omschrijving van de tekeningen.

25

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeelden van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese 30 volgens de uitvinding voorzien van een plaat, in langsdoorsnede;

Figuur 2 de in figuur 1 weergegeven heupprothese in perspectief;

Figuur 3 de in figuur 1 weergegeven heupprothese in zijaanzicht; en 4

Figuur 4 een tweede kraagloze uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding, in zijaanzicht.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.

5

In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding in langsdoorsnede weergegeven. De metaphysaire heupprothese 1 heeft een langwerpige plaat 3 met aan een hoofdzijde een montagepen 5, voor montage van een schamierbol van een heupgewricht, en aan de tegenoverliggende hoofdzijde een 10 bevestigingspen 7, voor bevestiging van de heupprothese in een schacht van een bot. Een eerste deel 3A van de plaat strekt zich hierbij aan een eerste zijde van de montagepen 5 uit, en een tweede deel 3B van de plaat strekt zich hierbij aan een tweede zijde van de montagepen uit.

De montagepen 5 staat onder een hoek α kleiner dan 90 graden ten opzichte 15 van het eerste deel 3A van de plaat, en de raaklijk LI aan de bevestigingspen 7 ter plaatse van de verbinding van de bevestigingspen met het eerste deel 3A van de plaat staat onder een hoek β groter dan 90 graden ten opzichte van het eerste deel 3A van de plaat. De raaklijn L2 aan de bevestigingspen 7 ter plaatse van de verbinding van de bevestigingspen met het tweede deel 3B van de plaat staat onder een hoek γ ten opzichte van het tweede 20 deel 3B die nagenoeg gelijk is aan hoek β.

De bevestigingspen 7 is gekromd vanaf de plaat 3 in een richting naar het eerste deel 3A van de plaat. Voorts loopt de bevestigingspen 7, gezien in langsdoorsnede, naar het vrije uiteinde 7A taps toe.

Ter plaatse van het eerste deel 3A van de plaat, steekt de plaat voorbij de 25 bevestigingspen 7 uit en ter plaatse van het tweede deel 3B van de plaat valt het uiteinde van de plaat samenvalt met de buitenwand 7B van de bevestigingspen. De plaat 3, motagepen 5 en bevestigingspen 7 zijn uit één geheel vervaardigd.

Er zijn bij voorkeur verschillende uitvoeringsvormen van de heupprothese waarvan de hoek α en de binnenste kromtestraal R van de bevestigingspen 7 van elkaar 30 verschillen. Afhankelijk van de vorm van het bot waarin de heupprothese aangebracht wordt, kan dan gekozen worden voor de best hierbij passende heupprothese. Bij al deze uitvoeringsvormen ligt de hoek α tussen 50 en 60 graden en de kromtestraal R tussen de 75 5 en 100 millimeter. De hoek β is bij al deze uitvoeringen gelijk aan 110 graden.

In figuur 2 is de heupprothese 1 ter verduidelijking in perspectief weergegeven. De heupprothese 1 kan zowel met botcement als ongecementeerd worden gefixeerd in de schacht van een bot. De zijwanden 7C van de bevestigingspen 7 zijn voorzien 5 van groeven 9, waardoor in het geval van gecementeerde fixatie, het botcement zich beter kan hechten aan de bevestigingspen. De groeven strekken zich vanaf het vrije uiteinde 7A in lengterichting van de bevestigingspen 7 uit. Ter plaatse van het vrije uiteinde 7A zijn de uiteinden van de groeven 9 open zodat bij plaatsing van de heupprothese in de schacht van het bot het botcement beter in de groeven 9 kan vloeien. In figuur 3, waarin de heupprothese 10 1 in zijaanzicht is weergegeven, is duidelijk zichtbaar dat de uiteinden 9A van de groeven 9 open zijn.

In figuur 4 is een tweede uitvoeringsvorm van de metaphysaire heupprothese volgens de uitvinding in zijaanzicht weergegeven. Deze heupprothese 11 is bedoeld om zonder botcement in de schacht van een bot geplaatst te worden. De heupprothese heeft 15 geen plaat, de montagepen 13 is aan een eerste uiteinde 13A voorzien van een conus 15 voor montage van een schamierbol voor een heupgewricht. Het tweede uiteinde 13B van de montagepen is rechtstreeks aan een eerste uiteinde 17A van de bevestigingspen 17 bevestigd. Dit uiteinde is voorzien van een begrenzingsvlak 19 waarvan een eerste deel 19A zich, gezien in zijaanzicht, aan een eerste zijde van de montagepen uitstrekt en een tweede 20 deel 19B van het begrenzingsvlak zich aan een tweede zijde van de montagepen uitstrekt. De montagepen 13 staat, gezien in zijaanzicht, onder een hoek a’ kleiner dan 90 graden ten opzichte van het eerste deel 19A van het begrenzingsvlak, en de raaklijk L aan de holle zijde van de bevestigingspen ter plaatse van het begrenzingsvlak 19 staat onder een hoek β’ groter dan 90 graden met het eerste deel 19A van het begrenzingsvlak.

25 Om een goede hechting van de heupprothese in het bot te verkrijgen is de bevestigingspen 17 aan het oppervlak 17C voorzien van een foam-coating uit tantalium of titanium om botingroei mogelijk te maken. Nabij het eerste uiteinde 17A kan de bevestigingspen 17 voorzien zijn van een uitstekende richel 21 die voorzien is van een conventionele waterdichte coating. Het voordeel hiervan is dat, bij toepassing van de 30 heupprothese in een bot, op deze plaats een waterdichte afdichting tussen de heupprothese en het bot verkregen wordt om, ingeval van een bacteriële infectie, de bacteriën buiten het bot te houden.

6

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het 5 door de conclusies gedefinieerde kader. Zo is de uitstekende richel in de in figuur 4 getoonde uitvoeringsvorm onnodig indien in plaats van een niet waterdichte foam-coating de bevestigingspen is voorzien van een conventionele waterdichte coating. In dat geval kan de richel dus achterwege blijven.

Claims

1. Metaphysaire heupprothese omvattende een montagepen, met een eerste uiteinde dat voorzien is van een schamierbol of van middelen voor montage van een schamierbol voor een heupgewricht, alsmede een bevestigingspen, voor bevestiging van de 5 heupprothese in een schacht van een bot, welke bevestigingspen een eerste uiteinde heeft dat voorzien is van een begrenzingsvlak en dat is verbonden met een tweede uiteinde van de montagepen, waarbij een eerste deel van het begrenzingsvlak zich, gezien in langsdoorsnede, aan een eerste zijde van de montagepen uitstrekt en een tweede deel van het begrenzingsvlak zich aan een tweede zijde van de montagepen uitstrekt, waarbij de 10 montagepen, gezien in langsdoorsnede, onder een hoek α kleiner dan 90 graden staat ten opzichte van het eerste deel van het begrenzingsvlak, met het kenmerk, dat de bevestigingspen, gezien in langsdoorsnede, gekromd is vanaf het begrenzingsvlak in een richting naar het eerste deel van het begrenzingsvlak, waarbij de raaklijk aan de holle zijde van de bevestigingspen ter plaatse van het begrenzingsvlak onder een hoek β groter dan 90 15 graden staat ten opzichte van het eerste deel van het begrenzingsvlak.

2. Metaphysaire heupprothese volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoek β ligt tussen 100 en 120 graden.

3 Metaphysaire heupprothese volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de hoek a ligt tussen 40 en 70 graden.

4. Metaphysaire heupprothese volgens conclusie 1,2 of3, met het kenmerk, dat de binnenste kromtestraal van de bevestigingspen ligt tussen de 60 en 120 millimeter.

5. Metaphysaire heupprothese volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de heupprothese voorts een langwerpige plaat omvat die aanwezig is tussen de montagepen en de bevestigingspen en evenwijdig is aan het begrenzingsvlak, waarbij de 25 montagepen aan een hoofdzijde van de plaat aanwezig is en aan de tegenoverliggende hoofdzijde de bevestigingspen aanwezig is, welke de plaat langs het grootste deel van de omtrek tot voorbij de bevestigingspen uitsteekt en een kraag vormt.

6. Metaphysaire heupprothese volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de bevestigingspen groeven aanwezig zijn die zich in lengterichting van de 3. bevestigingspen uitstrekken vanaf het vrij e uiteinde van de bevestigingspen, waarbij aan het vrije uiteinde van de bevestigingspen de uiteinden van de groeven open zijn.

7. Metaphysaire heupprothese volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingspen is voorzien van een foam-coating.

8. Metaphysaire heupprothese volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bevestigingspen is voorzien van een foam-coating.

9. Metaphysaire heupprothese volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat ter 5 plaatse van of nabij het eerste uiteinde de bevestigingspen is voorzien van een uitstekende richel die zich over de gehele omtrek van de bevestigingspen uitstrekt.

10. Metaphysaire heupprothese volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de richel is voorzien van een waterdichte coating.