NL2001550C2 - Verstelbare spiraalmatrasdrager met afknelbeveiliging. - Google Patents

Description

Verstelbare spiraalmatrasdraeer met afknelbeveiligine

De uitvinding heeft betrekking op een spiraalmatrasdrager omvattende een vast onderffame alsmede een bovenframe dat direct op het vaste onderframe is aangebracht 5 en dat beweegbare bovenffamedelen bezit, welk bovenffame zich in dwarsrichting op een vaste afstand ten opzichte van elkaar bevindende bovenste langsprofielen bezit alsmede zich dwars tussen de langsprofielen uitstrekkende traversen die een naar beneden toe doorgebogen vorm bezitten, tussen welke bovenste langsprofielen een netwerk van in elkaar grijpende schroeflijnvormige veren is gespannen, welk 10 onderframe zich in dwarsrichting op een vaste afstand ten opzichte van elkaar bevindende onderste langsprofielen bezit.

Een dergelijke spiraalmatrasdrager is bekend. De langsprofielen daarvan en eventueel de zich aan de langseinden daarvan bevindende dwarsprofielen, die in het zicht verkeren, bezitten gewoonlijk een slanke vorm die het ontwerp van de 15 spiraalmatrasdrager gunstig moet beïnvloeden. De langsprofielen van de bovenmatras worden in de neergeklapte positie direct op de langsprofielen van de ondermatras gepositioneerd, in een poging om de algemene indruk van een slanke constructie te behouden. Bovenop het bovenframe kan vervolgens een matras worden aangebracht. Als alternatief kan het bovenframe waartussen de dwars gespannen schroeflijnvormige 20 veren zijn bevestigd, ook als onderdeel van een zogenaamde “boxspring” zijn uitgevoerd. In dat geval is op het bovenframe een ondermatras bevestigd, op welke ondermatras vervolgens bovenmatrassen worden geplaatst.

Bij deze bekende constructie van de spiraalmatrasdrager doen zich echter verschillende problemen voor. Allereerst kan de stapeling van de langsprofielen van het 25 onderframe en van het bovenframe niet eenvoudig tot een slank geheel worden gevormd. De gecombineerde dikte van de gestapelde langsprofielen blijft een niet te verwaarlozen minimale dikte vertonen, die afbreuk kan doen aan het uiterlijk van de spiraalmatrasdrager.

Een verder nadeel dat samenhangt met de op elkaar liggende profielen heeft te 30 maken met het gebruikscomfort van de spiraalmatrasdrager. Bij het neerklappen van de beweegbare bovenframedelen op het vaste onderframe bestaat het risico van afknellen. Zo kan de gebruiker bij het manipuleren van de bedieningsorganen van de beweegbare Γ: 0 0 15 50 2 bovenframedelen, welke bedieningsorganen zich gewoonlijk aan een langszijde van de spiraalmatrasdrager bevinden en die zijn bevestigd aan een langsprofiel, per ongeluk met een hand of arm tussen de langsprofielen van onderframe en bovenframe terecht komen. Bij voortgaande neerwaartse beweging van de beweegbare bovenframedelen 5 kan vervolgens afknellen optreden. Een dergelijk probleem kan zich tevens voordoen bij twee naast elkaar opgestelde spiraalmatrasdragers, waarbij de gebruiker van de ene spiraalmatrasdrager het risico van afknelling loopt indien de gebruiker van de andere spiraalmatrasdrager de beweegbare bovenframedelen van zijn spiraalmatrasdrager bedient.

10 Het doel van de uitvinding is daarom een spiraalmatrasdrager van het in de aanhef genoemde type te verschaffen dat deze nadelen mist. Dat doel wordt bereikt doordat de dwarsafstand tussen de onderste langsprofielen kleiner is dan de dwarsafstand tussen de bovenste langsprofielen, en dat tenminste een der traversen en/of de onderste langsprofielen steunmiddelen draagt voor het ondersteunen van 15 althans een deel van het bovenframe op het onderframe, welke steunmiddelen aangrijpen op afstand binnen de uiteinden van de traversen.

Bij de spiraalmatrasdrager volgens de uitvinding komen evenals bij de bekende spiraalmatrasdrager een onderframe en een bovenframe voor. De langsprofielen daarvan zijn echter zodanig ten opzichte van elkaar in zijdelingse richting verschoven, 20 dat zij op een behoorlijke afstand van elkaar blijven, ook in de volledig neergeklapte stand van de beweegbare bovenframedelen. Het risico van afknellen wordt daardoor op aanzienlijke wijze gematigd of zelfs vermeden. Daarnaast leidt een dergelijke versprongen constructie van de langsprofielen er toe dat de het onderframe voor een groot deel onzichtbaar blijft, hetgeen het uiterlijk van de spiraalmatrasdrager ten goede 25 komt. Het onderframe kan bovendien dan minder luxueus en kostbaar worden uitgevoerd, zonder dat dit afbreuk doet aan de algemene kwaliteitsindruk van de spiraalmatrasdrager.

Eenzelfde gunstig effect kan ter plaatse van het hoofdeinde en van het voeteneinde van de spiraalmatrasdrager worden bereikt. Aldaar kan zijn voorzien dat 30 de afstand tussen de uiterste onderste dwarsprofielen kleiner is dan de afstand tussen de uiterste bovenste dwarsprofielen. Ook hierbij is het onderframe beter onttrokken aan het zicht, terwijl tevens het risico van afknellen wordt vermeden.

3

Zoals hiervoor besproken rust het bovenframe op het onderframe. Ook de verstelbare bovenframedelen rusten op het onderframe, waarbij volgens de stand van de techniek de langsproftelen precies op elkaar komen te liggen. Bij een verschoven positie van de langsprofielen ten opzichte van elkaar is een dergelijke directe 5 ondersteuning lastiger of onmogelijk. Volgens de uitvinding is daarom de spiraalmatrasdrager zodanig uitgevoerd dat tenminste een der traversen en/of de onderste langsprofielen steunmiddelen draagt/dragen voor het ondersteunen van althans een deel van het bovenframe op het onderframe, welke steunmiddelen aangrijpen op afstand binnen de uiteinden van de traversen.

10 De ondersteunende functie van het onderframe wordt verkregen door de traversen te gebruiken, die immers de onderste langsprofielen van het onderframe kruisen. In de uiterste neerwaarts bewogen stand van de beweegbare bovenframedelen komen de traversen terecht op de onderste langsprofielen, waardoor een uitstekende ondersteuning is verzekerd. Deze ondersteuning kan op verschillende manieren worden 15 verkregen. Daarbij is van belang dat de ondersteuning stevig en geluidsarm is. Dat kan worden bereikt indien tenminste een der traversen een neerwaarts gerichte steun draagt welke aangrijpt op dan wel grijpt over een onderste langsprofiel. Bij voorkeur omvat de steun een dempend materiaal, zoals rubber.

Bij voorkeur bevinden de steunmiddelen zich aan de beweegbare 20 bovenframedelen, en wel op een zodanig positie dat zij zijn uitgelijnd ten opzichte van het bijbehorende langsprofiel van het onderframe.

Zoals bekend kan het bovenframe een vast op het onderframe gemonteerd bovenframedeel omvatten. Aan dat vaste bovenframedeel bevindt zich een schamierbaar beweegbaar bovenframedeel. Volgens een mogelijke uitvoering is 25 tenminste een der beweegbare bovenframedelen geleed uitgevoerd. Het gelede bovenframedeel kan zich aan het voeteneinde bevinden, zodanig dat zich ongeveer ter hoogte van het kniegewricht van de gebruiker het geledingsschamier bevindt.

Daarnaast kan ook het bovenframedeel dat zich aan het hoofdeinde bevindt, geleed zijn.

30 Elk der gelede beweegbare bovenframedelen heeft twee schamierbaar aan elkaar bevestigde leden die elk twee zich in langsrichting op afstand van elkaar bevindende 4 traversen omvatten. Aan die traversen zijn telkens steunen voorzien, zodanig dat een stabiele ondersteuning van elk lid apart is verzekerd.

Ter verdere verhoging van het gebruikscomfort van de spiraalmatrasdrager kan de omtrek van het bovenframe een randlijst uit een zacht of elastisch materiaal dragen.

5 Een dergelijk elastische randlijst kan het risico van afknellen tegengaan bij twee direct naast elkaar opgestelde spiraalmatrasdragers.

Het onderframe is bij voorkeur door middel van poten ondersteund op de vloer. Dergelijke poten kunnen aan de onderste langsprofielen en/of aan de onderste dwarsprofielen zijn bevestigd. Gewoonlijk zijn bij een enkele spiraalmatrasdrager op de 10 vier hoeken van het onderframe daarvan poten aangebracht. Bij een opstelling van twee spiraalmatrasdragers direct naast elkaar kunnen dan in totaal acht poten voorkomen. De voorkeur gaat echter uit naar een zodanige opstelling dat ook in dat geval slechts vier poten nodig zijn. Dat kan worden verkregen door, in combinatie, twee naast elkaar opgestelde spiraalmatrasdragers, alsmede koppelprofielen voor het koppelen van de 15 onderframes van de spiraalmatrasdragers. De onderling gekoppelde spiraalmatrasdragers vormen dan één stijf geheel op de hoeken waarvan vervolgens vier poten volstaan.

De uitvinding zal vervolgens worden beschreven aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

20 Figuur 1 toont een eerste uitvoering van de spiraalmatrasdrager volgens de uitvinding in zijaanzicht.

Figuur 2 toont een eindaanzicht op twee naast elkaar geplaatste spiraalmatrasdragers volgens figuur 1.

Figuur 3 toont een tweede uitvoering van de spiraalmatrasdrager uitgevoerd als 25 boxspringmatras.

Figuur 4 toont een eindaanzicht op twee naast elkaar geplaatste boxspringmatrassen volgens figuur 3.

Figuur 5 toont een alternatief eindaanzicht.

Figuur 6 toont een bovenaanzicht op de spiraalmatrasdrager volgens figuur 1, 30 zonder steunoppervlak.

De in de figuren 1, 2 en 6 weergegeven spiraalmatrasdrager volgens de uitvinding bezit een vaste onderframe 1 en het in zijn geheel met 2 aangeduide bovenframe. Op 5 het bovenframe 2 is schematisch de bovenmatras 3 weergegeven. Het bovenframe 2 bezit de beweegbare bovenframedelen 4, 5 en 6. Het beweegbare bovenframedeel 4 dat bestemd is voor het ondersteunen van de romp is door middel van een scharnier 8 bevestigd aan het vaste bovenframedeel 7. Aan dat vaste bovenframedeel 7 is verder 5 via scharnier 9 het beweegbare bovenframedeel 5 bevestigd. Via scharnier 10 is aan het andere eind van het vaste bovenframedeel 7 het verdere bovenframedeel 6 bevestigd. De bovenframedelen 5 en 6 zijn bestemd voor de ondersteuning van de benen. De bovenframedelen 4, 5 en 6 kunnen tussen de met doorgetrokken lijnen weergegeven ingeklapte positie, en de met onderbroken lijnen weergegeven omhoog geklapte positie 10 worden verplaatst door steunorganen en actuatoren, die op zich bekend zijn en niet zijn weergegeven. In de uitvoeringsvorm van de figuren 1 en 2 is rondom het gehele bovenframe 2 een demontabele zachte randlijst 28 aangebracht. Deze vormt een bescherming tegen aanstoten tegen de harde profielen van het bovenframe.

Het bovenframedeel 4 bestaat uit de bovenste langsprofielen 11 en het bovenste 15 dwarsprofiel 22 dat zich aan het eind daartussen uitstrekt, het bovenframedeel 5 bestaat uit de bovenste langsprofielen 12 en het bovenframedeel 6 bestaat uit de bovenste langsprofielen 13 en het bovenste dwarsprofiel 23 dat zich daartussen uitstrekt. Het vaste bovenframedeel 7 bestaat uit de bovenste langsprofielen 20. Deze bovenste langsprofielen 11-13 en 20 zijn alle onderling verbonden door zich dwars tussen de 20 bovenste langsprofielen uitstrekkende traversen 14, 15 die, zoals in het eindaanzicht van figuur 2 te zien is, een naar beneden toe doorgebogen vorm bezitten. De met 14 aangeduide traversen zijn alle bevestigd aan een beweegbaar bovenframedeel 4-6, de met 15 aangeduide traversen zijn alle bevestigd aan het vaste bovenframedeel 7. Deze laatste traversen zijn dus permanent bevestigd aan het onderframe 1. Tussen de 25 bovenste langsprofielen 11-13 en 20 is het steunoppervlak 24 uit in elkaar grijpende schroeflijnvormige veren gespannen, dat op zich bekend is.

Het onderframe 1 bestaat op zijn beurt uit twee onderste langsprofielen 16 en twee onderste dwarsprofielen 17, alsmede uit de voeten 18 die zich bevinden aan de hoekpunten waren de onderste langsprofielen en de onderste dwarsprofielen aan elkaar 30 zijn bevestigd. Verder zijn aan de onderste langsprofielen 16 vaste steunen 19 bevestigd ter hoogte van de traversen 14.

6

De traversen 14 die aan de beweegbare framedelen 4-6 zijn bevestigd, zijn alle tegenover de bijbehorende steunen 19 aan het onderffame 1 voorzien van afsteunrubbers 21 die in de in figuur 1 met getrokken lijnen getoonde positie rusten op de steunen 19. Deze afsteunrubbers 21 bevinden zich naar binnen verplaatst op afstand 5 van de bovenste langsprofielen 4-6, waardoor het slanke uiterlijk van de spiraalmatrasdrager verder wordt bevorderd. Ter verdere vergroting van het comfort is aan de buitenzijde van de bovenste langsprofielen 11-13 en 20 en van de bovenste dwarsprofielen 22, 23 een zachte randlijst 28 aangebracht.

In de variant van de figuren 3 en 4 is een spiraalmatrasdrager weergegeven die 10 overeenkomt met die van de figuren 1 en 2, doch waarop de in zijn geheel met 25 aangeduide boxspringmatras permanent is bevestigd. Deze boxspringmatras 25 bestaat uit de ondermatras 27 en het zich aan de omtrek daarvan bevindende omtrekselement 26, dat de bovenste langsprofielen 11-13 en 20 alsmede de bovenste dwarsprofielen 22 en 23 bedekt (de zachte randlijst 28 is hier weggelaten). Op deze boxspringmatras 25 is 15 de bovenmatras 3 geplaatst.

De variant van Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm waarbij twee spiraalmatrasdragers volgens de uitvinding naast elkaar onderling zijn gekoppeld door middel van de koppelprofielen 29 die zijn bevestigd aan de dwarsprofielen 17. Bij deze uitvoeringsvorm zijn slechts vier voeten 18 aanwezig.

20 7

Lijst van verwijzingstekens 1. Onderframe 2. Bovenframe 5 3. Bovenmatras 4. Beweegbaar bovenframedeel 5. Beweegbaar bovenframedeel 6. Beweegbaar bovenframedeel 7. Vast bovenframedeel 10 8. Scharnier 9. Scharnier 10. Scharnier 11. Bovenste langsprofiel 12. Bovenste langsprofiel 15 13. Bovenste langsprofiel 14. Traverse 15. Traverse 16. Onderste langsprofiel 17. Onderste dwarsprofiel 20 18. Voet 19. Steun 20. Bovenste langsprofiel 21. Afsteunrubber 22. Bovenste dwarsprofiel 25 23. Bovenste dwarsprofiel 24. Dwars gespannen in elkaar grijpende schroeflijnvormige veren 25. Boxspring 26. Omtrekselement 27. Ondermatras 30 28. Randlijst 29. Koppelprofiel 2 00 1 550

Claims (18)

1. Spiraalmatrasdrager, omvattende een vast onderframe (1) alsmede een bovenframe (2) dat direct op het vaste onderframe (1) is aangebracht en dat beweegbare 5 bovenframedelen (4-6) bezit, welk bovenframe (2) zich in dwarsrichting op een vaste afstand ten opzichte van elkaar bevindende bovenste langsprofielen (11-13,20) bezit alsmede zich dwars tussen de langsprofielen uitstrekkende traversen (14,15) die een naar beneden toe doorgebogen vorm bezitten, tussen welke bovenste langsprofielen (11-13, 20) een netwerk (24) van in elkaar grijpende schroeflijnvormige veren is 10 gespannen, welk onderframe (1) zich in dwarsrichting op een vaste afstand ten opzichte van elkaar bevindende onderste langsprofielen (16) bezit, met het kenmerk dat de dwarsafstand tussen de onderste langsprofielen (16) kleiner is dan de dwarsafstand tussen de bovenste langsprofielen (11-13, 20), en dat tenminste een der traversen (14) en/of de onderste langsprofielen (16) steunmiddelen (19, 21) draagt voor het 15 ondersteunen van althans een deel van het bovenframe (2) op het onderframe (1), welke steunmiddelen (19, 21) aangrijpen op afstand binnen de uiteinden van de traversen (14).

2. Spiraalmatrasdrager volgens conclusie 1, waarbij tenminste een der traversen 20 (14) een neerwaarts gerichte steun (21) draagt welke aangrijpt op dan wel grijpt over een onderste langsprofiel (16) of een daaraan bevestigde steun (19).

3. Spiraalmatrasdrager volgens conclusie 1 of 2, waarbij een der traversen (14) een afsteunrubber (21) met een aangrijpoppervlak uit het dempend materiaal draagt. 25

4. Spiraalmatrasdrager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de steunmiddelen (19, 21) zich bevinden aan de beweegbare bovenframedelen (4-6).

5. Spiraalmatrasdrager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het 30 bovenframe (2) een vast op het onderframe (1) gemonteerd bovenframedeel (20) omvat en aan tenminste een zijde van het vaste bovenframedeel (20) zich een schamierbaar beweegbaar bovenframedeel (4, 5) bevindt. ? η n 15 5 0

6. Spiraalmatrasdrager volgens conclusie 5, waarbij aan tenminste een der zijden van het vaste bovenframedeel (20) een beweegbaar bovenframedeel (4, 5) schamierbaar is bevestigd. 5

7. Spiraalmatrasdrager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tenminste een der beweegbare bovenframedelen (5, 6) geleed is uitgevoerd.

8. Spiraalmatrasdrager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gelede 10 beweegbare bovenframedeel twee schamierbaar aan elkaar bevestigde leden (5, 6) omvat die elk twee zich in langsrichting op afstand van elkaar bevindende traversen (14) omvatten en de steunmiddelen (21) zijn voorzien aan de traversen (14).

9. Spiraalmatrasdrager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de omtrek 15 van het bovenframe (2) een randlijst (28) uit een zacht of elastisch materiaal draagt.

10. Spiraalmatrasdrager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij verstelen grendelmiddelen zijn voorzien die enerzijds aangrijpen op het onderffame (1) en anderzijds op de beweegbare bovenframedelen (4-6). 20

11. Spiraalmatrasdrager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bovenste langsprofïelen (11-13) en/of de bovenste dwarsprofielen (22, 23) zijn voorzien van een randlijst (28) uit een relatief zacht materiaal.

12. Spiraalmatrasdrager volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het onderframe (1) is voorzien van onderste dwarsprofielen (17) die zich dwars uitstrekken tussen de onderste langsprofïelen (16).

13. Spiraalmatrasdrager volgens conclusie 12, waarbij de afstand tussen de 30 uiterste onderste dwarsprofielen (17) kleiner is dan de afstand tussen de uiterste bovenste dwarsprofielen (22,23).

14. Spiraalmatrasdrager volgens conclusie 12 of 13, waarbij aan de onderste langsprofielen (16) en/of aan de onderste dwarsprofielen (17) voeten (18) zijn bevestigd.

15. In combinatie, twee naast elkaar opgestelde spiraalmatrasdragers volgens conclusie 13, 14 of 15, alsmede koppelprofielen (29) voor het koppelen van de onderframes (1) van de spiraalmatrasdragers.

16. Boxspring, omvattende een spiraalmatrasdrager volgens een der conclusies 1- 10 10 of 12-14, alsmede een vast op de spiraalmatrasdrager bevestigde boxspringmatras (25).

17. Boxspring volgens conclusie 16, waarbij de boxspringmatras (25) een omtrekselement (26) omvat dat de buitenste profielen (11-13, 20, 22, 23) van het 15 bovenffame (2) omgeeft.

18. Boxspring volgens conclusie 16 of 17, waarbij de boxspringmatras (25) een ondermatras (27) omvat. 2 00 1 550