NL2001276C2 - Hemelwater-afvoerbak, alsmede kasconstructie met een dergelijke bak. - Google Patents

Description

Hemelwater-afvoerbak. alsmede kasconstructie met een dergeliike bak.

De uitvinding heeft betrekking op een hemelwater-afvoerbak bestemd om opgenomen te worden tussen een goot en een afvoerpijp van een kas of warenhuis, 5 omvattende een bodem voorzien van een afvoergat dat aansluitbaar is op de afvoerpijp, ten opzichte van de bodem opstaande zijwanden, een voorwand voorzien van een toevoeropening die aansluitbaar is op de goot alsmede een zich op afstand van de voorwand bevindende achterwand, welke bodem, zijwanden, voorwand en achterwand door middel van verbindingen op elkaar zijn aangesloten zodanig dat in de ruimte 10 bepaald tussen de bodem en de wanden een hoeveelheid hemelwater opneembaar is.

Een dergelijke hemelwater-afvoerbak is bijvoorbeeld bekend uit het Nederlandse octrooischrift 1.014.675. Deze bekende hemelwater-afvoerbak vangt het uit de goot afkomstige regenwater of smeltwater op, en voert dit vervolgens af in een afVoerpijp die is aangesloten op het riool, een waterloop en dergelijke. De hemelwater-afvoerbak 15 heeft een zekere bufferfunctie, zodanig dat bij plotselinge regenval het water niet over de kop van de goot heen overloopt. In de buffer kan een zekere hoeveelheid regenwater worden opgeslagen, die vervolgens geleidelijk aan kan worden afgevoerd via de afVoerpijp.

De bekende hemelwater-afvoerbak is gewoonlijk samengesteld uit een aantal 20 platen, bij voorkeur aluminium platen, die ter plaatse van hun op elkaar aansluitende randen aan elkaar zijn vastgelast. Daardoor wordt een stevige bak verkregen, die bovendien waterdicht is. Het nadeel evenwel van een dergelijke uitvoering van de hemelwater-afvoerbak ligt in het feit dat het aldus vervaardigen daarvan zeer arbeidsintensief is. De platen waaruit de bak bestaat bezitten een beperkte dikte, 25 hetgeen betekent dat lassen een delicaat karwei is. Er bestaat een vrij groot risico dat tijdens het lassen gaten in de bak vallen die niet meer gerepareerd kunnen worden. Het werkstuk is dan onbruikbaar en moet worden weggeworpen.

Verder is voor het lassen relatief hooggekwalificeerde arbeid nodig, hetgeen de kostprijs van de bak ongunstig beïnvloedt. Bovendien duurt het lasproces vrij lang 30 omdat in totaal acht lasnaden moeten worden gelegd. Verder is het lasproces op zich belastend voor het milieu, gezien de daarbij vrijkomende gassen. Niettemin is gedurende lange tijd gebruikgemaakt van aldus vervaardigde hemelwater- 2 afvoerbakken, aangezien geen alternatieve wijze bestond waarop de vereiste sterkte en waterdichtheid konden worden verzekerd.

Eveneens gedurende langere tijd bestaat echter behoefte aan een hemelwater-afvoerbak met de gewenste sterkte en waterdichtheid die een lagere kostprijs heeft. Het 5 doel van de uitvinding is daarom een dergelijke hemelwater-afvoerbak te verschaffen die op relatief eenvoudige en daarmee goedkope wijze kan worden vervaardigd. Dat doel wordt bereikt doordat de verbindingen in elkaar stekende vormorganen omvatten alsmede borgmiddelen voor het borgen van die in elkaar stekende vormorganen.

Op verrassende wijze is gebleken dat door middel van dergelijke vormorganen in 10 combinatie met de borgmiddelen een stevige bak kan worden verkregen, die tevens een redelijke waterdichtheid bezit. Weliswaar is het mogelijk dat aanvankelijk, dat wil zeggen kort na installatie van de hemelwater-afvoerbak, enige lekkage tussen de naden in de verbindingen optreedt. Een dergelijke geringe lekkage is echter op het terrein van kassen niet direct onaanvaardbaar. Ook andere constructiedelen van een juist 15 opgeleverde kas of warenhuis kunnen enige lekkage vertonen, hetgeen algemeen als aanvaardbaar wordt beschouwd. Na enige tijd stoppen deze lekkageverschijnselen vanwege het dichtslibben van de naden. Dit dichtslibben is het gevolg van vuil en dergelijke dat op de kas neerdaalt en dat meegevoerd wordt met het hemelwater.

De borgmiddelen kunnen op allerlei manieren worden uitgevoerd. Als voorbeeld 20 wordt genoemd het plaatselijk vervormen van de wanden nadat deze aan elkaar zijn verbonden door middel van de in elkaar grijpende vormen. De voorkeur wordt echter gegeven aan een variant waarbij de borgmiddelen tenminste een in elkaar stekende penen gatverbinding omvatten. Een dergelijke pen- en gatverbinding klikt in elkaar zodra de in elkaar grijpende vormen in de gewenste positie ten opzichte van elkaar zijn 25 gebracht. Daarbij kan in het bijzonder gedacht worden aan in elkaar stekende vormorganen in de vorm van haaksluitingen. Bij voorkeur bevat elke verbinding tenminste twee van dergelijke haaksluitingen. In dat geval kan verzekerd worden dat de borgmiddelen op stevige wijze in elkaar geklikt gehouden worden. Bij voorkeur omvat elke haaksluiting een haak in de ene wand alsmede een sleuf in de andere wand 30 omvatten.

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn twee tegenoverliggende wanden in een geheel uitgevoerd met bodem, en liggen de andere twee tegenoverliggende wanden aan tegen de kopranden van de één geheel vormende wanden en bodem. In dat geval 3 kunnen de haken zijn voorzien aan de kopranden en kunnen de sleuven zich bevinden in de daar tegenaan liggende, losse wanden. Een dergelijke positie van de haken en sleuven kan natuurlijk ook worden toegepast bij een uitvoeringsvorm waarbij alle wanden los zijn van de bodem, dat wil zeggen geen geheel met de bodem vormen. Ook 5 kunnen de haken en sleuven omgekeerd worden aangebracht, dat wil zeggen de haken aan de randen van de voorwand een achterwand, en de sleuven in de zijwanden.

De borgmiddelen bevinden zich bij voorkeur aan de bodem en de daar tegenoverliggende delen van de wanden. Een dergelijke positie van de borgmiddelen aan de bodem leidt ertoe dat bij het aanvankelijk in elkaar schuiven van de haken en 10 sleuven, de betreffende wand aan de onderzijde een weinig onder voorspanning naar buiten gebogen wordt. Zodra de haak geslapen sluitingen hun definitieve positie hebben bereikt, klikken dan ook de borgmiddelen in elkaar waardoor de borging tot stand gekomen is. In dat verband is de haaksluiting bij voorkeur zo uitgevoerd dat het open eind van de haken van de bodem af wijst.

15 Een verdere verbetering van de verbinding kan worden bereikt bij een uitvoeringsvorm waarbij de zijwanden schuin omhoog vanaf de bodem uit elkaar lopen. Bij het elkaar schuiven van de haakverbindingen zijn de haken en de sleuven aanvankelijk zijdelings enigszins ten opzichte van elkaar verschoven. Daardoor staan de haken aanvankelijk enigszins onder zijdelingse buigvoorspanning, omdat de 20 definitieve positie van de wanden ten opzichte van elkaar nog niet is bereikt. Zodra echter de haak geslapen verbinding voltooid is, is deze zijdelingse buigvoorspanning opgeheven hetgeen een aanvullende borging van de onderlinge verbinding van de wanden ten opzichte van elkaar oplevert.

Zoals hiervoor beschreven kan tussen de kops tegen elkaar aanliggende landen 25 enige lekkage optreden. Deze lekkage verdwijnt na enige tijd, doch indien lekkage van het begin af aan moet worden voorkomen, kunnen de verbindingsnaden zijn afgekit. De kitvoegen bevinden zich bij voorkeur aan de binnenzijde van de bak. Verder kan zich in het afvoergat een afvoerstomp bevinden. Deze afvoerstomp kan aan het bovenste eind een naar buiten wijzende kraag hebben, welke kraag eveneens door middel van een 30 kitvoeg is aangesloten op de bodem.

De uitvinding heeft verder betrekking op een kas of warenhuis, omvattende een door kolommen ondersteunde dekconstructie met zich naast elkaar uitstrekkende goten en een vanaf telkens twee goten schuin omhoog lopende kap, aan tenminste een 4 kopeind van elke goot een hemelwater-afvoerbak zoals hiervoor beschreven alsmede een op een hemelwater-afvoerbak aangesloten afvoerpijp, waarbij de toevoeropening in de voorwand van de hemelwater-afvoerbak is aangesloten op een goot en waarbij het afvoergat van de hemelwater-afvoerbak is aangesloten op een afvoerpijp.

5 Gewezen wordt op bakconstructies die bekend zijn uit de Nederlandse octrooischriften 1.010.454 en 1.025.719. Deze bekende bakconstructies bestaan uit plaatdelen die door middel van haken en sleuven aan elkaar zijn bevestigd. Ook is bekend om daarbij borgmiddelen toe te passen. De betreffende bakken zijn bestemd voor het opnemen van goederen zoals gereedschappen of bouwmaterialen, en kunnen 10 niet toegepast worden voor het afvoeren van hemelwater.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden beschreven aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een aanzicht van een kas in perspectief, met een hemelwater-afvoerbak volgens de uitvinding.

15 Figuur 2 toont een aanzicht in perspectief van de hemelwater-afvoerbak.

Figuur 3 toont een fase bij het samenstellen van de hemelwater-afvoerbak.

Figuur 4 toont een andere fase bij het samenstellen van de hemelwater-afvoerbak.

Figuur 5 toont de een geheel vormende bodem en zijwanden.

Figuur 6 toont een fase bij het samenstellen van het geheel volgens figuur 5, met 20 de voorwand.

Figuur 7 toont een verdere fase bij dat samenstellen.

Figuur 8 toont de samengestelde toestand.

De in figuur 1 weergegeven kas is op bekende wijze opgebouwd uit kolommen 1, waarop liggers 2 zijn ondersteund. Dwars over de liggers strekken zich de goten 3 uit.

25 Schuin omhoog vanaf de goten strekken zich op hun beurt de roeden 4 uit, welke de nokken 5 ondersteunen. Tussen telkens 2 roeden 4, een goot 3 en een nok 5 zijn doorzichtige panelen 6 opgenomen. Aan de kopse einden van de goten 3 zijn hemelwater-afvoerbakken 7 voorzien, die op hun beurt zijn aangesloten op de afvoerpijpen 8.

30 In figuur 2 is de hemelwater-afvoerbak 7 op grotere schaal weergegeven. Deze bestaat uit een bodem 9, zijwanden 10, 11, voorwand 12 en achterwand 13. In de bodem 9 bevindt zich een gat 14, waarin, in dit voorbeeld, de pijpstomp 15 is opgenomen. De pijpstomp 15 bezit een uitwendige flens 16, die opligt op de bodem 9 5 en door middel van een kitvoeg ten opzichte daarvan is afgedicht. De voorwand 12 bezit een contour 26 die is afgestemd op de uitwendige dwarsdoorsnede-contour van de goot 3, zodanig dat een goot daarin nauwsluitend en afdichtend kan worden opgenomen.

5 De voorwand 12 van de hemelwater-afvoerbak 7 en de achterwand 13 zijn met behulp van haakverbindingen 17 en borgmiddelen 18 bevestigd aan het geheel 19 dat bestaat uit de bodem 9 en de zijwanden 10, 11. In het bijzonder is de voorwand 12 aangezet tegen de voorrand 20 van dat geheel 19, en is de achterwand 13 aangezet tegen de achterrand 21 van het geheel 19. In figuur 3 is de voorrand 20 van het geheel 10 19 samen met de voorwand 12 weergegeven. Tevens is weergegeven dat zich aan de voorrand 20 omhoog stekende haken 22 bevinden, en dat de voorwand 12 overeenkomstig geplaatste sleuven 23 bezit. Verder bezit de voorrand 20 ter plaatse van de bodem 9 een uitsteeksel 24 terwijl de voorwand 12 een uitsparing 25 bezit. Dit uitsteeksel 24 en uitsparing 25 vormen de borgmiddelen 18. Ook in de afbeelding in 15 perspectief van figuur 5 zijn de voorrand 20, de haken 23 en het uitsteeksel 25 te zien.

In figuur 4 is een aanzicht op de achterrand 21 van het geheel 19 weergegeven, samen met de achterwand 13. Ook daar zijn de haken 22, de uitsparingen 23 in de achterwand, het uitsteeksel 24 en de uitsparing 25 in de achterwand 13 weergegeven. Ook hier vormen het uitsteeksel 24 en de uitsparing 25 samen de borgmiddelen 188.

20 Bij het samenstellen van de voorwand 12 en het geheel 19 wordt als volgt te werk gegaan. De achterwand 13 en het geheel 19 worden op dezelfde wijze samengesteld, zodat een beschrijving daarvan ontbreekt. Zoals getoond in figuur 6 wordt de voorwand 12 met de sleuven 23 daarvan gebracht ter hoogte van de haken 22 aan de voorrand 20 van het geheel 19. Nadat de voorwand 12 met de sleuven 23 is geplaatst over de haken 25 22, zoals getoond in figuur 7, zijn de haken 22 een weinig naar binnen gebogen omdat de haken 22 en de sleuven 23 hun uiteindelijke positie nog niet hebben bereikt. Vervolgens wordt de voorwand 12 in de richting van de pijlen verschoven naar de bodem 9, waarbij de uitsparing 25 van de borgmiddelen 18 het uitsteeksel 24 aan de bodem 9 nadert. Bij deze beweging kunnen de haken 22 terugveren, en uiteindelijk 30 wordt het onderste gedeelte van de voorwand 12 met de uitsparing 25 veerkrachtig over het uitsteeksel 24 schuift. Zoals getoond in figuur 6 is de door de haak 22 ingesloten ruimte 28 enigszins wigvormig, zodanig dat het zich aldaar bevindende gedeelte van de voorwand 12 stevig aangedrukt wordt tegen de voorrand 20 (de haak 22 loopt naar het 6 vrije eind gezien de halve enigszins spits toe, terwijl in omgekeerde richting de ruimte 28 nauwer wordend toeloopt).

Nadat het uitsteeksel 24 is uitgelijnd ten opzichte van de uitsparing 25, klikt de voorwand 12 aldaar terug waarna de verbinding tussen de voorwand 12 en het geheel 5 19 gereed is. De voorwand 12 is dan betrouwbaar vastgezet aan het geheel 19, en kan niet terugschuiven als gevolg van de schuine plaatsing van de haken 22 en sleuven 23 en van de samenwerking van de borgmiddelen 18. Uiteindelijk wordt aan de in figuur 8 weergegeven toestand bereikt 7

Liist van verwijzingstekens 1. Kolom 2. Ligger 5 3. Goot 4. Roede 5. Nok 6. Paneel 7. Hemel water-afvoerbak 10 8. Afvoerpijp 9. Bodem 10. Zijwand 11. Zijwand 12. Voorwand 15 13. Achterwand 14. Gat in de bodem 15. Pijpstomp 16. Uitwendige flens van pijpstomp 17. Haakverbinding 20 18. Borgmiddelen 19. Geheel uit bodem en zijwanden 20. Voorrand 21. Achterrand 22. Haak van haakverbinding 25 23. Sleuf van haakverbinding 24. Uitsteeksel van borgmiddelen 25. Opening van borgmiddelen 26. Contour goot 27. Kitvoeg 30 28. Wigvormige ruimte van haak

Claims (20)

1. Hemelwater-afvoerbak (7) bestemd om opgenomen te worden tussen een goot (3) en een afVoerpijp (8) van een kas of warenhuis, omvattende een bodem (9) voorzien 5 van een afvoergat (14) dat aansluitbaar is op de afvoerpijp (8), ten opzichte van de bodem (9) opstaande zijwanden (10, 11), een voorwand (12) voorzien van een toevoeropening (26) die aansluitbaar is op de goot (3) alsmede een zich op afstand van de voorwand (12) bevindende achterwand (13), welke bodem (9), zijwanden (10, 11), voorwand (12) en achterwand (18) door middel van verbindingen op elkaar zijn 10 aangesloten zodanig dat in de ruimte bepaald tussen de bodem (9) en de wanden (1 ΟΙ 3) een hoeveelheid hemelwater opneembaar is, met het kenmerk dat tenminste een der verbindingen in elkaar stekende vormorganen (17) omvat alsmede borgmiddelen (18) voor het borgen van die in elkaar stekende vormorganen (17).

2. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 1, waarbij de borgmiddelen (18) tenminste een paar uit een in elkaar stekend uitsteeksel (24) en uitsparing (25) omvatten.

3. Hemelwater-afVoerbak (7) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de in elkaar 20 stekende vormorganen haaksluitingen (17) omvatten.

4. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 3, waarbij elke verbinding tenminste twee haaksluitingen (17) omvat.

5. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 3 of 4, waarbij de haaksluitingen (17) elk een haak (22) van de ene wand alsmede een sleuf (23) van de andere wand omvatten.

6. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 5, waarbij de lengte van de sleuf 30 (23) tenminste gelijk is aan de lengte van de haak (22), zodanig dat de haak (22) steekbaar is in de sleuf (23) en door verschuiven in de sleuf vastzetbaar is.

7. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 5 of 6, waarbij de haak (22) een wigvormige haakruimte (28) insluit, zodanig dat bij verschuiven van de haak het zich in die haakruimte (28) bevindende wandgedeelte van de andere wand vastklembaar is.

8. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens een der conclusies 5-7, waarbij elke haak (22) L-vormig is.

9. Henelwater-afVoerbak (7) volgens een der conclusies 5-8, waarbij elke haak (22) is afgekeerd van de borgmiddelen (18). 10

10. Hemelwater-aiVoerbak (7) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij twee tegenoverliggende wanden (10,11) in een geheel zijn uitgevoerd met de bodem (9), en de andere twee tegenoverliggende wanden (12, 13) aanliggen tegen de kopranden (20,21) gevormd door de één geheel (19) vormende wanden (10, 11) en 15 bodem (9).

11. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 10 wanneer afhankelijk van een der conclusies 3- 9, waarbij de haken (22) zijn voorzien aan de kopranden (20, 21) en de sleuven (23) zich bevinden in de daar tegenaan liggende wanden (12, 13 ). 20

12. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 11, waarbij de borgmiddelen (18) zich bevinden aan de bodem (9) en de daar tegenoverliggende delen van de wanden (12, 13).

13. Hemelwater-aiVoerbak (7) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de zijwanden (10, 11) schuin omhoog vanaf de bodem (9) uit elkaar lopen.

14. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de voorwand (12) en de achterwand (13) evenwijdig aan elkaar lopen. 30

15. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 13 en 14, waarbij de voorwand (12) en de achterwand (13) loodrecht op de zijwanden lopen (10, 11).

16. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verbindingsnaden zijn afgekit.

17. Hemelwater-afvoerbak volgens conclusie 16, waarbij de kitvoegen (27) zich 5 aan de binnenkant van de wanden (10-13) bevinden.

18. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in het afvoergat (14) zich een afvoerstomp (15) bevindt.

19. Hemelwater-afvoerbak (7) volgens conclusie 18, waarbij de afvoerstomp (15) aan het bovenste eind een naar buiten wijzende kraag (16) heeft, welke kraag (16) door middel van een kitvoeg (27) is aangesloten op de bodem (9).

20. Kas of warenhuis, omvattende een door kolommen (1) ondersteunde 15 dekconstructie met zich naast elkaar uitstrekkende goten (3) en een vanaf telkens twee goten (3) schuin omhoog lopende kap (4-6), aan tenminste een kopeind van elke goot (3) een hemelwater-afvoerbak (7) volgens een der voorgaande conclusies alsmede een op een hemelwater-afvoerbak (7) aangesloten afvoerpijp (8), waarbij de toevoeropening (26) in de voorwand (12) van de hemelwater-afvoerbak (7) is 20 aangesloten op een goot (3) en waarbij het afvoergat (14) van de hemelwater-afvoerbak (7) is aangesloten op een afvoerpijp (8).