NL2000830C2 - Hulpaandrijving. - Google Patents

Description

Hulpaandrijving

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hulpaandrijving voor een niet aangedreven voertuig, omvattende een frame, een verplaatsbaar aan dat frame 5 aan gebrachte drager, met die drager verbonden aandrijfeenheid omvattende een motor, een reductie en een aandrijforgaan.

Een degelijke hulpaandrijving is uit in de stand der techniek algemeen bekend en wordt voor aanhangwagens zoals caravans gebruikt om deze na het loskoppelen van het trekkende voertuig alsnog te kunnen manoeuvreren.

10 Een dergelijke hulpaandrijving bestaat uit een met het chassis van de aanhanger verbonden hulpframe en een motor met een voorziening om een wiel van een aanhanger aan te drijven. Deze voorzieningen kan een langsslede, kantelconstructie of dergelijke omvatten waarbij de voorziening voor de aandrijving van het wiel naar het wiel toe verplaatst wordt respectievelijk daarvan verwijderd wordt. Deze voorziening 15 kan een aandrijffol zijn die op het wiel aangrijpt. Eveneens is het mogelijk constructies met tandwielen te gebruiken die op enigerlei wijze op een deel van het wiel zoals de naaf aangrijpen.

Het is het doel van de uitvinding een dergelijke hulpaandrijving zodanig verder te ontwikkelen dat deze verdere toepassingsmogelijkheden toestaat.

20 Dit doel wordt bij een hierboven beschreven hulpaandrijving verwezenlijkt doordat een zich vanaf die aandrijfeenheid uitstrekkende vermogensaftakking aanwezig is.

Volgens de onderhavige uitvinding is de motor op gebruikelijke wijze met een reductie eenheid en aandrijfvoorziening zoals een aandrijfrol voorzien. Echter is naast deze delen een vermogensaftakking aanwezig bij hetzij de motor hetzij de reductie. Een 25 dergelijke vermogensaftakking moet onderscheiden worden van een in de stand der techniek bekende constructie waarbij gebruik gemaakt wordt van een enkele motor met overbrenging waarbij de aandrijfrol aan beide zijden van de uitgaande as van de overbrenging aangebracht kan worden. In een dergelijk geval steekt vanaf de "andere" zijde van de reductie een asstomp uit die niet nuttig gebruikt wordt. Deze wordt in de 30 stand der techniek met een dop afgesloten. De vermogensaftakking kan volgens de uitvinding gebruikt worden voor enig doel waarbij een verplaatsing bij voorkeur op mechanisch wijze verwezenlijkt moet worden.

Als niet beperkend voorbeeld wordt de verplaatsing van de motor ten opzichte van het hulpframe genoemd om een aangrijpverbinding tussen motor en wiel te verwezenlijken.

2

Een andere mogelijkheid waarbij de vermogensaftakking gebruikt kan worden is het verplaatsen van de op de aanhanger aangebrachte steunen voor het stabiel positioneren van de aanhanger. Een voorbeeld daarvan zijn poten waarmee een caravan of dergelijke in een stabiele positie gebracht kan worden. Verplaatsing van dergelijke poten kan 5 zuiver mechanisch maar ook hydraulisch plaatsvinden. In alle gevallen kan de daarvoor noodzakelijke energie afkomstig zijn van de vermogensaftakking van de motor/reductie-eenheid.

Begrepen zal worden dat talloze verdere voorbeelden denkbaar zijn waarmee met behulp van de motoraftakking enigerlei inrichting aangedreven wordt die anders is dan 10 het roterend aandrijven van het wiel van de betreffende aanhanger.

Een dergelijke vermogensaftakking kan zowel op motor als op de reductie aangebracht worden. De vermogensaftakking omvat bijvoorkeur een uit het betreffende deel stekende as al dan niet voorzien van een tandwiel voor verdere vermogensoverdracht. De motor/reductie-eenheid kan zowel lineair verplaatsbaar ten opzichte van het 15 hulpframe aangebracht zijn als verzwenkbaar of op enige andere voorstelbare wijze verplaatsbaar ten opzichte van het hulpframe gepositioneerd zijn.

Bij voorkeur wordt de verplaatsbaarheid van de motor ten opzichte van de aanhanger gebmikt voor het al dan niet werkzaam maken van de vermogensaftakking. Dat wil zeggen bij een uitvoering van de uitvinding is een koppeling met een verder aan te 20 drijven deel uitsluitend mogelijk indien de motor/reductie-eenheid niet tegen de band van het wiel geplaatst is of op andere wijze voor rotatie daarvan zorg draagt. Dat wil zeggen in de van de band verwijderde positie van de motor/reductie-eenheid is de vermogensaftakking effectief. Eventueel is het mogelijk in een bijzondere positie te voorzien, d.w.z. dat de motor/reductie-eenheid in drie posities geplaatst kan worden, te 25 weten een niet werkzame, een voor de vermogensaftakking werkzame en een voor het aan te drijven wiel werkzame positie.

Bovendien is het mogelijk met koppelingen te werken tussen de vermogensaftakking en het aan te drijven deel. Dergelijke koppelingen kunnen elektrisch of handbediend zijn. Volgens een variant van de uitvinding is de hartlijn van de as van de 30 vermogensaftakking evenwijdig aan de hartlijn van de aandrijfvoorziening zoals een aandrijfrol.

Volgens een andere variant van de uitvinding ligt de hartlijn van de as van de vermogensaftakking evenwijdig aan de rotatiehartlijn van de motor. Meer in het 3 bijzonder is deze evenwijdig aan de verplaatsingsrichting van de motor ten opzichte van het chassis van de aanhanger. Op deze wijze kan door verplaatsing van de motor/reductie-eenheid in de hierboven beschreven koppeling met de vermogensaftakking voorzien worden. Door het bewegen naar een positie weg van 5 aangrijping met het wiel kan de motor/reductie-eenheid en meer in het bijzonder daarop aangebrachte as van de vermogensaftakking in aangrijping komen met enig aan te drijven deel.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een motor/reductie-eenheid voor een hulpaandrijving die op bovenstaande wijze uitgevoerd is. Bovendien heeft de 10 uitvinding betrekking op een aanhanger voorzien van een hierboven beschreven hulpaandrijving en niveau regelende middelen voor een caravan of aanhanger voorzien van een vermogensaansluiting die koppelbaar is met de hierboven beschreven vermogensaftakking.

De uitving zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld 15 uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt worden. Daarbij toont:

Fig. 1 schematisch een hulpaandrijving en een deel van een aanhanger waarmee deze gebruikt kan worden; en

Fig. 2 een variant van de in fig. 1 getoonde constructie.

In fig. 1 is een deel van een aanhanger getoond omvattende een wiel (band) 10 dat 20 aangedreven moet worden met behulp van behulpaandrijving volgens de onderhavige uitvinding die in het geheel met 1 gegeven is. Deze hulpaandrijving bestaat uit een aandrijfmotor 2 een overbrenging/reductie 3 en een door de reductie aangedreven aandrijfrol 4. Deze aandrijfrol 4 is samen met de motor/reductie-eenheid 2/3 ten opzichte van het wiel verplaatsbaar in een aangrijppositie en een vrije positie. Deze 25 verplaatsbaarheid wordt verwezenlijkt door een middel van een slede 6 die in de richting van pijl 11 van en naar het wiel 10 verplaatsbaar is over een hulp frame 7 dat op niet nader afgebeelde wijze aan het chassis van de caravan bevestigd is. Dit vindt plaats door middel van een geleiding 8.

De hartlijn van de aandrijfrol is met 21 aangegeven.

30 Volgens de onderhavige uitvinding is de reductie 3 voorzien van een vermogensaftakking 5. Deze bestaat uit een as 9 waarop een tandwiel 19 is aangebracht. De hartlijn vanaf 9 is met 21 aangegeven en hartlijn 21 is parallel met hartlijn 20. Tandwiel 19 kan bij juiste positionering van de slede 6 in aangrijping 4 gebracht worden met een tandwiel 12 aangebracht op een as 13. Via een niet in detail getoonde constructie kan daarmee een as 14 aangedreven worden waarmee een aandrijving 7 bediend wordt voor het bedienen van een niveauregeling bestaande uit een poot 16. Deze poot 16 kan in de richting van de pijn 18 op de bodem geplaatst 5 worden waardoor een aanhanger stabiel geplaatst wordt (eventueel voor het verwisselen van een wiel).

Met de in fig. 1 getoonde constructie is het niet alleen mogelijk wiel 10 aan te drijven maar eveneens is het bij juiste positionering van de slede 6 mogelijk poot 16 te activeren respectievelijk weer in te trekken.

10 In fig. 2 is een variant van de uitvinding getoond. Ook hier is sprake van een hulpaandrijving 1 bestaande uit een motor 2 en overbrenging 3 met rol 4 uitgevoerd om al dan niet in aangrijping te komen met wiel 10. Een vermogensaftakking is met 5 aangegeven en is voorzien van een tandwiel 19. In dit voorbeeld is het tandwiel 19 uitgevoerd om via rondsel 12 in aangrijping te komen met een heugel 22 waardoor 15 slede 6 waarop de motorreductie eenheid 2/3 aangebracht is ten opzichte van het hulpframe 7 te verplaatsen. Eventueel kan een bijzondere constructie aanwezig zijn met bijvoorbeeld een koppeling 25 om de beweging van vermogensaftakking 5 te kunnen ontkoppelen van de rotatie van rol 4. Een dergelijke koppeling 25 kan eveneens aangebracht worden in as 13. Een dergelijke koppeling kan zowel elektrisch als met de 20 hand bediend worden en/of uitgevoerd zijn als slipkoppeling.

Na het bovenstaande zullen bij de stand der techniek dadelijk verdere toepassingen opkomen voor het verder gebruik maken van het vermogen van de motor 2 al dan niet in combinatie met de reductie 3 voor het aandrijven van verdere delen van een aanhanger. Deze aandrijving kan enige pomp (vloeistof/gas) omvatten alsmede andere 25 constructies die een mechanische verplaatsing bewerkstelligen.

In het algemeen zullen zowel aan de linkerzijde als de rechterzijde van een aanhanger hulpaandrijvingen aanwezig zijn. Het is volgens de onderhavige uitvinding mogelijk beide van een dergelijke vermogensaftakking te voorzien.

Claims (12)

1. Hulpaandrijving (1) voor een niet aangedreven voertuig, omvattende een frame (7), een verplaatsbaar aan dat frame aangebrachte drager (6), een met die drager verbonden 5 aandrijfeenheid omvattende een motor (2), een reductie (3) en een aandrijforgaan (4), met kenmerk, dat een zich vanaf die aandrijfeenheid uitstrekkende vermogensaftakking (5) aanwezig is.

2. Hulpaandrijving volgens conclusie 1, waarbij die vermogensaftakking op die 10 reductie (3) is aangebracht.

3. Hulpaandrijving volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die vermogensaftakking een uit de aandrijfeenheid stekende roterende as (9) omvat.

4. Hulpaandrijving volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die vermogensaftakking een uit de aandrijfeenheid stekend tandwiel (5) omvat.

5. Hulpaandrijving volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die vermogensaftakking uitgevoerd is voor verplaatsing van die drager (6) ten opzichte van 20 het frame (7).

6. Hulpaandrijving volgens conclusie 5, waarbij die drager lineair verplaatsbaar ten opzichte van het frame aangebracht is.

7. Hulpaandrijving volgens conclusie 5 of 6, waarbij die drager scharnierend verplaatsbaar ten opzichte van het frame aangebracht is.

8. Hulpaandrijving volgens een van de voorgaande conclusies in combinatie met conclusie 3, waarbij de hartlijn (21) van die as evenwijdig is met de hartlijn (20) van 30 dat aandrijforgaan.

9. Motorreductie eenheid voor een hulpaandrijving omvattende een roterend aangedreven uitgaande as (24) uitgevoerd voor verbinding met een aandrijfrol (4) en een verderen roterend aangedreven uitgaande as (9).

10. Motorreductie eenheid volgens conclusie 9, waarbij die verdere as van een tandwiel is voorzien.

11. Aanhanger voorzien van een hulpaandrijving volgens een van de conclusies 1-8, omvattende verplaatsbare, het niveau regelende middelen (15), met het kenmerk, dat 10 die vermogensaftakking (5) die niveau regelende middelen (15) aandrijft.

12. Niveau regelende middelen voor een caravan of een aanhanger omvattende een deel verplaatsbaar tussen een niet-werkzame ingebrachte postitie en een werkzame uitgebrachte positie, welk deel voorzien is van een vermogensaansluiting, die met een 15 vermogensaftakking koppelbaar is, die zich van een aandrijfeenheid van een hulpaandrijving voor die caravan of aanhanger uitstrekt. 20