NL2000414C2 - Verpakking voor levensmiddelen, in het bijzonder dranken. - Google Patents

Description

Verpakking voor levensmiddelen, in het bijzonder dranken

De uitvinding heeft betrekking op een verpakking voor levensmiddelen, in het bijzonder dranken. De uitvinding heeft tevens betrekking op een houder ten gebruike in een 5 dergelijke verpakking. De uitvinding heeft voorts betrekking op een zak ten gebruike in een dergelijke verpakking.

Voor opslag en distributie van levensmiddelen, in het bijzonder dranken, worden veelal vormvaste verpakkingen gebruikt, zoals bijvoorbeeld zogenaamde 10 geveltopverpakkingen (zogenaamde “gable top-verpakkingen”) of blokvormige verpakkingen (zogenaamde “brick-verpakkingen”). De geveltopverpakkingen worden doorgaans gebruikt voor het verpakken van zuivelproducten, zoals bijvoorbeeld melk en yoghurt, onderwijl de blokvormige verpakkingen doorgaans worden toegepast voor het verpakken van zowel zuiveldranken alsook vmchtensappen. De bekende verpakkingen 15 zijn vervaardigd uit geplastificeerd karton, waardoor enerzijds voldoende vormvastheid van de verpakking kan worden gegarandeerd, en waardoor anderzijds het in de verpakking opgenomen levensmiddel voldoende lang kan worden geconserveerd. Een belangrijk nadeel van de bekende verpakking is dat de ontwerpvrijheid van de verpakking aanzienlijk wordt beperkt door de materiaalkeuze om de verpakking uit 20 geplastificeerd karton te vervaardigen. Daarnaast is gebleken dat het relatief lastig is om geplastificeerd karton na gebruik te kunnen recyclen, hetgeen vanuit financieel oogpunt veelal ongewenst is en bovendien nadelig is voor de milieubelasting van de verpakking.

De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde verpakking voor 25 levensmiddelen, in het bijzonder dranken waarmee althans één van bovengenoemde nadelen kan worden voorkomen.

De uitvinding verschaft daartoe een verpakking van het in aanhef genoemde type, omvattende: een doosvormige houder, en een in de houder opgenomen in hoofdzaak 30 flexibele zak ingericht voor het bevatten van een levensmiddel, welke zak is voorzien van een in hoofdzaak vormvaste sluiting, waarbij ten minste een deel van de sluiting uitsteekt ten opzichte van de doosvormige houder. Door de verpakking de facto te laten bestaan uit een buitenverpakking (de doosvormige houder) en een binnenverpakking (de zak) kan de veipakking op verbeterde wijze worden geoptimaliseerd voor het duurzaam 2 kunnen conserveren van een levensmiddel, doordat de doosvormige houder kan worden geoptimaliseerd voor het realiseren van een relatief vormvaste verpakking en daarmee voldoende stevigheid en incasseringsvermogen kan waarborgen, en doordat de zak kan worden geoptimaliseerd voor het duurzaam en in hoofdzaak mediumdicht kunnen 5 verpakken van het levensmiddel. Daar de vormgeving, dimensionering en materiaalkeuze van de houder en de zak onafhankelijk van elkaar kunnen worden geoptimaliseerd zal de ontwerpvrijheid van de verpakking substantieel groter zijn dan de ontwerpvrijheid van de uit de stand van techniek bekende drankverpakkingen. Bovendien zal recycling van zowel de houder alsook de zak doorgaans aanzienlijk 10 eenvoudiger zijn dan recycling van het conventioneel toegepaste geplastificeerd karton, doordat zowel de houder alsook de zak doorgaans zullen zijn vervaardigd uit een enkele materiaalsoort. Naast de houder en de zak zal tevens de sluiting doorgaans worden geoptimaliseerd voor het op duurzame wijze in hoofdzaak mediumdicht, of althans in hoofdzaak vloeistofdicht, kunnen (her)afsluiten van de zak. Door de sluiting te laten 15 uitsteken ten opzichte van de doosvormige houder is de sluiting relatief goed toegankelijk voor een gebruiker, hetgeen het gebruiksgemak van de verpakking overeenkomstig de uitvinding ten goede komt. De verpakking is ingericht voor het al dan niet aseptisch verpakken van diverse soorten levensmiddelen, in het bijzonder dranken, waaronder vloeibare zuivelproducten, vruchtendranken, frisdranken, sappen, 20 thee- en koffiedranken, en eventuele alcoholische dranken, zoals bijvoorbeeld bier en mixdranken.

φ. Teneinde de oriëntatie vaitde stilting ten opzichte van de houder in hoofdzaak te kunnen fixeren, is het voordelig ingeval de sluiting is gekoppeld met de houder. Een 25 dergelijke fixatie zal doorgaans de handzaamheid van de sluiting en daarmee de gebruiksvriendelijkheid van de verpakking ten goede komen. De fixatie kan geschieden middels een lijmverbinding en/of een lasverbinding, doch het is tevens mogelijk om de sluiting mechanisch te koppelen met de houder, bijvoorbeeld door toepassing van één of meerdere koppelflenzen of koppellippen. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de 30 sluiting losneembaar gekoppeld met de doosvormige houder. Op deze wijze kan na lediging van de verpakking de van de sluiting voorziene zak relatief eenvoudig worden verwijderd van de houder, waardoor de recycling van de verpakking kan worden gefacilieerd.

3

Doorgaans zal de houder nagenoeg gesloten zijn uitgevoerd, teneinde de in de houder opgenomen zak op optimale wijze te kunnen beschermen. Bij voorkeur is de doosvormige houder voorzien van ten minste één eerste doorvoeropening voor doorvoer van althans een deel van de sluiting. Veelal zal de zak alsdan in hoofdzaak worden 5 omsloten door de houder, en zal slechts de sluiting althans gedeeltelijk zijn geleid door de eerste doorvoeropening en als zodanig uitsteken ten opzichte van de doosvormige houder. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de doosvormige houder voorzien van een de eerste doorvoeropening ten minste gedeeltelijk omgevende verzwakkingslijn. De verzwakkingslijn, zoals een vouwlijn en/of scheurlijn, is daarbij bij voorkeur 10 cirkel(segment)vormig vormgegeven en omgeeft daarbij de eerste doorvoeropening.

Een dergelijke voorkeursuitvoering is in het bijzonder voordelig ingeval de doorsnede van de sluiting groter is dan de doorsnede van de eerste doorvoeropening, waardoor de van de sluiting voorziene zak - doorgaans na lediging van de verpakking - na scheuren en/of vouwing van de omtrekszone rondom de eerste doorvoeropening nochtans relatief 15 eenvoudig kan worden gescheiden van de houder, hetgeen de recycling van de verpakking veelal ten goede komt.

De houder kan blokvormig (“brick-vormig”) zijn vormgegeven, waarbij de eerste doorvoeropening doorgaans in een bovenwand van de houder zal zijn aangebracht.

20 Echter, in een alternatieve voorkeursuitvoering is de houder in hoofdzaak flesvormig vormgegeven. Bij nadere voorkeur omvat de flesvormige houder een buik, welke buik een bodemelement en meerdere met het bodemelement verbonden opstaande gevouwen φ zijwanden omvat, en dat de houder een met de buik verbonden halsromvat, welke hals ten minste één taps toelopende gevouwen halswand omvat, waarbij ten minste één 25 omtreksrand van de tenminste ene halswand de eerste doorvoeropening voor het in de zak opgenomen levensmiddel definieert, waarbij de hals is verbonden met de sluiting voor het kunnen afsluiten van de doorvoeropening. Door de flesvormige verpakking te vouwen in plaats van te (trek)blazen of spuitgieten, zoals geschiedt bij de vervaardiging van conventionele PET-flessen, kan de fles dp relatief eenvoudige, en derhalve 30 goedkope wijze worden vervaardigd. De gevouwen flesvormige verpakking is als zodanig bij voorkeur zodanig stijf dat de verpakking een zelfdragend vermogen bezit, en derhalve relatief vormvast is. In een voorkeursuitvoering omvat de hals meerdere onderling verbonden gevouwen halswanden, waarbij de eerste doorvoeropening wordt gedefinieerd door ten minste één omtreksrand van ten minste twee halswanden. Door de 4 doorvoeropening voor het levensmiddel, in het. bijzonder een drank, te laten begrenzen door meerdere langsranden kan de eerste doorvoeropening relatief eenvoudig elke gewenste vorm en positie worden gegeven. Bij voorkeur doorsnijdt een centrale lengteas van de buik de doorvoeropening. Bij nadere voorkeur is de eerste 5 doorvoeropening in hoofdzaak centrisch gepositioneerd ten opzichte van een bovenaanzicht op de buik. Door de eerste doorvoeropening centraal aan te brengen in de taps toelopende hals, hetgeen gebruikelijk is voor velerlei conventionele flessen, kan het levensmiddel relatief eenvoudig en bovendien in hoofdzaak volledig uit de verpakking worden verwijderd.

10

In een voorkeursuitvoering omvat de sluiting een in hoofdzaak vormvaste tuit, welke tuit is voorzien van een afsluitbaar doorvoerkanaal, welk doorvoerkanaal aansluit op een in de zak aangebrachte tweede doorvoeropening voor het levensmiddel. De in hoofdzaak vormvast tuit is bij voorkeur voorzien van een dop voor het kunnen afsluiten 15 van het doorvoerkanaal. Bij voorkeur zijn de tuit en de dop onderling koppelbaar middels een schroefdraadverbinding, een bajonetverbinding, een trektuitverbinding of een snapverbinding. Op deze wijze kan de verpakking, en in het bijzonder de zak, op relatief gebruiksvriendelijke wijze in hoofdzaak mediumdicht worden afgesloten. De zak zal doorgaans meerdere, onderling via zijnaden verbonden zakwanden omvatten.

20 De tweede doorvoeropening kan zijn aangebracht in één van de zakwanden. Doch het is eveneens denkbaar om de tweede doorvoeropening te laten vormen tussen meerdere zakwanden ter plaatse van een (onderbroken deel) van een zijnaad. In een bijzondere voorkeursuitvoering sluiten naburig gelegen zijnaden van de zak onderling een hoek.in van ten minste 100 graden, en bij nadere voorkeur ten minste 120 graden, en in het 25 bijzonder 135 graden. Toepassing van deze stompe hoeken facilieert reiniging van de zak, waarbij de kans op achterblijven van reinigingsmiddel in de zak tijdens en na het reinigingsproces kan worden geminimaliseerd, waardoor de reiniging van de zak kan worden geoptimaliseerd. Bovendien kan door toepassing van de stompe hoeken, na vulling van de zak met levensmiddel, relatief eenvoudig een in hoofdzaak volledige 30 lediging van de zak worden gerealiseerd. Door toepassing van de stompe hoeken kan relatief eenvoudig worden gerealiseerd dat ten minste een deel van de zak taps toeloopt in de richting van de sluiting, hetgeen (in hoofdzaak volledige) uitname van het levensmiddel uit de zak doorgaans zal faciliëren.

5

De doosvormige houder is ten minste gedeeltelijk vervaardigd uit karton en/of kunststof. Vanuit oogpunt van recycling geniet het doorgaans de voorkeur de houder uit een enkele materiaalsoort te vervaardigen, waarbij karton veelal de bijzonder voorkeur zal genieten doordat karton vanuit financieel oogpunt doorgaans aantrekkelijker is dan 5 kunststof. De zak is bij voorkeur uit een (flexibel) folie vervaardigd. Het folie zal doorgaans ten minste gedeeltelijk uit kunststof, in het bijzonder polyethyleen (PE) of polyethyleentereftalaat (PET), zijn vervaardigd. Als alternatief kan het folie uit metaal, in het bijzonder aluminium, zijn vervaardigd. Het folie fungeert bij voorkeur tevens als barrière tegen zuurstof, smaakstoffen en lichtinval. In een bijzondere 10 voorkeursuitvoering is het folie opgebouwd uit meerdere onderling gelamineerde (kunststof) fo belagen, teneinde de conservering van het levensmiddel te kunnen optimaliseren.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een houder ten gebruike in een verpakking 15 overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft tevens betrekking op een zak ten gebruike in een verpakking overeenkomstig de uitvinding. Voordelen en voorkeursuitvoeringen van de houder respectievelijk de zak overeenkomstig de uitvinding zijn reeds in het voorgaande uitvoerig besproken. Opgemerkt zij dat het denkbaar is dat de houder respectievelijk de zak overeenkomstig de uitvinding separaat 20 zullen worden vermarkt.

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden.JTierin toont: figuur la een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een verpakking 25 overeenkomstig de uitvinding, figuur lb een perspectivisch aanzicht op de verpakking volgens figuur la, figuur lc een ander perspectivisch aanzicht op de verpakking volgens figuur la, figuur 2a een dwarsdoorsnede van een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een verpakking overeenkomstig de uitvinding, 30 figuur 2b een perspectivische dwarsdoorsnede van de verpakking volgens figuur 2a, figuur 3a een perspectivisch aanzicht op een deel van een derde uitvoeringsvorm van een verpakking overeenkomstig de uitvinding, figuur 3b een perspectivische dwarsdoorsnede van de verpakking volgens figuur 3a, 6 figuren 4a en 4b perspectivische aanzichten op een sluiting ten gebruike in de verpakking volgens figuur la, figuren 5a en 5b perspectivische aanzichten op een sluiting ten gebruike in de verpakking volgens figuur 2a, 5 figuren 6a en 6b perspectivische aanzichten op een sluiting ten gebruike in de verpakking volgens figuur 3a, figuren 7a en 7b perspectivische aanzichten op een alternatieve sluiting ten gebruike in een verpakking overeenkomstig de uitvinding, figuren 8a-8c een werkwijze voor het vervaardigen van een zak ten gebruike in een 10 verpakking overeenkomstig de uitvinding, figuren 9a-9c een werkwijze voor het vervaardigen van een andere zak ten gebruike in een verpakking overeenkomstig de uitvinding, en figuren 10a-10c verschillende werkwijzen voor het aanbrengen van een zak in een doosvormige houder ter vervaardiging van een verpakking overeenkomstig de 15 uitvinding.

Figuur la toont een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een verpakking 1 overeenkomstig de uitvinding. De verpakking 1 omvat een kartonnen doosvormige houder 2 waarin een kunststof zak 3 is opgenomen. De zak is in hoofdzaak 20 mediumdicht uitgevoerd en is ingericht voor het bevatten van een drank, zoals bijvoorbeeld vruchtensap of al dan niet koolzuurhoudende frisdrank. De zak 3 is verbonden met een schenktuit 4, welke schenktuit 4 deels is aangebracht in een in de c houdeij 2 aangebrachte doorvoeropening. 5 ,„waarbij de'schenktuit 4 uitsteekt ten opzichte van de houder 2. De schenktuit 4 is voorzien van een uitwendige schroefdraad 25 6 (zie tevens figuren 4a en 4b), waardoor de schenktuit 4 is ingericht voor samenwerking met een van overeenkomstige schroefdraad voorziene dop (niet-weergegeven) voor het kunnen afsluiten van de schenktuit 4 en daarmee van de zak 3. De schenktuit 4 is middels een lijmverbinding of lasverbinding verbonden met de zak 3. De schenktuit 4 is voorzien van een uitkragende flens 7, via welke flens 7 de schenktuit 30 4 is gekoppeld met de doosvormige houder 2, teneinde de oriëntatie van de schenktuit 4 ten opzichte van de houder 2 in hoofdzaak te kunnen fixeren. Zoals getoond is de externe diameter van de flens 7 groter dan de diameter van de in de houder 2 aangebrachte doorvoeropening 5, waardoor de schenktuit 4 in zekere zin wordt geborgd door de houder 2. Doorgaans zal tijdens het vervaardigen van de getoonde verpakking 7 1, de van de schenktuit 4 voorziene zak 3 via een (niet-weergegeven) onderzijde van de doosvormige houder 2 in de houder 2 worden gebracht, waarna de onderzijde zal worden gesloten (zie tevens figuur 10b). Een bovenzijde 8 van de houder 2 is voorzien van een de doorvoeropening 5 omgevende scheurlijn 9 (zie tevens figuur lb), teneinde 5 verwijdering van de van de schenktuit 4 voorziene zak 3 (na lediging van de verpakking 1) te kunnen faciliëren. De diameter van de scheurlijn 9 is hierbij groter dan de uitwendige diameter van de flens 7. In figuur lc is getoond dat de schenktuit 4 en de daarmee verbonden zak 3 via de in de bovenzijde 8 van de houder 3 aangebrachte doorvoeropening 5 kunnen worden verwijderd na het doen scheuren van de scheurlijn 9, 10 teneinde de kunststof zak 2 te kunnen scheiden van de kartonnen houder 2, hetgeen de verwerking en eventuele recycling van de verpakking 1 doorgaans aanzienlijk ten goede komt.

Figuur 2a toont een dwarsdoorsnede van een deel van een tweede uitvoeringsvorm van 15 een verpakking 10 overeenkomstig de uitvinding. De verpakking 10 omvat een in hoofdzaak vormvaste houder 11, waarin een zak 12 is opgenomen, waarbij de zak 12 is ingericht voor het bevatten van een levensmiddel, doorgaans een drank. De zak is voorzien van een tuit 13, welke tuit 13 een in een bovenzijde 14 van de houder 11 aangebrachte (eerste) doorvoeropening 15 doorsteekt. De tuit 13 is voorzien van een 20 uitkragende flens 16 waaraan twee koppellippen 17a, 17b zijn bevestigd voor het (enigszins) kunnen koppelen van de tuit 13 aan de houder 11 (zie tevens figuren 5a en 5b). De tuit 13 is voorzien van een onderbroken schroefdraad 18, waardoor de tuit 13 is ingericht voor samenwerking met een schroefdop (niet-weergegeven). De tuit 13 omsluit een doorvoerkanaal 19 (zie tevens figuur 2b), welk doorvoerkanaal 19 aansluit 25 op een in de zak 12 aangebrachte (tweede) doorvoeropening 20 voor een in de zak 12 opgenomen levensmiddel.

Figuur 3a toont een perspectivisch aanzicht op een deel van een derde uitvoeringsvorm van een verpakking 21 overeenkomstig de uitvinding. De verpakking 21 omvat een 30 doosvormige houder 22, welke houder 22 een taps toelopende hals 23 omvat. De hals 23 omvat een viertal onderlinge taps toelopende halswanden 23a, 23b, 23c, 23d, waarvan de bovenranden een opneemruimte 24 definiëren voor een schenktuit 25. De uit kunststof vervaardigde, in hoofdzaak vormvaste schenktuit 25 (zie figuren 6a en 6b) is middels verlijming of verlassing verbonden met de hals 23 en is daarmee als zodanig 8 gefixeerd ten opzichte van de halswanden 23a. 23b, 23c. 23d. De schenktuit 25 is in hoofdzaak mediumdicht verbonden met een in de houder 22 opgenomen zak 26 (zie figuur 3b), welke zak 26 is ingericht voor het bevatten van een levensmiddel. Na lediging van de zak 26 kan de schenktuit 25 worden losgescheurd van de halswanden 5 23a, 23, 23c, 23d en kan de schenktuit 25 tezamen met de zak 26 uit de houder 22 worden verwijderd en vervolgens worden gerecycled.

Figuren 7a en 7b tonen perspectivische aanzichten op een alternatieve sluiting 27, of althans een deel daarvan, ten gebruike in een verpakking overeenkomstig de uitvinding. 10 De alternatieve sluiting 27 is constructief gelijkend op de in figuren 5a en 5b getoonde sluiting 13, met het verschil dat de alternatieve sluiting 27 zoals getoond in figuren 7a en 7b is voorzien van een geprofileerde koppelstructuur 28 voor gefacilieerde en/of verbeterde koppeling van een (niet-weergegeven) zak aan de alternatieve sluiting 27. Evenals de in figuren 4a-6b getoonde sluitingen 4, 13, 25 is de in figuren 7a en 7b 15 getoonde alternatieve sluiting 27 voorzien van een uitkragende ring 50, die tevens veelal wordt aangeduid als een zogenaamde Satumusring, waardoor de sluitingen 4, 13, 25, 27 zijn ingericht om te kunnen worden gekoppeld met conventionele vullijnen voor het vullen van bijvoorbeeld PET-flessen, hetgeen het vulproces aanzienlijk facilieert en vanuit financieel oogpunt doorgaans tevens bijzonder voordelig is.

20

Figuren 8a-8c tonen een werkwijze voor het vervaardigen van een zak 29 ten gebruike in een verpakking overeenkomstig de uitvinding. Vooreerst wordt in een foliemateriaal 3&een doorvoeropening 31 aangebrachk(figuur 8a), waarna een tuit 32 .wordt. aangebracht op het foliemateriaal 30 ter plaatse van de doorvoeropening 31 (figuur 8b). 25 Vervolgens wordt het foliemateriaal 30 dubbel gevouwen en gedeeltelijk met elkaar verlast om zijnaden 33 te vormen, waardoor de zak 29 wordt verkregen (figuur 8c). Zoals getoond sluiten naastgelegen zijnaden 33 onderling een hoek in die groter is dan 120 graden, hetgeen de reinigbaarheid van de zak 29 aanzienlijk vergroot. Het foliemateriaal 30 zal doorgaans zijn vervaardigd uit kunststof, en veelal uit een laminaat 30 van verschillende kunststoflagen, teneinde de conservering van een in de zak 29 gehouden levensmiddel te kunnen optimaliseren.

Figuren 9a-9c tonen een werkwijze voor het vervaardigen van een andere zak 34 ten gebruike in een verpakking overeenkomstig de uitvinding. De zak 34 wordt vervaardigd 9 uit een foliemateriaal 35 (figuur 9a). Aan een langsrand 36 van het foliemateriaal 35 wordt een schenktuit 37 gepositioneerd (figuur 9b), waarna het foliemateriaal 35 wordt dubbel gevouwen. Vervolgens worden verschillende zijnaden 38 met elkaar verlast, en wordt de langsrand 36 bevestigd rondom de schenktuit 37, waardoor de van de 5 schenktuit 37 voorziene zak 34 wordt gevormd.

Figuur 10a toont een eerste werkwijze voor het aanbrengen van een zak 38 in een doosvormige houder 39 ter vervaardiging van een verpakking overeenkomstig de uitvinding, waarbij de zak 38 in opgevouwen toestand via een in een bovenzijde 40 van 10 de houder 39 aangebrachte doorvoeropening (niet-weergegeven) in de houder 39 wordt aangebracht. De zak 38 is voorzien van een tuit 41, welke tuit 41 vervolgens wordt bevestigd aan de houder 39. De tuit 41 is ingericht voor zowel het met een levensmiddel kunnen vullen van de zak 38 alsook voor het vervolgens gefacilieerd kunnen uitnemen, van het betreffende levensmiddel. Door toepassing van de tuit 41 kan het vullen 15 geschieden middels bestaande vullijnen ingericht voor het vullen van bijvoorbeeld PET-flessen.

Figuur 10b toont een tweede werkwijze voor het aanbrengen van een zak 42 in een doosvormige houder 43 ter vervaardiging van een verpakking overeenkomstig de 20 uitvinding, waarbij de zak 42 via een in een geopende onderzijde 44 van de houder 43 in de houder 43 wordt aangebracht. De zak 42 kan tijdens het aanbrengen van de zak 42 in de houder 43 reeds gevuld zijn met een levensmiddel, doch kan tevens in een later * stadium worden gevuld. . ,v 25 Figuur 10c toont een derde werkwijze voor het aanbrengen van een zak 45 in een doosvormige houder, en in het bijzonder een flesvormige houder 46 ter vervaardiging van een verpakking overeenkomstig de uitvinding. De flesvormige houder 46 omvat meerdere onderling taps toelopende halswanden 47a, 47b, 47c, 47d, welke halswanden 47a, 47b, 47c, 47d vouwbaar zijn verbonden met een buik 48 van de houder 46.

30 Alvorens de halswanden 47a, 47b, 47c, 47d onderling worden verbonden wordt de van een schenktuit 49 voorziene zak 45 aangebracht in de houder 46, waarna de halswanden 47a, 47b, 47c, 47d onderling worden verlijmd of worden verlast. De schenktuit 49 zal tevens worden verlijmd of worden verlast met de halswanden 47a, 47b, 47c, 47d. De zak 45 kan in gevulde toestand worden aangebracht in de houder 46. Echter, het is 10 tevens denkbaar om de zak 45 in lege (ongevulde) toestand aan te brengen in de houder 46, waarbij de zak na assemblage van de verpakking zal worden gevuld met een levensmiddel.

5 Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen.

. . rw ....

C*£r- '

Claims (25)

1. Verpakking voor levensmiddelen, in het bijzonder dranken, omvattende: een doos vormige houder, en 5. een in de houder opgenomen in hoofdzaak flexibele zak ingericht voor het bevatten van een levensmiddel, welke zak is voorzien van een in hoofdzaak vormvaste sluiting, waarbij ten minste een deel van de sluiting uitsteekt ten opzichte van de doosvormige houder. 10

2. Verpakking volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de sluiting is gekoppeld met de doosvormige houder.

3. Verpakking volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de sluiting losneembaar 15 is gekoppeld met de doosvormige houder.

4. Verpakking volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de sluiting middels een lasverbinding en/of lijmverbinding is gekoppeld met de doosvormige houder.

5. Verpakking volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de sluiting is voorzien van ten minste één koppellip voor koppeling van de sluiting aan de doosvormige houder. v . ,

6. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 25 doosvormige houder is voorzien van ten minste één eerste doorvoeropening voor doorvoer van althans een deel van de sluiting.

7. Verpakking volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de doosvormige houder is voorzien van een de eerste doorvoeropening ten minste gedeeltelijk omgevende 30 verzwakkingslijn.

8. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder in hoofdzaak flesvormig is vormgegeven.

9. Verpakking volgens conclusie 6 of 7, en conclusie 8. met het kenmerk, dat de flesvormige houder een buik omvat, welke buik een bodemelement en meerdere met het bodemelement verbonden opstaande gevouwen zijwanden omvat, en dat de houder een met de buik verbonden hals omvat, welke hals ten minste één taps toelopende 5 gevouwen halswand omvat, waarbij ten minste één omtreksrand van de tenminste ene halswand de eerste doorvoeropening voor het in de zak opgenomen levensmiddel definieert, waarbij de hals is verbonden met de sluiting voor het kunnen afsluiten van de doorvoeropening.

10. Verpakking volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de hals meerdere onderling verbonden gevouwen halswanden omvat, waarbij de eerste doorvoeropening wordt gedefinieerd door ten minste één omtreksrand van ten minste twee halswanden.

11. Verpakking volgens een der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat een centrale 15 lengteas van de buik de eerste doorvoeropening doorsnijdt.

12. Verpakking volgens een der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat de eerste doorvoeropening in hoofdzaak centrisch is gepositioneerd ten opzichte van een bovenaanzicht op de buik. 20

13. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sluiting een in hoofdzaak vormvaste tuit omvat, welke tuit is voorzien van een afsluitbaar doorvoerkanaal, welk doorvoerkanaal aansluit op een in de zak aangebrachte tweede doorvoeropening voor het levensmiddel. 25

14. Verpakking volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de tuit is voorzien van een dop voor het kunnen afsluiten van het doorvoerkanaal.

15. Verpakking volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de tuit en de dop 30 onderling koppelbaar zijn middels een schroefdraadverbinding.

16. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zak meerdere, onderling via zijnaden verbonden zakwanden omvat.

17. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de naburige zijnaden van de zak onderling een hoek insluiten van ten minste 120 graden.

18. Verpakking volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de sluiting 5 aansluit op een in een zakwand aangebrachte tweede doorvoeropening voor het levensmiddel.

20. Verpakking volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de sluiting aansluit op een door meerdere zakwanden gedefinieerde tweede doorvoeropening voor 10 het levensmiddel.

21. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een deel van de zak taps toeloopt in de richting van de sluiting.

22. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doosvormige houder ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit karton en/of kunststof.

22. Verpakking volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zak is vervaardigd uit folie. 20

23. Verpakking volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het folie is opgebouwd uit meerdere onderling gelamineerde folielagen.

24. Doosvormige houder, in het bijzonder flesvormige houder, ten gebruike in een 25 verpakking volgens een der conclusies 1-23.

25. Zak ten gebruike in een verpakking volgens een der conclusies 1-23.