NL194927C - Radar-inrichting voor het regelen van valse alarmen. - Google Patents

Radar-inrichting voor het regelen van valse alarmen. Download PDF

Info

Publication number
NL194927C
NL194927C NL8900836A NL8900836A NL194927C NL 194927 C NL194927 C NL 194927C NL 8900836 A NL8900836 A NL 8900836A NL 8900836 A NL8900836 A NL 8900836A NL 194927 C NL194927 C NL 194927C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
antennas
channels
threshold
aircraft
receiving
Prior art date
Application number
NL8900836A
Other languages
English (en)
Other versions
NL8900836A (nl
NL194927B (nl
Original Assignee
Dassault Electronique
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dassault Electronique filed Critical Dassault Electronique
Publication of NL8900836A publication Critical patent/NL8900836A/nl
Publication of NL194927B publication Critical patent/NL194927B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL194927C publication Critical patent/NL194927C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01SRADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
    • G01S7/00Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00
    • G01S7/02Details of systems according to groups G01S13/00, G01S15/00, G01S17/00 of systems according to group G01S13/00
    • G01S7/28Details of pulse systems
    • G01S7/2813Means providing a modification of the radiation pattern for cancelling noise, clutter or interfering signals, e.g. side lobe suppression, side lobe blanking, null-steering arrays

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Radar, Positioning & Navigation (AREA)
  • Remote Sensing (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Radar Systems Or Details Thereof (AREA)

Description

1 194927
Radar-inrichting voor het regelen van valse alarmen
De uitvinding heeft betrekking op een radar-inrichting voor het regelen van valse alarmen, voorzien van twee antennes die ontvangorganen bedienen die ten minste gedeeltelijk zijn gescheiden in twee ontvang-5 kanalen en worden gevolgd door verwerkingsorganen.
Een dergelijke radar-inrichting is in zijn algemeenheid bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.875.569. Hierbij is een eerste antenne, de hoofdantenne, verbonden met zendorganen en een ontvang-kanaai. Een tweede antenne, de bewakingsantenne, is slechts verbonden met een ontvangkanaal. Deze bewakingsantenne kan van het rondstraaltype zijn, nauwkeuriger gezegd minder richtingsgevoelig en zo 10 geregeld dat de zijlobben of secundaire lobben van de hoofdantenne gedekt worden. Een doel wordt gedetecteerd in de hoofdantenne, terwijl een vals alarm, zoals afkomstig van bijvoorbeeld een grondecho die resulteert uit reflectie van zijlobben van de uitgezonden bundel van de hoofdantenne, waargenomen wordt door de bewakingsantenne. Wanneer de reflecties niet afkomstig zijn van een doel, maar storende echo’s zijn, bijvoorbeeld afkomstig van sterke reflecties van de secundaire lobben, kan ten onrechte een 15 doel aangegeven worden, hetgeen leidt tot een vals alarm.
Daarnaast bestaan er toepassingen waarbij het onmogelijk is een tweede ontvangkanaal met de gewenste eigenschappen van ’’geringere richtingsgevoeligheid” tot uitvoering te brengen. Het stralings-diagram van dat tweede ontvangkanaal moet dan immers precies onder dat van het eerste kanaal in de hoofdlob daarvan liggen, en iets boven dat van het eerste ontvangkanaal in zijn secundaire lobben; in het 20 andere geval zou de regeling van de valse alarmen detectieverliezen aan het nuttige doel kunnen meebrengen, want de detectiedrempel zou abnormaal hoog worden zodat in het hulpkanaal grondecho’s, zelfs zwakke, zouden verschijnen die niet zouden overeenstemmen met de secundaire lobben van het eerste kanaal.
Dit geschetste probleem doet zich in het bijzonder voor wanneer de hoofdlob geen zeer grote versterking 25 heeft, dus bij antennes met een relatief grote hoek, of wanneer het niveau van de secundaire lobben met onvoldoende nauwkeurigheid kan worden bepaald. Een doel van de uitvinding is daarin verbetering te brengen.
Een ander doel van de uitvinding is het oplossen van de problemen die optreden wanneer antennes worden geplaatst nabij een constructie-element waarvan de elektromagnetische eigenschappen slecht 30 bekend zijn of variabel zijn (een beweegbaar constructie element bijvoorbeeld). Het gevolg is immers dat de secundaire lobben van de antenne eveneens slecht bekend zijn.
Een ander doel is het mogelijk maken van de opstelling van antennes die naar de achterzijde van een luchtvaartuig zijn gericht, en wel zonder te zeer te worden gehinderd door grondecho’s.
De uitvinding heeft verder in zijn algemeenheid onder meer tot doel verbetering te brengen in de detectie 35 van valse alarmen.
De radar-inrichting volgens de uitvinding wordt daartoe door de maatregelen gekenmerkt dat de beide antennes door dezelfde zendorganen worden gevoed en praktisch dezelfde hoofdbelichtingszone hebben maar secundaire lobben voor de verspreide straling bezitten die ten minste gedeeltelijk verschillend zijn, waarbij de verwerkingsorganen geschikt zijn om iedere echo die wordt ontvangen met een sterkte onder 40 een drempel die in één van de ontvangkanalen is gekozen als vals alarm te beschouwen. Onder voorbehoud van een geschikte keuze van de drempelwaarden is het dan mogelijk de echo’s die zijn opgenomen met het strooistralingsdiagram van één van de antennes die tot een echo onder de drempel in de andere antenne zullen leiden, te onderscheiden van de echo’s die zijn ontvangen via de hoofdlussen van de twee antennes die beiden boven de drempel zullen liggen. De onderhavige radar-inrichting biedt voordelen 45 wanneer de gebruikte zendorganen van de soort zijn met een hoge herhalingsfrequentie en in principe werken met een grote vormfactor.
Voor toepassen van de onderhavige radar-inrichting met dergelijke radar-lnrichtingen is het zeer belangwekkend dat de ontvangkanalen eerst een Doppler-analyse uitvoeren en vervolgens een afstand-analyse indien de toepassing dit noodzakelijk maakt.
50 Onder deze laatste veronderstelling kunnen de ontvangkanalen de afstand-analyse uitvoeren door middel van een in tweeën gesplitste filteren, enerzijds bij een gekozen middenfrequentie, anderzijds bij deze middenfrequentie vermeerderd met een veelvoud van de herhalingsfrequentie, terwijl de doortaatband van de filtering telkens ten hoogste gelijk is aan de waarde van de herhalingsfrequentie.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige radar-inrichting vergelijken de verwerkingsorganen de bij 55 elkaar behorende echo’s (zelfde Doppler/afstand-vak) die afkomstig zijn van de twee kanalen met de gekozen drempel, en verwerpen zij de echoparen waarvoor ten minste één van de twee kanalen beneden de drempel blijkt te liggen.
194927 2
In een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige radar-inrichting construeren de verwerkingsorganen het product van een echo van een kanaal met de geconjugeerde van de echo van het andere kanaal en verwerpen zij de echoparen waarvoor dit product (dat het product van de in de twee kanalen ontvangen energieën voorstelt) lager is dan de gekozen drempel.
5 Hoewel de onderhavige radar-inrichting verschillende toepassingen kan hebben, is zij bijzonder geschikt voor het geval dat (ten minste) twee antennes worden gebruikt die aan weerszijden van het richtingsroer van een vliegtuig (of meer in het algemeen van een constructie-element van een mobiele drager) zijn geplaatst en naar achteren zijn gericht. Er wordt zo te werk gegaan dat de ontvangorganen uitsluitend gevoelig zijn voor de terugkomende energie waarvan de Doppler-analyse een nadering van het vliegtuig 10 uitwijst. Bij de onderhavige radar-inrichting kunnen de verwerkingsorganen zo de valse alarmen elimineren die in het bijzonder zijn toe te schrijven aan grondpunten die zich naar de voorzijde van het vliegtuig toe bevinden.
i De antennes die voor deze soort toepassing kunnen worden gebruikt, hebben vaak een tamelijk grote hoekopening (kenmerkend 90°), dus een gering versterkingsfactorverschil tussen de hoofd!us en het 15 secundaire stralingsdiagram, welk laatste bovendien nogal slecht gedefinieerd is waardoor de aanwezigheid van de constructie-elementen van het vliegtuig. De moeilijkheid waarop dan wordt gestoten, is dat de grondecho’s die afkomstig zijn van voor het vliegtuig en die binnenkomen via het strooistralingsdiagram van de antennes en die meestal sterk zijn als gevolg van een eveneens grote equivalente radaroppervlak, zeer hinderlijk zijn voor de Doppler-analyse en -detectie, bedoeld voor het aantonen van bewegende voorwerpen 20 die van achteren naderen. De onderhavige radar-inrichting brengt een zeer elegante oplossing voor dit probleem.
Voor deze soort toepassing zal het eveneens belangwekkend zijn te voorzien in ten minste drie antennes, bijvoorbeeld twee antennes aan beide zijden van het richtingsroer (ofwel één aan de ene zijde en twee aan de andere), om zo een verschilmeting te kunnen uitvoeren. Beschikt wordt over ontvangorganen 25 die ten minste voor een deel voor de verschillende antennes afzonderlijk zijn, hetgeen in totaal ten minste drie ontvangkanalen oplevert. En de verwerkingsorganen zullen telkens werkzaam zijn tussen de ontvang-kanalen die betrekking hebben op twee antennes die aan de ene en de andere zijde van het richtingroer zijn geplaatst.
Dit maakt het mogelijk een azimuth-meting uit te voeren tussen twee antennes die geplaatst zijn op 30 hetzelfde horizontale niveau (waarbij hier de horizontaal het vlak is van de vleugels van het vliegtuig), alsmede een meting waarin de hoogte tussen twee antennes is begrepen die zijn geplaatst op verschillende horizontale niveaus. Dergelijke metingen van azimuth en hoogte zij op zich algemeen bekend.
De uitvinding zal worden toegelicht in de beschrijving waarbij verwezen wordt naar de tekening waarin: 35 figuur 1 schematisch een luchtvaartuig toont dat is uitgerust met twee antennes en dat een onderhavige radar-inrichting kan opnemen; figuur 2 schematisch het stralingsdiagram van een antenne toont; figuur 3 zeer schematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige radar-inrichting met vier antennes toont; 40 figuur 4 het principeschema is van een onderhavige radar-inrichting; en figuren 5 en 6 twee gedetailleerde gedeeltelijke schema's zijn die kunnen worden toegepast op een onderhavige radar-inrichting.
In figuur 1 bezit een luchtvaartuig AN een romp FL, een linker vleugel WG en een rechter vleugel WD, en 45 aan de achterzijde een richtingroer DAN dat in axiale richting naar boven uitsteekt met aan weerszijden de stabilisatie-roeren SG en SD.
Op de romp en aan weerszijden van het richtingroer zijn ten minste een linkerantenne AG en een rechterantenne AD gemonteerd. De twee antennes hebben bijvoorbeeld een stralingsdiagram met een hoekopening van 90° die naar achteren is gekeerd en met een as evenwijdig aan de lengte-as van het 50 vliegtuig.
Figuur 2 toont schematisch het stralingsdiagram van een antenne met een hoofdlus l_P die naar achteren is gekeerd, alsmede secundaire hoofdlussen LS 1 en LS 2 die vergezeld gaan van een strooistralingsdiagram DS, minder goed gedefinieerd, ook wel genaamd "verre secundaire lussen" ("far side lobes”).
Zoals reeds aangegeven kunnen bepaalde moeilijkheden worden opgelost door te voorzien in twee 55 antennes waarvan de ene het stralingsdiagram bezit dat met een getrokken lijn in figuur 2 is weergegeven, terwijl de andere het stralingsdiagram bezit dat met een streeplijn is aangegeven en met ED is aangeduid (de omhullende van het strooistralingsdiagram en van de secundaire lussen). Deze oplossing is niet geheel 3 194927 bevredigend, in het bijzonder in die gevallen waarin de versterkingsfactor van de hoofdlus ten opzichte van die van de secundaire lussen niet zeer groot is, en evenmin wanneer het strooistralingsdiagram slecht bekend is. het is met name het geval bij het plaatsen van antennes aan boord van een luchtvaartuig, bijvoorbeeld op de in figuur 1 weergegeven wijze.
5 Figuur 3 toont schematisch een luchtvaartuig in achteraanzicht en toont de plaatsing van vier antennes aan weerszijden van zijn richtingroer DAN. Een hoge linkerantenne AGH, een lage AGB en aan de andere zijde een rechterantenne ADH en een rechterantenne ADB zijn te onderscheiden. De vakman zal begrijpen dat drie antennes voldoende zijn. De vierde antenne kan nuttig zijn om redenen van symmetrie, (radio-elektrisch en/of aërodynamisch), met of zonder bijbehorend ontvangkanaal. In het vervolg van de beschrij-10 ving duidt het symbool AG één van de linkerantennes aan en het symbool AD één van de rechterantennes.
Deze twee antennes AG en AD worden teruggevonden in figuur 4.
De zendorganen van de radar-inrichting zijn voorzien van een zend-oscillator OE die werkt bij een . frequentie FE, gevolgd door een zendschakelaar CE die wordt aangedreven met een herhalingsfrequentie FR, bepaald door een bron SFR.
15 Hier wordt verondersteld dat de radar-inrichting een hoge herhalingsfrequentie heeft, kenmerkend ten minste enkele tientallen kilohertz, en dat zij een grote vormfactor bezit, dat wil zeggen dat de zendschakelaar CE gesloten is gedurende een aanzienlijk gedeelte van de duur van de herhalingsperiode (bijvoorbeeld de helft van deze periode). Het zo verkregen gemoduleerde signaal wordt aangeboden aan een zendversterker AE die een zendantenne A voedt. In afwijking hiervan zóu de versterker de antennes 20 AG en AD kunnen voeden via circulators (zie de variant in figuur 5).
Een lokale oscillator OL levert een middenfrequentie Fi. Een mengtrap M0 ontvangt de frequenties Fi en Fe om een signaal in de vorm Fe±Fi te leveren dat wordt aangeboden aan twee ontvangmengtrappen MIG en MID. Deze ontvangen verder respectievelijk de uitgangssignalen van de antennes AG en AD, eventueel na onderbrekers IG en ID die open zijn tijdens het uitzenden, te zijn gepasseerd. Zo blijkt het uitgangspunt 25 van twee geheel gescheiden ontvangkanalen te zijn gedefinieerd. (Maar het is de vakman bekend dat de momenteel beschikbare multiplex-technieken, in het bijzonder na codering in digitale vorm, het veelal mogelijk maken voor de ontvangst gemeenschappelijke delen te benutten).
De uitgangssignalen van de twee mengtrappen MIG en MID die op de frequentie Fi liggen, worden versterkt ln versterkers ARG en ARD, vervolgens gefilterd in smalle band filters FEG en FED alvorens een 30 synchrone demodulatie te ondergaan in ketens DSG en DSD die de frequentie Fi ontvangen uit de bron OL en die een component in fase en een component die 90° ten opzichte daarvan in fase is verschoven, benutten. Het uitgangssignaal van de twee demodulatoren DSG en DSD wordt aangeboden aan analoog/ digitaalomzetters GANG en CAND. De uitgangssignalen daarvan kunnen respectievelijk worden gedefinieerd als: 35 - Xg + i.Yg voor het linkerkanaal; - Xd + i.Yd voor het rechterkanaal.
In beide gevallen is de component X de component die In fase is met de middenfrequentie, terwijl de component Y de component is die over 90° in fase is verschoven, volgens de complexe notatie die algemeen bekend is voor de synchrone demodulatie.
40 De twee zo verkregen signalen worden aangeboden aan de verwerkingsketen EXP.
In de veronderstelling van een radar-inrichting met een hoge herhalingsfrequentie en een grote vormfactor wordt bedacht dat deze werkt in één enkele afstandpoort. In de praktijk zal de Doppler-analyse een aantal filters laten optreden binnen de doorlaatband die is bepaald door de trappen FEG en FED. De uitgangssignalen van de twee omzetters zullen dus meervoudig zijn en zijn voorzien van een kanaalnummer 45 k.
Voor elk Doppler-vak (eventueel rekening houdend met de afstand) zullen de verwerkingsorganen de uitgangssignalen van de twee omzetters, genomen als kwadraat van de modulus, vergelijken met een drempel S0. Bekend is dat het kwadraat van de modulus de som X2+Y2is. De drempel S0 kan worden vastgesteld in verband met de thermische ruis of met de gemiddelde waarde die is waargenomen in een 50 aantal Doppler-filters, om een voorbeeld te noemen. Dit maakt het mogelijk de vakken te bepalen waarvoor een aanzienlijke bijdrage door middel van één van de antennes wordt ontvangen en daarentegen in het andere vak een zeer geringe bijdrage. In dit geval gaat het om een grondpunt dat naar voren ten opzichte van het luchtvaartuig ligt, zoals het punt M in figuur 1. Dit punt M kan immers een aanzienlijke bijdrage geven via een secundaire lus of het strooistralingsdiagram van de antenne AG. Daarentegen is het voor de 55 antenne AD geheel afgeschermd door het richtingsroer DAN van het vliegtuig.
Zo kan een zeer eenvoudig criterium voor het elimineren van alle grondpunten die zich voor het vliegtuig uit bevinden, worden gedefinieerd welke punten dus behept zijn met een snelheid waarmee zij het vliegtuig 194927 4 naderen.
Daarentegen zullen de grondpunten die naar achteren gelegen zijn, op dezelfde wijze terugkomen in de hoofdlussen van de twee antennes. Maar dit is niet hinderlijk voor zover de radar-inrichting geen belangstelling heeft voor de grondecho’s van de hoofdlus, maar voor voorwerpen die ten opzichte daarvan mobiel zijn. 5 Door een passende Doppler-filtering wordt het onderscheid gemaakt.
In een bijzonder belangwekkende toepassing bewaakt de radar-inrichting alleen voorwerpen die het vliegtuig van achteren naderen. Dan zijn uitsluitend de grondecho’s die van voren komen via de secundaire lussen en/of achterwaarts van de antenne vandaan, hinderlijk. Het is dan voldoende de onderhavige radar-inrichting toe te passen met een Doppler-filtering die slechts de naderingssnelheden bewaart (’’traject 10 van de positieve-Doppler”). Het is onmiddellijk duidelijk dat de onderhavige radar-inrichting de effecten van grondecho’s die hinderlijk zijn, geheel kan elimineren wanneer wordt gestreefd naar het waarnemen van een bewegend voorwerp dat van achteren nadert, of in andere toepassingen.
Zoals reeds aangeduid kan het onderscheid ten opzichte van de drempel op verschillende wijzen worden tot stand gebracht.
15 De eerste manier bestaat uit het berekenen van enerzijds Xg2+Yg2 en Xd2 + Yd2, en als nuttige echo’s alleen die echo’s te bewaren waarvoor de twee zo berekende waarden de drempel overschrijden.
Een andere wijze van te werk gaan bestaat uit het berekenen van een complexe grootheid A die het product is dat door de betrekking (I) die gegeven is in het ’’aanhangsel formules” dat in de beschrijving is opgenomen, wordt bepaald. Wanneer de modulus van dit product A kleiner is dan een drempelwaarde (die 20 natuurlijk niet dezelfde is als de vorige onder overigens gelijke voorwaarden) zal de verwerkingsketen toegeven dat het gaat om een vals alarm, dat wil zeggen om een grondpunt dat van de voorzijde van het vliegtuig komt. Deze drempel S1 kan worden bepaald zoals de drempel S0. Hij kan ook op andere wijze worden bepaald.
Bijvoorbeeld kan S1 gelijk zijn aan K maal de grootheid MR bepaald door de betrekking (11), met 0 < K 25 < 1. Kwadraten van de modulussen van de twee ontvangen signalen en MR is de grootste van deze kwadraten.
Anders worden het reële deel (AX) en het imaginaire deel (AY) van de grootheid A beschouwd die zijn bepaald door de betrekkingen (III) en (IV). Deze twee grootheden worden blootgesteld aan faag-doorlaat-filteringen die beide dezelfde eigenschappen hebben, die de grootheden transformeren in bx, respectievelijk 30 by. Dan kan de modulus van de grootheid B = bx + I by worden vergeleken met een drempel S2 die kan worden bepaald als de drempel S0.
Deze drempel kan ook worden verkregen door middel van een laag-doorlaat-filtering (eventueel anders dan de voorgaande) van de al genoemde grootheid MR, voorzien van een coëfficiënt K2 die valt tussen 0 en 1.
35 Het is vanzelfsprekend mogelijk andere criteria voor de beslissing te bedenken die een onderscheid kunnen maken tussen een andere bijdrage in de twee antennes.
Bijvoorbeeld is opgemerkt dat de fase van de grootheid A (of van zijn getransformeerde B na laag-doorlaat-filtering) in verband staat met de aankomstrichting van de betreffende echo’s. Dus kan de analyse afhankelijk van voorwaarden die betrekking hebben op de fase van deze grootheid A worden beperkt. Indien 40 bijvoorbeeld de zone die wordt waargenomen in het centrale deel van de hoofdlus moet worden beperkt, zullen de metingen waarvoor de fase van A te ver van 0 is verwijderd, bijvoorbeeld die buiten het interval ± 90° liggen, hetgeen praktisch overeenkomt met de lus op halve hoogte, worden verwijderd.
Dit is handig voor iedere straling die wordt ontvangen en waarvan de fase van betekenis is (hetgeen waar is in de secundaire hoofdlus of hoofdlussen, maar njet in het strooiingsdiagram). De toepassing van 45 voorwaarden op de fase van A of B completeert dus de toepassing van de drempel zeer goed. Het eenvoudigst is het uitvoeren van een logische ”EN” van deze twee voorwaarden opdat zowel de één als de ander een nuttig signaal aanwijzen, dat wil zeggen een ander signaal dan een storende rest van de grondecho.
Omdat het toepassen van de onderhavige radar-inrichting het bestaan van twee antennes veronderstelt, 50 en wel gevolgd door twee gelijke ontvangkanalen, is het mogelijk hiervan gebruik te maken voor het tot stand brengen van een afstandmeting.
Zo kan een afstandmeting in azimuth worden uitgevoerd door de twee antennes AGH en ADH te gebruiken, of anders AGB en ADB (of de twee paren). Een afstandmeting in hoogte kan worden uitgevoerd door de antennes AGH en ADB enerzijds, zowel als ADH en AGB anderzijds te gebruiken die de som en 55 het verschil van de hoogte en van het azimuth leveren. Eén enkele van deze twee metingen is voldoende omdat reeds wordt beschikt over het azimuth (het geval van drie antennes). De verwerking van de afstandmetingssignalen die zo wordt verkregen, moet worden beschouwd als bekend te zijn aan de vakman 5 194927 nadat volgens de uitvinding de storende echo’s zijn verwijderd die bijvoorbeeld zijn veroorzaakt door ' grondpunten die dichterbij komen.
In een bijzonder belangwekkende variant kan onderhavige radar-inrichting ook een meting van de afstand van het voorwerp (van het naderende voorwerp in de beschreven uitvoeringsvorm) mogelijk maken.
5 Deze variant maakt gebruik van de Franse octrooiaanvrage ten name van aanvraagster, ingediend op 24 juni 1988 onder het nummer 88.08542 en gepubliceerd onder het nummer FR 2751419. Zonodig dient de inhoud van de beschrijving van deze andere octrooiaanvrage worden beschouwd als te zijn opgenomen in de onderhavige beschrijving.
Figuur 5 toont het ten uitvoer brengen van deze afstandmeting waarbij slechts één van de twee antennes 10 uit figuur 4 wordt bezien om de tekening te vereenvoudigen. In deze figuur zijn de verwijzingscijfers van de andere octrooiaanvrage behouden en worden als gemeenschappelijkè zend ontvangantennes beschouwd.
De organen 1,2,3,4,5,6 en 100 komen respectievelijk overeen met de organen SFR, OE, AE, CE, CG en AG uit figuur 4 (het gegeven geval is voor de linkerantenne).
Het orgaan 100 is de lokale oscillator OL. Het orgaan 101 komt overeen met de mengtrap M0. De 15 organen 102 en 104 komen overeen met de mengtrap MIG en met de versterker ARG, terwijl het orgaan 103 de onderbreking van de ontvangst gedurende het zenden tot stand brengt.
Figuur 5 toont bovendien een orgaan 105 dat een frequentie kan leveren die gelijk is aan de som van de middenfrequentie Fi en van het veelvoud van de orde n van de herhalingsfrequentie Fr, het geheel met een component in fase en een component met een faseverschil van 90°. De waarde van n kan gelijk aan 1 20 worden gekozen.
Na de versterker 104 wordt de ontvanger opgedeeld in twee kanalen V1 en V2 die identiek zijn behalve in de omstandigheid dat hun ingangsfilters V11 en V21 dezelfde doorlaatband FR hebben als volgens de onderhavige inrichting, maar verschillende verschoven frequenties, namelijk Fi voor het filter V11 en Fl + nFr voor het filter V21. Zo kunnen deze twee synchrone-detectie-filters die respectievelijk werken op de 25 uitgangssignalen van de bronnen 100 en 105, worden gevolgd door een codering en spectrale analyse in de ketens V14, V15, V24, V25. Het geheel levert reële en imaginaire componenten X1I en Y1i voor het eerste kanaal, en X2i en Y2i voor het tweede kanaal op, waarbij het geheel wordt aangeboden asui een verwerkingsketen 109.
Voor de vakman zal het duidelijk zijn dat het eerste kanaal V1 precies op dezelfde wijze werkt als het 30 geheel van het linkerkanaal dat in figuur 4 is weergegeven.
De inrichting kan dus worden toegepast tussen de zo verkregen twee kanalen V1, enerzijds voor de linkerantenne AG, anderzijds voor de rechterantenne AD.
Na het kiezen van echo’s die niet overeenkomen met valse alarmen, kunnen nu het linkerkanaal en het rechterkanaal afzonderlijk worden gebruikt, of preciezer gezegd hun twee deelkanalen V1 en V2, teneinde 35 een afstandmeting op de in de andere al genoemde octrooiaanvrage beschreven wijze. In het kort wordt een afstandgegeven verkregen door de omstandigheid dat het faseverschil tussen de uitgangssignalen van de twee kanalen V1 en V2) van beide antennes) in verband staat met de afstand tussen de radar-inrichting en een voorwerp dat de ontvangen pulsen veroorzaakt.
Figuur 6 toont een iets andere uitvoeringsvorm dan die volgens figuur 5. Opgemerkt zal worden dat de 40 kanalen V1 en V2 langer zijn als gevolg van de omstandigheid dat de verschuiving van de centrale frequentie van de filtering niet wordt verkregen in de filter V11 en V21 zelf, maar daarentegen door het uitvoeren van de eerste frequentiewijziging V102 (of V202) met twee frequentie die n Fr uiteen liggen.
Deze uitvoeringsvorm is voordelig doordat de twee ontvangkanalen V1 en V2 identiek kunnen zijn en in het bijzonder betreft dit de filters V11 en V21, waardoor een eenvoudiger constructie mogelijk is, in het 45 bijzonder wanneer hij de gelegenheid neemt de intrinsieke faseverschuivingen van de ketens mee te nemen.
Wat dit betreft zal worden opgemerkt dat de intrinsieke faseverschuivingen eens en vooraf kunnen worden gemeten door in beide ontvangkanalen een geringe fractie van het zendsignaal aan te bieden om de responsie van elk kanaal wat betreft afstand en Doppler te verkrijgen.
50 Voor de varianten in de figuren 5 en 6 zou een kanaal V1 kunnen worden gebruikt dat is verbonden met de antenne AG, en een kanaal V2 dat verbonden is met de antenne AD. Het faseverschil tussen de kanalen V1 en V2 zou dan afhangen van de afstand en van het azimuth. De afstand zou hieruit kunnen worden afgeleid zodra het azimuth bekend is. Deze variant is schematisch weergegeven in figuur 6 waarin, in plaats van het ontvangen van het uitgangssignaal van de circulator 5 het kanaal V1 het uitgangssignaal van de 55 antenne AD kan ontvangen.
Voorts maakt een in de lucht meegevoerde monopulsradar-inrichting in het algemeen gebruik van het somkanaal en het verschilkanaal. Bekend is, daarvan uitgaande, het reconstrueren (op het video-niveau)

Claims (8)

194927 6 van het equivalent van de signalen die worden ontvangen door afzonderlijke antenne-segmenten (rechts en links bijvoorbeeld). Deze equivalenten kunnen rechtstreeks de keten EXP (figüur 4) voeden. Dit maakt het elimineren van echo’s die via de reflectielussen van de afschermkoepel binnenkomen gemakkelijk want deze komen niet uit dezelfde richting van de ruimte voor de twee antennedelen. De dubbele voorwaarde 5 van drempel en van hoek is in dit geval bijzonder geschild. Aanhangsel Formules (I) A = (Xg + I Yg) * (Xd + i Yd)' (II) MR = MAX (Xg2 + Yg2, Xa2 + Yd2) 10 (III) A = (Xg Xd + Yg Yd) + i (Yg Xd - Xg Vd) (IV) A = a* + i ay 15
1. Radar-inrichting voor het regelen van valse alarmen, voorzien van twee antennes die ontvangorganen bedienen die ten minste gedeeltelijk zijn gescheiden in twee ontvangkanalen en worden gevolgd door verwerkingsorganen, met het kenmerk, dat de beide antennes door dezelfde zendorganen worden gevoed en praktisch dezelfde hoofdbelichtingszone hebben maar secundaire lobben voor de verspreide straling 20 bezitten die ten minste gedeeltelijk verschillend zijn, waarbij de verwerkingsorganen geschikt zijn om iedere echo die wordt ontvangen met een sterkte onder een drempel die in één van de ontvangkanalen is gekozen als vals alarm te beschouwen.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ontvangkanalen eerst een Doppler-analyse bewerkstelligen en vervolgens een afstand-analyse.
3. Inrichting volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de ontvangkanalen de afstand-analyse uitvoeren door een in tweeën gesplitste filtering, enerzijds bij een gekozen middenfrequentie anderzijds bij deze middenfrequentie vermeerderd met een veelvoud van de herhalingsfrequentie, waarbij de filterdoortaatband telkens ten hoogste gelijk is aan de waarde van de herhalingsfrequentie.
4. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verwerkingsorganen de 30 overeenkomstige echo’s vergelijken die afkomstig zijn van de twee kanalen met de gekozen drempel en de echoparen verwerpen waarvoor ten minste één van de twee kanalen lager dan de drempel blijkt te liggen.
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de verwerkingsorganen het energieproduct van de overeenkomstige echo’s die afkomstig zijn van de twee kanalen, construeren en de echoparen verwerpen waarvoor dit product lager is dan de gekozen drempel.
6. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee antennes zijn geplaatst aan weerszijden van het richtingroer van een vliegtuig en naar achteren zijn gericht, dat de ontvangorganen uitsluitend gevoelig zijn voor de teruggekeerde energiepakketten waarvan de Doppler-analyse een nadering tot het vliegtuig duidelijk maakt, terwijl de verwerkingsorganen de valse alarmen elimineren die zijn toe te schrijven in het bijzonder aan grondpunten die zich voor uit het vliegtuig bevinden. 40 7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat zij is voorzien van twee antennes aan ten minste één van de zijden van het richtingsroer, samenwerkend met ontvangorganen die ten minste gedeeltelijk gescheiden zijn, met in totaal ten minste drie ontvangkanalen, waarbij de verwerkingsorganen telkens werken tussen twee antennes die aan weerszijden van het richtingsroer zijn geplaatst
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat zij ten minste een azimuthmeting uitvoert tussen 45 twee antennes die op dezelfde horizontale hoogte zijn geplaatst, en een hoogtemeting tussen twee antennes die zijn geplaatst op verschillende horizontale niveaus. 1
NL8900836A 1988-07-08 1989-04-05 Radar-inrichting voor het regelen van valse alarmen. NL194927C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
FR8809349 1988-07-08
FR8809349A FR2738347B1 (fr) 1988-07-08 1988-07-08 Dispositif radar a regulation de fausse alarme sur diffus

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8900836A NL8900836A (nl) 1997-06-02
NL194927B NL194927B (nl) 2003-03-03
NL194927C true NL194927C (nl) 2003-07-04

Family

ID=9368284

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8900836A NL194927C (nl) 1988-07-08 1989-04-05 Radar-inrichting voor het regelen van valse alarmen.

Country Status (10)

Country Link
US (1) US6018310A (nl)
BE (1) BE1011411A4 (nl)
CA (1) CA1340277C (nl)
DE (1) DE3920302C1 (nl)
FR (1) FR2738347B1 (nl)
GB (1) GB2314984B (nl)
LU (1) LU87518A1 (nl)
NL (1) NL194927C (nl)
NO (1) NO300296B1 (nl)
TR (1) TR23467A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2002014896A1 (en) * 2000-08-11 2002-02-21 Alenia Marconi Systems Limited Method of interference suppression in a radar system
DE102016214142A1 (de) * 2016-08-01 2018-02-01 Continental Teves Ag & Co. Ohg Verfahren zum Bestimmen einer Empfangsrichtung eines Funksignals

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3422428A (en) * 1953-09-15 1969-01-14 Gen Electric Moving-target-responsive radar system
JPS5433517B2 (nl) * 1972-07-14 1979-10-20
US3875569A (en) * 1973-06-15 1975-04-01 Hughes Aircraft Co Target detection system in a radar system employing main and guard channel antennas
US3916408A (en) * 1974-01-18 1975-10-28 Hughes Aircraft Co Radar receiver having clutter and large signal reduction
FR2367288A1 (fr) * 1976-10-05 1978-05-05 Thomson Csf Dispositif d'elimination des echos recus dans les lobes secondaires d'une antenne d'un systeme de detection electromagnetique, et systeme comportant un tel dispositif
US4210912A (en) * 1978-03-16 1980-07-01 Cincinnati Electronics Corporation Pulsed doppler moving target detector
FR2433759A1 (fr) * 1978-08-18 1980-03-14 Labo Cent Telecommunicat Dispositif d'elimination de brouillage radar
US4381508A (en) * 1979-03-12 1983-04-26 Motorola Inc. Clutter compensated sidelobe cancelling communications system
US4298872A (en) * 1980-05-27 1981-11-03 Hughes Aircraft Company Sidelobe blanking system
US4323899A (en) * 1980-06-23 1982-04-06 Sperry Corporation Polarization detector
US4389649A (en) * 1980-10-14 1983-06-21 The United States Army As Represented By The Secretary Of The Army Dual channel correlator for an FM-CW ranging radar
US4670753A (en) * 1984-10-01 1987-06-02 The Boeing Company Method and apparatus for minimum amplitude time history analysis

Also Published As

Publication number Publication date
BE1011411A4 (fr) 1999-09-07
DE3920302C1 (de) 1997-05-22
NL8900836A (nl) 1997-06-02
NO892751L (no) 1996-07-25
NL194927B (nl) 2003-03-03
FR2738347B1 (fr) 1998-07-10
LU87518A1 (fr) 1996-11-05
CA1340277C (fr) 1998-12-15
GB2314984B (en) 1998-05-13
US6018310A (en) 2000-01-25
NO300296B1 (no) 1997-05-05
TR23467A (tr) 1990-01-19
FR2738347A1 (fr) 1997-03-07
GB8907051D0 (en) 1997-09-10
GB2314984A (en) 1998-01-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4150375A (en) Interferometric protective system for vehicles
US4994809A (en) Polystatic correlating radar
US5173704A (en) Air turbulence detection using bi-static CW Doppler radar
US6215438B1 (en) Vehicle radar system
US11592520B2 (en) FMCW radar with interfering signal suppression in the time domain
US11209535B2 (en) Enhanced vertical object detection for a vehicle radar system
DK149370B (da) Apparat til at skelne sande maalekkosignaler fra isaer diskrete sidesloejfeforstyrrelser i en impulsdoppler-radarmodtager
US3599208A (en) Radar system
US3688313A (en) Combined cw and pulse tracking systems
US4017854A (en) Apparatus for angular measurement and beam forming with baseband radar systems
NO300398B1 (no) Fremgangsmåte og apparat til bestemmelse av et måls höyde
US4041489A (en) Sea clutter reduction technique
US6897803B2 (en) Radar altimeter with forward ranging capabilities
NL194927C (nl) Radar-inrichting voor het regelen van valse alarmen.
JPH03172788A (ja) ヘリコプタの検出と位置測定のためのドプラレーダ
US3154778A (en) Method and apparatus for obtaining directional locating and detecting characteristics with reduced antenna size
US4060807A (en) Low angle radar
US4193074A (en) Enhancing radar returns from targets having a small radar cross section
US3530468A (en) Triangulation radar system
GB2120491A (en) Improvements in and relating to signal transmitting and receiving arrangements
US4688043A (en) High resolution radar system
US3623095A (en) Pulse radar system
US2879504A (en) Radar system for discriminating against area targets
US4250506A (en) Sidelobe discriminator
EP0123344A1 (en) Pulse radar apparatus

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20051101