NL193878C - Kabelleiding voor het opnemen van een achteraf aan te brengen, door die kabelleiding te trekken extra kabel. - Google Patents

Description

1 193878

Kabelleiding voor het opnemen van een achteraf aan te brengen, door die kabelleiding te trekken extra kabel

De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op kabelsystemen voor communicatie, in het 5 bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een kabelleiding voor het opnemen van een achteraf aan te brengen, door die kabelleiding te trekken extra kabel, waarbij de kabelleiding een buiten- en een binnenwand omvat, en waarbij op losneembare wijze een oorspronkelijke kabel met de kabelleiding is verbonden, welke oorspronkelijke kabel evenwijdig aan de kabelleiding verloopt.

Een dergelijke kabelleiding is bekend uit het Duitse Gebrauchsmuster 6600017.

10 Dit Gebrauchsmuster openbaart een kanaalleiding bestaande uit in isolatiemateriaal ingebedde geleiders en een aan de door het isolatiemateriaal gevormde inbeddingsmassa gevormd extra kanaal. De inbeddings-massa waarin de geleiders zijn ingebed vormt hierbij een deel van de binnenwand van het extra kanaal. De inbeddingsmassa met daarin ingebedde geleiders is langs verzwakkingen van het extra kanaal af te scheiden. Daar de inbeddingsmassa deel uitmaakte van de binnenwand van het extra kanaal vormt het 15 extra kanaal na afscheiding van de inbeddingsmassa geen in omtreksrichting gesloten constructie meer, hetgeen het naderhand in het extra kanaal aanbrengen van extra kabels bemoeilijkt, bijvoorbeeld doordat er in geval van ingraving grond in de kabelleiding kan komen.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde kabelleiding van de aan het begin genoemde soort, waarbij het in het bijzonder mogelijk is om naderhand onbelemmerd een extra kabel 20 door de kabelleiding te kunnen trekken ook wanneer de oorspronkelijke kabel geheel of deels van de kabelleiding afgescheiden is.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de oorspronkelijke kabel uitwendig van de kabelleiding is aangebracht en middels verbindingsmiddelen op losneembare wijze met de buitenwand van de kabelleiding is verbonden. De oorspronkelijke kabel kan hierbij bijvoorbeeld een getwijnd paar telefoon-25 kabels zijn, terwijl de achteraf aan te brengen extra kabel van een andere soort is, bijvoorbeeld een optische vezelkabel. Door verbreking van de verbindingsmiddelen zijn de oorspronkelijke kabel en de kabelleiding scheidbaar terwijl een onbelemmerde doorgang door de kabelleiding gewaarborgd blijft.

Een gemakkelijk losneembare verbinding met zwakke verbindingsmiddelen tussen de oorspronkelijke kabel en de kabelleiding laat zich volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding realiseren doordat 30 de verbindingsmiddelen een zwak omhulsel omvatten, dat over de lengte van het samenstel van oorspronkelijke kabel en kabelleiding rondom dat samenstel is gevormd door het omhulsel gelijktijdig met de kabelleiding te extruderen terwijl de oorspronkelijke kabel zich bevindt tussen de buitenwand van de kabelleiding en het omhulsel. Bij een dergelijke uitvoering is het voorkomen van een onbedoeld van elkaar losraken van de oorspronkelijke kabel en de kabelleiding tegen relatief lage vervaardigingskosten realiseer-35 baar.

Een gemakkelijk losneembare verbinding met zwakke verbindingsmiddelen tussen de oorspronkelijke kabel en de kabelleiding laat zich volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding realiseren doordat de verbindingsmiddelen een zwak lijf omvatten, welk lijf de buitenwand van de kabelleiding met de oorspronkelijke kabel verbindt en zich tezamen met de evenwijdig verlopende oorspronkelijke kabel langs 40 die buitenwand uitstrekt. Een dergelijke losneembare verbinding laat zich met een relatief gering extra materiaalverbruik realiseren.

Een gemakkelijk losneembare verbinding tussen de oorspronkelijke kabel en de kabelleiding laat zich volgens een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding realiseren doordat de verbindingsmiddelen een paar veerkrachtig grijpende uitsteeksels met vasthoudvingers omvatten. Aldus laat zich een relatief goed 45 losneembare, maar toch zeer robuuste en betrouwbare verbinding tussen oorspronkelijke kabel en kabelleiding realiseren, welke bovendien na verbreking ook weer hersteld kan worden.

Bijzondere en andere eigenschappen van de uitvinding, evenals extra doelen en voordelen daarvan, zullen blijken uit de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving, in samenhang met de tekening. In die tekening 50 toont:

Figuur 1 een gedeeltelijk perspectivisch aanzicht van een deel van de combinatie van een leiding en een oorspronkelijke communicatiekabel overeenkomstig de onderhavige uitvinding, waarbij een optische vezelkabel gestippeld is weergegeven, die in de toekomst door de leiding kan worden getrokken; figuur 2 een aanzicht in doorsnede van de leiding en de oorspronkelijke communicatiekabel waarmee 55 één manier van bevestigen van de oorspronkelijke communicatiekabel aan de leiding wordt getoond; figuur 3 een aanzicht in doorsnede van de leiding en de oorspronkelijke communicatiekabel waarin een tweede manier wordt getoond voor de bevestiging van de oorspronkelijke communicatiekabel met de leiding; 193878 2 figuur 4 een aanzicht in doorsnede is van de leiding en de oorspronkelijke communicatiekabel waarin een derde manier wordt getoond voor het bevestigen van de oorspronkelijke communicatiekabel met de leiding; figuur 5 een schematisch aanzicht is van de combinatie van leiding en kabel, waarin de einden van de kabel getoond zijn welke losgetrokken zijn van de leiding.

5

De tekening is niet op schaal, en sommige delen zijn vergroot weergegeven om bepaalde details van de uitvinding te verduidelijken.

In de hierna volgende beschrijving worden overeenkomstige verwijzingscijfers gebruikt voor overeenkomstige onderdelen.

10 Eerst onder verwijzing naar figuur 1 wordt getoond een leiding 12 voor een kabel met een buitenwand 14 en een binnenwand 16. De leiding 12 voor de kabel is algemeen bekend en gewoonlijk gevormd door de extrusie van polymeer materiaal, zoals polyethyleen of polyvinyl chloride, om een langwerpig, buigzaam kanaal te vormen dat dient als een beschermende ondergrondse behuizing voor een communicatie-overdrachtskabel. Een dergelijke leiding wordt tegenwoordig verkocht door Integral Corporation uit Dallas, 15 Texas, de aanvraagster van dit octrooi, onder de merknaam CABLECON.

Overeenkomstig het gebruik wordt de leiding voor de kabel onder de grond begraven waarbij de desbetreffende overdrachtskabel gewoonlijk van te voren gestoken is in de leiding, of, nadat de leiding begraven is daarin wordt gestoken.

Echter, overeenkomstig de onderhavige uitvinding, en opnieuw onder verwijzing naar figuur 1, is de 20 overdrachtskabel 10 verbonden met en loopt evenwijdig aan de buitenwand 14 van de leiding 12. Dit samenstel wordt vervolgens onder de grond aangebracht en de kabel 10 verschaft de aanvankelijke communicatieverbinding. De kabel 10 zal daarom in het hierna volgenden worden aangeduid als ’’oorspronkelijke kabel", en is bij de huidige toepassingen gewoonlijk ofwel een getwijnd kabelpaar of een coaxkabel. De leiding 12, die geheel leeg is, dient dus als een glijgoot voor het later aanbrengen van een kabel 20.

25 Kabel 20 wordt daarom in het hierna volgende aangeduid als de "later aangebrachte kabel”, en zal in dit voorbeeld een optische vezelkabel zijn.

Voor het in de toekomst gemakkelijk aanbrengen van de later aangebracht kabel, is tevens een streng of trekorgaan 18 (figuur 2-4) van te voren in de leiding 12 aangebracht, welke evenwijdig loopt aan de lengte richting van de leiding, om de kabel 20 door de loze leiding te trekken. Bovendien biedt het voordeel 30 wanneer de binnenwand 16 van de leiding van te voren is gesmeerd of gevormd is uit van te voren gesmeerd, of zelfsmerend materiaal, voor het vergemakkelijken van dit doortrekken van de kabel.

Overeenkomstig een specifieke eigenschap van de onderhavige uitvinding, is de oorspronkelijke kabel 10 losneembaar verbonden met de leidingwand 14 zodat, indien noodzakelijk, de kabel gescheiden of getrokken kan worden van de leiding 12 bij de aftakeinden los daarvan, zoals getoond is in figuur 5.

35 Dienovereenkomstig zijn drie verschillende manieren of uitvoeringen voor het verschaffen van deze losneembare verbinding respectievelijk getoond in figuren 2, 3 en 4, welke nu worden beschreven.

Onder verwijzing naar figuur 2 is de geleidende kabel 10 losneembaar bevestigd aan, en evenwijdig gehouden dichtbij, de leiding 12 door een zwak, gemakkelijk verbreekbaar, polymeer omhulsel 24 dat over de lengte van het samenstel van kabel en leiding is aangebracht (zoals getoond in figuur 1). Dit omhulsel, 40 dat bij voorkeur een dikte heeft niet groter dan 0,8 mm, kan gelijktijdig met het extruderen van de leiding 12 worden gecoêxtrudeerd, waarbij de oorspronkelijke kabel 10 zich bevindt tussen de buitenwand 14 en het omhulsel 24 tijdens dat coëxtruderen.

Eventueel kan, onder verwijzing naar figuur 3, een dunne zwakke baan 26 tussen en over de lengte van de kabel 10 en het leidingoppervlak 14 worden gevormd, waarbij de baan 26 de oorspronkelijke kabel 10 45 met de leiding 12 verbindt totdat deze verbroken Is om de einden 10a vrij te maken van de leiding-buitenwand.

In de in figuur 4 getoonde uitvoering is een paar veerkrachtig grijpende uitsteeksels 28 met vasthoud-vingers 28a integraal gevormd als een deel van de leiding 12, waarbij deze uitsteeksels de kabel 10 evenwijdig en dichtbij de leidingwand 14 vasthouden. Op deze wijze is de oorspronkelijke kabel 10 50 losneembaar verbonden met de leiding nadat het extruderen heeft plaatsgevonden. Deze uitsteeksels 28 met vasthoudvingers 28a kunnen direct met het extruderen van de leiding 12 worden gevormd.

De losneembare verbinding van de oorspronkelijke kabel 10 met de leiding 12 maakt het vrijgeven van de kabel mogelijk, zoals getoond in figuur 5, om bijvoorbeeld de richting waarin de kabel en de leiding bij de aftakeinden lopen te veranderen. In het in figuren 1-3 getoonde voorbeeld vindt het losnemen plaats door 55 het selectief verbreken van de mantel 24 of de baan 26, terwijl bij de in figuur 4 getoonde uitvoering de kabel 10 naar keuze vrijgetrokken wordt uit de veerkrachtige greep van het grijpsamenstel 28.

Hoewel hierin voorkeursuitvoeringen van de onderhavige uitvinding zijn getoond en beschreven, kunnen

Claims (4)

1. Kabelleiding voor het opnemen van een achteraf aan te brengen, door die kabelleiding te trekken extra kabel, waarbij de kabelleiding een buiten- en een binnenwand omvat, en waarbij op losneembare wijze een oorspronkelijke kabel met de kabelleiding is verbonden, welke oorspronkelijke kabel evenwijdig aan de 10 kabelleiding verloopt, met het kenmerk, dat de oorspronkelijke kabel (10) uitwendig van de kabelleiding (12) is aangebracht en middels verbindingsmiddelen (24;26;28) op losneembare wijze met de buitenwand (14) van de kabelleiding (12) is verbonden.

2. Kabelleiding volgens conclusie 1, waarbij de verbindingsmiddelen zwak zijn, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen een zwak omhulsel (24) omvatten, dat over de lengte van het samenstel van 15 oorspronkelijke kabel (10) en kabelleiding (12) rondom dat samenstel is gevormd door het omhulsel (24) gelijktijdig met de kabelleiding (12) te extruderen terwijl de oorspronkelijke kabel (10) zich bevindt tussen de buitenwand (14) van de kabelleiding (12) en het omhulsel (24).

3. Kabelleiding volgens conclusie 1 waarbij de verbindingsmiddelen zwak zijn, met het kenmerk, dal de verbindingsmiddelen een zwak lijf (26) omvatten, welk lijf (26) de buitenwand (14) van de kabelleiding (12) 20 met de oorspronkelijke kabel (10) verbindt en zich tezamen met de evenwijdig verlopende oorspronkelijke kabel (10) langs die buitenwand (14) uitstrekt.

3 193878 verdere wijzigingen en verbeteringen door de vakman worden uitgevoerd zonder het doel en het terrein van de uitvinding te verlaten, zoals wordt bepaald door de bijgevoegde conclusies.

5 Conclusies

4. Kabelleiding volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen een paar veerkrachtig grijpende uitsteeksels (28) met vasthoudvingers (28a) omvatten. Hierbij 1 blad tekening