NL193502C - Koppeling voor buizen. - Google Patents
Koppeling voor buizen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL193502C NL193502C NL8700743A NL8700743A NL193502C NL 193502 C NL193502 C NL 193502C NL 8700743 A NL8700743 A NL 8700743A NL 8700743 A NL8700743 A NL 8700743A NL 193502 C NL193502 C NL 193502C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- nut
- ring
- coupling
- cylindrical
- conical
- Prior art date
Links
- 230000008878 coupling Effects 0.000 title claims description 44
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 title claims description 44
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 title claims description 44
- 238000007789 sealing Methods 0.000 claims description 10
- 210000000078 claw Anatomy 0.000 claims description 6
- 229920002994 synthetic fiber Polymers 0.000 claims description 6
- 230000013011 mating Effects 0.000 claims description 2
- 230000035515 penetration Effects 0.000 claims description 2
- 208000031872 Body Remains Diseases 0.000 claims 1
- 230000000712 assembly Effects 0.000 claims 1
- 238000000429 assembly Methods 0.000 claims 1
- 230000000149 penetrating effect Effects 0.000 claims 1
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims 1
- 230000006835 compression Effects 0.000 description 3
- 238000007906 compression Methods 0.000 description 3
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 description 1
- 239000002184 metal Substances 0.000 description 1
- 230000000284 resting effect Effects 0.000 description 1
- 230000001256 tonic effect Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L19/00—Joints in which sealing surfaces are pressed together by means of a member, e.g. a swivel nut, screwed on or into one of the joint parts
- F16L19/08—Joints in which sealing surfaces are pressed together by means of a member, e.g. a swivel nut, screwed on or into one of the joint parts with metal rings which bite into the wall of the pipe
- F16L19/083—Joints in which sealing surfaces are pressed together by means of a member, e.g. a swivel nut, screwed on or into one of the joint parts with metal rings which bite into the wall of the pipe the longitudinal cross-section of the ring not being modified during clamping
- F16L19/086—Joints in which sealing surfaces are pressed together by means of a member, e.g. a swivel nut, screwed on or into one of the joint parts with metal rings which bite into the wall of the pipe the longitudinal cross-section of the ring not being modified during clamping with additional sealing means
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L19/00—Joints in which sealing surfaces are pressed together by means of a member, e.g. a swivel nut, screwed on or into one of the joint parts
- F16L19/06—Joints in which sealing surfaces are pressed together by means of a member, e.g. a swivel nut, screwed on or into one of the joint parts in which radial clamping is obtained by wedging action on non-deformed pipe ends
- F16L19/075—Joints in which sealing surfaces are pressed together by means of a member, e.g. a swivel nut, screwed on or into one of the joint parts in which radial clamping is obtained by wedging action on non-deformed pipe ends specially adapted for spigot-and-socket joints for pipes of the same diameter
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L—PIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16L47/00—Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics
- F16L47/04—Connecting arrangements or other fittings specially adapted to be made of plastics or to be used with pipes made of plastics with a swivel nut or collar engaging the pipe
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Joints With Pressure Members (AREA)
- Mutual Connection Of Rods And Tubes (AREA)
Description
1 193502
Koppeling voor buizen
De uitvinding heeft betrekking op een koppeling voor buizen, in het bijzonder voor buizen van synthetisch materiaal, van het soort met een lichaam waar doorheen een doorgang loopt waarin een inwendige 5 schroefdraad is aangebracht, een moer, waar doorheen eveneens een doorgang loopt, aan een uiteinde voorzien van een kraag met een zeskantige omtrek en een uitwendige schroefdraad die in de inwendige schroefdraad van het lichaam kan worden geschroefd, en een ring die in langsrichting gespleten is, en naar het inwendige toe radiaal vervormbaar is, waar doorheen een doorgang loopt, welke, vóór het samenstellen van de koppeling, gevangen gehouden wordt in de moer met een van zijn uiteinden dat gestoken is in het 10 uiteinde van de doorgang van de moer tegenover de kraag, teneinde een uit een moer en een ring bestaand samenstel te vormen, welke ring en moer aan hun buitenomtrek respectievelijk binnenomtrek ten minste één paar samenwerkende oppervlakken bezitten, en van elk paar ten minste één oppervlak tonisch is zodanig dat bij het indringen in de moer de ring in radiale richting wordt samengedrukt, welke ring in axiale richting verschuifbaar is ten opzichte van de moer, en dat in de doorgang van het lichaam een 15 verdere schouder is aangebracht waartegen het uiteinde van de buis die verbonden moet worden komt aan te liggen.
Een dergelijke koppeling is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 2.259.850. Deze bekende koppeling heeft het nadeel dat hij de neiging bezit de buis te torderen tijdens het door schroeven tot stand brengen van de koppeling.
20 Doel van de uitvinding is een koppeling te verschaffen die dit nadeel mist. Dat doel wordt bereikt doordat bij het inschroeven van de moer in het lichaam het van de moer afgekeerde kopvlak van de ring in rechtstreeks contact aan komt te liggen tegen een schouder van het lichaam, en bij verder inschroeven van de moer de ring in de moer dringt, dat de ring en de moer aan hun buitenomtrek respectievelijk binnenomtrek ten minste één paar samenwerkende cilindrische oppervlakken bezitten, waarbij de cilindrische 25 oppervlakken van elk paar in samenwerking brengbaar zijn door het verder in de moer dringen van de ring na het in radiale richting samendrukken daarvan.
Bij de koppeling volgens de uitvinding neemt, bij het inschroeven van de moer, de aandrukking in radiale richting van de ring aanvankelijk toe. Zodra de cilindrische oppervlakken van de ring en de moer op elkaar zijn geschoven, treedt echter geen verdere radiale samendrukking van de ring op. Het koppel bij het 30 aandraaien van de moer stijgt als gevolg daarvan niet verder, zodanig dat torsie van de te verbinden buizen wordt vermeden.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is er bij een koppeling waarbij volgens het voomoemde Duitse "Offenlegungsschrift” 2.259.850 de doorgang van de moer vanaf het uiteinde tegenover de kraag een nauwer wordende afgeknot kegelvormige holte bevat en waarbij het uitwendige oppervlak van de ring 35 gerekend van het ene uiteinde naar het andere uiteinde een eerste cilindrisch gedeelte en aansluitend een nauwer wordend afgeknot kegelvormig oppervlak bevat, in voorzien dat een cilindrische holte met diameter D2 die groter is dan D1, verbonden aan de holte door middel van een radiale schouder, een nauwer wordende afgeknot kegelvormige holte, een cilindrische holte, met een diameter D3 kleiner dan D1, een cilindrische holte waarvan de diameter D4 kleiner is dan D3 en iets groter is dan de uitwendige diameter 40 van de te verbinden buis T, en een wijder wordende afgeknot kegelvormige holte, en dat het uitwendig oppervlak van de ring aansluitend op het nauwer wordend afgeknot kegelvormig oppervlak, achtereenvolgens omvat een tweede cilindrisch gedeelte met diameter D6 kleiner dan de diameter D5 van het eerste cilindrische gedeelte, een wijder wordend afgeknot kegelvormig oppervlak, een derde cilindrisch gedeelte, met een diameter D7 die kleiner is dan D5 en groter dan D6, verbonden aan het uiteinde door een nauwer 45 wordend afgeknot kegelvormig oppervlak met dezelfde kegelvorm als het oppervlak.
De ring en de moer bezitten in deze uitvoeringsvorm elk twee paar afgeknot kegelvormige holten, zodat een in langsrichting van de koppeling gelijkmatig aandrukking van de ring op de betreffende buis wordt verkregen.
Ter verkrijging van de gewenste afdichting tussen buis en koppeling is er bij een koppeling waarbij 50 volgens het genoemde Duitse Offenlegungsschrift” 2.259.850, het uitwendige oppervlak van de moer een cilindrische schacht bevat in het oppervlak waarvan een schroefdraad is aangebracht in voorzien dat in het oppervlak van de schacht een sleuf is aangebracht met een torusvormige afdichtpakking daarin, welke op het oppervlak van een cilindrische holte steunt aangebracht in de doorgang van het lichaam, en dat in het oppervlak van de cilindrische holte van de doorgang van de moer een afgeknot kegelvormige sleuf is 55 aangebracht, wijder wordend naar het ringvormige aan het uiteinde gelegen oppervlak, waarin een torusvormige afdichtpakking is aangebracht.
193502 2
Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen uit de volgende beschrijving volgen, onder verwijzing naar de tekeningen, welke slechts gegeven zijn als voorbeeld.
Figuur 1 toont een diametrale doorsnede van een koppeling volgens het onderhavige voorstel, waaraan het uiteinde van een buis gekoppeld is.
5 Figuur 2 toont een diametrale doorsnede van een lichaam van de koppeling dat een element van de koppeling vormt.
Figuur 3 toont een diametrale doorsnede van een moer die een tweede element van de koppeling vormt. Figuur 4 toont een diametrale doorsnede van een ring die een derde element van de koppeling vormt. Figuur 5 toont een linker aanzicht van de ring afgebeeld in figuur 4.
10 Figuur 6 toont een diametrale doorsnede met de moer en de ring in vooraf samengestelde toestand, voor het monteren van de koppeling.
Figuur 7 toont een diametrale doorsnede van de onderlinge standen van het lichaam, van de moer en van de ring bij het begin van het monteren van de koppeling.
Figuur 8 toont een diametrale doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van de koppeling.
15
De koppeling voor buizen van synthetisch materiaal volgens het onderhavige voorstel, afgebeeld in figuur 1, bestaat uit een lichaam 1, een moer 2 en een ring 3.
Het lichaam 1, afgebeeld in figuur 2, is een omwentelingslichaam rond de as X-X. Daardoorheen loopt een doorgaande inwendige doorgang 5, welke twee cilindrische holten 6 en 8 bevat, waarbij de diameter 20 van de holte 8 groter is dan die van de holte 6. De holte 8 mondt op het uitwendige van het lichaam 1 uit met een wijder wordende afgeknot kegelvormige holte 9. In de holte 6 is een ringvormige vernauwing 7 aangebracht waarvan de flank geplaatst aan de zijde van de holte 8 een schouder 10 vormt loodrecht op de as X-X. De verbinding tussen de holte 6 en 8 wordt gevormd door een tweede schouder 11, loodrecht op de as X-X. Tenslotte is een inwendige schroefdraad 12 aangebracht in de holte 8, over ongeveer de helft van 25 zijn lengte, vanaf de kant tegenover de afgeknot kegelvormige holte 9.
Het uitwendige van het lichaam 1 bevat, aan de kant waar de holte 6 uitmondt, een van schroefdraad voorzien cilindrisch gedeelte 13, gevolgd door een schouder 14 die naar het uitwendige gericht is verbonden aan een gedeelte 15 met een zeskantige omtrek, gevolgd door een cilindrisch eindgedeelte 16.
De moer 2, afgebeeld in figuur 3, is een omwentelingslichaam rond de as X-X. Eén van zijn uiteinden 30 bezit een plat, radiaal en loodrecht op de as X-X gericht oppervlak 17. Door de moer 2 loopt een doorgaande inwendige doorgang 18 welke achtereenvolgens, vanaf het eindoppervlak 17 bevat: - een afgeknot kegelvormige holte 19, die nauwer wordt, waarvan de halve tophoek tussen 20 en 45° ligt en bij voorkeur een waarde bezit van 30°; - een cilindrische holte 20 met een diameter D1; 35 - een cilindrische holte 21 met een diameter D2 die groter is dan D1, verbonden aan de holte 20 door middel van een radiale, loodrecht op de as X-X verlopende schouder 22; - een nauwer wordende afgeknot kegelvormige holte 23, waarvan de halve tophoek dezelfde is als die van de eerste afgeknot kegelvormige holte 19; - een cilindrische holte 24 met een diameter D3 die kleiner is dan D1; 40 - een cilindrische holte 25, die veel langer is dan de voorgaande holten, met een diameter D4 die kleiner is dan D3, verbonden aan de cilindrische holte 24 door middel van een radiale, loodrecht op de as X-X staande schouder 26. De diameter D4 is iets groter dan die van de te verbinden buis T. In het cilindrische oppervlak van de holte 25 is een afgeknot kegelvormige sleuf 27 aangebracht, die nauwer wordt naar het uiteinde toe tegenover het eindoppervlak 17, waarvan de hoeken zijn afgerond, ter opname van een 45 afdichtpakking; - een wijder wordende afgeknot kegelvormige holte 28, die uitmondt op het inwendige van de moer 2.
Het uitwendige oppervlak van de moer 2 bevat een cilindrische schacht 29, met een uitwendige diameter die iets kleiner is dan de inwendige diameter van de holte 8 van het lichaam 1 en een zich aan het uiteinde bevindende kraag 30 met een zeskantige omtrek verbonden aan de schacht 29 door een uitwendige radiale 50 schouder 31. Een schroefdraad 32, die in de inwendige schroefdraad 12 van het lichaam 1 kan worden geschroefd, is uitwendig aangebracht op het gedeelte van de schacht aangrenzend aan het eindoppervlak 17, over bij benadering een derde van de lengte van deze schacht. Een sleuf 33 met een in wezen vierkante doorsnede en afgeronde hoeken is ongeveer halverwege in de schacht 29 aangebracht.
Torusvormige afdichtpakkingen 34 en 35 zijn aangebracht respectievelijk in de sleuven 27 en 33 van de 55 moer 2.
De ring 3, afgebeeld in de figuren 4 en 5, is een omwentelingslichaam rond de as X-X en uitgevoerd in metaal. Hij wordt begrensd door twee platte, loodrecht op de as X-X verlopende eindvlakken 36 en 37. De 3 193502 ring 3 bevat een langsspleet 38, evenwijdig aan de as X-X, begrensd door twee vlakken evenwijdig aan een diametraal vlak. Een doorgang 39 waarin cirkelvormige verbindingsklauwen 40 steken, loopt in langsrichting doorgaand door de ring 3. In het in figuur 4 afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld, zijn deze drie klauwen 40 identiek en op gelijke onderlinge afstanden geplaatst. Zij worden aan de ene kant begrensd door een plat 5 loodrecht op de as X-X gericht vlak 41, en aan de andere kant door een afgeknot kegelvormig oppervlak 42 met as X-X dat nauwer wordt naar het eindoppervlak 37. De diameter begrensd door de punt van de klauwen 40 is groter dan de uitwendige diameter van de te verbinden buis T.
Het uitwendige oppervlak van de ring 3 bevat achtereenvolgens, vanaf het eindoppervlak 36 naar het eindoppervlak 37, een eerste cilindrisch gedeelte 43 met een diameter D5, dat zich uitstrekt over ongeveer 10 de helft van de lengte van de ring 3, een nauwer wordend afgeknot kegelvormig oppervlak 44, een tweede cilindrisch gedeelte 45 met een diameter D6 die kleiner is dan D5, een wijder wordend afgeknot kegelvormig oppervlak 46, een derde cilindrisch gedeelte 47 met een kleine lengte, met een diameter D7 die groter is dan D6 en kleiner dan D5 en een nauwer wordend afgeknot kegelvormig oppervlak 48 met dezelfde kegelvorm als het oppervlak 44.
15 De afgeknot kegelvormige oppervlakken 44 en 48 van de ring 3 bezitten dezelfde kegelvorm als de afgeknot kegelvormige holten 19 en 23 van de doorgang 18 van de moer 2.
De diameter D7 van het cilindrische gedeelte 47 van de ring is groter dan de inwendige diameters D1, D2, D3 van de cilindrische holten 20, 21 en 24 van de doorgang 18 van de moer 2. De diameter D5 van het cilindrische gedeelte 43 van de ring 3 is groter dan de inwendige diameter D1 van de cilindrische holte 20 20 van de doorgang 18 van de moer 2. Bovendien zijn de verschillen in de diameters D7 en D3 aan de ene kant, en D5 en D1 aan de andere kant, gelijk: D7 - D3 = D5 - D1.
Voor het monteren van de koppeling, worden de moer 2 en de ring 3 vooraf samengesteld. Daartoe wordt de ring 3 samengeknepen, zodanig dat de evenwijdige vlakken die de langspleet 38 begrenzen naar elkaar toe bewogen worden waarbij de diameter D7 van het cilindrische gedeelte 47 van de ring 3 kleiner 25 wordt dan de diameters Dl en D2 van de cilindrische holten 20 en 21 van de moer 2. Vervolgens kan het uiteinde met diameter D7 van de ring 3 in het uiteinde met diameter D1 van de moer 2 worden gestoken zodanig dat de cilindrische gedeelten 45 en 47 van de ring en de cilindrische holten 20 en 21 van de moer 2 respectievelijk overeenkomen.
Wanneer de druk die op de ring 3 uitgeoefend wordt om hem samen te knijpen wordt weggenomen, 30 tracht deze vanwege zijn elasticiteit zijn aanvankelijke diameter weer aan te nemen, en blijft hij gevangen in de moer 2 aangezien de diameter D7 van het cilindrische gedeelte 47 van de ring 3 groter is dan de diameter D1 van de cilindrische holte 20 van de moer 2. De diameter begrensd door de punt van de klauwen 40 is iets groter dan de uitwendige diameter van de te verbinden buis T. De moer 2 en de ring 3 vormen zodoende een uit een moer en ring 2-3 bestaand samenstel dat de afdichtpakkingen 34 en 35 35 bevat. Dit samenstel, afgebeeld in figuur 6, is stevig samengevoegd en kan niet gescheiden worden door een trekkracht welke tracht om de ring 3 van de moer 2 te verscheiden, aangezien het afgeknot kegelvormige oppervlak 46 van de ring aan komt te liggen tegen de schouder 22 van de doorgang 18 van de moer 2.
De bevestiging van de koppeling (zie figuur 7) geschiedt op de volgende wijze. Het uit moer en ring 2-3 40 bestaande samenstel wordt in de doorgang 5 van het lichaam 1 gestoken, met de ring 3 naar voren, en enige windingen van de schroefdraad 32 van de moer 2 worden in de inwendige schroefdraad 12 van het lichaam 1 geschroefd. De buis T, waarvan het uiteinde vooraf afgeschuind is, wordt in de doorgang 18 van de moer 2 gestoken, vervolgens in de doorgang 39 van de ring 3, totdat zijn uiteinde aan komt te liggen tegen de schouder 10 van het lichaam 1. Vervolgens wordt de moer 2 in het lichaam 1 geschroefd, hetgeen 45 tot een axiale verplaatsing leidt van het uit de moer en de ring 2-3 bestaande samenstel totdat het oppervlak 36 aan het uiteinde van de ring 3 aan komt te liggen tegen de schouder 11 van het lichaam 1. Vervolgens kan de moer 2 alleen axiaal verder verplaatsen en tijdens het voortbewegen, sluit deze de langsspleet 38, onder invloed van zijn afgeknot kegelvormige holte 19, 23 die rusten op de overeenkomstige afgeknot kegelvormige oppervlakken 44 en 48 van de ring 3, hetgeen ertoe leidt, dat de klauwen 40 in het 50 uitwendige oppervlak van de buis T dringen. Het schroeven van de moer 2 wordt voortgezet, totdat zijn uitwendige schouder 31 aan komt te liggen tegen het uiteinde van het gedeelte 16 van het lichaam 1. Wanneer de koppeling is gemonteerd, steunen de cilindrische holten 20 en 24 van de moer 2 op de overeenkomstige cilindrische oppervlakken 43 en 47 van de ring 3. De gemonteerde koppeling is afgebeeld in figuur 1.
55 Het demonteren van de koppeling geschiedt zeer eenvoudig door de moer 2 los te schroeven. Wanneer deze voldoende is terugbewogen, komen de cilindrische oppervlakken 43 en 47 van de ring 3 los van de overeenkomstige holten 20 en 24 van de moer 2 en deze keert, vanwege zijn elasticiteit, terug naar zijn
Claims (8)
1. Koppeling voor buizen, in het bijzonder voor buizen van synthetisch materiaal, van het soort met een lichaam waar doorheen een doorgang loopt waarin een inwendige schroefdraad is aangebracht, een moer, 45 waar doorheen eveneens een doorgang loopt, aan een uiteinde voorzien van een kraag met een zeskantige omtrek en een uitwendige schroefdraad die in de inwendige schroefdraad van het lichaam kan worden geschroefd, en een ring die in langsrichting gespleten is, en naar het inwendige toe radiaal vervormbaar is, waar doorheen een doorgang loopt, welke, vóór het samenstellen van de koppeling, gevangen gehouden wordt in de moer met een van zijn uiteinden dat gestoken is in het uiteinde van de doorgang van de moer 50 tegenover de kraag, teneinde een uit een moer en een ring bestaand samenstel te vormen, welke ring en moer aan hun buitenomtrek respectievelijk binnenomtrek ten minste één paar samenwerkende oppervlakken bezitten, en van elk paar ten minste één oppervlak konisch is zodanig dat bij het indringen in de moer de ring in radiale richting wordt samengedrukt, welke ring in axiale richting verschuifbaar is ten opzichte van de moer en dat in de doorgang van het lichaam een verdere schouder is aangebracht waartegen het uiteinde 55 van de buis die verbonden moet worden komt aan te liggen, met het kenmerk, dat bij het inschroeven van de moer (2) in het lichaam (1) het van de moer (2) afgekeerde kopvlak (36) van de ring (3) in rechtstreeks contact aan komt te liggen tegen een schouder (11) van het lichaam (1), en bij verder inschroeven van de 5 193502 moer (2) de ring (3) in de moer (2) dringt, dat de ring (3) en de moer (2) aan hun buitenomtrek respectievelijk binnenomtrek ten minste één paar samenwerkende cilindrische oppervlakken (43, 47 respectievelijk 20, 24) bezitten, waarbij de cilindrische oppervlakken van elk paar in samenwerking brengbaar zijn door het verder in de moer (2) dringen van de ring (3) na het in radiale richting samendrukken daarvan.
2. Koppeling volgens conclusie 1 waarbij de doorgang van de moer vanaf het uiteinde tegenover de kraag een nauwer wordende afgeknot kegelvormige holte bevat en waarbij het uitwendige oppervlak van de ring gerekend van het ene uiteinde naar het andere uiteinde een eerste cilindrisch gedeelte en aansluitend een nauwer wordend afgeknot kegelvormig oppervlak bevat, met het kenmerk, dat gerekend in dezelfde richting, de doorgang van de moer (18) aansluitend op de nauwer wordende afgeknot kegelvormige holte (19) een 10 cilindrische holte (20) met een diameter D1 bevat en voorts achtereenvolgens een cilindrische holte (21) met diameter D2 die groter is dan D1, verbonden aan de holte (20) door middel van een radiale schouder (22), een nauwer wordende afgeknot kegelvormige holte (23), een cilindrische holte (24), met een diameter D3 kleiner dan D1, een cilindrische holte (25) waarvan de diameter D4 kleiner is dan D3 en iets groter is dan de uitwendige diameter van de te verbinden buis T, en een wijder wordende afgeknot kegelvormige 15 holte (28), en dat het uitwendige oppervlak van de ring (3) aansluitend op het nauwer wordend afgeknot kegelvormig oppervlak (44), achtereenvolgens omvat een tweede cilindrisch gedeelte (45) met diameter D6 kleiner dan de diameter D5 van het eerste cilindrische gedeelte (43), een wijder wordend afgeknot kegelvormig oppervlak (46), een derde cilindrisch gedeelte (47), met een diameter D7 die kleiner is dan D5 en groter dan D6, verbonden aan het uiteinde (37) door een nauwer wordend afgeknot kegelvormig 20 oppervlak (48) met dezelfde kegelvorm als het oppervlak (44).
3. Koppeling volgens conclusie 1 of 2, waarbij het uitwendige oppervlak van de moer (2) een cilindrische schacht (29) bevat, in het oppervlak waarvan een schroefdraad (32) is aangebracht met het kenmerk, dat in het oppervlak van de schacht (29) een sleuf (33) is aangebracht met een torusvormige afdichtpakking (35) daarin, welke op het oppervlak van een cilindrische holte (8) steunt aangebracht in de doorgang (5) van het 25 lichaam (1).
4. Koppeling volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat in het oppervlak van de cilindrische holte (25) van de doorgang (18) van de moer (2) een afgeknot kegelvormige sleuf (27) is aangebracht, wijder wordend naar het ringvormige aan het uiteinde gelegen oppervlak (17), waarin een torusvormige afdichtpakking (34) is aangebracht.
5. Koppeling volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de afgeknot kegelvormige oppervlakken (44 en 48) van de ring (3) nauwer worden in dezelfde richting als de afgeknot kegelvormige holten (19 en 23) van de moer (2) en eenzelfde halve tophoek hebben als deze holten, waarbij de waarde van deze halve tophoek ligt tussen 20° en 45° en bij voorkeur gelijk is aan 30°.
5 Deze koppeling kan ook gebruikt worden om onderling twee buizen van synthetisch materiaal, zoals afgebeeld in figuur 8 te verbinden. In dit geval bevat hij een lichaam 50 dat symmetrisch is ten opzichte van een centrale schouder 49 waartegen, aan weerskanten van deze schouder, de uiteinden van de twee te verbinden buizen en twee uit een moer en een ring 2-3 bestaande samenstellen komen aan te liggen. Indien de te verbinden buis T van soepel synthetisch materiaal is, wordt een inwendige ring daarin 10 ingestoken teneinde hem een voldoend grote stijfheid te verschaffen, en om zodoende het indringen van de klauw 40 in zijn uitwendig oppervlak mogelijk te maken. De onderhavige koppeling bezit de volgende voordelen: - hoewel hij uit vijf elementen bestaat, te weten een lichaam, een moer, een ring en twee afdichtpakkingen, zijn voor deze koppeling in verband met het monteren slechts het samenstellen van twee stukken nodig: het 15 lichaam, en het uit een moer en een ring bestaande samenstel voorzien van zijn afdichtpakkingen; dit vormt een aanzienlijk voordeel wanneer het erom gaat om een buis aan een ingezette kraan te verbinden, gemonteerd op een onderaardse leiding, waarbij de bewerking uitgevoerd wordt in een gegraven sleuf; - er bestaat geen enkel risico voor het maken van fouten tijdens het monteren van de koppeling, aangezien het samenstel met een moer en een ring, dat vooraf samengesteld is in de fabriek, slechts op een enkele 20 wijze in het lichaam van de koppeling kan worden gestoken; - de twee afgeknot kegelvormige holten 19 en 23 van de moer en de twee overeenkomstige oppervlakken 44 en 48 van de ring, welke samenwerkende hellingen vormen, verschaffen een cilindrische, en nietkegelvormige, bevestiging van de ring op de buis, hetgeen ten gevolge heeft dat het vastzetkoppel dat nodig is tijdens het in het lichaam schroeven van de moer constant blijft; 25. de verschillen in de diameters (D7 tot D3) aan de ene kant (D5 tot D1) aan de andere kant zijn gelijk, en daardoor geschiedt het vastzetten van de ring op de buis over de gehele lengte daarvan gelijkmatig, waardoor een gelijkmatige indringing van elk van de tanden in het oppervlak van de buis wordt verkregen; - tijdens het in het lichaam schroeven van de moer wordt de buis niet aan het draaien gebracht, aangezien de ring, die in aanraking is met de buis, zelf geen enkele draaiende beweging uitvoert vanwege het feit dat 30 hij aanligt tegen de schouder van het lichaam; - de klauwen van de ring beginnen pas in het uitwendig oppervlak van de buis te dringen wanneer deze axiaal onbeweeglijk aanligt tegen de schouder 11 van het lichaam, waardoor elke axiale beweging van de ring ten opzichte van de buis die tot het loslaten van de buitenlaag daarvan zou kunnen leiden, wordt verhinderd; 35. het slot van het schroeven van de moer is ondubbelzinnig bepaald aangezien dit bepaald wordt door het aankomen van zijn kraag 30 met zeskantige omtrek tegen het uiteinde van het lichaam; - de afgeknot kegelvormige holte 28 van de moer maakt het mogelijk om de te verbinden buis, welke vervormd zou kunnen zijn tijdens opslag op een rek, weer rond te maken. 40
6. Koppeling volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de diameter D7 van het cilindrische gedeelte (47) 35 van de ring (3) groter is dan de diameters D1, D2 en D3 respectievelijk van de cilindrische holten (20, 21 en 24. van de cilindrische doorgang (18) van de moer (2).
7. Koppeling volgens conclusie 5 en 6, met het kenmerk, dat de diameter D5 van het cilindrische gedeelte (43) van de ring (3) groter is dan de diameter D1 van de cilindrische holte (20) van de doorgang (18) van de moer (2).
8. Koppeling volgens conclusie 6 en 7, met het kenmerk, dat de verschillen in de diameters D7-D3 aan de ene kant, en D5-D1 aan de andere kant gelijk zijn. Hierbij 6 bladen tekening
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
FR8605566A FR2597569B1 (fr) | 1986-04-16 | 1986-04-16 | Raccord pour tuyaux |
FR8605566 | 1986-04-16 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8700743A NL8700743A (nl) | 1987-11-16 |
NL193502B NL193502B (nl) | 1999-08-02 |
NL193502C true NL193502C (nl) | 1999-12-03 |
Family
ID=9334357
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8700743A NL193502C (nl) | 1986-04-16 | 1987-03-30 | Koppeling voor buizen. |
Country Status (9)
Country | Link |
---|---|
AT (1) | AT394259B (nl) |
BE (1) | BE1000113A5 (nl) |
CH (1) | CH672013A5 (nl) |
DE (1) | DE8705276U1 (nl) |
FR (1) | FR2597569B1 (nl) |
GB (1) | GB2189302B (nl) |
IT (1) | IT1208870B (nl) |
LU (1) | LU86846A1 (nl) |
NL (1) | NL193502C (nl) |
Families Citing this family (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE4041677C2 (de) * | 1990-12-22 | 2000-01-13 | Voss Armaturen | Rohrverschraubung mit Schneidring |
GB2294990B (en) * | 1994-11-11 | 1997-06-11 | Hepworth Building Prod | Pipe fitting with grab ring |
DE10249958B3 (de) * | 2002-10-26 | 2004-08-12 | Martin Biermann | Vorrichtung zum lösbaren Verbinden mit einem Ende einer röhrenartigen Leitung, insbesondere Schlauch-Schnellverbinder |
DE202004010235U1 (de) * | 2004-06-30 | 2005-08-18 | Gebrüder Beul GmbH & Co. KG | Steckverbinder für den Rohrleitungsbau |
AT501475B8 (de) * | 2005-09-15 | 2007-02-15 | E Hawle Armaturenwerke Gmbh | Anschlussstück für ein ende eines runden, insbesondere rohrförmigen gegenstandes |
DE202010014746U1 (de) | 2010-10-22 | 2011-03-17 | Kurt Kanal- Und Rohrtechnik Gmbh | Zugfeste Rohrverbindung |
CN103912743B (zh) * | 2014-03-20 | 2016-02-24 | 山东桑乐太阳能有限公司 | 一种太阳能防冻液加液及取液用的接头 |
WO2016162121A1 (en) * | 2015-04-08 | 2016-10-13 | Pipes & Fittings Eqofluids Sl. | Connector for tubular elements for the conveying of fluids |
US11739871B2 (en) * | 2021-09-30 | 2023-08-29 | David Droke | Pipe union assembly |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3471181A (en) * | 1966-10-13 | 1969-10-07 | Imp Eastman Corp | Fitting |
US3707302A (en) * | 1970-08-27 | 1972-12-26 | Ite Imperial Corp | High performance fitting |
GB1362205A (en) * | 1971-01-26 | 1974-07-30 | Alenco Ind Components Ltd | Pipe coupling |
DE3011430C2 (de) * | 1980-03-25 | 1983-05-26 | Armaturenfabrik Hermann Voss GmbH + Co, 5272 Wipperfürth | Steckarmatur zum schnellen und lösbaren Anschluß für Kunststoff-Rohrleitungen |
-
1986
- 1986-04-16 FR FR8605566A patent/FR2597569B1/fr not_active Expired
-
1987
- 1987-03-30 NL NL8700743A patent/NL193502C/nl not_active IP Right Cessation
- 1987-04-01 AT AT0079887A patent/AT394259B/de not_active IP Right Cessation
- 1987-04-09 DE DE8705276U patent/DE8705276U1/de not_active Expired
- 1987-04-13 CH CH1452/87A patent/CH672013A5/fr not_active IP Right Cessation
- 1987-04-15 BE BE8700401A patent/BE1000113A5/fr not_active IP Right Cessation
- 1987-04-15 LU LU86846A patent/LU86846A1/fr unknown
- 1987-04-15 IT IT8767315A patent/IT1208870B/it active
- 1987-04-16 GB GB8709175A patent/GB2189302B/en not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
FR2597569B1 (fr) | 1988-10-21 |
CH672013A5 (nl) | 1989-10-13 |
LU86846A1 (fr) | 1987-08-12 |
GB2189302A (en) | 1987-10-21 |
BE1000113A5 (fr) | 1988-03-29 |
AT394259B (de) | 1992-02-25 |
IT8767315A0 (it) | 1987-04-15 |
NL8700743A (nl) | 1987-11-16 |
ATA79887A (de) | 1991-08-15 |
NL193502B (nl) | 1999-08-02 |
FR2597569A1 (fr) | 1987-10-23 |
IT1208870B (it) | 1989-07-10 |
GB2189302B (en) | 1989-11-29 |
GB8709175D0 (en) | 1987-05-20 |
DE8705276U1 (de) | 1987-07-30 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US3325192A (en) | Flareless tube coupling nut and ferrule assembly | |
US6896299B1 (en) | Resin pipe joint | |
US4005884A (en) | Pipe coupling | |
US3113792A (en) | Pipe union with separable flange for nut | |
US3889989A (en) | Pipe couplings | |
US4674775A (en) | Coupling for corrugated conduit | |
KR100622360B1 (ko) | 마멸 손상을 감소시키기 위한 릴리프를 구비한 페룰 | |
US3584900A (en) | High-pressure sealing and gripping device | |
US5785357A (en) | Locking joint | |
US5332269A (en) | Connecting device for plastic tubes and method for connecting a plastic tube | |
US2452275A (en) | Tube fitting coupling | |
US3120969A (en) | Flareless tube coupling | |
US2497274A (en) | Pipe connector | |
US3294426A (en) | Self-flaring tube coupling | |
US3659881A (en) | Coupling connector | |
US4387267A (en) | Device for the fluid-tight anchorage of an electric conducting cable inlet | |
GB1589069A (en) | Screw-threaded pipe joint | |
NL193502C (nl) | Koppeling voor buizen. | |
CA1148192A (en) | Tube coupling | |
US4544186A (en) | Unitary clamp action fitting | |
US3433508A (en) | Pipe coupling | |
US3765708A (en) | Tubing union | |
US3851903A (en) | Coupler for connecting tubular members | |
EP0418262A1 (en) | Clamp assembly | |
US2430657A (en) | Coupling |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20070330 |