NL193365C

NL193365C - Stelsel voor het via een flexibele leiding verbinden van een aan een drijvende boei verankerd schip met een aan de zeebodem verankerd werkplatvorm.

Info

Publication number: NL193365C
Application number: NL8701849A
Authority: NL
Original assignee: Bluewater Terminal Systems Nv
Priority date: 1987-08-05
Filing date: 1987-08-05
Publication date: 1999-08-03
Also published as: NL8701849A; NL193365B

Description

1 193365

Stelsel voor het via een flexibele leiding verbinden van een aan een drijvende boei verankerd schip met een aan de zeebodem verankerd werkplatvorm.

De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het via een flexibele leiding verbinden van een via een 5 drijvende boei en ten minste een, eerste, trekvast verbindingsorgaan aan de zeebodem verankerd schip, met een eveneens aan de zeebodem verankerd werkplatvorm en dergelijke, dat in verbinding staat met een onderwaterbron, waarbij de leiding is gekoppeld met ten minste een drijver waarop via een tweede trekvast verbindingsorgaan een zodanig omlaag gerichte kracht wordt uitgeoefend dat de afstand tussen de drijver en het wateroppervlak groter is dan de diepgang van het schip.

10 Een dergelijk stelsel is bekend uit een artikel in ’’Pétrole et techniques”, nr. 285, december 1981, blz. 134-143, getiteld: "Synthese des actions de recherche”.

In het in dit artikel voorgestelde stelsel is de drijvende boei op de gebruikelijke wijze via een viertal, over de omtrek van de boei verdeeld daaraan bevestigde ankerkabels aan de bodem verankerd en is uitgevoerd met de gebruikelijke draaitafel; het geheel is betrekkelijk gecompliceerd en duur.

15 De uitvinding beoogt een eenvoudige en goedkope inrichting voor te stellen en volgens de uitvinding is hiertoe het stelsel zodanig uitgevoerd dat de drijvende boei via het eerste, trekvast verbindingsorgaan is verbonden met een ballastgewicht dat aan de zeebodem is verankerd via een derde trekvast verbindingsorgaan, waarvan de maximale horizontale projectie kleiner is dan de horizontale afstand tussen de het dichtst bij het schip gelegen drijver en het ankerpunt van dit derde verbindingsorgaan.

20 Met deze maatregelen wordt het voordeel verkregen dat nog slechts een verankeringspunt op de zeebodem nodig is: zowel de uitvoering als de installatie zijn dus goedkoper.

Bij voorkeur wordt in een uitvoering, waarbij het tweede trekvast verbindingsorgaan wordt gevormd door een lengte kabel of ketting die tot de zeebodem reikt, de drijver beneden het wateroppervlak gehouden door het eigen gewicht van deze lengte kabel of ketting plus dat van de leiding, terwijl het eigen gewicht van de 25 lengte kabel of ketting alleen respectievelijk dat van de leiding alleen onvoldoende is om de drijver beneden het wateroppervlak te houden.

Door deze maatregelen worden de drijvers zeker gepositioneerd doch zijn ook, wanneer dit nodig is, gemakkelijk weer te lichten.

30 De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening waarvan de figuur een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding schematisch weergeeft.

In de tekening zijn drijvend aan de oppervlakte weergegeven een productieplatform 1 en een meerboei 2. Tussen deze beide loopt de leiding 3. Het productieplatform is via de stijgbuis 4 op niet weergegeven wijze 35 verbonden met een bron in de zeebodem, bijvoorbeeld een oliebron. Aan de meerboei 2 is een tankschip 5 op bekende wijze afgemeerd. Tussen de meerboei 2 en het tankschip 5 bevindt zich de leiding 6 waardoor het tankschip kan worden geladen met olie.

De leiding 3 wordt op een afstand van de zeebodem gehouden door de drijvers 7. Deze drijvers 7 zijn aan de zeebodem verankerd door middel van lengten ketting 8 waarvan de afmetingen en de lengte 40 zodanig zijn gekozen dat hun gewicht plus het gewicht van de leiding voldoende zijn om de drijvers 7 onder het wateroppervlak te houden, echter zonder deze tot de zeebodem te doen zinken. Echter hebben de drijvers een zodanig drijfvermogen dat zij de leiding en het gewicht van het niet door de zeebodem gesteunde deel van de ketting kunnen dragen. Bijzonder voordelig is het, als het drijfvermogen van de drijvers zodanig is gekozen dat het gewicht van de lengten ketting of de leiding afzonderlijk onvoldoende is 45 om ze onder de oppervlakte te houden; dit maakt het makkelijker te zijner tijd de drijvers met hun kettingen te lichten. Desgewenst kan aan het ondereinde van de kettingen 8 nog een bekend anker zijn verschaft, bijvoorbeeld een gewichtsanker in de vorm van een blok beton. De afstand van de drijvers tot het wateroppervlak bedraagt ten minste de diepgang van het tankschip.

De meerboei 2 draagt aan het einde van een verbindingsmiddel, bijvoorbeeld een kabel 9, een 50 ballastgewicht 10. Als voor het verbindingsmiddel 9 staaldraadkabel wordt gekozen dan worden met voordeel twee in hoofdzaak evenwijdige kabels gebruikt; hierdoor wordt voorkomen dat de geslagen kabel uiteen wordt gedraaid, hetgeen bij zeer zware enkele kabels kan voorkomen. Het ballastgewicht houdt de kabel 9 op spanning. Het is ook mogelijk dat de kabel 9 op spanning wordt gehouden door het drijfvermogen van de meerboei zelf in de vorm van een sparboei.

55 Het ballastgewicht 10 is aan een verankeringspunt 12 aan de zeebodem bevestigd door middel van een verbindingsmiddel 11. Dit verbindingsmiddel 11 kan een stijve arm of een buigzaam verbindingsmiddel in de vorm van ketting of kabel zijn. Als verankering in het punt 12 kan elk geschikt bekend verankeringsmiddel

Claims

193365 2 worden gebruikt, bijvoorbeeld een paal, een gewichtsanker, een zuiganker, een paddestoelanker of dergelijke. Er kunnen ook meerdere verankeringspunten 12 worden gebruikt; in dat geval kunnen gebruikelijke ingraafankers zoals bijvoorbeeld ploegschaarankers worden gebruikt. Het stelsel volgens de uitvinding functioneert als volgt. Door een verandering in de stromingsrichting 5 verplaatsen de meerboei en het tankschip zich van hun plaats rechts in de figuur tot de in streeplijn weergegeven plaats. De lengte van de arm 11 is zodanig dat het ballastgewicht en het verbindingsmiddel 9 niet in aanraking kunnen komen met de ketting 8 van de dichtstbij liggende drijver 7. Daardoor is er altijd voldoende ruimte voor de aan de meerboei bevestigde bocht van de leiding 3. Het om elkaar heen draaien van de leiding 3 en het verbindingsmiddel 9 wordt voorkomen doordat hetzij het tankschip en de leiding 6, 10 hetzij de leiding 3 en het verbindingsmiddel 9 met de meerboei zijn verbonden door middel van een draaitafel. 15

1. Stelsel voor het via een flexibele leiding verbinden van een drijvende boei en ten minste een, eerste, trekvast verbindingsorgaan aan de zeebodem verankerd schip, met een eveneens aan de zeebodem verankerd werkplatvorm en dergelijke, dat in verbinding staat met een onderwaterbron, waarbij de leiding is gekoppeld met ten minste een drijver waarop via een tweede trekvast verbindingsorgaan een zodanig 20 omlaag gerichte kracht wordt uitgeoefend dat de afstand tussen de drijver en het wateroppervlak groter is dan de diepgang van het schip, met het kenmerk, dat de drijvende boei (2) via het eerste, trekvast verbindingsorgaan (9) is verbonden met een ballastgewicht (10) dat aan de zeebodem is verankerd via een derde trekvast verbindingsorgaan (11), waarvan de maximale horizontale projectie kleiner is dan de horizontale afstand tussen de het dichtst bij het schip gelegen drijver (7) en het ankerpunt (12) van dit derde 25 verbindingsorgaan (11).

2. Stelsel volgens conclusie 1, waarbij het tweede trekvast verbindingsorgaan wordt gevormd door een lengte kabel of ketting die tot de zeebodem reikt, en waarbij de drijver (7) beneden het wateroppervlak wordt gehouden door het eigen gewicht van de lengte kabel of ketting (8) plus dat van de leiding (3), met het kenmerk dat het eigen gewicht van de lengte kabel of ketting (8) alleen, respectievelijk dat van de 30 leiding (3) alleen onvoldoende is om de drijver (7) beneden het wateroppervlak te houden. Hierbij 1 blad tekening