NL192606C - System for emptying a container intended for liquids such as blood. - Google Patents
System for emptying a container intended for liquids such as blood. Download PDFInfo
- Publication number
- NL192606C NL192606C NL8301925A NL8301925A NL192606C NL 192606 C NL192606 C NL 192606C NL 8301925 A NL8301925 A NL 8301925A NL 8301925 A NL8301925 A NL 8301925A NL 192606 C NL192606 C NL 192606C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- emptying
- membrane
- self
- sealing
- subspace
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A61—MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
- A61J—CONTAINERS SPECIALLY ADAPTED FOR MEDICAL OR PHARMACEUTICAL PURPOSES; DEVICES OR METHODS SPECIALLY ADAPTED FOR BRINGING PHARMACEUTICAL PRODUCTS INTO PARTICULAR PHYSICAL OR ADMINISTERING FORMS; DEVICES FOR ADMINISTERING FOOD OR MEDICINES ORALLY; BABY COMFORTERS; DEVICES FOR RECEIVING SPITTLE
- A61J1/00—Containers specially adapted for medical or pharmaceutical purposes
- A61J1/14—Details; Accessories therefor
- A61J1/1406—Septums, pierceable membranes
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- Pharmacology & Pharmacy (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Animal Behavior & Ethology (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Public Health (AREA)
- Veterinary Medicine (AREA)
- Medical Preparation Storing Or Oral Administration Devices (AREA)
- Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)
- Thermally Insulated Containers For Foods (AREA)
- Table Devices Or Equipment (AREA)
Description
1 1926061 192606
Stelsel voor het ledigen van een houder die is bedoeld voor vloeistoffen zoals bloedSystem for emptying a container intended for liquids such as blood
De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het ledigen van een houder die is bedoeld voor vloeistoffen zoals bloed, infusie-oplossing, voedingsoplossing of reinigingsvloeistof, omvattende: een buisvormig 5 verbindingsorgaan, en een ledigingsinrichting die een zelfstandige eenheid vormt en is ingericht om het ledigen van de houder toe te laten na penetratie van de ledigingsinrichting door het buisvormige verbindingsorgaan, welke ledigingsinrichting omvat: een in hoofdzaak buisvormig afvoerorgaan; ten minste één in hoofdzaak vlak, schijfvormig, zelf-afdichtend membraan van elastisch materiaal dat dwars in het afvoerorgaan is aangebracht; een buitenste beschermende afdekking geplaatst aan de buitenzijde van het 10 zelf-afdichtende membraan teneinde het af te schermen van de omgeving, welke buitenste afdekking is ingericht voor het doorlaten van het verbindingsorgaan voor het ledigen door doorbreking of wegneming van de afdekking; en een binnenste beschermend membraan, geplaatst aan het buisvormige afvoerorgaan aan de binnenzijde van het zelf-afdichtende membraan teneinde het af te schermen van de vloeistofruimte van de houder, welk binnenste membraan is ingericht om te worden doorbroken door het verbindingsorgaan 15 voor het ledigen.The invention relates to a system for emptying a container intended for liquids such as blood, infusion solution, nutrient solution or cleaning liquid, comprising: a tubular connecting member, and an emptying device which forms an independent unit and is adapted to empty from the container after penetration of the emptying device through the tubular connector, the emptying device comprising: a substantially tubular discharge member; at least one substantially flat, disc-shaped, self-sealing membrane of elastic material arranged transversely in the discharge member; an outer protective cover placed on the outside of the self-sealing membrane to shield it from the environment, the outer cover adapted to pass the connector for emptying through or removing the cover; and an inner protective membrane disposed on the tubular discharge member on the inside of the self-sealing membrane to shield the liquid space of the container, said inner membrane being arranged to be broken by the emptying connector 15.
Een dergelijk stelsel is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 0.011.144. Dit document toont een ledigingsinrichting, waarbij het binnenste beschermende membraan in samengebouwde toestand in hoofdzaak aanligt tegen het zelf-afdichtende membraan. De buitenste beschermende afdichting is weg te nemen met behulp van een trekring. Het zelf-afdichtende membraan is voorzien van een uitsparing ofwel 20 doorsteekmarkering voor het doorsteken van het buisvormige verbindingsorgaan, bijvoorbeeld in de vorm van een injectienaald, dat gezien de afmeting van de uitsparing een veel kleinere diameter bezit dan de diameter van het buisvormige afvoerorgaan.Such a system is known from European patent application 0.011.144. This document shows an emptying device in which the inner protective membrane in the assembled state abuts against the self-sealing membrane. The outer protective seal can be removed with a pull ring. The self-sealing membrane is provided with a recess or piercing mark for piercing the tubular connecting member, for example in the form of a hypodermic needle, which, given the size of the recess, has a much smaller diameter than the diameter of the tubular discharge member.
Dit bekende stelsel bezit het nadeel, dat het binnenste membraan aanligt tegen het zelf-afdichtende membraan, waardoor het zelf-afdichtende membraan ondanks zijn elasticiteit geen ruimte bezit om weg te 25 buigen bij penetratie door het verbindingsorgaan. Doordat het binnenste beschermende membraan niet zelf-afdichtend is, zal het binnenste membraan na penetratie door het verbindingsorgaan niet afdichten en derhalve vloeistof uit de houder toelaten tot het zelf-afdichtende membraan. Het zelf-afdichtende membraan blijft na penetratie dus niet geïsoleerd van de vloeistofruimte van de met de ledigingsinrichting uitgeruste houder. De vloeistof in de houder komt aldus direct na penetratie in contact met het materiaal van het 30 zelf-afdichtende membraan, hetgeen schadelijk kan zijn voor de vloeistof in de houder en de gebruiker van de vloeistof.This known system has the drawback that the inner membrane abuts the self-sealing membrane, so that the self-sealing membrane, despite its elasticity, does not have room to deflect upon penetration through the connector. Since the inner protective membrane is not self-sealing, the inner membrane will not seal after penetration through the connector and thus allow liquid from the container into the self-sealing membrane. Thus, the self-sealing membrane does not remain isolated from the liquid space of the container equipped with the emptying device after penetration. The liquid in the container thus comes into contact with the material of the self-sealing membrane immediately after penetration, which can be harmful to the liquid in the container and the user of the liquid.
Het is een doel van de uitvinding, een verbeterd stelsel voor het ledigen van een houder voor vloeistoffen zoals bloed te verschaffen.It is an object of the invention to provide an improved system for emptying a container for liquids such as blood.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een stelsel van de in de aanhef omschreven soort, 35 waarbij het binnenste membraan op afstand van het zelf-afdichtende membraan staat en daarmee en met het buisvormige afvoerorgaan een binnenste tussenruimte definieert, waarbij de binnenste tussenruimte een eerste deelruimte omvat die is afgelegen van het zelf-afdichtende membraan, welke eerste deelruimte gevormd is voor het binnen het afvoerorgaan afdichtend ontvangen van het verbindingsorgaan voor het ledigen, en waarbij de binnenste tussenruimte verder een tweede deelruimte omvat die naburig aan het 40 zelf-afdichtende membraan gelegen is, welke tweede deelruimte dwars op het afvoerorgaan breder is dan de dwarse breedte van de eerste deelruimte binnen het afvoerorgaan, waarbij de tweede deelruimte plaats biedt voor het daarin buigen van het zelf-afdichtend membraan bij het inbrengen van het verbindingsorgaan voor het ledigen.This object is achieved according to the invention with a system of the type described in the preamble, wherein the inner membrane is spaced from the self-sealing membrane and thus defines an inner gap with the tubular discharge member, the inner gap being a first subspace spaced from the self-sealing membrane, said first subspace being formed to receive the emptying connector sealingly within the discharge member, and the inner gap further comprising a second subspace adjacent to the self-sealing membrane located, which second subspace transverse to the discharge member is wider than the transverse width of the first subspace within the discharge member, the second subspace providing space for bending the self-sealing membrane therein upon insertion of the emptying connector.
Hiermee is een ledigingsinrichting verschaft waarbij het zelf-afdichtende membraan ruimte heeft om weg 45 te buigen bij penetratie door het verbindingsorgaan, zodat het niet doorsneden hoeft te worden, wanneer reeds een of meer sneden in het zelf-afdichtende membraan aanwezig zijn, waardoor bij het penetreren van het membraan geen deeltjes vrij kunnen komen die in de vloeistof terecht kunnen komen. Doordat het verbindingsorgaan reeds afdichtend aanligt in het buisvormige afvoerorgaan voordat het binnenste membraan doorstoken is, kan de in de houder opgenomen vloeistof niet in contact komen met het 50 zelfafdichtende membraan bij het voor de eerste keer insteken van het verbindingsorgaan.This provides an emptying device in which the self-sealing membrane has room to bend away when penetrated by the connector, so that it does not have to be cut when one or more cuts are already present in the self-sealing membrane, so that when penetrating the membrane cannot release particles that can enter the liquid. Because the connector already seals in the tubular discharge before the inner membrane is pierced, the liquid contained in the container cannot come into contact with the self-sealing membrane when inserting the connector for the first time.
Opgemerkt wordt, dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.088.615 een afsluitkap voor een farmaceutische vloeistofhouder bekend is, bestaande uit een uitwendige afdekking op een dopvormig afdichtorgaan uit een doorsteekbaar centraal paneel of membraan en een ringvormig schachtgedeelte, dat opgenomen is in een schaalvormig scherm met membraanvormige bodem. Wanneer het centrale paneel dun is voor het 55 doorlaten van een verbindingsorgaan met een relatief grote diameter, vormt het ringvormige schachtgedeelte een afdichting op het verbindingsorgaan, niet het centrale membraan. Bij gebruik van een dunne injectienaald moet het centrale membraan dik zijn om zelf-afdichtend te zijn. In beide gevallen komt de 192606 2 inhoud van de houder na het doorsteken van de membraanvormige bodem in contact met het materiaal van het dopvormige afdichtorgaan.It is noted that U.S. Pat. No. 3,088,615 discloses a sealing cap for a pharmaceutical liquid container consisting of an external cover on a cap-shaped sealing member of a pierceable central panel or membrane and an annular shaft portion contained in a shell-shaped membrane-shaped screen bottom. When the central panel is thin to pass a connector of a relatively large diameter, the annular shaft portion forms a seal on the connector, not the central membrane. When using a thin injection needle, the central membrane must be thick to be self-sealing. In either case, the contents of the container will come into contact with the material of the cap-shaped sealing member after piercing the membrane-shaped bottom.
Volgens een voorkeursuitvoering, waarbij de ledigingsinrichting een inzetstuk vormt, dat in een uitlaatbuis van een bijbehorende houder monteerbaar is, heeft de buitenzijde van het afvoerorgaan ter plaatse van de 5 afdichtende eerste deelruimte een kleinere diameter dan ter plaatse van de tweede deelruimte zodat het afdichtingsdeel van het afvoerorgaan bij montage op afstand blijft van de uitlaatbuis. Hierdoor kan steeds een standaard houder met een uitlaatbuis met één afdichtingsdeel van het afvoerorgaan aangepast kan worden aan de diameter van het te gebruiken verbindingsorgaan.According to a preferred embodiment, wherein the emptying device forms an insert, which can be mounted in an outlet tube of an associated container, the outside of the discharge member at the location of the sealing first subspace has a smaller diameter than at the location of the second subspace so that the sealing part of the discharge member remains at a distance from the exhaust pipe when mounted. As a result, a standard holder with an outlet tube with one sealing part of the discharge member can always be adapted to the diameter of the connecting member to be used.
Bij voorkeur bestaat de ledigingsinrichting uit een binnenste segment en een buitenste segment, en 10 bestaat het binnenste segment uit twee elementen, waarvan het ene element een deel van het buisvormige afvoerorgaan vormt dat de eerste deelruimte omringt voor het afdichtend ontvangen van het verbindingsorgaan voor het ledigen, en waarvan het tweede element het eerste omringt en uitsteekt voorbij het binnenste membraan. Deze constructie vergemakkelijkt de vervaardiging van de ledigingsinrichting, wanneer de buisvormige afvoerorgaan voorbij het binnenste beschermende membraan uit moet steken in de richting 15 van het inwendige van de houder.Preferably the emptying device consists of an inner segment and an outer segment, and the inner segment consists of two elements, one element of which forms part of the tubular discharge member which surrounds the first subspace for sealingly receiving the emptying connector. , and the second element of which surrounds the first and projects beyond the inner membrane. This construction facilitates the manufacture of the emptying device when the tubular discharge member is to protrude beyond the inner protective membrane toward the interior of the container.
De uitvinding zal hierna meer gedetailleerd worden beschreven aan de hand van de tekening.The invention will be described in more detail below with reference to the drawing.
Figuur 1 toont schematisch het ene einddeel van een houder met een afvoerinrichting bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding.Figure 1 schematically shows the one end part of a container with a discharge device in a preferred embodiment according to the invention.
20 Figuur 2 toont op een grotere schaal de afvoerinrichting volgens figuur 1 bij een eerste uitvoeringsvorm in langsdoorsnede, waarbij een inzetstuk is getekend vóór (de linker helft) en na (de rechter helft) het vastlassen daarvan op een buisvormige mondstukrand van het uitlaatgedeelte.Figure 2 shows on a larger scale the discharge device according to Figure 1 in a first embodiment in longitudinal section, in which an insert is drawn before (the left half) and after (the right half) welding it onto a tubular nozzle edge of the outlet section.
Figuur 3 toont op een grotere schaal de afvoerinrichting volgens figuur 1 bij een tweede uitvoeringsvorm in langsdoorsnede, waarbij een inzetstuk is getekend vóór (de linker helft) en na (de rechter helft) het 25 vastlassen daarvan op een buisvormige mondstukrand van het uitlaatgedeelte.Figure 3 shows, on a larger scale, the discharge device of Figure 1 in a second embodiment in longitudinal section, with an insert drawn before (the left half) and after (the right half) welding it onto a tubular nozzle edge of the outlet section.
De figuren 4a, b tonen op een grotere schaal een afvoerinrichting volgens figuur 1 bij een derde en vierde uitvoeringsvorm in langsdoorsnede, waarbij het bovenoppervlak van de afvoerinrichting toegankelijk is voor desinfectie voor het verwijderen van fluïdum uit de houder.Figures 4a, b show on a larger scale a discharge device according to Figure 1 in a third and fourth embodiment in longitudinal section, wherein the top surface of the discharge device is accessible for disinfection for removing fluid from the container.
30 In figuur 1 is het ene einddeel getekend van een buigzaam houderlichaam 1, dat is vervaardigd van een geschikte kunststof, zoals polyvinylchloride, polypropeen, polyetheen, polyamide, polyethyleentereftaiaat of een soortgelijke thermoplastische stof of combinaties daarvan, die laminaten vormen. De houder, die na het vullen is bedoeld voor eenmalig gebruik, is op bekende wijze voorzien van een vulinrichting 2, teneinde de oorspronkelijk platgedrukte of samengedrukte houder te vullen met bloed of een oplossing, bijvoorbeeld een 35 oplossing van een voedingsstof of een infusie, of een reinigingsvloeistof. Na het vullen wordt de houder met zijn inhoud gesteriliseerd. Verder is de houder voorzien van een ledigingsinrichting of afvoerinrichting voor het verwijderen van de oplossing uit de aldus steriel gevulde houder.In Figure 1, one end portion of a flexible container body 1 is shown, which is made of a suitable plastic, such as polyvinyl chloride, polypropylene, polyethylene, polyamide, polyethylene terephthalate or a similar thermoplastic material or combinations thereof, which form laminates. The container, which is intended for single use after filling, is provided in a known manner with a filling device 2, in order to fill the originally flattened or compressed container with blood or a solution, for instance a solution of a nutrient or an infusion, or a cleaning fluid. After filling, the container with its contents is sterilized. The container is further provided with an emptying device or a draining device for removing the solution from the thus sterile filled container.
De afvoerinrichting 3 is voorzien van een buisvormig uitlaatgedeelte, dat hierna uitlaatbuis 4 wordt genoemd, dat bij de getekende uitvoeringsvormen (vergelijk de figuren 2 tot en met 4) is voorzien van een 40 relatief dun gedeelte 5, dat zich het dichtst bij het houderlichaam 1 bevindt, en van een relatief breed [ gedeelte 6, dat het verst van het houderlichaam 1 is verwijderd. Het bredere gedeelte eindigt in een mondstukrand 7. De afvoerinrichting is uitgevoerd als één stuk met het houderlichaam en is verbonden met het inwendige van het houderlichaam.The discharge device 3 is provided with a tubular outlet portion, hereinafter referred to as outlet tube 4, which in the illustrated embodiments (compare Figures 2 to 4) has a relatively thin portion 5, which is closest to the container body 1 and of a relatively wide section 6 furthest from the container body 1. The wider part terminates in a nozzle rim 7. The discharge device is formed in one piece with the container body and is connected to the interior of the container body.
Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een afvoerinrichting volgens de uitvinding, die is voorzien van 45 een buisvormig inzetstuk 8 met een binnenste eerste segment of deel 9 en een buitenste tweede segment of deel 10, welk laatste op geschikte wijze een axiale en naar buiten gerichte omtrekskraag 11 bezit. De mondstukrand 7 is zodanig geplaatst, dat hij met een lasnaad 43 kan worden verbonden met de kraag 11 en daardoor uiteindelijk een steriele afdichting van de houder tot stand brengt. Het buitenste tweede deel 10 bezit bovendien een cilindrische wand 12, die uit één stuk is verbonden met een bovenwand 13, die op zijn 50 beurt een uitwendig beschermend membraan 14 omsluit. Het genoemde binnenste eerste deel 9 bestaat uit een buisvormig binnenste deel 15 en een vergroot buitenste deel 16, waarbij het binnenste deel 15 een buitendiameter heeft, die is aangepast aan de binnendiameter van het relatief dunne gedeelte 5 van de uitlaatbuis, teneinde goed wrijvingscontact daartussen tot stand te brengen. Verder heeft het buisvormig binnenste deel 15 een voldoende grote lengte, zodat zijn vrije einde over een vooraf bepaalde afstand 55 uitsteekt in het inwendige van het houderlichaam, door middel waarvan de resterende hoeveelheid lucht in de houder en het volume van het fluïdum, dat na afvoer in de houder achterblijft, kan worden geregeld.Figure 2 shows an embodiment of a discharge device according to the invention, which is provided with a tubular insert 8 with an inner first segment or part 9 and an outer second segment or part 10, the latter suitably an axial and outwardly directed circumferential collar 11 possession. The nozzle rim 7 is positioned such that it can be joined to the collar 11 with a weld seam 43 and thereby ultimately provides a sterile seal of the container. The outer second part 10 also has a cylindrical wall 12, which is connected in one piece with an upper wall 13, which in turn encloses an external protective membrane 14. Said inner first part 9 consists of a tubular inner part 15 and an enlarged outer part 16, the inner part 15 of which has an outer diameter adapted to the inner diameter of the relatively thin part 5 of the exhaust tube, so as to achieve good frictional contact between them to establish. Furthermore, the tubular inner part 15 is of sufficient length so that its free end protrudes a predetermined distance 55 into the interior of the container body, through which the remaining amount of air in the container and the volume of the fluid, which after discharge remains in the container can be adjusted.
Een binnenste beschermend membraan 17 is geplaatst in het binnenste deel 15 op en vooraf bepaalde 3 192606 afstand van het membraan 14 van het buitenste deel van het inzetstuk. Het relatief dikke buitenste deel 16 van het binnenste deel 9 van het inzetstuk heeft een in hoofdzaak cilindrische wand 18, een bodemwand 19 en een conische, concave tussenwand 20, die is verbonden met het binnenste deel 15. Het binnenste deel 15 heeft daardoor een eerste ruimte 32 in het inzetstuk, die is verbonden met een grotere tweede ruimte 21, 5 die is begrensd door de tussenwand 20. Het binnenste eerste deel 9 van het inzetstuk is zodanig opgesteld, dat het met zijn cilindrische wand 18 is opgenomen in de ruimte, die is omsloten door de cilindrische wand 12 van het buitenste tweede deel 10 van het inzetstuk, zodat deze cilindrische wanden afdichtend oppervlaktecontact met elkaar hebben. De twee inzetstukken zijn aan elkaar gelast langs een omtreks-lasnaad 22, om een holle eenheid te vormen.An inner protective membrane 17 is placed in the inner part 15 at a predetermined distance from the membrane 14 of the outer part of the insert. The relatively thick outer part 16 of the inner part 9 of the insert has a substantially cylindrical wall 18, a bottom wall 19 and a conical, concave intermediate wall 20, which is connected to the inner part 15. The inner part 15 therefore has a first space 32 in the insert, which is connected to a larger second space 21, 5, which is bounded by the partition wall 20. The inner first part 9 of the insert is arranged such that it is received with its cylindrical wall 18 in the space, it is enclosed by the cylindrical wall 12 of the outer second portion 10 of the insert so that these cylindrical walls have sealing surface contact with each other. The two inserts are welded together along a circumferential weld seam 22 to form a hollow unit.
10 Het inzetstuk 8 is bovendien voorzien van een rond, zelf-afdichtend membraan 23 van elastisch materiaal, bijvoorbeeld van een geschikte rubber of kunststof. Met elkaar samenwerkende en in elkaar grijpende organen 25 - 27 zijn daarbij aangebracht op randdelen 24 van het afdichtingsmembraan en de twee delen 9, 10 van het inzetstuk voor een stabiel houwvast van het afdichtingsmembraan daartussen, zodat het met zijn randdelen 24 is vastgezet tegen radiale bewegingen en zodat het niet gedeeltelijk of 15 geheel loskomt van de delen van het inzetstuk, wanneer een druk wordt uitgeoefend op het middengedeelte van het afdichtingsmembraan door middel van een verbindingsinrichting, die op zijn beurt bijvoorbeeld is verbonden met een druppelkamer. Bij de getekende uitvoeringsvorm bestaan deze in elkaar grijpende organen uit ringvormige groeven 27 in tegenover elkaar liggende oppervlakken van het randdeel 24 van het afdichtingsmembraan en uit de overeenkomstige tegenhoudringen 25, 26 op de tegenover elkaar liggende 20 vlakken van de bodemwand 19 van het binnenste deel 9 van het inzetstuk en de bovenwand 13 van het buitenste deel 10 van het inzetstuk. Bij montage wordt het afdichtingsmembraan geplaatst tussen de twee delen van het inzetstuk en grijpt in de groeven en tegenhoudringen, zodat het afdichtingsmembraan werkzaam tussen de delen van het inzetstuk wordt vastgeklemd, waarna de lasnaad wordt aangebracht voor een permanente steriele insluiting van het afdichtingsmembraan.The insert 8 is additionally provided with a round, self-sealing membrane 23 of elastic material, for instance of a suitable rubber or plastic. Interacting and interlocking members 25-27 are thereby provided on edge parts 24 of the sealing membrane and the two parts 9, 10 of the insert for a stable constructional resistance of the sealing membrane therebetween, so that it is secured with its edge parts 24 against radial movements and so that it does not become partially or completely detached from the parts of the insert when pressure is applied to the middle portion of the sealing membrane by means of a connector, which in turn is connected, for example, to a drip chamber. In the illustrated embodiment, these interlocking members consist of annular grooves 27 in opposing surfaces of the edge portion 24 of the sealing membrane and of the corresponding retaining rings 25, 26 on the opposing surfaces of the bottom wall 19 of the inner portion 9 of the insert and the top wall 13 of the outer part 10 of the insert. When assembled, the sealing membrane is placed between the two parts of the insert and engages the grooves and retaining rings, so that the sealing membrane is effectively clamped between the parts of the insert, after which the weld is applied for a permanent sterile containment of the sealing membrane.
25 Het binnenste, elastische, beschermende membraan 17 is betrekkelijk dun en beschermt de inhoud van de houder tegen verontreiniging door deeltjes, terwijl het buitenste, elastische, beschermende membraan, dat ook betrekkelijk dun is, het binnenste afdichtingsmembraan beschermt tegen besmetting door bacteriën. Het buitenste beschermende membraan en het omsloten afdichtingsmembraan begrenzen zelf een derde ruimte 33 in het inzetstuk, welke ruimte in hoofdzaak dezelfde diameter bezit als de genoemde relatief grote 30 tweede ruimte 21.The inner, elastic, protective membrane 17 is relatively thin and protects the contents of the container from particulate contamination, while the outer, elastic, protective membrane, which is also relatively thin, protects the inner sealing membrane from contamination by bacteria. The outer protective membrane and the enclosed sealing membrane themselves define a third space 33 in the insert, which space has substantially the same diameter as the said relatively large second space 21.
Figuur 2 toont ook een deel van een verbindingsinrichting 45 in een stand, waarbij de verbindingsinrichting in de afvoerinrichting is gestoken. De verbindingsinrichting is voorzien van een bij voorkeur iets conisch deel 44. Het deel 44 heeft een buitendiameter, die even groot is als of iets groter is dan de binnendiameter van het buisvormige deel 15, door middel waarvan het deel 44 afdichtend aanligt tegen het 35 binnenste begrenzingsoppervlak van het binnenste deel 15. Het deel 44 van de getekende verbindingsinrichting 45 vormt slechts een voorbeeld van de bovengenoemde afdichtende aanligging. Wanneer een verbindingsinrichting in de afvoerinrichting is gestoken, zijn natuurlijk zowel de afdichtingsmembranen 14 en 17 als het afdichtingsmembraan 23 doorstoken en door de verbindingsinrichting opzij gedrukt.Figure 2 also shows part of a connecting device 45 in a position, with the connecting device inserted in the discharge device. The connecting device is provided with a preferably slightly conical part 44. The part 44 has an outer diameter which is the same as or slightly larger than the inner diameter of the tubular part 15, by means of which the part 44 sealingly abuts the inner part. boundary surface of the inner part 15. The part 44 of the drawn connecting device 45 is only an example of the above-mentioned sealing position. When a connector is inserted into the discharge device, of course, both the sealing membranes 14 and 17 and the sealing membrane 23 are pierced and pushed aside by the connector.
Figuur 3 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de afvoerinrichting volgens de uitvinding, waarbij het 40 binnenste deel 9 van het inzetstuk is samengesteld uit een eerste inrichting 9a, die samenwerkt met een tweede inrichting 9b. De eerste inrichting 9a omsluit door middel van goed wrijvingscontact over een in hoofdzaak cilindrisch einddeel 39, dat zich het dichtst bij het afdichtingsmembraan 23 bevindt, de tweede inrichting 9b over een in hoofdzaak cilindrisch deel 15a, dat bij toepassing van de tweede inrichting 9b het verst van het afdichtingsmembraan af is gelegen.Figure 3 shows an alternative embodiment of the discharge device according to the invention, wherein the inner part 9 of the insert is composed of a first device 9a, which cooperates with a second device 9b. The first device 9a encloses, by means of good frictional contact over a substantially cylindrical end part 39, which is closest to the sealing membrane 23, the second device 9b over a substantially cylindrical part 15a, which is furthest when the second device 9b is used. away from the sealing membrane.
45 De eerste inrichting 9a heeft bovendien een buisvormig binnenste deel 15b, dat door middel van goed wrijvingscontact samenwerkt met het relatief dunne gedeelte 5 van het buisvormige uitlaatgedeelte 4 en uitsteekt in het inwendige van het houderlichaam 1. Het relatief dunne gedeelte 5 van de uitlaatbuis 4 is voorzien van een omtreksflens 35, die samenwerkt met een overeenkomstig uitsteeksel 36 aan het einddeel 39 van de eerste inrichting 9a, dat zich het dichtst bij het afdichtingsmembraan 23 bevindt, om de plaats 50 van de eerste inrichting 9a in de uitlaatbuis te fixeren. De tweede inrichting 9b is voorzien van een in hoofdzaak cilindrische wand 37, die is verbonden met zowel de bodemwand 19 als met een tweede bodemwand 38, die de overgang vormt naar het cilindrische deel 15a van de tweede inrichting 9b, dat het verste van het afdichtingsmembraan is verwijderd. Het cilindrische deel 15a gaat over in het binnenste beschermende membraan 17, dat een ruimte 30 begrenst, dat is omsloten door de eerste inrichting 9a en 55 open is naar het inwendige van de houder. De omtreksflens 35 in de uitlaatbuis 4 strekt zich uit tot een binnendiameter, die groter is dan de buitendiameter van het einddeel 39 van de inrichting 9a, door middel waarvan de omtreksflens ook een contactoppervlak vormt voor de tweede bodemwand 38 van de tweede 192606 4 inrichting en daardoor bijdraagt tot het fixeren van de positie van de tweede inrichting 9b in de uitlaatbuis 4. De bovengenoemde wanddelen 37, 38 komen overeen met de tussenwand 20 bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 2. De constructie van het binnenste deel 9 van het inzetstuk als twee afzonderlijke met elkaar verbonden inrichting vergemakkelijkt de vervaardiging van het inzetstuk, wanneer het binnenste bescher-5 mende membraan 17 moet worden geplaatst binnen het buisvormige binnenste deel 15, zoals in figuur 3 is ingetekend.The first device 9a also has a tubular inner part 15b, which co-acts by means of good frictional contact with the relatively thin part 5 of the tubular outlet part 4 and protrudes into the interior of the container body 1. The relatively thin part 5 of the exhaust pipe 4 includes a peripheral flange 35 which cooperates with a corresponding projection 36 on the end portion 39 of the first device 9a closest to the sealing membrane 23 to fix the position 50 of the first device 9a in the exhaust tube. The second device 9b is provided with a substantially cylindrical wall 37, which is connected to both the bottom wall 19 and a second bottom wall 38, which forms the transition to the cylindrical part 15a of the second device 9b, which is furthest from the sealing membrane is removed. The cylindrical portion 15a merges into the inner protective membrane 17, which defines a space 30 enclosed by the first device 9a and 55 open to the interior of the container. The peripheral flange 35 in the outlet tube 4 extends to an inner diameter greater than the outer diameter of the end portion 39 of the device 9a, by means of which the peripheral flange also forms a contact surface for the second bottom wall 38 of the second 192606 device and thereby contributes to fixing the position of the second device 9b in the exhaust pipe 4. The above wall parts 37, 38 correspond to the partition wall 20 in the embodiment according to figure 2. The construction of the inner part 9 of the insert as two separate interconnected device facilitates the fabrication of the insert when the inner protective membrane 17 is to be placed within the tubular inner portion 15, as shown in Figure 3.
Het buitenste tweede deel 10a van het inzetstuk 8 is bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 aan zijn bovenwand 13 omsloten door een binnenste, in hoofdzaak cilindrische wand 41, die de bovenwand verbindt met het buitenste beschermende membraan 14 en met een buitenste cilindrische wand 43, die een contact-10 en verbindingsinrichting vormt tegen de mondstukrand 7 van de uitlaatbuis 4.The outer second part 10a of the insert 8 in the embodiment according to Figure 3 is enclosed on its top wall 13 by an inner, substantially cylindrical wall 41, which connects the top wall to the outer protective membrane 14 and to an outer cylindrical wall 43, which forms a contact-10 and connector against the nozzle edge 7 of the exhaust tube 4.
De getekende constructie van het buitenste tweede deel 10a geeft aanleiding tot een verstijving van het tweede deel 10a, door middel waarvan de bevestiging van het afdichtingsmembraan 23 wordt versterkt. Een andere factor, die daartoe bijdraagt, is, zoals in de figuur is weergegeven, de plaatsing van de tegenhoud-ringen 25, 26 en de ringvormige groeven 27 in hoofdzaak in het gebied tussen de cilindrische wand 37 van 15 de tweede inrichting 9b en de binnenwand 41 van het tweede deel 10a.The drawn construction of the outer second part 10a gives rise to a stiffening of the second part 10a, by means of which the attachment of the sealing membrane 23 is reinforced. Another factor contributing to this, as shown in the figure, is the location of the retaining rings 25, 26 and the annular grooves 27 substantially in the region between the cylindrical wall 37 of the second device 9b and the inner wall 41 of the second part 10a.
De cilindrische wand 18 van het relatief dikke buitenste deel 16 is volgens figuur 3 met zijn cilindrische oppervlakken opgesteld buiten aanraking met de aangrenzende oppervlakken van het afdichtingsmembraan 23 en de cilindrische wand 12 van het buitenste tweede deel 10. Deze uitvoeringsvorm kan worden gekozen om de productie te vergemakkelijken, omdat de steriliteit van de afvoerinrichting wordt gegarandeerd door 20 de lasnaden 22 en 43 tussen de cilindrische wand 18 en het tweede deel 10a en respectievelijk tussen het relatief dikke deel 6 van de uitlaatbuis en het tweede deel 10a.The cylindrical wall 18 of the relatively thick outer part 16 is arranged in accordance with Figure 3 with its cylindrical surfaces out of contact with the adjacent surfaces of the sealing membrane 23 and the cylindrical wall 12 of the outer second part 10. This embodiment can be selected for production because sterility of the drain device is ensured by the welds 22 and 43 between the cylindrical wall 18 and the second part 10a and between the relatively thick part 6 of the exhaust tube and the second part 10a, respectively.
Andere verwijzingscijfers, die in figuur 3 zijn gebruikt, hebben hun direkte equivalent in figuur 2 en zijn aan de hand daarvan beschreven.Other reference numerals used in Figure 3 have their direct equivalent in Figure 2 and have been described accordingly.
Figuur 4a toont een uitvoeringsvorm soortgelijk aan die volgens figuur 3, waarbij het binnenste deel 9 25 van het inzetstuk is samengesteld uit een eerste inrichting 9c, die samenwerkt met een tweede inrichting 9b. De eerste inrichting 9c van het binnenste deel van het inzetstuk is aan zijn bovenste gedeelte met voorzien van een dikker randdeel 34, dat samenwerkt met groeven 46, 47 in het relatief dunne deel 5 van het buisvormige uitlaatdeel 4 respectievelijk in de tweede inrichting 9d van het binnenste deel 9 van het inzetstuk. Deze samenwerking bewerkstelligt, dat de eerste inrichting 9c van het deel 9 van het inzetstuk 30 aan de tweede inrichting 9d van het deel van het inzetstuk respectievelijk aan het buisvormige uitlaatdeel 4 is bevestigd door middel van snapwerking.Figure 4a shows an embodiment similar to that of figure 3, wherein the inner part 9 of the insert is composed of a first device 9c, which cooperates with a second device 9b. The first device 9c of the inner part of the insert is at its upper part with a thicker edge part 34, which cooperates with grooves 46, 47 in the relatively thin part 5 of the tubular outlet part 4, respectively in the second device 9d of the inner part 9 of the insert. This cooperation ensures that the first device 9c of the part 9 of the insert 30 is attached to the second device 9d of the part of the insert or to the tubular outlet part 4 by means of snap action.
Van het buisvormige inzetstuk 8 is bij deze uitvoeringsvorm zijn buitenste tweede gedeelte 10b gevormd als een ringvormig bevestigingsdeel 48, dat aanligt tegen het afdichtingsmembraan 23 en dat in zijn centrale gedeelte is voorzien van een opening, die het bovenoppervlak van het afdichtingsmembraan blootlegt. De 35 opening van het bevestigingsdeel is begrensd door een conisch oppervlak 50, dat een betrekkelijk geleidelijke overgang vormt naar het bovenoppervlak van het afdichtingsmembraan, teneinde de desinfectie daarvan en van de omgeving daarvan te vergemakkelijken. Het bevestigingsdeel is verder voorzien van een naar beneden gerichte bevestigingsring 26 voor samenwerking met de bovenste ringvormige groef 27 in het afdichtingsmembraan, terwijl het membraan aan zijn bovenste randgebied aan de tweede inrichting 9d van 40 het binnenste deel van het inzetstuk is bevestigd door middel van de onderste groef 27 van het membraan en door middel van de bevestigingsring 25 van de tweede inrichting. Het bevestigingsdeel is met de mondstukrand 7 van het relatief dikke deel 6 van de uitlaatbuis 4 verbonden door middel van een lasnaad 51. Een bovenste membraan 49 bedekt bovendien de opening van het bevestigingsdeel 48 en is losneembaar (bijvoorbeeld gelijmd of gelast) aan het bevestigingsdeel gemonteerd. Het bovenste membraan vormt 45 uitstekende delen die geschikt kunnen dienen als grijpinrichtingen, wanneer het membraan moet worden verwijderd.In this embodiment, the tubular insert 8 has its outer second portion 10b formed as an annular fastening member 48 which abuts the sealing membrane 23 and which is provided in its central portion with an opening exposing the top surface of the sealing membrane. The opening of the mounting member is bounded by a conical surface 50, which forms a relatively smooth transition to the top surface of the sealing membrane, to facilitate its disinfection and its environment. The mounting member further includes a downwardly facing mounting ring 26 for cooperating with the top annular groove 27 in the sealing membrane, while the membrane is attached at its upper edge region to the second device 9d of 40 by the inner portion of the insert. lower groove 27 of the membrane and by means of the securing ring 25 of the second device. The fastening part is connected to the nozzle edge 7 of the relatively thick part 6 of the exhaust pipe 4 by means of a welding seam 51. An upper membrane 49 additionally covers the opening of the fastening part 48 and is mounted releasably (for instance glued or welded) on the fastening part. . The upper membrane forms 45 protruding parts which can suitably serve as gripping devices when the membrane is to be removed.
Figuur 4b toont een uitvoeringsvorm, waarbij het binnenste deel 9 van het inzetstuk een constructie en een vorm heeft, die in hoofdzaak overeenkomen met hetgeen hierboven is beschreven voor de tweede inrichting 9d in figuur 4a. Tussen het cilindrische gedeelte 15a van de tweede inrichting en het relatief 50 dunne deel 5 van de uitlaatbuis 4 is zodoende een vrije ruimte gevormd, die het mogelijk maakt, de binnendiameter van het cilindrische gedeelte 15a van de tweede inrichting aan te passen aan de diameter in de richting van de verbindingsinrichting 45, terwijl de vorm en de diameter van het relatief dunne deel 5 van de uitlaatbuis behouden blijven. Opgemerkt wordt dat deze aanpassingsmogelijkheid een aanzienlijke rationalisatie en vermindering van de kosten en productie en opslag met zich meebrengt, omdat de 55 uitlaatbuis 4 een uniforme constructie en maat krijgt, die als regel onafhankelijk kan worden gekozen van de binnendiameter van het cilindrische gedeelte 15a. De lengte van het cilindrische gedeelte 15a van de tweede inrichting is bij enige uitvoeringsvormen zodanig gekozen, dat het cilindrische gedeelte uitsteekt in 5 192606 de houder, of zoals in figuur 4b is getekend, dat het in hoofdzaak eindigt nabij de wand van de houder 1, afhankelijk van de resterende hoeveelheid lucht en het volume van het fluïdum, dat in de houder moet blijven.Figure 4b shows an embodiment, in which the inner part 9 of the insert has a construction and a shape substantially corresponding to what has been described above for the second device 9d in Figure 4a. Thus, a free space is formed between the cylindrical portion 15a of the second device and the relatively thin portion 5 of the outlet tube 4, which makes it possible to adapt the inner diameter of the cylindrical portion 15a of the second device to the diameter in the direction of the connecting device 45, while maintaining the shape and diameter of the relatively thin portion 5 of the exhaust tube. It should be noted that this customization option involves a significant rationalization and reduction of costs and production and storage, since the 55 exhaust tube 4 is of uniform construction and size, which as a rule can be selected independently of the inner diameter of the cylindrical portion 15a. The length of the cylindrical portion 15a of the second device is selected in some embodiments such that the cylindrical portion protrudes into the container, or as shown in Figure 4b, that it terminates substantially near the wall of the container 1, depending on the amount of air remaining and the volume of the fluid, which must remain in the container.
Andere verwijzingscijfers, die in de figuren 4a en 4b zijn gebruikt, komen overeen met inrichtingen, die 5 reeds eerder zijn beschreven.Other reference numerals used in Figures 4a and 4b correspond to devices previously described.
Het afdichtingsmembraan bezit voldoende elasticiteit, zodat het onmiddellijk kan terugkeren in zijn afdichtende, vlakke uitgangsstand, nadat het is doorstoken door een puntige verbindingsinrichting, en deze laatste uit het inzetstuk is teruggetrokken. De elasticiteit van het afdichtingsmembraan is bovendien voldoende groot en de plasticiteit van het materiaal voldoende groot, dat het afdichtingsmembraan zichzelf 10 kan aanpassen aan de vorm van de doorstekende verbindingsinrichting en deze kan omsluiten, teneinde een afdichtende werking uit te oefenen rondom de verbindingsinrichting gedurende het afvoeren van het fluïdum, die in hoofdzaak is vereist vanuit het oogpunt van hygiëne. De afdichtende verbinding tussen de verbindingsinrichting en de afvoerinrichting 3, teneinde lekkage van fluïdum te verhinderen, wordt hoofdzakelijk verzekerd, doordat de verbindingsinrichting 45 is voorzien van het eerder beschreven iets conische 15 gedeelte 44 voor afdichtend contact met het binnenoppervlak van het buisvormige binnenste deel 15 respectievelijk 15a.The sealing membrane has sufficient elasticity that it can immediately return to its sealing, flat starting position after it has been pierced by a pointed connector and the latter has been withdrawn from the insert. Moreover, the elasticity of the sealing membrane is sufficiently large and the plasticity of the material sufficiently large that the sealing membrane can adapt itself to the shape of the piercing connecting device and enclose it, in order to exert a sealing effect around the connecting device during discharge. of the fluid, which is primarily required from the viewpoint of hygiene. The sealing connection between the connecting device and the discharge device 3, in order to prevent leakage of fluid, is mainly ensured in that the connecting device 45 is provided with the previously described slightly conical part 44 for sealing contact with the inner surface of the tubular inner part 15, respectively. 15a.
In een alternatief geval is het binnenoppervlak van het binnenste deel 15 iets conisch uitgevoerd, of bij nog een ander alternatief zijn de twee uitvoeringsvormen gecombineerd. Teneinde te zorgen voor de noodzakelijke veerkracht van de doorstoken centrale delen, zodat de afdichtende, vlakke uitgangsstand snel 20 kan worden aangenomen, nadat de verbindingsinrichting uit het inzetstuk is teruggetrokken, is het essentieel, dat het afdichtende membraan een minimale dikte heeft van ongeveer 1,0 mm, nog afgezien van de genoemde voldoende grote elasticiteit en plasticiteit. Het afdichtingsmembraan heeft bij voorkeur een dikte van ongeveer 1,5 mm tot 2,5 mm. Deze materiaaldikten houden verband met tegenwoordig bekende materialen. Nieuwe materialen kunnen het natuurlijk mogelijk maken, het afdichtingsmembraan uit te voeren 25 met andere materiaaldikten.In an alternative case, the inner surface of the inner part 15 is slightly conical, or in yet another alternative, the two embodiments are combined. In order to provide the necessary resilience of the pierced central parts so that the sealing, flat starting position can be quickly assumed after the connector is withdrawn from the insert, it is essential that the sealing membrane has a minimum thickness of about 1. 0 mm, notwithstanding the aforementioned sufficiently high elasticity and plasticity. The sealing membrane preferably has a thickness of about 1.5 mm to 2.5 mm. These material thicknesses are related to materials known today. New materials can of course make it possible to design the sealing membrane with different material thicknesses.
Om het doorsteken van het afdichtingsmembraan door de puntige verbindingsinrichting te vergemakkelijken, is het afdichtingsmembraan binnen het doorsteekgebied bij bepaalde uitvoeringsvormen voorzien van één of meer verzwakkingen, bijvoorbeeld in de vorm van sneden, die geheel of gedeeltelijk door het materiaal gaan. De verzwakkingen kunnen bestaan uit een enkele snede of uit meerdere elkaar snijdende 30 sneden.In order to facilitate piercing of the sealing membrane through the pointed connecting device, the sealing membrane within the piercing region in certain embodiments is provided with one or more weakenings, for example in the form of cuts, which pass wholly or partly through the material. The attenuations can be a single cut or multiple intersecting cuts.
De grotere ruimte 21 van het binnenste deel 9 van het inzetstuk is zo groot, dat deze aan het afdichtingsmembraan ruimte geeft om vrij door te buigen in de ruimte onder invloed van de druk van de puntige verbindingsinrichting, als deze door het afdichtingsmembraan steekt. Na het doorsteken wordt de energie in de veerkracht, die is verzameld door het binnenwaarts buigen, vrijgemaakt, zodat wanneer de verbindingsin-35 richting wordt verwijderd, een ogenblikkelijke terugkeer van het doorgebogen centrale deel van het afdichtingsmembraan in een vlakke uitgangsstand wordt bewerkstelligd, zodat een perfecte afdichting wordt bereikt en gegarandeerd.The larger space 21 of the inner part 9 of the insert is so large that it gives the sealing membrane room to bend freely in the space under the pressure of the pointed connector as it passes through the sealing membrane. After piercing, the energy in the spring force collected by the inward bending is released, so that when the connector is removed, an instantaneous return of the bent central portion of the sealing membrane to a flat initial position is achieved, so that a perfect sealing is achieved and guaranteed.
De uitvoeringsvormen volgens de figuren 4a en 4b zijn in het bijzonder aangepast voor toepassingen, waarbij meer dan eens fluïdum uit de houder moet worden verwijderd. Het gebruik van de houder wordt 40 voorbereid, doordat het bovenste membraan 49 wordt afgescheurd. Bij bepaalde toepassingen wordt een additief toegevoegd aan het fluïdum, bijvoorbeeld door middel van een injectiespuit, die naar beneden wordt ingestoken door het afdichtingsmembraan en het binnenste beschermende membraan 17. Wanneer de toevoeging van het additief is voltooid, bestaat de mogelijkheid tot opnieuw desinfecteren van het afdichtingsmembraan in verband met het daaropvolgend insteken van de verbindingsinrichting 45. Het is duidelijk, 45 dat herhaalde verwijdering en insteken van de verbindingsinrichting met tussentijds toevoegen van additief aan het fluïdum gemakkelijk kan worden uitgevoerd, in het bijzonder wanneer de uitvoeringsvormen volgens figuur 4 worden gebruikt, en dat de vereiste steriliteit en reinheid van het fluïdum kan worden gehandhaafd. Eerder toegepaste technieken om houders van de hier beschreven soort te voorzien van speciale toevoer-inrichtingen (additiefpoorten) zijn door de uitvinding vereenvoudigd, omdat de afvoerinrichting ook voor dit 50 doel kan worden gebruikt. Bij vele toepassingen betekent dit zowel het vereenvoudigd hanteren en een goedkopere houder.The embodiments of Figures 4a and 4b are particularly adapted for applications where fluid must be removed from the container more than once. The use of the container 40 is prepared by tearing off the top membrane 49. In certain applications, an additive is added to the fluid, for example, by means of a syringe, which is inserted downwards through the sealing membrane and the inner protective membrane 17. When the addition of the additive is complete, there is the possibility of re-disinfecting the sealing membrane in connection with the subsequent insertion of the connector 45. It is understood that 45 repeated removal and insertion of the connector with intermediate addition of additive to the fluid can be easily performed, especially when using the embodiments of Figure 4, and that the required sterility and cleanliness of the fluid can be maintained. Techniques previously used to provide containers of the type described herein with special feed devices (additive ports) have been simplified by the invention, since the discharge device can also be used for this purpose. In many applications this means both simplified handling and a cheaper holder.
Teneinde de koppeling tussen het inzetstuk 8 en de uitlaatbuis te versterken, is het inzetstuk voorzien van bijvoorbeeld ringvormige uitsteeksels 31, die in de wand van de uitlaatbuis dringen (zie figuur 2).In order to strengthen the coupling between the insert 8 and the exhaust pipe, the insert is provided with, for example, annular projections 31, which penetrate into the wall of the exhaust pipe (see figure 2).
Het inzetstuk wordt voorgesteriliseerd en onder hygiënische omstandigheden in de uitlaatbuis 4 gebracht, 55 waarna het inzetstuk aan zijn mondstukrand aan de uitlaatbuis wordt gelast. Bij bepaalde toepassingen wordt het aan elkaar lassen voorafgegaan door afsnijden van de bovenranden van de uitlaatbuis 4 en van het inzetstuk 8. Het aan elkaar lassen van de twee delen 9 en 10 van het inzetstuk wordt bij voorkeur 192606 6 uitgevoerd door middel van ultrasoon en het aan elkaar lassen van het inzetstuk en de uitlaatbuis wordt uitgevoerd door toepassing van een willekeurig geschikte, bekende lesmethode, bijvoorbeeld thermisch lassen. De delen van het inzetstuk zijn bij voorkeur vervaardigd van dezelfde kunststof als de houder en zijn uitlaatbuis.The insert is pre-sterilized and introduced into the outlet tube 4 under hygienic conditions, 55 after which the insert is welded to the outlet tube at its nozzle edge. In certain applications, the welding is preceded by cutting off the top edges of the exhaust tube 4 and of the insert 8. Welding of the two parts 9 and 10 of the insert together is preferably performed by ultrasonic and the welding of the insert and the outlet tube together is carried out using any suitable known teaching method, for example thermal welding. The parts of the insert are preferably made of the same plastic as the container and its outlet tube.
5 Bij bepaalde uitvoeringsvormen is de houder voorzien van een afzonderlijke, met een membraan afgedichte opening voor het inbrengen van verschillende additieven in de infusie-oplossing, zoals drugs en voedingsstoffen. Bovendien is de houder als regel voorzien van ophanginrichtingen (niet getekend), die zijn aangebracht aan het uiteinde van de houder, dat van de afvoerinrichting 3 is afgekeerd, zodat de houder bij toediening van het fluïdum kan worden opgehangen. Zowel de vulinrichting als de afvoerinrichting kunnen 10 worden beschermd door beschermende hulzen of soortgelijke inrichtingen, teneinde algehele hygiëne te verzekeren, welke beschermende hulzen worden verwijderd, wanneer de houder moet worden gebruikt.In certain embodiments, the container is provided with a separate membrane-sealed opening for introducing various additives into the infusion solution, such as drugs and nutrients. In addition, the container is generally provided with suspension devices (not shown), which are arranged on the end of the container, which faces away from the discharge device 3, so that the container can be suspended during administration of the fluid. Both the filling device and the discharge device can be protected by protective sleeves or similar devices, to ensure overall hygiene, which protective sleeves are removed when the container is to be used.
Bij gebruik wordt de samengedrukte houder via de vulinrichting gevuld met het vereiste fluïdum, waarna hij wordt afgedicht, bij voorkeur door lassen en de gevulde houder wordt gesteriliseerd. Voor het afvoeren van het fluïdum wordt een verbindingsinrichting ingebracht, door met zijn puntige einde de drie membranen 15 van het inzetstuk van de afvoerinrichting te doorsteken, waarna het afvoeren van het fluïdum wordt gestart. Dit kan naar wens worden onderbroken en daardoor is het mogelijk, de verbindingsinrichting uit het inzetstuk terug te trekken, om een verbindingsinrichting op een later tijdstip opnieuw in te steken door de reeds doorstoken afdichtingsinrichting, zonder dat het fluïdum de houder verlaat, en als de onderbreking van korte duur is, zonder enig verlies van steriliteit, hetgeen mogelijk is gemaakt door de zelf-afdichtende 20 afdichtingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding.In use, the compressed container is filled via the filling device with the required fluid, after which it is sealed, preferably by welding, and the filled container is sterilized. For the discharge of the fluid, a connecting device is introduced, by piercing with its pointed end the three membranes 15 of the insert of the discharge device, after which the discharge of the fluid is started. This can be interrupted as desired and thereby it is possible to withdraw the connector from the insert, to re-insert a connector at a later time through the already pierced sealing device without the fluid leaving the container, and if the interruption is of short duration, without any loss of sterility, which is made possible by the self-sealing device of the present invention.
De uitvinding kan natuurlijk ook worden toegepast op niet samendrukbare houders van kunststof of een ander materiaal, bijvoorbeeld glas.The invention can of course also be applied to non-compressible containers of plastic or another material, for example glass.
De uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven uitvoeringsvormen, maar kan op velerlei manieren worden gevarieerd binnen het kader van de bijgaande conclusies. De uitlaatbuis bijvoorbeeld kan zodanig 25 worden gemaakt, dat hij in hoofdzaak overal dezelfde diameter heeft (zonder enig dikker gemaakt deel) voor het opnemen en daarin op zijn plaats vastlassen van een inzetstuk dat uit verscheidene delen bestaat, welk inzetstuk een gelijkblijvende buitendiameter heeft, die is aangepast aan de binnendiameter van de uitlaatbuis. Het binnenste deel van het inzetstuk heeft daarbij een doorgaand kanaal, dat zich het dichtst bij de houder bevindt, voor het opnemen van de puntige verbindingsinrichting, en een vergrote ruimte voor het 30 toelaten van de vereiste buitenwaartse buiging van het afdichtingsmembraan, evenals bij de bovenbeschreven uitvoeringsvormen. Hoewel een zelfafdichtend membraan normaal voldoende is om te zorgen voor de noodzakelijke hygiëne tussen tweemaal uitnemen van fluïdum uit de houder, kunnen indien nodig verscheidene, bijvoorbeeld twee, van dergelijke afdichtingsmembranen achter elkaar worden geplaatst met tussenliggende ruimten en vergrote ruimten, die de vereiste gunstige buitenwaartse buiging van elk 35 afdichtingsmembraan mogelijk maken. De twee afdichtingsmembranen zijn daarbij ingesloten door een binnenste en een buitenste beschermend membraan zoals eerder is beschreven.The invention is not limited to the above-described embodiments, but can be varied in many ways within the scope of the appended claims. For example, the exhaust tube can be made to be substantially the same diameter everywhere (without any thickened part) for receiving and welding in place a multi-piece insert, which insert has a constant outer diameter, which is adapted to the inner diameter of the exhaust pipe. The inner part of the insert thereby has a through channel, closest to the container, for receiving the pointed connector, and an enlarged space for allowing the required outward bending of the sealing membrane, as with the above described. embodiments. While a self-sealing membrane is normally sufficient to provide the necessary hygiene between twice drawing fluid from the container, if necessary, several, for example two, of such sealing membranes may be placed one behind the other with interstices and enlarged spaces, providing the required favorable outward allow bending of each sealing membrane. The two sealing membranes are thereby enclosed by an inner and an outer protective membrane as previously described.
De uitvinding is hierboven beschreven in verband met uitvoeringsvormen, waarbij de uitlaatbuis 4 tezamen met daarmee samenwerkende inzetstukken een ronde dwarsdoorsnede heeft. De uitvinding kan echter ook wordt toegepast bij uitvoeringsvormen, waarbij de genoemde inrichtingen andere dwarsdoorsne-40 den hebben, bijvoorbeeld een ovale, een veelhoekige dwarsdoorsnede enz.The invention has been described above in connection with embodiments, wherein the outlet tube 4, together with inserts co-operating therewith, has a round cross section. However, the invention can also be used in embodiments in which the said devices have other cross-sections, for example an oval, a polygonal cross-section, etc.
In de bovenstaande beschrijving is vermeld, dat de delen 9 en 10 van het inzetstuk met elkaar en met het buisvormige uitlaatdeel 4 zijn verbonden door middel van lasnaden. Uit de beschrijving blijkt duidelijk, dat volgens de uitvinding de verbindingen een geheel dichte verbinding van de delen van het inzetstuk met elkaar en met het buisvormige uitlaatdeel moeten bewerkstelligen. De uitvinding kan dus worden gereali-45 seerd met behulp van elke willekeurige dichte verbinding, bijvoorbeeld een kleefmiddelverbinding, een snappende verbinding gecombineerd met een afdichtingsmiddel enz.It has been stated in the above description that the parts 9 and 10 of the insert are connected to each other and to the tubular outlet part 4 by means of welding seams. It is clear from the description that according to the invention the connections must effect a completely tight connection of the parts of the insert with each other and with the tubular outlet part. Thus, the invention can be realized using any tight seal, for example an adhesive seal, a snap seal combined with a sealant, etc.
De uitvinding betreft een inrichting in een houder voor fluïdum, zoals bloed, een infusie-oplossing of een oplossing van een voedingsstof of een reinigingsvloeistof, welke houder bij voorkeur bestaat uit kunststof en als regel is voorzien van een vulinrichting 2 van een voorraad van het fluïdum in de houder en van een 50 buisvormige afvoerinrichting 3 voor het verwijderen van fluïdum uit de houder via een verbindingsinrichting 45, die zodanig is uitgevoerd dat zij met een puntig einde door de afvoerinrichting kan worden bewogen bij het doorsteken van daarin geplaatste afdichtingsinrichtingen. Volgens de uitvinding omvat de afvoerinrichting een zelf-afdichtend membraan 23 van elastisch materiaal en de afvoerinrichting 3 heeft daardoor een eerste cilindrische ruimte 32 voor het opnemen van de verbindingsinrichting bij tot stand brengen van afdichtend 55 oppervlaktecontact met de afvoerinrichting en een tweede ruimte 21, die groter is dan de eerstgenoemde ruimte en is geplaatst tussen de eerstgenoemde ruimte 32 en het afdichtingsmembraan 23, waarbij het elastische zelf-afdichtende membraan 23 zodanig is geplaatst, dat het onder invloed van een druk,The invention relates to a device in a container for fluid, such as blood, an infusion solution or a solution of a nutrient or a cleaning liquid, which container preferably consists of plastic and as a rule is provided with a filling device 2 of a supply of the fluid in the container and of a tubular discharge device 3 for removing fluid from the container via a connecting device 45, which is designed such that it can be moved through the discharge device with a pointed end when piercing sealing devices placed therein. According to the invention, the drain device comprises a self-sealing membrane 23 of elastic material and the drain device 3 therefore has a first cylindrical space 32 for receiving the connecting device upon establishing sealing surface contact with the drain device and a second space 21, which is larger than the former space and is located between the former space 32 and the sealing membrane 23, the elastic self-sealing membrane 23 being placed under pressure,
Claims (4)
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
SE8203365 | 1982-06-01 | ||
SE8203365 | 1982-06-01 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8301925A NL8301925A (en) | 1984-01-02 |
NL192606B NL192606B (en) | 1997-07-01 |
NL192606C true NL192606C (en) | 1997-11-04 |
Family
ID=20346936
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8301925A NL192606C (en) | 1982-06-01 | 1983-05-31 | System for emptying a container intended for liquids such as blood. |
Country Status (7)
Country | Link |
---|---|
DK (1) | DK165483C (en) |
GB (1) | GB2121016B (en) |
IE (1) | IE54272B1 (en) |
IL (1) | IL68821A (en) |
NL (1) | NL192606C (en) |
NO (1) | NO166834C (en) |
SE (1) | SE455165B (en) |
Families Citing this family (13)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2613707B1 (en) * | 1987-04-07 | 1991-05-03 | Fuso Pharmaceutical Ind | METHOD AND DEVICE FOR SEALING THE NUT OF A SYNTHETIC RESIN TRANSFUSION CONTAINER |
DE19500459A1 (en) * | 1995-01-10 | 1996-07-11 | Pohl Gmbh & Co Kg | Arrangement on infusion bottles or the like |
JP3409943B2 (en) * | 1995-05-25 | 2003-05-26 | 昭和電工株式会社 | Plug for infusion container and method for producing the same |
US5871110A (en) * | 1996-09-13 | 1999-02-16 | Grimard; Jean-Pierre | Transfer assembly for a medicament container having a splashless valve |
DE19717765C1 (en) * | 1997-04-26 | 1999-02-25 | Fresenius Ag | Sterile connector and foil pouch with a sterile connector |
US5925029A (en) * | 1997-09-25 | 1999-07-20 | Becton, Dickinson And Company | Method and apparatus for fixing a connector assembly onto a vial with a crimp cap |
US6090093A (en) * | 1997-09-25 | 2000-07-18 | Becton Dickinson And Company | Connector assembly for a vial having a flexible collar |
US6003566A (en) * | 1998-02-26 | 1999-12-21 | Becton Dickinson And Company | Vial transferset and method |
US7285423B2 (en) | 2000-12-22 | 2007-10-23 | Biotage Ab | Penetrable pressure proof sealing for a container |
JP4060222B2 (en) * | 2003-03-26 | 2008-03-12 | 株式会社大塚製薬工場 | Chemical container |
DE102004051300C5 (en) * | 2004-10-20 | 2013-01-24 | Fresenius Kabi Deutschland Gmbh | Cap for containers filled with medical fluids |
JP5889572B2 (en) * | 2011-08-18 | 2016-03-22 | 内外化成株式会社 | Elastic plug body, medical cap and method for producing the same |
ITMI20131118A1 (en) * | 2013-07-04 | 2015-01-05 | Massimiliano Luciani | IMPROVED SECURITY ELECTRONIC CIGARETTE |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3831813A (en) * | 1973-05-11 | 1974-08-27 | Haemonetics Corp | High-flow capacity, self-regulating bypass spike |
US4133441A (en) * | 1978-03-23 | 1979-01-09 | Baxter Travenol Laboratories, Inc. | Injection site |
-
1983
- 1983-05-26 SE SE8302947A patent/SE455165B/en not_active IP Right Cessation
- 1983-05-30 IE IE127583A patent/IE54272B1/en not_active IP Right Cessation
- 1983-05-30 NO NO831932A patent/NO166834C/en unknown
- 1983-05-31 IL IL6882183A patent/IL68821A/en not_active IP Right Cessation
- 1983-05-31 DK DK244883A patent/DK165483C/en not_active IP Right Cessation
- 1983-05-31 NL NL8301925A patent/NL192606C/en not_active IP Right Cessation
- 1983-06-01 GB GB08315032A patent/GB2121016B/en not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB8315032D0 (en) | 1983-07-06 |
IE831275L (en) | 1983-12-01 |
SE8302947D0 (en) | 1983-05-26 |
NO831932L (en) | 1983-12-02 |
DK244883D0 (en) | 1983-05-31 |
IE54272B1 (en) | 1989-08-02 |
SE8302947L (en) | 1983-12-02 |
GB2121016A (en) | 1983-12-14 |
DK165483C (en) | 1993-04-19 |
NL8301925A (en) | 1984-01-02 |
DK244883A (en) | 1983-12-02 |
NO166834B (en) | 1991-06-03 |
NO166834C (en) | 1991-09-11 |
GB2121016B (en) | 1985-10-23 |
IL68821A (en) | 1986-02-28 |
SE455165B (en) | 1988-06-27 |
NL192606B (en) | 1997-07-01 |
DK165483B (en) | 1992-12-07 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL192606C (en) | System for emptying a container intended for liquids such as blood. | |
JP3228496B2 (en) | Apparatus for mixing a first liquid component and a second solid or liquid component by low pressure under aseptic conditions | |
EP0285424B1 (en) | Apparatus for contacting material such as a drug with a fluid | |
RU2384349C2 (en) | Method and devices for lyophilisation, reconstitution and introduction of reconstituted reactant | |
US4798605A (en) | Device for connecting and draining a pouch | |
JP3865142B2 (en) | Injection device drilling pin | |
US3991912A (en) | Flexible package with counter-pressure dispenser | |
AU2004224795A1 (en) | Connector for packings containing medical liquids, and corresponding packing for medical liquids | |
JPH0632650B2 (en) | Variable volume bag | |
AU3300200A (en) | Ampoule containing a liquid for medical purposes | |
AU781617B2 (en) | Withdrawal and injection system for medical solutions and a container with said withdrawal and injection system | |
US4567999A (en) | Self-adhesive connecting device | |
US12116188B2 (en) | Sealing cap for a container for holding a medical liquid | |
CN109803715B (en) | Connector for medical packages containing liquids | |
MXPA04008956A (en) | Biological fluid sampling apparatus. | |
JPS6324956A (en) | Holder for plural syringes | |
WO1996023545A1 (en) | Connecting element | |
JP4103127B2 (en) | Mixing container | |
JPH0975425A (en) | Medical vessel | |
US4200209A (en) | Device for stoppering and connecting a container containing a sterile liquid | |
JPH0642675Y2 (en) | Medical bag | |
JPH07313572A (en) | Infusion vessel | |
CA2402348A1 (en) | Pull cap for a port | |
JPH09140770A (en) | Transfusion vessel |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
TNT | Modifications of names of proprietors of patents or applicants of examined patent applications |
Owner name: POLIMOON LANGESKOV A/S Owner name: REXAM CLOSURES AND CONTAINERS A/S Owner name: PLM LANGESKOV A/S |
|
V4 | Lapsed because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20030531 |