NL192323C - Externe orthopedische fixatie-inrichting. - Google Patents

Description

1 192323

Externe, orthopedische flxatie-inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een externe, orthopedische fixatie-inrichting, voorzien van een langwerpig verlengbaar centraal huis en een instelbaar langwerpig schroefspilmechanisme, uitgerust met twee 5 dwarspennen, die opneembaar zijn in de uiteinden van het centrale huis, waarbij het centrale huis is voorzien van telescoperende delen, rotatieverhinderende axiale geleidingsmiddelen, op de telescoperende delen aangrijpende bedienbare klemmiddelen en botpenbevestigingsorganen, die met de uiteinden van het centrale huis zijn verbonden door middel van kogelschamieren, waarvan de middelpunten zijn gelegen op de hartlijn van het centrale huis, welke kogelschamieren door middel van buisvormige excentrische pennen, 10 die verdraaibaar nabij de uiteinden van het centrale huis zijn aangebracht, in een bepaalde hoekstand van de bijbehorende botpenbevestigingsorganen vastklembaar zijn.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.312.336.

Het centrale huis van deze inrichting bestaat uit twee telescoperende delen, waardoor de verhouding van de minimale tot de maximale lengte ten hoogste 1:2 kan bedragen. Om zowel langere botten, zoals scheen-15 en dijbeen van lange patiënten, alsook korte botten zoals spaakbeen en ellepijp van kleinere patiënten te kunnen behandelen, moet op een orthopedische afdeling van een ziekenhuis een reeks fixatie-inrichtingen met centrale huizen van verschillende lengte in voorraad worden gehouden om daaiuit de fixatie-inrichting met de juiste lengte te kunnen kiezen.

De minimale lengteafmeting van deze bekende inrichting wordt verder nadelig beïnvloed doordat aan 20 beide uiteinden van het centrale huis een aparte boring voor het daarin opnemen van een dwarspen van het schroefspilmechanisme aanwezig moet zijn, die op enige afstand van de excentrische pen voor het vastklemmen van het kogelschamier moet zijn aangebracht.

De uitvinding beoogt een fixatie-inrichting van het bovenomschreven type te verschaffen, waarbij de verhouding tussen de minimale en de maximale lengte aanzienlijk is vergroot. De inrichting volgens de 25 uitvinding is daartoe gekenmerkt, doordat het centrale huis bestaat uit ten minste drie telescoperende delen, terwijl de excentrische pennen zijn voorzien van doorlopende boorgaten voor het daarin opnemen van de dwarspennen van het schroefspilmechanisme.

Opgemerkt wordt dat uit de Europese octrooiaanvrage 0.029.298 een fixatie-inrichting bekend is die in hoofdzaak bestaat uit twee botpenbevestigingsorganen dragende, gebogen framesegmenten, die onderling 30 zijn verbonden door middel van een drietal driedelige telescoperende verbindingselementen. De buitenste twee delen daarvan bestaan uit holle buizen, die ten opzichte van elkaar verschuifbaar en in elke stand op elkaar vastzetbaar zijn. Het binnenste element bestaat uit een schroefspil, die door middel van een op een uiteinde van de binnenbuis aangebrachte verstelmoer in axiale richting verplaatsbaar is. De uiteinden van de telescoperende verbindingselementen zijn via cardankoppelingen met de gebogen framesegmenten 35 verbonden. De verhouding van de minimale tot de maximale afstand tussen de gebogen framesegmenten is iets kleiner dan 1 op 3.

Deze bekende fixatie-inrichting is in tegenstelling tot die volgens de uitvinding van het opbouwtype, dat aan de snijtafel uit losse onderdelen moet worden samengesteld en verder uitsluitend geschikt is voor toepassing bij bedlegerige patiënten, omdat de volumineuze framesegmenten het daarmee rondlopen van 40 herstellende patiënten verhinderen. Het verstelmechanisme maakt verder deel uit van elk telescoperend verbindingselement en kan daarvan niet worden losgenomen, zoals bij de inrichting volgens de uitvinding het geval is, waarbij één enkel schroefspilmechanisme voldoende is voor het op de juiste lengte instellen van alle beschikbare fixatie-inrichtingen.

45 Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont:

Figuur 1 een zijaanzicht van een axiale fixatie-inrichting volgens de uitvinding, met ten dele weggenomen delen en gedeeltelijk in doorsnede teneinde inwendige details te laten zien;

Figuur 2 een met figuur 1 overeenkomend zijaanzicht, volgens een vlak dat ten opzichte van figuur 1 50 over 90° is gedraaid, waarbij delen in doorsnede zijn weergegeven volgens het vlak II—II in figuur 1;

Figuur 3 een aanzicht met uiteengenomen delen yan het huis van de inrichting volgens figuren 1 en 2; figuur 3a een afbeelding op grotere schaal van een detail, in langsdoorsnede, met een stelschroef voor het vastklemmen van twee onderling telescoperende beweegbare delen van de inrichting volgens figuren 1 en 2; 55 Figuur 4 een zijaanzicht van een bedieningsspiimechanisme dat kan worden gebruikt bij de inrichting volgens figuren 1 en 2 en is afgebeeld in volledig uitgetrokken toestand;

Figuur 5 een zijaanzicht van het huis volgens figuur 3 in volledig uitgeschoven toestand; en 192323 2

Figuur 6 een met figuur 5 overeenkomend zijaanzicht van het bedieningsspilmechanisme in uitgeschoven toestand.

in figuren 1 en 2 is de inrichting afgebeeld in een tussen-lengte-instelling, waarbij alle drie telescoperend 5 beweegbare delen van het centrale huis 10 en alle drie delen van het bedieningsspilmechanisme 11 gedeeltelijk zichtbaar zijn. De drie telescoperend beweegbare huisdelen bestaan uit een binnenste cilindrisch orgaan 12, een tussenliggend cilindrisch orgaan 13 of manchet en een buitenste orgaan 14, dat is voorzien van een cilindrische boring waarin de organen 12 en 13 volledig telescoperend beweegbaar kunnen worden opgenomen. Twee penbevestigingsorganen 17,15 zijn verbonden met kogelschamieren 18, 10 16 die selectief kunnen worden vergrendeld aan de twee einden van huis 10.

Voor het op snelle wijze losneembaar vastzetten van een klemelement voor het kogelschamier 18 dient een inwendige zeskantkop 20 van een buisvormige pen met een inwendige cilindrische boring. De pen strekt zich loodrecht op de langsas van huis 10 uit volgens een penhartlijn 22 en is draaibaar gelegerd in het van een kop voorziene einde 19 van het binnenste huisorgaan 12. Tussen de op afstand van elkaar 15 gelegen oren van de kop 19 is de pen 21 voorzien van een excentrisch cilindrisch deel 23 waardoor een daarmee in contact staand kogelschamierzittingsorgaan 24 kan worden vastgeklemd tegen de bijbehorende kogel van het scharnier. Het losneembare klemelement voor de andere kogelschamierverbinding 16 is van overeenkomstige constructie en omvat een buisvormige pen 21', welke draaibaar is om de hartlijn 22 en is gelegen in het gesloten boveneinde van het buitenste huisorgaan 14.

20 Zoals duidelijk is te zien in figuren 1 en 2 is elk van de penbevestigingsorganen 15-17 voorzien van twee chirurgische pennen 25 en wanneer de excentrische vergrendeling van een pen 21 (21) wordt verdraaid om de klemwerking te lossen, heeft het betreffende penbevestigingsorgaan universele vrijheid van oriëntatie door draaiing om het kogelmiddelpunt, dat is gelegen op de langsas van het huis of kan het pen· bevestigingsorgaan van het huis 10 worden losgekoppeld door gedeeltelijke verdraaiing van een 25 kogelschamiervasthoudring 26 (26') die is uitgevoerd met een bajonetsluiting ten opzichte van het einde van het huis 10.

Verdere details van de chirurgische pennen, penbevestigingsorganen en het klem/losmechanisme zijn beschreven in het genoemde Amerikaanse octrooischrift 4.312.336.

De penhartlijnen 22-22' worden in onderling evenwijdige stand gehouden door middel van de als spie en 30 spiebaan uitgevoerde anti-rotatieverbinding tussen de drie huisorganen 12,13 en 14 zoals duidelijk is te zien in figuur 3.

Het binnenste huisorgaan 12 is voorzien van een betrekkelijk brede maar ondiepe, lange groef 30, met platte bodem aangebracht in een zich volgens een koorde uitstrekkend plat vlak 31 van het cilindrisch omtreksoppervlak. De groef strekt zich bijna maar niet volledig over de volle axiale lengte van het cilindrisch 35 oppervlak uit.

De manchet 13 is voorzien van een stelschroef 32, die radiaal nabij het einde van het orgaan 12 dichtbij de kop 19 is aangebracht, en die een cilindrisch binneneinde 33 heeft met diameter D, dat een geleiding vormt langs de lange zijwanden van de groef 30, welke stelschroef de manchet kan vastklemmen op het binnenste orgaan 12. Na het losdraaien van de stelschroef 32 blijft het cilindrisch einde 33 fungeren als een 40 geleidingsspie waardoor de instelling van de telescoperende werking mogelijk is binnen de bewegings-grenzen van het stelschroefeinde (33) in de groef 30.

De manchet 13 is verder voorzien van een groef 34 met dezelfde breedte- en diepteafmetingen als de groef 30 (zie figuur 2) die is gevormd in een zich volgens een koorde verlopend plat vlak 35 dat zich over de volle lengte van de manchet 13 uitstrekt.

45 In het open cilindrisch telescoperend beweegbaar einde van het buitenste huisorgaan 14 is een stelschroef 36 gemonteerd, die gelijk kan zijn aan de stelschroef 32 voor radiale samenwerking met de groef 34. Zolang het cilindrische binneneinde van stelschroef 36 in de groef 34 blijft, bestaat er een als spie fungerende anti-rotatie verbinding tussen de organen 13 en 14 en blijft de telescoperende werking bestaan tussen de bewegingsgrenzen van de stelschroef 36 in de groef 34. Aan het ene einde van het orgaan 14 50 van het centrale huis is een opening 37 aanwezig die de kop van de stelschroef 32 toegankelijk maakt voor ëen sleutel, zelfs wanneer de huisorganen zich in de volledig in elkaar geschoven toestand bevinden (figuur 5).

De onderdelen van het huis 10 en de daarbij behorende kogelschamieren en penbevestigingsorganen kunnen als eenheid in een bepaalde lengte- en hoekstand worden gehouden en het zal dus duidelijk zijn dat 55 wanneer deze onderlinge standen eenmaal zijn gekozen, ze kunnen worden vastgezet door middel van een enkel stuk gereedschap (bijvoorbeeld een imbussleutel), teneinde zowel de stelschroeven 32, 36 volledig in te schroeven als de kogelschamieren met de pennen 21,21' vast te klemmen.

Claims (2)

1. 3 192323 Voor de precisie-instelling met behulp van de bedieningsspil, dat wil zeggen verlenging of verkorting in de langsrichting van het huis 10, verdient het voorkeur dat het bedieningsspilmechanisme 11 verwijderbaar kan worden aangebracht op de huisorganen 12 en 14. Evenals het huis 10 bestaat het bedieningsspilmechanisme 11 in wezen uit drie onderling telescoperend beweegbare delen zoals weergegeven in figuren 5 1, 2, 3 en 6. Zoals het beste is te zien in figuur 4 is een binnenste orgaan 40 over het grootste deel van zijn lengte voorzien van externe schroefdraad; aan het einde is het orgaan 40 uitgerust met een verdikking 41, waarin een radiale pen 42 is gemonteerd en waarin het orgaan 40 vrij draaibaar is, echter in axiale richting wordt vastgehouden. Het einde 43 van het binnenste orgaan 40 steekt buiten de verdikking uit en is van een binnenzeskant voorzien ter opneming van een imbussleutel, bij voorkeur dezelfde enkele schroefsleutel 10 als die welke wordt gebruikt voor de schroeven 32 en 36. Aan het andere einde is het orgaan 40 voorzien van een korte, radiaal buitenwaarts uitstekende cirkelvormige flens 44, welke wordt geleid in de cilindrische boring van een tussenliggend huisorgaan 45. Het ondereinde van het orgaan 45 heeft een korte, radiaal binnenwaarts gerichte flens 46, die door middel van schroefdraad ingrijpt in het orgaan 40. In de maximaal uitgeschoven stand komt de flens 44 aan te liggen tegen de flens 46, terwijl in de ingeschoven stand de 15 kraag 47, nabij de verdikking 41, komt aan te liggen tegen de flens 46. De bus 45 is voorzien van uitwendige schroefdraad, behalve ter plaatse van een korte, radiaal buitenwaarts uitstekende cirkelvormige flens 48 die wordt geleid in de cilindrische boring van een buitenste orgaan 50. Het ondereinde van het orgaan 50 is uitgerust met een korte, radiaal binnenwaarts uitstekende flens 51, die door middel van schroefdraad ingrijpt in het orgaan 45. De uiterste standen worden bereikt wanneer de 20 flens 48 komt aan te liggen tegen de flens 51, respectievelijk wanneer het gesloten einde van het orgaan 50, net onder de pen 52, komt aan te liggen tegen de flens 48. De bediening van het bedieningsspilmechanisme 11 vindt plaats door verdraaiing van het orgaan 40 met behulp van een imbussleutel, die daartoe in het binnenzeskant van het einde 43 wordt gestoken. Beide schroefdraadverbindingen, namelijk bij 40-46 en bij 54-51 zijn bij voorkeur met dezelfde spoed uitgevoerd. 25 Indien men begint met de volledig ingeschoven toestand volgens figuur 6 kan de verbinding 45-50 als eerste de verlenging teweegbrengen en deze kan voortduren tot de flenzen 48-51 op elkaar liggen, waarna bij verdere verdraaiing van de schroefsleutel de verbinding 46-40 een verdere verlenging oplevert. Bij volledige verlenging liggen beide flensparen (48-51 en 44-46) tegen elkaar aan, waardoor een maximale spanlengte ”S max” tussen de hartlijnen van de pennen 42-52 wordt bereikt (zie figuur 4).
2. 30 Bij het in elkaar schuiven van het bedieningsspilmechanisme vanuit de volledig uitgerekte naar de volledig in elkaar geschoven stand, zoals weergegeven in figuur 6 met ”S min”, is het voldoende het orgaan 40 in de tegengestelde richting te verdraaien. Het zal duidelijk zijn dat de pennen 42, 52 zodanige afmetingen hebben dat ze kunnen worden opgenomen in de boringen van de pennen 21,21'. 35 Externe, orthopedische fixatie-inrichting, voorzien van een langwerpig verlengbaar centraal huis en een 40 instelbaar langwerpig schroefspilmechanisme, uitgerust met twee dwarspennen, die opneembaar zijn in de uiteinden van het centrale huis, waarbij het centrale huis is voorzien van telescoperende delen, rotatie-verhinderende axiale geleidingsmiddelen, op de telescoperende delen aangrijpende bedienbare klem-middelen en botpenbevestigingsorganen, die met de uiteinden van het centrale huis zijn verbonden door middel van kogelschamieren, waarvan de middelpunten zijn gelegen op de hartlijn van het centrale huis, 45 welke kogelschamieren door middel van buisvormige excentrische pennen, die verdraaibaar nabij de uiteinden van het centrale huis zijn aangebracht, in een bepaalde hoekstand van de bijbehorende botpenbevestigingsorganen vastklembaar zijn, met het kenmerk, dat het centrale huis (10) bestaat uit ten minste drie telescoperende delen (12, 13,14), terwijl de excentrische pennen (21, 210 zijn voorzien van doorlopende boorgaten (22, 22') voor het daarin opnemen van de dwarspennen (42, 52) van het schroefspil-50 mechanisme (11). Hierbij 2 bladen tekening