NL192184C - Teelhal voor het kweken van een gewas in een woestijnklimaat. - Google Patents

Description

1 192184

Teelhal voor he! kweken van een gewas in een woestijnklimaat

De uitvinding heeft betrekking op een teelhal voor het kweken van een gewas omvattende een gestel, wanden en een dak dat met tussenruimten aangebrachte, niet-lichtdoorlatende reflecterende elementen 5 omvat, die ten minste de helft van het instralende daglicht reflecteren.

Een dergelijke teelhal is bekend uit het Duitse octrooischrift 846.179. Deze bekende teelhal betreft een kas met een op gebruikelijke wijze door glasruiten gevormd dakdeel, waarbij de niet-lichtdoorlatende reflecterende elementen onder of boven dit dakdeel zijn aangebracht. De niet-lichtdoorlatende reflecterende elementen dienen om de directe zonbestraling van het gewas te verminderen teneinde verbranding van het 10 gewas te voorkomen.

De bekende teelhal is niet geschikt voor de tuinbouw in een woestijnklimaat. Hoewel de reflecterende elementen ten minste de helft van het instralende daglicht reflecteren en daardoor de warmtebelasting evenredig verminderen, kan de temperatuur in de teelhal onder dergelijke omstandigheden toch tot zodanige waarden oplopen dat beschadiging van het gewas of erger kan optreden.

15 De uitvinding beoogt een teelhal van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen waarbij dit bezwaar niet optreedt en die derhalve geschikt is voor de tuinbouw in woestijnklimaten.

Bij de teelhal volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het dak op de elementen na geheel open is en dat binnen de teelhal luchtcirculatiemiddelen zijn aangebracht, met luchtaanzuigorganen op een laag niveau en de lucht gelijkmatig verdeeld over het oppervlak van de teelhal uitblazende luchtuitblaasorganen 20 op een hoog niveau. Hierdoor wordt een zodanige verdamping van water door het gewas bereikt dat door het daardoor optredende koeleffect de warmtebelasting van de teelhal wordt gecompenseerd. De temperatuur in de teelhal kan hierdoor binnen voor het gewas aanvaardbare waarden blijven. De verdamping door het gewas wordt gestimuleerd door met de luchtaanzuigorganen op een laag niveau nabij het gewas lucht af te zuigen. Doordat het dak, op de elementen na, geheel open is is een vrije verbinding met de buitenlucht 25 aanwezig waardoor een hoeveelheid droge lucht wordt toegevoerd die wordt gemengd met door de op een hoog niveau in de kas, boven het gewas door de luchtuitblaasorganen uitgeblazen lucht.

Een teelhal, voorzien van een verdampingskoelinstallatie is op zichzelf gebruikelijk voor de tuinbouw in een woestijnklimaat. In de koelinstallatie wordt water adiabatisch verdampt, waardoor het gewenste koeleffect wordt bereikt. De koelinstallatie vereist veel water, dat in een woestijn schaars is. Bovendien 30 gebruikt de koelinstallatie relatief veel elektrische energie. Bij uitval van de elektriciteit stopt de koelinstallatie, waardoor beschadiging van een gewas of erger zeer snel op kan treden. Ten opzichte van de uitgevonden teelhal vergt deze teelhal grote investeringen en hoge bedrijfskosten, met een aanzienlijk bedrijfsrisico.

Opgemerkt wordt dat uit de Franse octrooiaanvrage 2.405.637 een teelhal met een circulatie- en ventilatiesysteem bekend is. Onder een centrale opening in het dak van de teelhal is een aantal ventilatoren 35 geplaatst, dat lucht door de opening naar buiten blaast. Verse lucht wordt aangevoerd via openingen in de wanden van de teelhal. Op de, slechts een relatief beperkt deel van het oppervlak van het dakvormende centrale opening na, is het dak van de teelhal gesloten.

Bij een gunstige uitvoeringsvorm van de teelhal volgens de uitvinding is het dak in doorsnede zaagtandvormig. Hoewel een dergelijke dakvorm op zichzelf voor teelhallen algemeen bekend is, heeft deze bij de 40 onderhavige uitvinding het extra voordeel dat, een in dwarsrichting over het dak waaiende luchtstroom, door de zaagtandvorm van het dak, een zuiging in de teelhal teweeggebracht, waardoor vochtige lucht uit de teelhal wordt gezogen.

Bij een verder ontwikkelde teelhal volgens de uitvinding die zoals uit het Duitse octrooischrift 846.179 bekend is twee onderling verschoven lagen van strookvormige elementen omvat, is op gunstige wijze één 45 laag ten opzichte van de andere in de richting dwars op de strooklengte verschuifbaar ondersteund.

Hierdoor kan een gewenste mate van directe instraling worden ingesteld, teneinde de voor een goede opbrengst van het gewas optimale lichtintensiteit op elk moment van de dag te verkrijgen. De warmtebelasting wordt hierdoor geminimaliseerd, zonder dat dit ten koste gaat van de opbrengst van het gewas.

Opgemerkt wordt dat het uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7605027 op zichzelf wel bekend is om bij 50 een teelhal strookvormige schaduwelementen toe te passen die groepsgewijze ten opzichte van elkaar verschoven kunnen worden teneinde meer of minder schaduw te vormen. Het betreft hier echter een teelhal met een gesloten dak, waarbij de schaduwelementen te hoge lichtintensiteiten op de planten tegengaan.

De uitvinding zal hierna verder uiteengezet worden aan de hand van enige in de figuren weergegeven 55 uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont schematisch een teelhal.

Figuur 2 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm 192184 2 van de teeihal.

Figuur 3 toont een schematische doorsnede volgens lijn lll-lll in figuur 2.

Figuur 4 toont een schematische doorsnede volgens lijn IV—IV in figuur 2.

Figuur 5 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een constructiedetail van de 5 teelhal volgens figuur 2.

Figuur 6 en figuur 7 tonen alternatieve uitvoeringsvormen voor het dak van de teelhal.

Figuur 8 toont schematisch een voorkeursconstructie van de teelhal.

Figuur 9 toont een met figuur 2 overeenkomend gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de teelhal.

10

De in figuur 1 schematisch getoonde teelhal 1 heeft een dak 2 met reflecterend materiaal en een aanzienlijk deel van zijn oppervlak heeft openingen. In de teelhal 1 is gewas 3 geplant. Ten minste de helft van het instralende daglicht 4 wordt gereflecteerd. Het reflecterende daglicht is met de pijl 5 aangegeven. Door minder daglicht in de teelhal 1 toe te laten treedt slechts eén zeer geringe vermindering van de opbrengst 15 van het gewas 3 op, maar wordt wel de warmtebelasting in de teelhal zeer aanzienlijk gereduceerd. Door middel van een schematisch aangegeven ventilatie-inrichting 6 wordt nabij het gewas 3 lucht met door het gewas verdampt water, aangegeven met pijl 7, afgezogen. Deze lucht wordt gerecirculeerd en boven het gewas uitgeblazen door middel van luchtverdelers 8. Door de openingen in het dak 2 wordt een gedeelte van de uit de verdelers 8 uitgeblazen lucht uit de teelhal verdreven en vervangen door buitenlucht, welke 20 zich met de resterende ventilatielucht mengt. De buitenlucht is zeer droog, zodat de relatieve vochtigheid van de gemengde lucht lager is. Hierdoor wordt de verdamping door het gewas 3 gestimuleerd. Deze verdamping onttrekt een hoeveelheid warmte aan de omgeving, die de warmtebelasting ten gevolge van het resterende instralende daglicht ruim compenseert. Een afzonderlijke koelinrichting is derhalve overbodig. De vochtuitwisseling door het dak 2 is aangegeven met de pijlen 9.

25 Slechts een met het verbruik van de planten overeenkomende hoeveelheid water behoeft toegevoerd te worden, en bovendien bestaat slechts een geringe afhankelijkheid van elektrische energie. Mocht de ventilatie-inrichting 6 uitvallen, dan zal nog altijd door het open dak 2 een uitwisseling van vochtige lucht in de teelhal met droge lucht buiten de teelhal plaatsvinden, waardoor bij het gewas 3 koeling door verdamping optreedt.

30 Figuur 2 toont een teelhal 10 met een aantal staanders 11 en een in dwarsdoorsnede zaagtandvormig dak, dat zogenoemde gootliggers 12 en nokliggers 13 heeft. Deze liggers bestaan elk uit twee delen, een vast profieldeel 15 en een in langsrichting daarover verschuifbaar schuifprofieldeel 14. Zoals getoond, is in elk van de profieldelen 14, 15 een aantal sleuven 16 aangebracht, waardoorheen lamellen 17 steken. Deze lamellen, die bij voorkeur van aluminium zijn, vormen het reflecterende dakdeel.

35 Wanneer de lamellen van een geleidend materiaal, zoals aluminium zijn, kunnen deze worden geaard, zodat deze geen statische lading kunnen opbouwen. Statische lading is ongunstig omdat daardoor stofdeeltjes, die de reflectie verminderen, vastgehouden worden.

Zoals figuur 3 toont, kan met de uitvoering van het dak zoals getoond in figuur 2, waarbij twee onderling verschoven lagen lamellen 17 aanwezig zijn, worden bereikt dat het instralende daglicht 4 diffuus in het 40 inwendige van de teelhal wordt verspreid. Directe zonbestraling, met het eventuele gevaar van blad-verbranding, wordt daardoor vermeden.

Door het relatief verschuiven van de lamellagen dwars op de lamellengte, zoals mogelijk met de uitvoering van figuur 2, kan een gewenste mate van directe instraling worden ingesteld. Zo kan bijvoorbeeld op het midden van de dag wanneer de zon het sterkst is, de in figuur 3 getoonde onderling versprongen 45 stand van de lamellen worden ingesteld, ter vermijding van directe instraling, terwijl aan het begin en het einde van de dag de lamellen zo ten opzichte van elkaar ingesteld kunnen worden, dat wel directe zoninstraling mogelijk is. Eventueel kunnen de lamellen van de onderste laag verdraaibaar worden uitgevoerd, zoals aangegeven met 18, zodat een nog sterkere reflectie wordt verkregen, zoals aangegeven met de stippellijnen.

50 Figuur 4 verduidelijkt het ventilatieprincipe. Door de zaagtandvorm van het dak, zal een in dwarsrichting over het dak waaiende luchtstroom, zoals aangegeven met de pijlen 23, een zuiging teweegbrengen waardoor vochtige lucht, aangegeven met pijlen 24, uit het inwendige van de teelhal wordt gezogen. Bij deze uitvoering zijn de gootliggers 21 en nokliggers 20 niet-verschuifbaar. De lamellen 22 zijn op een vaste positie van elkaar ingesteld.

55 Om te voorkomen dat de lamellen doorhangen of door de invloed van de wind gaan klapperen, worden deze gespannen. Een voorbeeld van een spaninrichting wordt getoond in figuur 5. Het gestel 30 van de teelhal draagt aan de einden in langsrichting van de lamellen 38 op een aantal plaatsen koppen 29

Claims (3)

3 192184 waaroverheen een schuifgeleiding 31 verschuifbaar past. In deze schuifgeleiding is een spanschroef 35 verdraaibaar opgenomen, welke tegen een drukplaat 36 rust. Aan de andere zijde van de drukplaat 36 is een verensysteem 37 opgenomen dat rust tegen een vlak van de kop 29. De veren 37 kunnen bijvoorbeeld een reeks schotelveren zijn. Door het spannen van de spanschroef 35 wordt de schuifgeleiding 31 in figuur 5 5 gezien naar links gedrukt. Op de schuifgeleiding 31 is een ligger 33 met behulp van bouten 34 gemonteerd. De bouten steken door sleufgaten in een steun 32 die vast met de ligger 33 is verbonden. De lamellen 38 zijn aan hun einde voorzien van een uitsparing die past over een met de ligger 33 verbonden nok 39. Over deze nok 39 wordt een kap 40 gemonteerd die de desbetreffende lamel 38 daardoor opsluit. Bij het monteren van het dak van de teelhal wordt eerst de spanschroef 35 zo ver mogelijk losgedraaid, 10 waarna de bouten 34 worden aangehaald. Vervolgens wordt de spanschroef 35 gespannen, zodat de lamellen 38 onder een geschikte voorspanning komen. Door de verende spaninrichting blijven de lamellen ook gespannen wanneer door temperatuursinvloeden de lamellen 38 uitzetten. Figuur 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een dak voor een teelhal. Het dak 43 omvat een aantal naast elkaar liggende vaste lamellen 49 en een aantal daartussen en daarbeneden aangebrachte 15 gootvormige lamellen 44. Elk van de gootvormige lamellen 44 draagt aan tegenoverliggende einden een pen 45 die uitsteekt in een sleuf 48, welke aangebracht is in een met het gestel van de teelhal verbonden deel. De gootvormige lamel 44 kan daardoor vanuit de geopende toestand zoals met stippellijnen 47 aangegeven, in een met getrokken lijnen aangegeven gesloten toestand worden bewogen. Ook kan, zoals met 46 aangegeven, een willekeurige schuine tussenstand worden ingesteld teneinde een bepaalde 20 gewenste reflectie te verkrijgen. Zoals figuur 7 toont kunnen bij een tweelaags uitvoering met voordeel als lamellen gootprofielen worden toegepast. Regenwater dat tussen twee gootprofielen 51 in de bovenlaag valt verzamelt zich in een gootprofiel daaronder, en wordt naar de laagste kant, ter plaatse van een gootligger, afgevoerd. Bij toepassing van de gootprofielen 51 in een tweelaags systeem met onderling verschuifbare lagen, kan op 25 dezelfde wijze als bij figuur 2 een instelling van de instraling worden verkregen. De schematisch in figuur 8 getoonde teelhalconstructie 52 omvat een aantal in evenwijdige rijen opgestelde staanders 53, die aan hun boveneinde een nokligger 56 dragen. Tussen de staanders 53 van twee aangrenzende rijen zijn op een lager niveau dwarsliggers 54 aangebracht, welke in het midden een zich evenwijdig aan de nokligger uitstrekkende gootligger 55 dragen. De lamellen 57 zijn onder trekspanning 30 vast verbonden met zowel de gootliggers 55 als de nokliggers 56. Hierdoor wordt een stijve vakwerk- constructie van de teelhal 52 bereikt. De op de dwarsliggers 54 uitgeoefende krachten, worden gedeeltelijk opgenomen door de lamellen 57 en doorgeleid naar de nokliggers 56 en de staanders 53. De in figuur 9 getoonde uitvoeringsvariant van een teelhal 60 is voorzien van een dak met lamellen 61 die zich in langsrichting van het zaagtandprofiel van het dak uitstrekken. De lamellen 61 zijn bevestigd aan 35 op regelmatige afstanden aangebrachte stroken 62. Een teelhal 60, met zich in langsrichting van het zaagtandprofiel uitstrekkende lamellen 61, kan toegepast worden wanneer de overheersende windrichting ten opzichte van de stand van de zon dat wenselijk maakt. 40 Conclusies

1. Teelhal voor het kweken van een gewas omvattende een gestel, wanden en een dak dat met tussenruimten aangebrachte, niet-lichtdoorlatende reflecterende elementen omvat, die ten minste de helft van het instralende daglicht reflecteren, met het kenmerk, dat het dak op de elementen na geheel open is en dat 45 binnen de teelhal luchtcirculatiemiddelen zijn aangebracht, met luchtaanzuigorganen op een laag niveau en de-lucht-gelijkmatig-verdeeld-over-het-oppervlak-van-de-teelhal-uitblazende-luchtuitblaasorganen op een hoog niveau.

2. Teelhal volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het dak in doorsnede zaagtandvormig is.

3. Teelhal volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij twee, onderling verschoven lagen van 50 strookvormige elementen zijn aangebracht, met het kenmerk, dat één laag, ten opzichte van de andere in de richting dwars op de strooklengte verschuifbaar is ondersteund. Hierbij 3 bladen tekening