NL192121C - Valblok. - Google Patents

Description

1 192121

Valblok

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een valblok met een langwerpig valbloklichaam voor het in de bodem heien van een buispaal, welk valbloklichaam een keten omvat van meerdere starre valblokdelen die 5 door koppelingen zijn verbonden, waarbij bij het heien het valblok in de buispaal valt en de koppelingen een drukstootbelasting van het ene valblokdeel naar het andere valblokdeel overbrengen.

Een dergelijk valblok is bekend uit GB 2.257.998. Het bekende valbloklichaam bestaat uit een stapel massieve metalen valblokdelen, die door middel van een schroefverbinding star met elkaar zijn veibonden. De massa van het valbloklichaam kan desgewenst tijdens het heien worden vergroot door het toevoegen 10 van een of meer valblokdelen.

Het bekende valblok wordt bij vooikeur toegepast in situaties waarin slechts een bepeikte werkhoogte beschikbaar is. Dit is in het bijzonder het geval bij het aanbrengen van een nieuwe paalfundatie onder een bestaand gebouw.

De uitvinding beoogt een valblok te verschaffen met een koppeling tussen de valblokdelen, die een 15 efficiënter werken mogelijk maakt.

Dit oogmerk wordt bereikt, door een valblok van het in de aanhef genoemde type, dat is gekenmerkt doordat met elkaar gekoppelde valblokdelen zijn veibonden door middel van een schamierkoppeling, die ten minste een aan het uiteinde van een valblokdeel gevormde flens omvat, die zich uitstrekt tussen aan een uiteinde van het daarmee te koppelen valblokdeel gevormde flensen, waarbij de flensen zijn voorzien van 20 corresponderende dwarsboringen waardoorheen een schamierpen steekt, waarbij voor het overbrengen van de drukstootbelasting ten minste één flens een hamercontactvlak en het tegenovergelegen valblokdeel een aanbeeldcontactvlak heeft.

De schamierkoppeling tussen de valblokdelen vergemakkelijkt het hanteren van het valblok en maakt het bijvoorbeeld mogelijk na het beëindigen van het heien het valblok als een ketting uit de buispaal omhoog te 25 halen. Doordat de drukstootbelasting met name via de tegen elkaar komende contactvlakken van de valblokdelen wordt overgebracht, wordt overbelasting en slijtage van de schamierkoppeling vermeden.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: figuur 1 een schematische weergave van het heien van een buispaal met behulp van een uitvoerings-30 voorbeeld van het valblok volgens de uitvinding; figuur 2 een aanzicht overeenkomstig figuur 1 in een later stadium van het heien; figuur 3 een aanzicht overeenkomstig figuren 1 en 2 in weer een later stadium van het heien; figuur 4 een zijaanzicht van een deel van het valblok In figuren 2 en 3; en figuur 5 een langsdoorsnede van figuur 4.

35

De figuren 1, 2 en 3 tonen schematisch het in de bodem 1 heien van een stalen buispaal 2 volgens de methode waarbij een valblok binnen de buispaal valt. In de getoonde situatie is boven de bodem 1 slechts een geringe werkhoogte beschikbaar die wordt aangeduid door de lijn 4. De lijn 4 wordt bijvoorbeeld gevormd door de vloer van een bestaande woning die van een nieuwe of verbeterde paalfundatie moet 40 worden voorzien. Voor het heien wordt het valblok opgehangen aan een draad 5 die over een katrol 6 van een heistelling 7 is geslagen. Niet weergegeven middelen maken het mogelijk het valblok telkens omhoog te bewegen en te laten vallen voor het in de bodem heien van de buispaal.

In figuur 1 is het in de bodem heien van een eerste stalen sectie 8 van de buispaal weergegeven, waarbij de buispaal voor de duidelijkheid is opengesneden. De sectie 8 heeft een lengte die vrijwel 45 overeenkomt met de boven de bodem beschikbare werkhoogte en is aan zijn onderste einde afgesloten. Voor het opnemen van de stoten van het valblok is onderin de eerste sectie 8 een betonprop aangebracht. Voor het heien van de eerste sectie wordt in dit voorbeeld gebruik gemaakt van een apart valblok 10.

In figuur 2 is de situatie weergegeven bij het begin van het in de bodem heien van de nu uit de eerste sectie 8 en een tweede sectie 11 bestaande buispaal. Hiertoe is na het in de bodem heien van de eerste 50 sectie 8 het valblok 10 uitgenomen en een uit twee valblokdelen 12,13 opgebouwd valblok 14 volgens de uitvinding in de eerste sectie 8 geplaatst. De valblokdelen 12,13 zijn onderling verbonden door een schamierkoppeling 15. Hierna is de tweede sectie 11 op de eerste sectie 8 geplaatst en daarmee verbonden, bijvoorbeeld door lassen.

In figuur 3 is de situatie weergegeven bij het begin van het in de bodem heien van de nu met een derde 55 sectie 16 verlengde buispaal. Hiertoe zijn na het in de bodem heien van de uit de eerste en tweede sectie bestaande buispaal een derde en een vierde valblokdeel resp. 17, 18 met de valblokdelen 12 en 13 gekoppeld. Tussen de valblokdelen 13 en 17 en tussen de valblokdelen 17 en 18 zijn met de schamieikop-

Claims (2)

192121 2 peling 15 overeenkomende schamierkoppelingen resp. 19, 20 aanwezig. Na het verlengen van het valbloklichaam is de derde sectie 16 op de tweede sectie 11 geplaatst. Het is duidelijk dat het heien nu kan plaatsvinden met een valbloklichaam waarvan de lengte groter is dan de beschikbare werkhoogte. Door het verlengen en daardoor verzwaren van het uit gekoppelde valblokdelen opgebouwde valbloklichaam wordt 5 een aanpassing verkregen aan de bij een toenemende lengte van de buispaal toenemende weerstand van de bodem, tndien de buispaal over de voorgeschreven lengte in de bodem 1 is geheid, maakt de schamier-koppeling van de valblokdelen het mogelijk het valblok als een ketting uit de buispaal omhoog te halen. Nadien wordt de buispaal volgestort met beton. Bij een andere uitvoering van de werkwijze kan het valblok voor het in de bodem heien van de eerste 10 sectie in plaats van een afzonderlijk valblok een koppelbaar valblokdeel zijn. In dat geval behoeft dat valblokdeel na het heien van de eerste sectie niet uit de buispaal te worden genomen, maar kan een tweede valblokdeel daarmee worden gekoppeld. De figuren 4 en 5 tonen de uitvoering van de schamierkoppeling 15 tussen het valblokdeel 12 en het valblokdeel 13. Het valblokdeel 12 is aan zijn bovenzijde voorzien van een enkele flens 30, die is ingesloten 15 tussen twee aan de onderzijde van het valblokdeel 13 gevormde flensen 31, 32. De flensen 30, 31,32 zijn elk voorzien van een dwarsboring resp. 33, 34, 35. De valblokdelen 12, 13 zijn gekoppeld door een door dwarsboringen in de flensen gestoken schamierpen 36. De schamierpen 36 is geborgd door nabij zijn einden aangebrachte losneembare klemringen 37. Om te vermijden dat de drukstootbelastingen bij het heien via de schamierpen 36 van het ene valblokdeel naar het ander valblokdeel worden overgebracht, zijn 20 de flensen 31, 32 aan hun uiteinden afgerond uitgevoerd met een afrondingsstraal rond de middenas van de dwarsboring door de flens en vormen daarbij een hamercontactvlak. Verder is het andere valblokdeel aan zijn tegenover de flensen 31, 32 gelegen vlakken voorzien van een aanbeeldcontactvlak resp. 38, 39 - die elk een met de bijbehorende flens corresponderende kromming hebben. De bij het op de betonprop treffen van het onderste valblokdeel voortgebrachte drukstootbelasting wordt hierdoor niet via de schamier-25 pen 36 maar via de contactvlakken 31, 32 resp. 38, 39 overgebracht. Dit effect wordt versterkt doordat de schamierpen 36 in de flens 30 is opgenomen in een bus 41 van veerkrachtig materiaal, bijvoorbeeld een rubberen bus. Deze bus 41 zal bij stootbelastingen meegeven waardoor de pen 36 niet overmatig kan worden belast. Aangezien de diameter van de valblokdelen is afgestemd op de binnendiameter van de te heien buispaal 30 is het aanbrengen van middelen voor het tot een starre verbinding maken van de schamierkoppeling niet noodzakelijk. De valblokdelen van het valblok volgens de uitvinding zouden echter ook kunnen worden voorzien van middelen die de schamierkoppelingen vastzetten indien de valblokdelen in eikaars verlengde liggen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen geschieden door het ene valblokdeel te voorzien van een verende pen of dergeiijke, die in de in eikaars verlengde gelegen stand van de valblokdelen in een uitsparing in het 35 andere valblokdeel steekt.

40 Valblok met een langwerpig valbloklichaam voor het in de bodem heien van een buispaal, welk valbloklichaam een keten omvat van meerdere starre valblokdelen die door koppelingen zijn verbonden, waarbij bij. het heien het valblok in de buispaal valt en de koppelingen een drukstootbelasting van het ene valblokdeel naar het andere valblokdeel overbrengen, met het kenmerk, dat met elkaar gekoppelde valblokdelen (12, 13, 17, 18) zijn verbonden door middel van een schamierkoppeling (15, 19, 20), die ten minste een aan het 45 uiteinde van een valblokdeel (12) gevormde flens (30) omvat, die zich uitstrekt tussen aan een uiteinde van het daarmee te koppelen valblokdeel (31) gevormde flensen (31, 32), waarbij de flensen (30, 31, 32) zijn voorzien van corresponderende dwarsboringen (33, 34, 35) waardoorheen een schamierpen (36) steekt, waarbij voor het overbrengen van de drukstootbelasting ten minste één flens (31,32) een hamercontactvlak en het tegenovergelegen valblokdeel (12) een aanbeeldcontactvlak (38,39) heeft. Hierbij 2 bladen tekening