NL192092C - Ergonomisch mes. - Google Patents

Description

1 192092

Ergonomisch mes

De uitvinding heeft betrekking op een handgereedschap, omvattend een langwerpige steunstaaf, die geschikt is om aangrenzend aan de vooraim en pols van een drager geplaatst te worden en die voorzien is 5 van een voor- en een achtereind, organen op die steunstaaf ter bevestiging daarvan aan de voorarm en de pols van de drager en een handgreepdeel.

Een dergelijk handgereedschap is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 496.521. Hierin wordt een mes beschreven, dat aan één eind bevestigd is aan een vorkachtige houder, waarbij tussen de vorkdelen een met de hand aan te grijpen dwarsstaaf aangebracht is en aan het eind van de vorkdelen een 10 bevestigingsriem aangebracht is.

In enkele medische studies wordt gesuggereerd dat bepaalde herhaalde hand- en polsbewegingen, zoals bij het gebruik van handmessen in de vleesindustrie, het carpale tunnelsyndroom kunnen doen ontstaan. Dit syndroom is aanwezig wanneer het kraakbeen en bot in de pols de tunnel door de pols geleidelijk zullen sluiten of kleiner maken, waardoor de zenuwen die door de tunnel lopen in de knel taken. Het bekende mes 15 is, ondanks de aanwezigheid van steunen voor de pols en de voorarm, niet ingericht om dit te voorkomen. De uitvinding heeft tot doel een ergonomisch handgereedschap te verschaffen, waarmee bij herhaald gebruik de pols minder belast zal worden.

Hiertoe verschaft de uitvinding een handgereedschap van de in de aanhef genoemde soort, waarbij de kenmerkende maatregelen getroffen zijn, dat het handgreepdeel op om een tijdens gebruik horizontale 20 dwarshartlijn draaibare wijze bevestigd is aan het vooreind van de steunstaaf en dat grendelorganen op het handgereedschap aangebracht zijn voor het naar keuze vergrendelen van het handgreepdeel in een van tevoren bepaalde positie met betrekking tot de steunstaaf. Hierdoor kan het mes of het gereedschap in een, voor de betreffende toepassing, ergonomisch optimale oriëntatie ingesteld worden.

Bij voorkeur omvatten de grendelorganen een ontkoppelbaar koppelorgaan.

25 In een voordelige verdere ontwikkeling van het handgereedschap volgens de uitvinding omvatten de grendelorganen een hefboom, die draaibaar aangebracht is op het handgreepdeel, en een verbindings-orgaan voor verbinding van de hefboom en het koppelorgaan. Aldus kunnen de grendelorganen bediend worden tijdens het gebruik van het handgereedschap volgens de uitvinding.

Bij voorkeur strekt de hefboom zich naar boven uit om aangegrepen te kunnen worden met de duim van 30 de hand van de drager die het handgreepdeel vasthoudt.

De uitvinding zal nu nader beschreven worden aan de hand van de in de tekening getoonde voorbeeld-uitvoering.

Getoond wordt in: 35 figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een ergonomisch handgereedschap, aangebracht op de hand van een gebruiker; figuur 2 een vergroot zijaanzicht van het gereedschap van figuur 1, waarbij die zijde van het gereedschap getoond wordt die de palm en de binnenkant van de voorarm van de drager omgeeft; figuur 3 een zijaanzicht, tegenovergesteld aan dat volgens figuur 2; 40 figuur 4 op verkleinde schaal een gedeeltelijk bovenaanzicht volgens de lijn IV—IV in figuur 2; figuur 5 op een vergroot, gedeeltelijk en perspectivisch aanzicht van het koppelmechanisme volgens de uitvinding; figuur 6 een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn VI-VI in figuur 5 van het koppelmechanisme; en figuur 7 een gedeeltelijk en perspectivisch aanzicht op vergrote schaal, volgens de lijn VII—VII in figuur 4. 45

Het ergonomische mes omvat een langwerpige steunstaaf 12 met een vooreind 14 en een achtereind 16.

De steunstaaf 12 is geschikt om tegen de binnenkant van de vooraim en de pols van de gebruiker geplaatst te worden. Bevestigingsbanden 18 zijn door de klinknagels 20 aan de steunstaaf 12 vastgemaakt. Conventionele Velcro-bevestigingsmiddelen 21 zijn aangebracht op de uiteinden van de banden 18 om de 50 steunstaaf aan de pols en de voorarm van de drager te bevestigen.

Een asstomp 22 is onbeweeglijk bevestigd aan de steunstaaf 12 en strekt zich zijdelings vandaar uit door de opening 24 in het handgreepdeel 25. Een cirkelvormige koppelveer of ontkoppelbaar koppelorgaan 26 met een binneneind 28 en een buiteneind 30 omringt de assen 22 en 22A. Het buiteneind van de as 22 heeft een gereduceerde diameter en strekt zich uit tot in de holle as 22A. Het binneneind 28 is onbeweeglijk 55 bevestigd aan de asstomp 22, bijvoorbeeld ingebracht in een geschikte opening 31 in de asstomp.

Cirkelvormige kappen 32 en 33 zijn aangebracht op tegenovergestelde zijden van de steunstaaf 12 en het handgreepdeel 25 en worden op hun plaats gehouden op een willekeurige geschikte manier. De kap 33

Claims (4)

192092 2 is voorzien van een opening 36 die het achtereind van de verbindingsarm 38 opneemt. De verbindingsarm 38 is voorzien van een vooreind 40 en een achtereind 42 (figuur 6). Het vooreind 40 eivan is door middel van een geschikt middel draaibaar bevestigd aan het ondereind van de hefboom 44 (figuren 3 en 6). De hefboom 44 is door middel van de schroef 46 draaibaar bevestigd aan een zijkant van het handgreepdeel 5 25. Het handgreepdeel 25 is voorzien van een schouder 48 die zich in een opwaartse richting uitstrekt, met een aantal van zich zijwaarts uitstrekkende openingen 50, die geschikt zijn om de eerste drie vingers van de hand van de drager te ontvangen. De schouder 48 dient als grijpoppervlak, waarbij de duim van de gebruiker zich boven of aan een zijde ervan uitstrekt, zeer veel gelijkend op het handvat van een pistool. 10 Het boveneind van de hefboom 44 strekt zich uit boven de schouder 48, zodat de duim van de gebruiker gemakkelijk het boveneind van de hefboom 44 aan kan grijpen. Een langwerpig mes 52 is op een willekeurige geschikte manier bevestigd aan het vooreind van het handgreepdeel 25. De koppelveer 26 is van een conventionele constructie en maakt op zich geen deel uit van deze 15 uitvinding. Wanneer de koppelveer en de verbindingsarm 38 zich in de positie volgens figuur 6 bevinden, houdt de inherente torsiekracht op de koppelveer 26 de assen 22 en 22A bij elkaar, hetgeen de steunstaaf 12 en het handgreepdeel 25 in een stijve verbinding houdt. Indien de duim van de gebruiker echter de hefboom 44 in een voorwaarts of tegen de klok ingaande richting beweegt, zoals gezien in figuur 6, dan draait de hefboom 44 om de schroef 46 teneinde het achtereind 42 van de verbindingsarm 38 tot aangrij-20 ping te brengen met het eind 30 van de koppelveer 26, om de veer te ’’openen”. Dit ontkoppelt de assen 22 en 22A en stelt de gebruiker in staat het handgreepdeel 25 om de draaihartlijn van de assen 22 en 22A te bewegen tot onder een hoek met betrekking tot de steunstaaf 12. Wanneer de hefboom 44 wordt vrijgegeven, zodat het eind 42 van de verbindingsarm 38 loskomt van het eind 30 van de koppelveer 26, dan verbindt de veer 26 de assen 22 en 22A weer, en is de stijve verbinding tussen de steunstaaf 12 en het 25 handgreepdeel 25 weer hersteld. Uit het voorgaande kan worden gezien dat het mes 52 in iedere draaistand met betrekking tot de steunstaaf 12 kan worden geplaatst. De druk, die bij de normale snijhandeling uitgeoefend wordt op het mes, wordt via het handgreepdeel 25 overgebracht naar de steunstaaf 12 en door middel van de bevestigingsbanden 18 doorgeleid naar de voorarm van de gebruiker. 30 Een veerkrachtig kussen 54 kan aan een zijkant van het handgreepdeel 25 worden bevestigd om de palm van de hand van de drager te ontvangen, teneinde het comfort van de drager gedurende het hanteren van het mes te verhogen. 35 Conclusies

1. Handgereedschap, omvattend een langwerpigè steunstaaf, die geschikt is om aangrenzend aan de voorarm en pols van een drager geplaatst te worden en die voorzien is van een voor- en een achtereind, organen op die steunstaaf ter bevestiging daarvan aan de voorarm en de pols van de drager en een 40 handgreepdeel, met het kenmerk, dat het handgreepdeel (25) op om een tijdens gebruik horizontale dwarshartlijn draaibare wijze bevestigd is aan het vooreind van de steunstaaf (12) en dat grendelorganen (26, 42, 44) op het handgereedschap aangebracht zijn voor het naar keuze vergrendelen van het handgreepdeel in een van de tevoren bepaalde positie met betrekking tot de steunstaaf.

2. Handgereedschap volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de grendelorganen (26, 42, 44) een 45 ontkoppelbaar koppelorgaan (26) omvatten.

3. Handgereedschap volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de grendelorganen (26, 42, 44) een hefboom (44) omvatten, die draaibaar aangebracht is op het handgreepdeel (25), en een verbindingsorgaan (38) voor verbinding van de hefboom (44) en het koppelorgaan (26).

4. Handgereedschap volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hefboom (44) zich naar boven uitstrekt 50 om aangegrepen te kunnen worden met de duim van de hand van de drager die het handgreepdeel (25) vasthoudt. Hierbij 2 bladen tekening