NL1043720B1 - Inrichting ten behoeve van het met de mond opzuigen van een vloeistof - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting ten behoeve van het met de mond opzuigen van een vloeistof, welke inrichting wordt gekenmerkt door maatregelen die de smaakbeleving tijdens het in de mond komen van de opgezogen vloeistof versterken. Om dit te bewerkstelligen omvat de inrichting maatregelen voor het tijdens het opzuigen van de vloeistof beluchten van de opgezogen vloeistof.

Description

INRICHTING TEN BEHOEVE VAN HET MET DE MOND OPZUIGEN VAN EEN VLOEISTOF De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting ten behoeve van het met de mond opzuigen van een vloeistof, welke inrichting wordt gekenmerkt door maatregelen die de smaakbeleving tijdens het in de mond komen van de opgezogen vloeistof versterken, Om dit te bewerkstelligen omvat de inrichting maatregelen voor het tijdens het opzuigen van de vloeistof beluchten van de opgezogen vloeistof, Het smaakzintuig van de mens bestaat uit smaakpapillen op de tong en op het achterste, zachte, deet van het verhemelte.

De smaakpapillen omvatten zenuwuiteinden die door zich in drank of voedsel bevindende stoffen worden geprikkeld.

De zenuwen sturen vervolgens signalen van deze prikkel naar de hersenen, waar deze signalen worden vertaald jn een waargenomen smaak, De smaakbeleving bij de mens is niet uitsluitend afhankelijk van de smaakpapillen die zich in de mond bevinden.

Ook de reukzin speelt een belangrijke rol bij het proeven van een smaak, Veel mensen hebben in hun vroege jeugd reeds ervaren dat zij door het dichtknijpen van hun neus de smaak van bijvoorbeeld een bittere hoestsiroop niet of nauwelijks meer proefden, Om optimaal te kunnen proeven is het nodig dat lucht vanuit de mond naar de neus kan stromen.

Dat verklaart ook direct waarom het op conventionele wijze drinken van een vloeistof door sen rietje doorgaans ertoe leidt dat de smaak van die vloeistof minder goed wordt waargenomen dan bij het drinken ervan uit bijvoorbeeld een glas.

Tenzij iemand die een vloeistof met behulp van een rietje drinkt, zelf bewust het rietjes niet volledig luchtdicht omsluit met de lippen, wordt er doorgaans tijdens het drinken met een rietje relatief weinig of geen lucht met de viceistof meegevoerd naar de mond en kan er derhalve ook weinig of geen lucht vanuit de mondholte naar de neus stromen, Mensen die weleens met een rietje een milkshake drinken zijn bekend met het verschijnsel dat bij het opzuigen van het laatste restje van de milkshake, waarbij er door de geringe hoeveelheid vloeistof die nog in de houder aanwezig is doorgaans veel lucht wordt meegezogen, de smaakbeleving het sterkste is.

Er zijn uit de octrooiliteratuur rietjes bekend welke beogen het mogelijke verlies aan de smaakbeleving bij het drinken door een dergelijk rietje te voorkomen of ten minste te beperken, Het Amerikaanse octrooischrift US 2,943,734 beschrijft een rietje dat in de nabijheid van het bij normaal gebruik van het rietje boven het vloeistofniveau uit stekende gedeelte van het rietje luchtgaatjes of andersoortige lucht doorlatende openingen omvat. Dankzij deze maatregelen wordt er bij gebruik van dat rietje lucht met de vloeistof meegezogen naar de mond. Een nadeel van dit bekende rietje is het feit dat de luchtgaatjes zich dicht bij het door de gebruiker met de mond omklemde uiteinde van het rietje bevinden, waardoor de afstand waarover de door de luchtgaatjes binnenkomende lucht zich goed met de vloeistof kan mengen om smaken van de vloeistof in de lucht op te nemen in veel gevallen te kort is om die lucht een significante concentratie van de smaakbepalende stoffen uit de vloeistof te laten verkrijgen.

Een ander uit de literatuur bekend rietje dat beoogt het mogelijke verlies aan smaakbeleving te beperken, is het in het octroolschrift GB 2032756 beschreven rietje. Ook dit rietje omvat een in de wand van het rietje bij normaal gebruik boven het niveau van de op te zuigen vloeistof aangebrachte opening. In tegenstelling tot het in het bovengenoemde Amerikaanse octrooi beschreven rietje, omvat het rietje volgens GB 2032756 een spiraalvormig opgerold gedeelte tussen de plaats waar het luchtgaatje zich bevindt en het in de mond te nemen uiteinde van het rietje, De spiraal heeft ten doel het rietje en dus de beschikbare weg voor het mengen van de vloeistof en de lucht te verlengen zonder dat de afstand tussen het vioeistofopperviak en de mond van een gebruiker van het rietje veel groter wordt. Terwijl het rietje volgens het Amerikaanse octrooi zich goed laat nesten en derhalve qua verpakkingsvolume in hoofdzaak te vergelijken is met conventionele rietjes welke geen maatregelen ' omvatten ter behoud van de smaakbeleving, is het rietje volgens het Britse octrooi niet efficiënt nestbaar waardoor het een significant groter verpakkingsvolume heeft. Dit heeft uiteraard een ongunstig effect op de uiteindelijke kosten van het rietje. De in het bovenstaande genoemde bekende rietjes zijn bovendien niet bijzonder geschikt voor het drinken van bij voorbeeld een milkshake of een andere vloeistof met een hoge viscositeit, De inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat diverse uitvoeringsvormen welke de voordelen van een langere beschikbare weg voor menging tussen de opgezogen vioeistof en lucht combineren met een vorm welke goed verpakbaar is.

De werkwijze en inrichting volgens de uitvinding zullen nu worden besproken en toegelicht aan de hand van een aantal figuren.

Daarbij toont:

- fig. 1 een schematisch perspectivisch vooraanzicht van een twee in hoofdzaak parallel aan elkaar uitwendig met elkaar verbonden buisvormige elementen omvattende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

- fig. 2 een variant van de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

- fig. 3 een vereenvoudigde schematische langsdoorsnede van een twee in hoofdzaak parallel aan elkaar met elkaar verbonden buisvormige elementen omvattende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

- fig, 4 een vereenvoudigde schematische langsdoorsnede van een twee in hoofdzaak concentrische buisvormige elementen omvattende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

- fig. 5 een vereenvoudigde schematische langsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met een regelbare luchttoevoer,

in de figuren hebben gelijke of gelijksoortige delen gelijke of gelijksoortige verwijzingscijfers.

Fig. 1 toont een schematisch perspectivisch vooraanzicht van een twee in hoofdzaak parallel aan elkaar uitwendig met elkaar verbonden buisvormige elementen 1 en 2 omvattende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

In diverse voorkeursuitvoeringen, waaronder de in de figuren getoonde uitvoeringsvormen omvatten de buisvormige elementen een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede.

De uitvinding omvat echter ook uitvoerngsvormen van de inrichting waarin de buisvormige elementen een niet-cirkelvormige dwarsdoorsnede omvatten, in de in fig. 1 schematisch weergegeven uitvoeringsvorm is de lengte van het tweede buisvormige element 2 keiner dan de lengte van het eerste buisvormige element 1. Tevens is de diameter van het tweede buisvormige slement 2 kleiner dan de diameter van het eerste buisvormige element 1. In deze uitvoeringsvorm zal bij het beoogde gebruik van de inrichting waarbij het tweede, zijnde het in de figuur onderste, uiteinde van het eerste buisvormige element 1 zich doorgaans in de directe nabijheid van de bodem van een vloeistofhouder, bij voorbeeld een drinkglas of flesje, met de op te zuigen vloeistof bevinden en zal het tweede, zijnde het onderste, uiteinde van het tweede buisvormige element 2 zich tevens in de nabijheid van de bodem van de houder van de vloeistof bevinden, Deze uitvoeringsvorm van de inrichting wordt voorts gekenmerkt door het feit dat het eerste, zijnde het in de figuur bovenste, uiteinde van het eerste buisvormige element 1 zich op enige afstand boven het eerste uiteinde van het tweede buisvormige element 2 bevindt, Hierdoor kan een gebruiker van deze uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding het eerste uiteinde van het eerste buisvormige element 1 van de inrichting luchtdicht omklemmen met de lippen ten behoeve van het opzuigen van vloeistof zonder daarbij, onbedoeld, cok het eerste uiteinde van het tweede buisvormige element 2 met de lippen te omklemmen.

Voorts omvat deze uitvoeringsvorm van de inrichting een gat 4 in de verbindingsnaad tussen het eerste en het tweede buisvormige element welk gat 4 zorgt voor een fluidische verbinding tussen het eerste en het tweede buisvormige element, In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm zijn zowel het eerste buisvormige element 1 als het tweede buisvormige element 2 aan beide uiteinden open en derhalve zonder restricties toegankelijk voor respectievelijk vloeistof en lucht, Bij het beoogde gebruik van deze uitvoeringsvorm van de inrichting zullen zowel het tweede uiteinde van het eerste buisvormige element 1 als het tweede uiteinde van het tweede buisvormige element 2 zich in eerste instantie, zolang zich nog voldoende op te zuigen vloeistof in de vloeistofhouder, bij voorbeeld het glas of flesje, bevindt, onder het vloeistofoppervlak bevinden.

Bij het met de mond via het eerste uiteinde, verder ook wel bovenste uiteinde genoemd, van het eerste buisvormige element 1 opzuigen van 5 vloeistof zal er via het gat 4, hierna ook wel het luchtgat 4 genoemd, in de verbindingsnaad tussen het eerste en het tweede buisvormige element lucht die bij het eerste, boven het vioeistofopperviak gelegen uiteinde van het tweede buisvormige element 2 dit tweede buisvormige element in stroomt, worden aangezogen en met de via de in het eerste buisvormige element 1 opgezogen vloeistof mee worden gezogen naar de mond van de gebruiker van de inrichting, Gezien de functie van het eerste, zich bij het beoogde gebruik van de inrichting boven het vlosistofopperviak bevindende uiteinde van het tweede buisvormige element, wordt de opening van dit eerste uiteinde van het tweede buisvormige element hierna ook wel de luchtinlaat van de inrichting genoemd.

De hoeveelheid lucht welke wordt meegezogen door de gebruiker is mede afhankelijk van de diameters van de buisvormige elementen en met name van de diameter van het tweede buisvormige element 2 en van de grootte van het luchtgat 4 in de verbindingsnaad tussen het eerste en het tweede buisvormige element.

Bij proeven met een op de in fig. 1 gebaseerde uitvoeringsvorm van de inrichting bij het drinken van een milkshake waarbij het eerste buisvormige element 1 een lengte van circa 21 centimeter en sen inwendige diameter van circa 7 millimeter had en het tweede buisvormige element een lengte van circa 17 centimeter en een inwendige diameter van circa 3 millimeter, bleek een diameter van het luchtgat 4 die kleiner was dan 1,5 millimeter en bij voorkeur circa 1 milimeter bedroeg tot de beste smaakbeleving te leiden, Bij het drinken van een frisdrank, bij voorbeeld cola, bleek dat een luchtgat met een diameter van 1 tot 1,5 millimeter wel voldoende was, maar bleek de voor de smaakbeleving optimale diameter van het fuchtgat 4 circa 2 tot 3 millimeter te bedragen.

Deze significante verschillen in de optimale diameters van het luchtgat 4 bij het met de inrichting drinken van respectievelijk een milkshake en cola zijn, gezien het onderlinge verschil in de viscositeit van deze beide vloeistoffen, contra- Intuïtief en derhalve niet voor de hand liggend,

Fig. 2 toont een variant van de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij het tweede, zijnde het onderste, uiteinde van het tweede buisvormige element 2 lucht- en vloeistofdicht is afgesloten, Dit is in de figuur schematisch weergegeven door het zwart ingekleurde eindvlak 5 aan het tweede | 5 uiteinde van het tweede buisvormige element 2, Proeven met de in fig, 2 schematisch weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding toonden aan dat bij gebruik van deze uitvoeringsvorm voor het drinken van bij voorbeeld een mijkshake de optimale diameter van het huchtgat 4 in het diameterbereik van 1 tot 1,5 millimeter minder gevoelig was voor variaties in de diameter dan bij de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm, Fig, 3 toont een vereenvoudigde schematische langsdoorsnede van een twee in hoofdzaak parallel aan elkaar met elkaar verbonden buisvormige elementen omvattende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Ten behoeve van de overzichtelijkheid van de figuur zijn meerdere aanzichtlijnen in de figuur niet ingetekend.

De in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm omvat twee parallel aan elkaar geplaatste en met elkaar verbonden buisvormige elementen 1 en 2 waarin de eindvlakken van het tweede, zijnde het onderste, uiteinde van de beide buisvormige elementen in hoofdzaak in één vlak liggen.

In deze uitvoeringsvorm wordt het luchtgat 41 gevormd door een vanaf het eindvlak gemaakte inkeping in de verbindingsnaad tussen de beide buisvormige elementen 1 en 2. Deze uitvoeringsvorm lijkt een, vanuit het oogpunt van produceerbaarheid, regel alternatief voor de in fig, 1 getoonde witvosringsvorm.

Fig. 4 toont een vereenvoudigde schematische langsdoorsnede van een twee in hoofdzaak concentrische buisvormige elementen 11 en 21 omvattende uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Deze uitvoeringsvorm omvat gen in de nabijheid van het tweede uiteinde van het tweede buisvormige element 21 in de wand van het eerste buisvormige element 1 aangebracht luchtgat 4. Ook deze uitvoeringsvorm is in diverse varianten getest, waarbij in de uitvoeringsvorm met de beste resultaten de inwendige diameter van het eerste buisvormige element 11 circa 8 millimeter bedroeg en de inwendige diameter van het tweede buisvormige element 21 circa 10 millimeter bedroeg, Het luchtgat 4 bevond zich bij de drie geteste varianten van deze uitvoeringsvorm op circa 2 centimeter van het bodemvlak 22 van het tweede buisvormige element 21 en had een diameter van respectievelijk 1, 1,5 en 2 millimeter, In deze varianten bedroeg de afstand van het luchtgat tot het eerste uiteinde van het eerste buisvormige element en derhalve de lengte van de beschikbare mengweg voor de vloeistof en de lucht circa 18 centimeter, De bevindingen met deze varianten van deze uitvoeringsvorm waren vergelijkbaar met de bevindingen van de proeven met de in fig. 2 en fig. 1 getoonde uitvoeringsvormen, Eén of meer varianten van de in fig, 4 getoonde uitvoeringsvorm zouden, bij voorbeeld op grond van de produceerbaarheid, misschien in de praktijk voordelen kunnen hebben ten opzichte van de, gua prestaties althans nagenoeg vergelijkbare, in fig. 1 en fig, 2 getoonde uitvoeringsvorm.

Fig. 5 is een vereenvoudigde schematische langsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding met een traploos regelbare luchttoevoer.

Deze uitvoeringsvorm van de inrichting omvat een eerste buisvormig slement 1 en een tweede buisvormig element 23 waarin het tweede uiteinde van het tweede buisvormige element in de nabijheid van het tweede uiteinde van het eerste buisvormige element fluidisch verbonden is met het eerste buisvormige element.

Met betrekking tot het werkingsprincipe is deze uitvoeringsvorm te vergelijken met de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm met als verschil een aan het eerste uiteinde van het tweede buisvormige element 23 aangebracht luchttoevoerkraantje 24. In de van deze uitvoeringsvorm geteste variant had het eerste buisvormige element 1 een inwendige diameter van circa 8 millimeter en het tweede buisvormige element 23 een inwendige diameter van circa 3 millimeter.

Deze uitvoeringsvorm biedt de mogelijkheid om op eenvoudige wijze de invloed van een variabele restrictie in de luchttoevoer op de uiteindelijke smaakbeleving te testen, De testen wezen uit dat de met de In fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm behaalde resultaten met een luchtgat van 1 tot 1,5 millimeter niet verbeterd konden worden door de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm met het luchttoevoerkraantje 24. Om deze reden en gezien de vanuit praktisch oogpunt niet Ideale vorm van deze, door de aanwezigheid van het luchttoevoerkraantje 24, dure uitvoeringsvorm wordt de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm niet per se gezien als één van de voorkeursuitvoeringen van de inrichting volgens de uitvinding.

Samenvattend kan worden gesteld dat de inrichting volgens de uitvinding voor het door een persoon opzuigen en drinken van een vloeistof gekenmerkt wordt door twee via een luchtgat fluidisch met elkaar verbonden buisvormige elementen, Het eerste uiteinde van het eerste buisvormige element bevindt zich tijdens het beoogde gebruik van de inrichting in de mond van de gebruiker en het tweede uiteinde van het eerste buisvormige element bevindt zich tijdens het beoogde gebruik van de inrichting onder de vloeistofspiegel in de houder welke de op te zuigen/drinken vloeistof bevat.

Het eerste uiteinde van het tweede buisvormige element bevindt zich tijdens het beoogde gebruik van de inrichting boven het vloeistofoppervlak en is daarbij vrij toegankelijk voor lucht en het tweede uiteinde van het tweede buisvormige element bevindt zich tijdens het beoogde gebruik van de inrichting bij voorkeur in de nabijheid van het tweede uiteinde van het eerste buisvormige element onder de vloeistofspiegel in de vloeistofhouder waaruit vloeistof via het eerste buisvormige element wordt opgezogen.

Om de afstand waarover de opgezogen vloeistof en door het luchtgat aangezogen lucht zich met elkaar kunnen mengen voordat zij in de mond van de gebruiker van de inrichting komen zo groot mogelijk te maken, bevindt het luchtgat tussen de beide buisvormige elementen zich bij voorkeur in de nabijheid het tweede uiteinde van het eerste buisvormige element.

Gezien de functie van het eerste buisvormige element van de inrichting, zijnde het transporteren van opgezogen vloeistof naar de mond van de gebruiker van de inrichting, vergelijkbaar met de functie van een conventioneel rietje, kan het eerste buisvormige element van de inrichting ook worden aangeduid als het vloeistofrietje en het tweede buisvormige element als het luchirietje van de inrichting volgens de uitvinding.

In enkele van de voorkeursuitvoeringen van de inrichting volgens de uitvinding bedraagt de afstand van het luchtgat tot het eerste uiteinde van het eerste buisvormige element ten minste 10 centimeter en bij voorkeur ten minste 12 centimeter.

Naast versterking van de smaakbeleving van een gebruiker van de inrichting volgens de uitvinding bij het drinken van een milkshake, resulteert het bij het drinken aanzuigen van lucht er ook in dat een persoon die met behulp van de inrichting een milkshake drinkt reeds bij een kleinere dan gebruikelijke netto hoeveelheid milkshake sen verzadigd gevoel krijgt.

De inrichting volgens de uitvinding kan er derhalve voor zorgen dat mensen zich beperken tot kleinere netto hoeveelheden milkshake.

De inrichting heeft dus ook een mogelijk gezondheidsvoordeel.

De term “en/of” heeft vooral betrekking op één of meer van de items welke vóór en na “en/of worden vermeld, Bij voorbeeld een zin “Rem 1 en/of item 2” (en vergelijkbare zinnen) kan betrekking hebben op item 1 en item 2 of op item 1 of item 2. De term omvatten” {of afgeleiden daarvan) heeft ook betrekking op uitvoeringen waarin de term "omvatten” betekent “bestaan uit”, De term “onwatten” kan derhalve in sommige gevallen betekenen “bestaan uit”, maar kan in andere gevallen betekenen "bevattende ten minste de gedefinieerde soort en optioneel één of meer andere soorten”, In een conclusie sluit het gebruik van het woord omvatten of een afgeleide daarvan de aanwezigheid van elementen of stappen buiten de in de conclusie geclaimde elementen of stappen niet uit.

De in deze beschrijving besproken en in de figuren schematisch weergegeven ultvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding zijn slechts enkele van de vele binnen het kader van de uitvinding mogelijke uitvoeringsvormen en dienen derhalve als niet-limitatief te worden beschouwd.

Claims (9)

CONCLUSIES

1. Een inrichting ten behoeve van het door een persoon opzuigen en drinken van een zich in een vloeistofhouder bevindende vloeistof, welke inrichting twee buisvormige elementen {1, 2,11,21) omvat waarbij het eerste uiteinde van het eerste buisvormige element erop is ingericht om zich tijdens het beoogde gebruik van de inrichting in de mond van de gebruiker van de inrichting te bevinden en het tweede uiteinde van het eerste buisvormige erop is ingericht om zich tijdens het beoogde gebruik van de inrichting in de op te zuigen vloeistof te bevinden, met het kenmerk, dat de twee buisvormige elementen in de nabijheid van het tweede uiteinde van het eerste buisvormige element {1} een onderlinge fluidische verbinding in de vorm van een luchtgat (4) omvatten en dat het eerste uiteinde van het tweede buisvormige element (2) een luchtinlaat omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste buisvormige 45 element {1} en het tweede buisvormige element {2} over ten minste een gedeelte van hun lengte in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar met elkaar zijn verbonden.

3, lnrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste buisvormige element (1} en het tweede buisvormige element (2} in de nabijheid van hun tweede uiteinden in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar met elkaar verbonden zijn en dat het luchtgat een inkeping {41) in de verbindingsnaad van de uiteinden van de twee buisvormige elementen omvat,

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de twee buisvormige elementen concentrisch met elkaar verbonden zijn waarin het eerste buisvormige element {11} over een gedeelte van de lengte wordt omhuld door het tweede buisvormige element {21}.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de uitwendige diameter van het eerste buisvormige element {11} ten minste 6 millimeter en ten hoogste 9 millimeter en bij voorkeur in hoofdzaak 8 millimeter bedraagt en dat de inwendige diameter van het tweede buisvormige element {21} ten minste 8 millimeter en ten hoogste 11 millimeter en bij voorkeur in hoofdzaak 10 millimeter bedraagt.

6, Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de kortste afstand van het luchtgat {4} tot het eerste uiteinde van het eerste buisvormige element ten minste 8 centimeter en bij voorkeur ten minste 12 centimeter bedraagt.

7. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede uiteinde van het tweede buisvormige element een afsluiting (5,22) omvat,

8. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een uitvoeringsvorm van de inrichting voor het drinken van een milkshake een luchtgat {4,41} omvat met sen diameter van ten minste 0,9 en ten hoogste 1,6 millimeter en bij voorkeur in hoofdzaak 1 millimeter.

9. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat een uitvoeringsvorm van de inrichting voor het drinken van een frisdrank een luchigat {4,41} omvat met een diameter van ten minste 1 en ten hoogste 3 millimeter en bij voorkeur ten minste 2 en ten hoogste 3 millimeter.