NL1043560B1

NL1043560B1 - Aandrijfinrichting voor een vaartuig met rechtopstaande holle vleugels met verbeterde afsluitorganen voor de luchtinlaten

Info

Publication number: NL1043560B1
Application number: NL1043560A
Authority: NL
Inventors: Franciscus Jitte Maria Nieuwenhuis Ir
Original assignee: Econowind Bv
Priority date: 2020-02-06
Filing date: 2020-02-06
Publication date: 2021-09-13
Also published as: WO2021158106A1

Abstract

UITTREKSEL Aandrijfinrichting voor een vaartuig, omvattende een recht- opstaande holle vleugel (1) met een wandgedeelte (la) waar- 5 in luchtinlaten (2) zijn aangebracht. Verder is voorzien in afsluitorganen (3) en een verplaatsingsframe (4). Door ro- tatie van het verplaatsingsframe kunnen de luchtinlaten door de afsluitorganen in wisselbedrijf worden afgesloten en geopend. De afsluitorganen omvatten een afsluitzeil (7) 10 van flexibel materiaal, gevat in een bevestigingsframe (3a). Verder is voorzien in V-vormige, met de afsluitorga- nen verenigde winddeflectieorganen (8), waarbij de afsluit- zeilen zich tussen de ten opzichte van elkaar verwijdende flanken van de V-vormige winddeflectieorganen uitstrekken. 15 (FIG. la, c) 1043560

Description

Korte aanduiding: Aandrijfinrichting voor een vaartuig met rechtopstaande holle vleugels met verbe- terde afsluitorganen voor de luchtinla- ten

BESCHRIJVING De uitvinding heeft betrekking op een aandrijfinrichting voor een vaartuig, omvattende een in hoofdzaak rechtop- staande holle vleugel die een wandgedeelte omvat met een, dwars op de lengteas van de holle vleugel gezien, in hoofd- zaak cirkelvormig verloop, waarin op onderling substantieel van elkaar gescheiden locaties in de vleugelwand luchtinla- ten zijn aangebracht, terwijl verder is voorzien in een af- sluitorgaan dat door middel van rotatie rondom het middel- punt van het cirkelvormige vleugelwandgedeelte de luchtin- laten kan openen en sluiten, zo dat wanneer de ene luchtin- laat is geopend, de andere is gesloten en omgekeerd. De on- derhavige soort aandrijfinrichting wordt veelal aangeduid met het begrip "Turbosail"” (zie bijvoorbeeld https://en.wikipedia.org/wiki/Turbosail). Een dergelijk aandrijfinrichting is bekend uit het octrooi- schrift US4630997A ten name van Jacques Cousteau et al, waarin de werking uitvoerig wordt behandeld.

De onderhavige uitvinding beoogt te voorzien in een eenvou- dige en toch zeer betrouwbare configuratie voor het af- sluitorgaan voor de luchtinlaten dat (ook) onder zware kli-

matologische en operationele omstandigheden op zee (harde wind, zoutwater etc.) goed zal blijven functioneren.

Daartoe wordt volgens de uitvinding voorzien in een aan-

drijfinrichting voor een vaartuig, omvattende een in hoofd- zaak rechtopstaande holle vleugel die een wandgedeelte om- vat met een, dwars op de lengteas van de holle vleugel ge- zien, in hoofdzaak cirkelvormig verloop (in 3D dus met een in hoofdzaak cilindrisch verloop), waarin, op onderling substantieel van elkaar gescheiden locaties (A,B), één of meer zich boven elkaar uitstrekkende luchtinlaten zijn aan- gebracht, waarbij verder is voorzien in één of meer zich boven elkaar uitstrekkende afsluitorganen, verbonden met of deel uitma-

kend van een door verplaatsingsmiddelen aandrijfbaar ver- plaatsingsframe, een en ander zo ingericht dat door middel van rotatie van het verplaatsingsframe de één of meer zich boven elkaar uitstrekkende luchtinlaten op de van elkaar gescheiden locaties door de één of meer afsluitorganen kun-

nen worden afgesloten en geopend, waarbij de één of meer afsluitorganen een afsluitzeil van flexibel materiaal omvatten, gevat in een bevestigingsfra- me,

De uitvinding berust op het inzicht dat een afsluitzeil op zichzelf op zichzelf goed langs het oppervlak van de cilin- drische vleugelwand te verplaatsen is, daar het tijdens dat verplaatsen niet of nauwelijks tegen de vleugelwand wordt aangedrukt, terwijl het afsluitzeil wél tegen de luchtinla-

ten wordt gedrukt onder invloed van enerzijds (aan de zijde van de vleugelwand/luchtinlaat) de onderdruk/zuigkracht van de luchtafzuiging die op de luchtinlaten is aangesloten

(zie het bovengenoemde octrooischrift) en anderzijds de normale luchtdruk van de omgevingslucht. Bij voorkeur omvatten de één of meer luchtinlaten luchtin- laatroosters waarvan het buitenvlak aansluit op het buiten- vlak van de omringende vleugelwand, waardoor de afsluitzei- len door (het buitenoppervlak van) de luchtinlaatroosters worden tegengehouden en daardoor een goede afsluiting be- werkstelligen.

Zoals uit het bovengenoemde octrooischrift bekend is en daarin uitvoerig besproken wordt, omvat de inrichting van de onderhavige soort bij voorkeur één of meer winddeflec- tieorganen die met de één of meer afsluitorganen zijn ver- bonden en gelijktijdig daarmee langs het cilindrische deel van het vleugeloppervlak worden verplaatst. Bij voorkeur hebben de winddeflectieorganen, dwars op de lengteas van de holle vleugel gezien, een buitenvorm die in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van een V, bij voorkeur met naar binnen toe gewelfde flanken, waarbij het midden van de V-vorm zich vanuit de vleugelwand naar buiten toe uitstrekt, terwijl de afsluitzeilen zich tussen de ten op- zichte van elkaar verwijdende flanken van de V-vorm uit- strekken. De uitvinding zal thans nader worden besproken aan de hand van onderstaande figuurbeschrijving.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een in- richting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een aandrijfin- richting volgens de uitvinding, omvattende een in hoofdzaak (schematisch en in dwarsdoorsnede getekende) rechtopstaande holle vleugel 1 met een wandgedeelte la met een, dwars op de lengteas van de holle vleugel 1 gezien, in hoofdzaak cirkelvormig verloop, waarin, op onderling substantieel van elkaar gescheiden locaties A resp. B, een aantal zich boven elkaar uitstrekkende (zie figuur 1d) luchtinlaten 2 zijn aangebracht.

Verder is voorzien in een aantal zich boven elkaar uit- strekkende ((zie figuur lc) afsluitorganen 3, verbonden met of deel uitmakend van een door verplaatsingsmiddelen (niet getekend) aandrijfbaar verplaatsingsframe 4.

Een en ander is zo ingericht dat door middel van rotatie (zie pijlen 5) van het verplaatsingsframe 4 rond een rota- tieas 6 de zich boven elkaar uitstrekkende luchtinlaten 2 op de van elkaar gescheiden locaties A en B door de af- sluitorganen 3 in wisselbedrijf (vergelijk de figuren la en 1b) kunnen worden afgesloten en geopend. De afsluitorganen 3 omvatten een bevestigingsframe 3a dat is ingericht voor het vasthouden (vatten) van (de zijkanten van) een afsluitzeil 7 van flexibel materiaal, ingericht en gedimensioneerd om de betreffende onderliggende luchtinlaat 2 te kunnen afsluiten. In de in figuur 1 getekende uitvoering omvatten de luchtin- laten 2 luchtinlaatroosters 2a waarvan het buitenvlak aan- sluit op het buitenvlak van de omringende buitenwand van de vleugel 1. De luchtinlaatroosters 2a bewerkstelligen onder- meer dat de afsluitzeilen 7 van de afsluitorganen 3 niet te ver naar binnen de luchtinlaten 2 kunnen worden gezogen maar tegen die roosters worden afgesteund, zo dat een goede afsluiting van de luchtinlaten 2 wordt bewerkstelligd.

5 De inrichting omvat verder winddeflectieorganen 8 die met de afsluitorganen 3 zijn verbonden, in het getoonde uitvoe- ringsvoorbeeld zelfs een geheel daarmee vormen en daarbij tevens deels fungeren als bevestigingsframe 3a voor het vasthouden van het afsluitzeil 7.

De buitenkant van de winddeflectieorganen 8 heeft, dwars op de lengteas 6 van de holle vleugel 1 gezien, een buitenvorm die in hoofdzaak overeenkomt met de vorm van een V, bij voorkeur met naar binnen toe gewelfde flanken 8a, waarbij het midden 8b (de punt) van de V-vorm zich vanuit de vleu- gelwand naar buiten toe uitstrekt, terwijl de afsluitzeilen 7 zich tussen de ten opzichte van elkaar verwijdende flan- ken van de flanken 8a uitstrekken.

Ten slotte wordt nog opgemerkt dat de bij voorkeur is voor- zien in een wrijving-verlagende laag of structuur (niet ge- toond) aan of tegen het binnenoppervlak van het afsluitzeil 7 van het betreffende afsluitorgaan 3, of althans tussen het binnenoppervlak van het afsluitzeil en het buitenvlak van de betreffende luchtinlaatroosters resp. het buitenop- pervlak van de vleugelwand tussen de locaties A en B van de betreffende luchtinlaten 2. Een en ander is ingericht ter vermindering van de wrijving tussen het binnenoppervlak van het afsluitzeil en het buitenvlak van de betreffende lucht- inlaatroosters 2a resp. het buitenoppervlak van de vleugel- wand la tussen de locaties A en B tijdens het door middel van rotatie van het verplaatsingsframe 4 sluiten resp. ope- nen van het betreffende afsluitorgaan 3. De wrijving-

verlagende laag of structuur bezit bijvoorbeeld een net- structuur, waarmee bereikt wordt dat bij natte/vochtige om- standigheden het afsluitzeil 7 niet tegen het onderliggende oppervlak -in het bijzonder het buitenoppervlak van de vleugelwand tussen de locaties A en B- vastkleeft of vast- gekleefd blijft tijdens het door middel van rotatie van het verplaatsingsframe 4 sluiten resp. openen van het afsluit- orgaan 3.

Aldus wordt door de onderhavige uitvinding voorzien in een tamelijk eenvoudige uitvoering van de afsluitorganen voor de luchtinlaten, die ook onder zware klimatologische en operationele omstandigheden op zee goed en betrouwbaar blijven functioneren.

Claims

CONCLUSIES

1. Aandrijfinrichting voor een vaartuig, omvattende een in hoofdzaak rechtopstaande holle vleugel (1) die een wandgedeelte (la) omvat met een, dwars op de lengteas van de holle vleugel gezien, in hoofdzaak cirkelvormig verloop, waarin, op onderling substantieel van elkaar gescheiden locaties (A,B), één of meer zich boven el- kaar uitstrekkende luchtinlaten (2) zijn aangebracht, waarbij verder is voorzien in één of meer zich boven elkaar uitstrekkende afsluitorganen (3), verbonden met of deel uitmakend van een door verplaatsingsmiddelen aandrijfbaar verplaatsingsframe (4), een en ander zo ingericht dat door middel van rotatie van het verplaat- singsframe de één of meer zich boven elkaar uitstrek- kende luchtinlaten op de van elkaar gescheiden locaties door de één of meer afsluitorganen kunnen worden afge- sloten en geopend, waarbij de één of meer afsluitorganen een afsluitzeil (7) van flexibel materiaal omvatten, gevat in een be- vestigingsframe (3a).

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de één of meer luchtinlaten luchtinlaatroosters (2a) omvatten waarvan het buitenvlak aansluit op het buitenvlak van de omrin- gende vleugelwand.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, omvattende één of meer winddeflectieorganen (8) die met de één of meer afsluitorganen zijn verbonden.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de winddeflec- tieorganen, dwars op de lengteas van de holle vleugel gezien, de buitenvorm hebben van een V, bij voorkeur met naar binnen toe gewelfde flanken (8a), waarbij het midden (8b) van de V-vorm zich vanuit de vleugelwand naar buiten toe uitstrekt, terwijl de afsluitzeilen zich tussen de ten opzichte van elkaar verwijdende flanken van de V-vorm uitstrekken.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een wrijving-verlagende laag of structuur aan of tegen het binnenoppervlak van het afsluitzeil van het betreffende afsluitorgaan, of althans tussen het binnenoppervlak van het afsluitzeil en het buiten- vlak van de betreffende één of meer luchtinlaatroosters resp. het buitenoppervlak van de vleugelwand tussen de locaties van de betreffende luchtinlaten, een en ander ingericht ter vermindering van de wrijving tussen het binnenoppervlak van het afsluitzeil en het buitenvlak van de betreffende één of meer luchtinlaatroosters resp. het buitenoppervlak van de vleugelwand tussen de locaties van de betreffende luchtinlaten tijdens het door middel van rotatie van het verplaatsingsframe sluiten resp. openen van de betreffende één of meer af- sluitorganen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de wrijving- verlagende laag of structuur een netstructuur bezit.