NL1040359C2 - Inrichting ten behoeve van het toedienen van een subcutane injectie. - Google Patents

Description

Inrichting ten behoeve van het toedienen van een subcutane injectie

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting welke als hulpmiddel dient bij de toediening van subcutane injecties. De inrichting volgens de uitvinding verhindert onder meer dat een injectienaald voor subcutane injecties dieper dan noodzakelijk in het lichaam kan worden gedrukt en kan derhalve onnodige pijn helpen voorkomen.

Er zijn veel ziekten waarvoor het nodig of wenselijk is dat de personen die aan die ziekte lijden regelmatig door middel van een injectie een medicament krijgen ingespoten. Terwijl intraveneuze injecties in principe uitsluitend door gekwalificeerde medische professionals mogen worden toegediend, kunnen onderhuidse of subcutane injecties ook door een patiënt bij zichzelf worden ingespoten. Bij subcutane injecties wordt een ingespoten middel langzaam in het bloed opgenomen. Het volume van een subcutane injectie dient normaliter kleiner te zijn dan 2 milliliter om te voorkomen dat het ingespoten middel weer deels naar buiten lekt.

Subcutane injecties worden doorgaans in de buikstreek, een dij of bovenbeen of in de bovenarm toegediend. Vanwege de onderhuidse vetlaag in de buikstreek is dit deel van het lichaam voor veel patiënten een voorkeursplaats voor de toediening van een subcutane injectie. De daarbij toegepaste werkwijze bestaat meestal uit het tussen duim en wijsvinger van één hand vastpakken van een huidplooi en het vervolgens met de andere hand toedienen van de injectie.

Bij het via een subcutane injectie toedienen van een vloeistof met een hoge viscositeit moet de toediener relatief veel kracht op de zuiger uitoefenen. Dit kan bij voorbeeld bij het injecteren in de buik erg lastig zijn wanneer de hand waarin de spuit zich bevindt, niet vast is en niet ondersteund wordt. Daarom kiezen mensen die een middel met een hoge viscositeit subcutaan moeten inspuiten vaak voor inspuiting in de huid van het bovenbeen.

Een dikwijls voor subcutane inspuiting aanbevolen injectienaald heeft een lengte van maximaal circa 7 mm. Door in een zittende houding de naald onder een hoek van circa 90° aan de bovenkant in de dij te steken, kan de gebruiker voldoende kracht uitoefenen op de zuiger om de vloeistof in te spuiten. Echter, doordat hij of zij vrij veel kracht moet uitoefenen, bestaat het risico dat tijdens het indrukken van de zuiger de naaldhouder in de huid wordt gedrukt en de naald tot een grotere diepte onder het huidoppervlak doordringt dan de beoogde maximale diepte van circa 7 mm. Bovendienen kan de injectienaald tijdens het injecteren ook zijwaarts worden bewogen en kan er een vorm van wrikken met de naald ontstaan. Daarom resulteert het met een injectienaald volgens de stand van de techniek in de dij toedienen van hoog visceuze middelen vaak in een pijnlijke plek, terwijl de dij om de eerdergenoemde reden in principe juist een gunstige plaats is voor de subcutane toediening van dergelijke vloeistoffen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting welke zorgt voor een stabiele positionering van een injectiespuit en welke voorkomt dat de injectienaald bij het door subcutane injectie toedienen van een vloeibaar middel te diep in de huid kan worden gestoken of tijdens het injecteren onbedoeld zijwaarts kan worden bewogen. De inrichting volgens de uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een aantal figuren. Daarbij toont: - fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; - fig. 2 de in fig. 1 schematisch getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding tijdens het in de inrichting aanbrengen van een injectiespuit; - fig. 3 een schematische weergave van een samenstel van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding en een door de inrichting aangegrepen injectiespuit; - fig. 4 een vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding; - fig. 5 een perspectivisch onderaanzicht van een samenstel van de inrichting volgens de uitvinding met een daarin opgenomen injectiespuit; fig. 6 een schematisch voorbeeld van een wijze van het met twee vingers op een ondergrond drukken van de steunvoet van de inrichting.

In de figuren en in deze beschrijving hebben gelijke of vergelijkbare delen gelijke of vergelijkbare verwijzingscijfers.

Fig. 1 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm omvat de inrichting een steunvoet 1, een ondersteuningskraag 2 en een cilinderklem 3. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de bovenzijde van de ovale steunvoet 1 van de inrichting in de nabijheid van de beide uiteinden ribbels 4 in de vorm van, althans nagenoeg, concentrische cirkels of delen van cirkels, welke ten doel hebben de grip te verbeteren wanneer de steunvoet met vingers op één plaats op de huid wordt gedrukt. In plaats van de ribbels 4, kan het bovenoppervlak van de steunvoet van een inrichting volgens de uitvinding ook andere vormen van reliëf, hierna ook wel aangrijpingsreliëf 4 genoemd, omvatten voor de verbetering van de grip van de vingers van een gebruiker. In fig. 1 is duidelijk te zien dat de ondersteuningskraag 2 aan de voorzijde in deze afbeelding een uitsparing heeft. Tevens heeft de steunvoet 1 in het, binnen de omtrek van de ondersteuningskraag 2 vallende, gedeelte van de steunvoet een opening, verder ook wel naald doorvoer opening la genoemd. Deze opening is in fig. 1 niet, maar in fig. 5 wel zichtbaar

Deze combinatie van een uitsparing in de opstaande rand van de ondersteuningskraag en de opening in de bodem van de ondersteuningskraag, zijnde een gat in een deel van de steunvoet, maakt het mogelijk een injectiespuit in de inrichting aan te brengen. De uitvinding voorziet erin dat de vorm van de steunvoet niet beperkt is tot een ovaal, maar elke gewenste en/of nuttig geachte vorm kan hebben. In een voorkeursuitvoering is de steunvoet 1 een in hoofdzaak vlakke plaat. Echter, de uitvinding omvat ook uitvoeringsvormen van de inrichting waarbij de steunvoet een kromming omvat, bij voorbeeld in hoofdzaak overeenkomend met de kromming van de omtrek van een dijbeen van een gemiddeld persoon. Tevens kan de steunvoet de uitvoeringsvorm hebben van een blok materiaal in plaats van een plat, plaatvormig, element. In geval van een blokvormige steunvoet kunnen de ondersteuningskraag en aangrijpingsrand bij voorbeeld in het blok geïntegreerd zijn.

Fig. 2 toont de in fig. 1 schematisch getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding tijdens het in de inrichting aanbrengen van een injectiespuit. In deze figuur zijn van de injectiespuit de navolgende onderdelen zichtbaar: de cilinder 5, een koppelstuk 6, de zuiger 7 en de naalddop 8. De in fig. 2 getoonde toestand is verkregen door het uiteinde van de injectiespuit met de injectienaald met naalddop van bovenaf, schuin, via de uitsparing in de ondersteuningskraag 2 door het gat in de bodem van de ondersteuningskraag te steken.

Fig. 3 toont een schematische weergave van een samenstel van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding en een door de inrichting aangegrepen injectiespuit. Het in fig. 3 getoonde samenstel is, aannemende dat de cilinder de in te spuiten vloeistof bevat, gebruiksklaar na verwijdering van de naalddop 8. Het in fig. 3 getoonde samenstel is verkregen door de injectiespuit vanuit de in fig. 2 getoonde stand naar een verticale positie te bewegen. De cilinderklem 3, welke van een in voldoende mate elastisch vervormbaar materiaal is vervaardigd en welke een diameter heeft die in de niet belaste toestand van de cilinderklem gelijk of in geringe mate kleiner is dan de uitwendige diameter van de cilinder 5 van de injectiespuit heeft in de omtrek een uitsparing welke in de onbelaste toestand van de cilinderklem een breedte heeft die, bij voorkeur in geringe mate, kleiner is dan de uitwendige diameter van de cilinder 5. Bij het naar de verticale stand brengen van de injectiespuit zal door het zijwaarts in de uitsparing van de cilinderklem 3 drukken van de cilinder de cilinderklem vervormen waardoor de uitsparing groter wordt totdat de cilinder via de uitsparing in de cilinderklem 3 in deze klem wordt opgenomen en klemmend door de cilinderklem wordt aangegrepen. Om het in de cilinderklem drukken van de cilinder te vergemakkelijken, voorziet de uitvinding erin dat de cilinderklem ter plaatse van de opening voor het in de cilinderklem brengen van de cilinder zoekranden omvat.

Fig. 4 toont een vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding. Daarbij is te zien dat de ondersteuningskraag 2 een aangrijpingsrand 2a omvat welke een inwendige diameter heeft die kleiner is dan de uitwendige diameter van de cilinder 5 en althans nagenoeg gelijk is aan de diameter van het koppelstuk 6.

De aangrijpingsrand 2a heeft een zodanige dikte dat deze in de spleet tussen de cilinder 5 en het koppelstuk 6 past. Daar de cilinder een grotere uitwendige diameter heeft dan de inwendige diameter/openingsbreedte van de aangrijpingsrand 2a rust de onderrand van de cilinder op de aangrijpingsrand 2a.

Fig. 5 toont een perspectivisch onderaanzicht van een samenstel van de inrichting volgens de uitvinding met een daarin opgenomen injectiespuit. Dit is de voor gebruik gerede toestand van het samenstel. In een voorkeursuitvoering steekt alleen de injectienaald 9 onder buiten het vlak van de steunvoet 1 uit en kan de naaldhouder 10 niet in de huid van een gebruiker worden gedrukt.

In dit voorbeeld heeft de steunvoet 1 langs de omtrek aan de onderzijde van de plaat een opstaande rand 11, welke onder meer zal helpen voorkomen dat de steunvoet over de huid kan wegglijden wanneer deze op de huid wordt gedrukt. Deze rand kan elke gewenste hoogte hebben. De uitvinding omvat echter ook uitvoeringsvormen met een steunvoet welke aan de onderzijde, de op de huid te plaatsen zijde, geen rand omvat of een andersoortig profiel omvat dat de kans op het wegglijden van de steunvoet moet verkleinen. De opstaande rand 11 en/of andere vormen van een profiel voor dit doel zullen verder ook wel worden aangeduid als een antislip profiel 11.

Fig. 6 toont een schematisch voorbeeld van een wijze van het met twee vingers, in dit geval duim en wijsvinger, op een ondergrond drukken van de steunvoet van de inrichting.

In de in de figuren getoonde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de afstand tussen de aangrijpingsrand 2a en de steunvoet, hierna ook wel steunhoogte genoemd, niet instelbaar. Bij gebruik van een injectiespuit met altijd dezelfde injectienaaldlengte is bij het toepassen van deze uitvoeringsvorm van de inrichting de lengte waarmee de injectienaald onder de steunvoet uitsteekt en derhalve de maximale diepte van het in het lichaam steken van de naald altijd gelijk.

De uitvinding voorziet er echter in dat de afstand tussen de aangrijpingsrand 2a van de ondersteuningskraag 2 en de steunvoet 1 ook instelbaar kan zijn. Daarmee kan de diepte van het in het lichaam steken van de naald naar keuze worden ingesteld. Een dergelijke instelbaarheid kan bij voorbeeld worden bewerkstelligd door de aangrijpingsrand 2a langs schroefdraadgangen omhoog of omlaag te bewegen. Een ander voorbeeld van een oplossing voor het in hoogte kunnen verstellen van de aangrijpingsrand 2a omvat het op verschillende hoogtes aan de binnenzijde van de ondersteuningskraag aanbrengen van horizontale sleuven en het toepassen van een losse aangrijpingsrand 2a in de vorm van een platte ring met een uitsparing. De steunhoogte kan dan worden gewijzigd door de aangrijpingsrand in een andere sleuf te schuiven.

Naast de besproken en getoonde uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding waarbij de injectiespuit in de juiste stand ten opzichte van de steunvoet wordt gepositioneerd en vastgehouden met behulp van een ondersteuningskraag met aangrijpingsrand en een cilinderklem omvat de uitvinding vele andere technische oplossingen voor het ten opzichte van een steunvoet fixeren van een injectiespuit zodat de lengteas van de injectienaald, ten minste op de plaats waar de injectienaald de steunvoet snijdt, in hoofdzaak haaks staat op het vlak van de steunvoet en de injectienaald met een beperkte, al dan niet instelbare, lengte onder het bodemoppervlak van de steunvoet uit steekt. In het vervolg van deze beschrijving en in de conclusies zullen alle uitvoeringsvormen van toepasbare middelen voor het op deze wijze met elkaar verbinden van een steunvoet en een injectiespuit, inclusief de besproken en in de figuren getoonde uitvoeringsvorm, worden aangeduid als aangrijpingsmiddelen voor een injectiespuit.

De uitvinding voorziet onder meer in uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding waarbij de inrichting uit kunststof is vervaardigd. De inrichting volgens de uitvinding kan echter ook uit andere materialen of combinaties van materialen worden vervaardigd.

De in deze beschrijving besproken en in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding zijn slechts enkele van de vele binnen het kader van de uitvinding mogelijke uitvoeringsvormen en dienen derhalve als niet-limitatief te worden beschouwd.

Claims (7)

1. Een inrichting ten behoeve van het subcutaan toedienen van een injectie, met het kenmerk, dat de inrichting een steunvoet (1), een in de steunvoet aanwezige naald doorvoer opening (la) en aangrijpingsmiddelen voor een injectiespuit omvat waarbij de aangrijpingsmiddelen de injectiespuit zodanig ten opzichte van de steunvoet (1) fixeren dat de lengteas van de injectienaald (9) in hoofdzaak haaks staat op het bodemvlak van de steunvoet (1).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de inrichting maatregelen omvat waardoor de steunhoogte instelbaar is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de aangrijpingsmiddelen voor een injectiespuit een ondersteuningskraag (2), een aangrijpingsrand (2a) en een cilinderklem (3) omvatten.

4. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunvoet (1) op het bovenoppervlak aangrijpingsreliëf (4) omvat.

5. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunvoet (1) aan de bodemzijde een antislip profiel (11) omvat.

6. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting als spuitgietdeel vervaardigd is uit kunststof.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de kunststof polycarbonaat omvat.