NL1039439C2

NL1039439C2 - Sorteerinrichting voor het sorteren van speelkaarten.

Info

Publication number: NL1039439C2
Application number: NL1039439A
Authority: NL
Inventors: Rogier Rossen; Sander Martijn Havik; Maarten Paul Wilming; Wouter Erik Sebastiaan Couzijn
Original assignee: Bridgedrive Products B V
Priority date: 2012-03-06
Filing date: 2012-03-06
Publication date: 2013-09-09
Also published as: AU2013228090B2; EP2822665B1; CN104220136B; US9227132B2; AU2013228090A1; US20150035230A1; WO2013133696A1; PL2822665T3; DK2822665T3; EP2822665A1; CN104220136A

Description

Sorteerinrichting voor het sorteren van speelkaarten.

De uitvinding heeft betrekking op een sorteerinrichting voor 5 het sorteren van speelkaarten, omvattende een inlegbak voor het opnemen van een pak kaarten, transportmiddelen voor het successievelijk afvoeren van de onderste kaart uit de inlegbak, ten minste twee boven elkaar geplaatste opvangbakken, een transportbaan tussen de inlegbak en opvangbakken, 10 detectiemiddelen voor het detecteren van elke af te leggen kaart en selectiemiddelen voor het afhankelijk van de gedetecteerde detectiewaarde selectief opvangen van in de transportbaan gevoerde kaarten in een van de opvangbakken, welke selectiemiddelen zijn gevormd door verstelmiddelen voor het in 15 hoogte verstellen van ten minste één van de boven elkaar geplaatste opvangbakken.

Een dergelijke sorteerinrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooiaanvrage US 2005/0110210 Al. Daarin wordt in figuur 5 een sorteerinrichting beschreven met vier boven elkaar 20 gelegen opvangbakken die in hoogte verstelbaar zijn voor het selectief opvangen van uit de inlegbak via een gemeenschappelijke transportbaan naar de opvangbakken gevoerde kaarten. Een nadeel van deze bekende sorteerinrichting is dat vanwege de gemeenschappelijke transportbaan alle kaarten na 25 elkaar door de gemeenschappelijke transportbaan moeten worden gevoerd om bij de geselecteerde opvangbak te komen. Om de kaarten in een van de vier boven elkaar geplaatste opvangbakken te deponeren moeten de opvangbakken in het ongunstigste geval over een aanzienlijke afstand omhoog of omlaag bewogen worden.

30 Dat maakt deze bekende sorteerinrichting relatief volumineus en traag.

1039439 2

Met de uitvinding wordt onder andere beoogd een sorteerinrichting voor kaarten te verschaffen die compact is en snel kan werken.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat delen van de 5 transportbaan zich in tegengestelde richtingen vanaf de inlegbak uitstrekken en doordat opvangbakken aan elk uiteinde van beide transportbaandelen zijn geplaatst en de detectiemiddelen in de inlegbak zijn geplaatst.

Hierdoor wordt bereikt dat een kaart die in een tegengestelde 10 richting uit de inlegbak moet worden gevoerd als de voorgaande kaart, al afgevoerd kan worden als de voorgaande kaart nog onderweg is.

Dit maakt de sorteerinrichting nog sneller.

In een verdere uitvoeringsvorm zijn verdraaimiddelen aanwezig om 15 de beide bovenste opvangbakken ten opzichte van het midden van de inlegbak in horizontale richting een kwartslag te roteren van een eerste stand waarin kaarten in de opvangbakken opvangbaar zijn en een tweede stand waarin kaarten uit de opvangbakken uitneembaar zijn.

20 Hierdoor wordt bereikt dat de kaarten in de vier windstreken in dezelfde oriëntatie in de opvangbakken komen te liggen, bij voorkeur met de langszijde van de kaarten aan de zijde van de opvangbakken waar de kaarten worden uitgenomen.

Wanneer in de vier windstreken van de sorteerinrichting deuren 25 aanwezig zijn waardoor in geopende stand kaarten uit de opvangbakken uitneembaar zijn en tevens uitwerpmiddelen die in de tweede stand van het eerste subframe activeerbaar zijn voor het door de geopende deuren uitwerpen van gesorteerde kaarten wordt het uitnemen aanmerkelijk vergemakkelijkt.

30 Opgemerkt zij dat uit de Internationale octrooiaanvrage WO

2011/091800 A2 een sorteerinrichting voor het sorteren van speelkaarten bekend is met een inlegbak en vier daaromheen 3 liggende opvangbakken. Om speelkaarten van de inlegbak selectief in een van de opvangbakken te voeren is de inlegbak draaibaar opgesteld te midden van de opvangbakken. Bij elke in een andere opvangbak af te leggen speelkaart moet de inlegbak verdraaid 5 worden om de speelkaart in de gewenste bak te kunnen afleggen. Vanwege de telkens benodigde verdraaibeweging van de inlegbak zal het sorteerproces ook bij deze bekende sorteerinrichting relatief lang duren.

10 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een sorteerinrichting voor het sorteren van kaarten.

Andere kenmerken en voordelen van de uitvinding zullen daarbij verduidelijkt worden.

15

Fig. 1 toont in perspectief een buitenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een sorteerinrichting,

Fig. 2 toont een opengewerkte sorteerinrichting volgens figuur 1 in een stand waarin kaarten worden gesorteerd, 20 Fig. 3 toont een detectiesysteem voor kaarten tijdens het sorteren van kaarten,

Fig, 4 toont een opengewerkte sorteerinrichting volgens figuur 1 in een stand waarin gesorteerde kaarten uitneembaar zijn en 25 Fig.5 toont in perspectief een onderaanzicht van de in figuur 1 weergegeven sorteerinrichting.

Figuurbeschrijving Bridgedrive.

De in figuur 1 weergegeven sorteerinrichting is geschikt 30 voor het sorteren van speelkaarten, in het bijzonder voor het kaartspel bridge. Aan de bovenzijde van de schotelvormige 4 sorteerinrichting 1 is een uitholling 2 aangebracht, met daarin een inlegbak 3 voor het inleggen van een stapel van 52 kaarten. Na het inleggen van een stapel kaarten wordt een aandrukblok 4 in de uitsparing 2 gelegd die op de ingelegde stapel kaarten 5 drukt. De sorteerinrichting 1 is aan zijn cirkelvormige omtrek voorzien van vier sleuven 5 verdeeld langs de omtrek. In figuur 1 is een van de sleuven 5 goed zichtbaar. Via deze sleuven 5 worden de door de sorteerinrichting 1 gesorteerde kaarten in vier stapels van elk 13 kaarten uit de sorteerinrichting gevoerd 10 en aangeboden aan vier rond de sorteerinrichting aanwezige kaartspelers in respectievelijk de oost, west, noord en zuid positie. De sorteerinrichting heeft verder aan zijn bovenzijde een display 6 waarop score informatie van een gespeelde bridge partij wordt getoond. De sorteerinrichting 15 is koppelbaar aan een computer om te spelen kaartverdelingen in te voeren en om gerealiseerde scores in de computer op te slaan.

In figuur 2 is de sorteerinrichting in opengewerkte toestand weergegeven. In een stand waarin een stapel van twee en vijftig 20 kaarten, met hun beeldzijde omlaag in de inlegbak 3 gelegde kaarten worden gesorteerd in vier stapels van dertien kaarten.

In een uitsparing in de bodem van de inlegbak 3 is een sensorarray 7 opgesteld die een kaartcode op de onderste kaart van de ingelegde stapel kan detecteren om vast te stellen welke 25 kaart dat is en naar welke van de vier sleuven, oost, west, noord of zuid, de betreffende kaart moet worden uitgevoerd.

Aan weerszijden van het sensorarray 7 zijn kaartscheidingsrollen 8, die in twee tegengestelde richtingen draaibaar aangedreven kunnen worden door een motor 9 om de telkens onderste kaart uit 30 de inlegbak 3 te voeren. Kaarten die zijn bestemd voor de oost positie en voor de zuid positie worden door de kaartscheidingsrollen 8, gezien in figuur 2, naar rechts uit de 5 inlegbak 3 gevoerd en kaarten bestemd voor de west positie en voor de noord positie worden door de kaartscheidingsrollen 8 naar links uit de inlegbak 3 gevoerd.

Aan beide uitvoerzijden van de inlegbak 3 houdt een smalle 5 spleet 10, ter hoogte van minder dan de dikte van twee op elkaar liggende kaarten, een eventueel meegevoerde tweede kaart tegen. In transportbanen 11 en 12 aan weerszijden van de inlegbak 3 zijn identieke kaarttransportsystemen opgesteld. Elk van deze transportsystemen bestaat uit aangedreven rollen 13 en 10 14 waarover een transportband 15 is geslagen. Aandrukrollen 16 en 17 vormen met de transportband 15 ter plaatse van de rollen 13 en 14 transportknepen aan het begin en het einde van de transportbanen 11 en 12.

Ter hoogte van de transportknepen is een kaartdetector 15 opgesteld, zoals in detail is weergegeven in figuur 3. Deze lichtdetector bestaat uit een lichtzender 20 onder de eerste transportkneep en een lichtontvanger 21 onder de tweede transportkneep en twee lichtreflecterende vlakken 22 en 23, respectievelijk boven de eerste en de tweede transportkneep. Bij 20 het passeren van een uit de inlegbak 3 in een van de transportbanen 11 en 12 gevoerde kaart langs de lichtzender 20 aan het begin van elke transportbaan 11, 12 ontvangt de lichtontvanger 21 geen licht meer, ten teken dat de betreffende kaart in de betreffende transportbaan is gekomen. Bij het 25 passeren van de achterlopende rand van een kaart langs de lichtontvanger 21 wordt de lichtstroom van de lichtzender 20 naar de lichtontvanger weer hersteld, ten teken dat de betreffende kaart uit de betreffende transportbaan 11,12 is gevoerd en een volgende kaart in de betreffende transportbaan 30 11,12 kan worden gevoerd. Wanneer een volgende kaart in een andere transportbaan moet worden gevoerd, dan kan dat transport 6 al eerder beginnen, namelijk wanneer de voorgaande kaart buiten het bereik van het sensorarray 7 in de inlegbak 3 is gekomen. Daardoor kan het sorteerproces nog sneller verlopen. Door het gebruik van de lichtreflecterende vlakken 22 en 23, kunnen de 5 lichtzender 20 en de lichtontvanger 21 beide onder de transportbanen 11 en 12 worden opgesteld, hetgeen mede een lagere bouwhoogte van de sorteerinrichting 1 oplevert.

Zoals weergegeven in figuur 2 zijn aan het uiteinde van de transportbaan 11 opvangbakken 25 en 26 opgesteld en aan het 10 uiteinde van transportbaan 12 opvangbakken 27 en 28.

Opvangbakken 25 en 27 zijn vast in het hoofdframe van de sorteerinrichting 1 opgesteld en fungeren als opvangbakken voor respectievelijk de posities noord en zuid. De respectievelijk boven de opvangbakken 25 en 27 opgestelde opvangbakken 26 en 28 15 die fungeren als opvangbakken voor respectievelijk de posities oost en west, zijn gemonteerd op een subframe 30 dat in horizontale richting een kwartslag draaibaar in het hoofdframe om een verticale draaiingsas die gaat door het midden van de inlegbak 3. Opvangbakken 26 en 28 zijn in het subframe 30 in 20 verticale richting verstelbaar gemonteerd. Daartoe is bij elk van de opvangbakken 26 en 28 een liftsysteem bestaande uit een spindel 31 en een moer 32 aanwezig. Bij verdraaiing van de spindel 31 door een op het subframe 30 geplaatste motor 33 beweegt de moer 32 en de daarmee vast verbonden 25 opvangbak, respectievelijk 26 en 28, omhoog of omlaag, afhankelijk van de draairichting van de betreffende motor 33. Bij gewenste uitvoer van een kaart naar een onderste opvangbak 25 of 27, afhankelijk van de detectiewaarde, staat de betreffende bovenste opvangbak 26 of 28 in zijn bovenste stand 30 die geheel boven de betreffende transportbaan 11 of 12 ligt en belandt een uitgevoerde kaart in de onderste opvangbak 25, respectievelijk 27. Wanneer een kaart, afhankelijk van 7 de detectiewaarde, naar een van de bovenste opvangbakken 26 of 28 moet worden gevoerd, dan beweegt het betreffende liftsysteem de bovenste opvangbak,26 of 28, omlaag, waarbij de betreffende opvangbak zover beneden de betreffende transportbaan wordt 5 gepositioneerd dat een daarin gevoerde kaart in de bovenste opvangbak terecht komt, eventueel op de daarin eerder gedeponeerde kaarten.

Na het voltooien van het sorteerproces, waarbij alle 52 kaarten over de vier opvangbakken zijn verdeeld, wordt het subframe 30 10 een kwartslag verdraaid om de opvangbakken 26 en 28 in respectievelijk de oost positie en de west positie te brengen. Hiertoe is, zoals te zien in figuur 4, het subframe aan zijn vlakke onderzijde voorzien van een cirkelvormig gebogen tandheugel 35 rond de verticale draaiingsas van het subframe 30 15 in het hoofdframe. Een vast in het hoofdframe van de sorteerinrichting 1 opgesteld aandrijfwiel 36 brengt bij aandrijving door een vast in het hoofdframe opgestelde motor 37 het subframe 30 in rotatie, waarbij de opvangbakken 26 en 28 in de in figuur 4 weergegeven posities komen.

20 In deze stand van het subframe 30 worden de spindels 31 van beide liftsystemen geactiveerd om de opvangbakken 26 en 28 in een laagste stand te brengen die correspondeert met de hoogte van de vast opgestelde opvangbakken 25 en 27.

Een diametraal tegenover aandrijfwiel 36 vast in het hoofdframe 25 opgesteld getand estafettewiel 38 wordt op het einde van de rotatie van het subframe 30 kort door de tandheugel 35 aangedreven. Het estafettewiel 38 werkt samen met een tandheugel 39 op de bovenzijde van een onder het subframe 30 opgesteld tweede subframe 40. Dit tweede subframe 40 is 30 draaibaar om dezelfde draaiingsas als het eerste subframe 30.

Bij de kortstondige rotatie van het estafettewiel 38 draait het 8 tweede subframe 40 tegen de wijzers van de klok en komt de tandheugel 39 in contact met het aangedreven aandrijfwiel 36 dat aldus het tweede subframe 40 verder roteert. Daarbij wordt tevens de verbinding tussen het aandrijfwiel 36 en het 5 eerste subframe 30 verbroken. Het tweede subframe 40 is voorzien van vier curvebanen 41 en vier oploopnokken 42, voor elke windstreek één. Het vaste hoofdframe is voorzien van vier spieetvormige uitvoeropeningen 5 en vier omhoog klapbare deuren 43 die elk een uitvoeropening kunnen afsluiten. Bij rotatie van 10 het subframe 40 drukken de oploopnokken 42 de deuren 43 omhoog naar hun geopende stand en bewegen vervolgens volgpennen 44 die elk in een curvebaan 41 lopen in radiale richting naar buiten. Twee uitwerppennen 45 bij elke opvangbak zijn middels tandwielen 46 onderling verbonden en tevens verbonden met een 15 volgpen 44. Door het naar buiten bewegen van de volgpennen 44 bewegen ook de uitwerppennen 45 naar buiten en drukken de gesorteerde kaarten in de opvangbakken 25,26,27 en 28 door de uitvoeropeningen 5 naar buiten. Bij het uitnemen van de kaarten rusten de deuren 43 op de kaarten en vallen na het uitnemen 20 terug in hun gesloten stand.

Volledigheidshalve wordt aan de hand van figuur 4 de gehele cyclus van het verdraaien van de subframes 30 en 40 meer in detail beschreven.

De beide subframes 30 en 40 hebben elk een tandheugel, 35 25 respectievelijk 39, die zich over een boog van ongeveer 180° uitstrekt. Het estafettewiel 38 heeft een vertanding over de helft van zijn omtrek. Aansluitend aan de vertanding is het estafettewiel 38 voorzien van schuine vlakken 48 en 49, waarvan in de in figuur weergegeven stand vlak 49 in contact is met de 30 bovenzijde van het subframe 40, buiten de tandheugel 39.

Het subframe 40 staat in zijn uitgangspositie in een stand waarbij de tandheugel 39 bij het begin van zijn vertanding in 9 contact is met de onderkant van de vertanding van het estafettewiel 38. Vlak 48 is daarbij in contact met de onderzijde van het subframe 30, buiten de tandheugel 35 daarop. Tandheugel 39 is in deze uitgangspositie vrij van het 5 aandrijfwiel 36 en tandheugel 35 is in zijn midden in aangrijping met het aandrijfwiel 36.

Bij activering van de aandrijving van het aandrijfwiel 36 draait het subframe 35 90° en komt de tandheugel 35 in aangrijping met het estafettewiel 38 en draait dit tot in een stand waarbij vlak 10 49 tegen het subframe 40 ligt. Daarbij komt de tandheugel 35 vrij van het aandrijfwiel 36 en wordt tandheugel 39 in aangrijping gedrukt met het aandrijfwiel 36 en komt vrij van het estafettewiel 38. Tandheugel 39 draait nu 90° tegen de wijzers van de klok tot in de in figuur 4 weergegeven stand. Vanuit deze 15 stand worden de subframes 30 en 40 weer teruggedraaid naar hun uitgangsposities.

Door de werking van het estafettewiel 38 wordt de aandrijving van beide subframes 30 en 40 door eenzelfde motor 37 gerealiseerd. Door de werking van de vlakken 48 en 49 op het 20 estafettewiel 38 wordt voorkomen dat de subframes 30 en 40 vrij verdraaibaar zijn. Hun beweging wordt als het ware geblokkeerd, zodat ongewenste verdraaiing in rusttoestand, bijvoorbeeld tijdens transport, verhinderd wordt.

Het aandrijfwiel 36 bestaat uit twee vast met elkaar verbonden 25 tandwielen waarbij het ene tandwiel subframe 30 aandrijft en het andere tandwiel subframe 40 aandrijft.

Na het uitnemen van de kaarten keren de beide subframes 30 en 40 terug in hun uitgangsposities voor het uitvoeren van een volgend sorteerproces.

30 Figuur 5 toont in een onderaanzicht van de sorteerinrichting 1 de drie motoren 9, 47 en 37 voor respectievelijk het aandrijven 10 van de kaartscheidingsrollen 8, de transportrollen in de transportbanen 11 en 12 en het aandrijfsysteem voor de subframes 30 en 40.

Het sorteerproces is het snelst wanneer veel kaarten direct na 5 elkaar in dezelfde opvangbak worden afgelegd en is in het ongunstige geval waarbij veel kaarten direct na elkaar afwisselend in het onderste en bovenste opvangbak aan dezelfde kant van de inlegbak moeten worden afgelegd iets langzamer.

Het zal duidelijk zijn dat vele varianten op de weergegeven 10 sorteerinrichting mogelijk zijn die onder de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding vallen.

15 20 25 30 1039439

Claims

1. Sorteerinrichting (1) voor het sorteren van speelkaarten, omvattende een inlegbak(3) voor het opnemen van een pak kaarten, 5 transportmiddelen(8) voor het successievelijk afvoeren van de onderste kaart uit de inlegbak(3), ten minste twee boven elkaar plaatsbare opvangbakken(25,26;27,28), een transportbaan(11;12) tussen de inlegbak(3) en opvangbakken(25,26;27,28), detectiemiddelen(7) voor het detecteren van elke af te leggen 10 kaart en selectiemiddelen voor het afhankelijk van de gedetecteerde detectiewaarde selectief opvangen van in de transportbaan(11;12) gevoerde kaarten in een van de opvangbakken(25,26;27,28), welke selectiemiddelen zijn gevormd door verstelmiddelen(31,32,33) voor het in hoogte verstellen van 15 ten minste één van boven elkaar geplaatste opvangbakken(25,26;27,28), met het kenmerk, dat delen(ll,12) van de transportbaan zich in tegengestelde richtingen vanaf de inlegbak(3) uitstrekken en dat twee opvangbakken(25,26;27,28) aan elk uiteinde van beide transportbaandelen(11,12) boven 20 elkaar geplaatst zijn en dat de detectiemiddelen(7) in de inlegbak zijn geplaatst.

2. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat met behulp van verstelmiddelen(31,32,33) de bovenste(26;28)van boven elkaar geplaatste 25 opvangbakken(25,26;27,28) in hoogte verstelbaar is tussen een eerste stand waarbij de bovenste opvangbak(26;28) hoger ligt dan de transportbaan(11;12) en een tweede stand waarin de bovenste opvangbak{26;28) lager ligt dan de transportbaan(11;12) .

3. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 2, met het 30 kenmerk, dat de verstelmiddelen(31,32,33) zijn gevormd door een aandrijfbare, in verticale richting opgestelde spindel(31) die 1039439 samenwerkt met een moer(32) die vast is verbonden met de bovenste opvangbak(26;28).

4. Sorteerinrichting(1) volgens een der conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat verdraaimiddelen(30,36) aanwezig zijn om de 5 beide bovenste opvangbakken(26;28) ten opzichte van het midden van de inlegbak(3) in horizontale richting een kwartslag te draaien van een eerste stand(fig.2) waarin kaarten in de opvangbakken(25,26;27,28) opvangbaar zijn en een tweede stand(fig.4) waarin kaarten uit de opvangbakken(25,26;27,28) 10 uitneembaar zijn.

5. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 2 en 4, met het kenmerk, dat de bovenste opvangbakken(26;28) zijn bevestigd op een eerste subframe(30) dat in horizontale richting draaibaar is om een verticale draaiingsas door het midden van de inlegbak(3) 15 en dat de verstelmiddelen(31,32,33) voor het in hoogte verstellen van de bovenste opvangbakken(26;28) op het eerste subframe(30) zijn geplaatst.

6. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het eerste subframe(30) aan zijn onderzijde is voorzien van 20 een cirkelvormig gebogen eerste tandheugel(35) met de verticale draaiingsas door het midden van de inlegbak(3) als middelpunt, welke eerste tandheugel(35) door een vast in de sorteerinrichting opgesteld eerste aandrijfbaar tandwiel(36) verdraaibaar is.

7. Sorteerinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de verstelmiddelen(31,32,33) voor het in hoogte verstellen van de bovenste opvangbakken(26;28) in de verdraaide tweede stand(fig.4) van de bovenste opvangbakken(26;28) beweegbaar zijn naar een lagere derde stand waarin de twee bovenste 30 opvangbakken(26;28) op gelijke hoogte liggen als de andere opvangbakken(25;27).

8. Sorteerinrichting(1) volgens een van de conclusies 4 t/m 7, met het kenmerk, dat in de vier windstreken van de sorteerinrichting deuren(43)aanwezig zijn waardoor in hun geopende stand kaarten uit de opvangbakken(25,26,27,28) 5 uitneembaar zijn.

9. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat uitwerpmiddelen(45) aanwezig zijn die in de tweede stand(fig.4) van het eerste subframe(30) activeerbaar zijn voor het door de deuren(43) uitwerpen van gesorteerde kaarten.

10. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat een tweede subframe(40) aanwezig is dat eveneens in horizontale richting draaibaar om een verticale draaiingsas door het midden van de inlegbak(3), welk tweede subframe(40) activeermiddelen(38,39,42) draagt die bij verdraaiing van het 15 tweede subframe(40) bij elke opvangbak(25,26,27,28) de deuren(43) opent en de kaarten uitwerpt.

11. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het tweede subframe(40) onder het eerste subframe(30) ligt en aan zijn bovenzijde is voorzien van een 20 cirkelvormig gebogen tweede tandheugel(39) met de verticale draaiingsas door het midden van de inlegbak(3) als middelpunt, welke tweede tandheugel(39) door een vast in de sorteerinrichting(1) opgesteld tweede aandrijfbaar tandwiel(36) verdraaibaar is.

12. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 6 en 11, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede tandwiel(36) op eenzelfde as zitten tussen beide subframes, dat diametraal tegenover beide aandrijfwielen(36) een derde vrij draaibaar tandwiel(38) is geplaatst dat ingri.jpbaar is met de eerste (35) en de tweede 30 tandheugel(39) en dat de tandheugels(35,39) een zodanige lengte en positie hebben dat op het einde van de kwartslag verdraaiing van het eerste subframe(30) het vrij draaibare tandwiel(38) door de eerste tandheugel(35) wordt gedraaid en op zijn beurt de tweede tandheugel(39) aandrijft en in het tweede aandrijfbaar tandwiel(36)drukt voor verdraaiing van het tweede subframe(40), waarbij tevens de eerste tandheugel(35) vrijkomt van het eerste 5 aandrijfbare tandwiel (36).

13. Sorteerinrichting(1) volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat het tweede subframe(40) is voorzien van curvebanen(41) in elk waarvan bij verdraaiing van het tweede subframe(40) een pen (44) in radiale richting beweegbaar is om 10 daaraan gekoppelde uitwerpmiddelen(45) te bedienen die in de opvangbakken(25,26,27,28) liggende kaarten uitwèrpen.

14. Sorteerinrichting(1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in de delen van de transportbaan(11;12)die zich in tegengestelde richtingen vanaf 15 de inlegbak(3) uitstrekken een kaartdetector(fig.3) is geplaatst die enerzijds detecteert wanneer een kaart binnen het bereik van de transportmiddelen(13,14,15)in het betreffende deel(11;12) van de transportbaan komt en anderzijds detecteert wanneer deze kaart weer buiten het bereik van die transportmiddelen(13,14,15) 20 komt.

15. Sorteerinrichting (1)volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de kaartdetector(fig.3) is gevórmd door een lichtzender(20) en een lichtontvanger(21) die, gezien in de transportrichting, op enige afstand van elkaar aan een zijde van 25 de transportbaan(11;12) zijn geplaatst en twee lichtreflecterende vlakken(22,23) aan de andere zijde van de transportbaan(11,12) die bij afwezigheid van een kaart licht van de lichtzender(20) op de lichtontvanger(22) werpen. 30 1039439