NL1039209C2

NL1039209C2 - Loper voor geleiding langs een geleidingskabel van een verankeringsinrichting.

Info

Publication number: NL1039209C2
Application number: NL1039209A
Authority: NL
Inventors: Matthijs Vogels
Original assignee: Xsplatforms B V
Priority date: 2011-12-02
Filing date: 2011-12-02
Publication date: 2013-06-06
Also published as: US9821177B2; WO2013081464A2; EP2785421B1; WO2013081464A3; NL1039209A; US20140318890A1; ES2607221T3; EP2785421A2

Description

Loper voor geleiding langs een geleidingskabel van een verankeringsinrichting BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een loper welke over een geleidingskabel verschoven kan worden, waarbij aan de geleidingskabel steunen zijn 10 bevestigd waarmee de geleidingskabel tegen een muur of plafond of op een dak van een gebouw is bevestigd, welke loper een huis omvat dat voorzien is van een langgerekte geleidingsopening voor het omgrijpen van de geleidingskabel, waarbij de begrenzingswand van de geleidingsopening is voorzien van een zich in axiale richting vanaf het ene uiteinde tot aan het andere uiteinde van de begrenzingswand uitstrekkende 15 langssleuf, en welk huis is voorzien van een bevestigingsoog voor een zekeringskabel voor een persoon.

De langssleuf is nodig om de loper voorbij een steun waarmee de geleidingskabel aan de muur of plafond of op het dak is bevestigd, te kunnen schuiven. De loper gaat hierbij met de langssleuf over de steun heen.

20

Stand van de techniek

Een dergelijke loper is bekend uit EP 1 716 889 A. Bij deze bekende loper kan een deel van de begrenzingswand van de geleidingsopening weggedraaid 25 worden om de loper met de geleidingsopening om de geleidingskabel aan te kunnen brengen.

De langssleuf in de begrenzingswand van de geleidingsopening is hierbij in een zijwand van het huis aanwezig. Hierdoor dient de loper bij het passeren van een steun verticaal of nagenoeg verticaal gehouden te worden. Dit is lastig indien de 30 zekeringskabel zich onder een hoek met de verticale richting uitstrekt en daardoor de loper ook onder deze hoek houdt. Bij het passeren van een steun dient de zekeringskabel met het aan de loper vastgemaakte uiteinde recht onder de geleidingskabel gehouden te worden.

1039209 2

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een loper van de in de aanhef omschreven soort waarbij de loper ook in een stand onder een hoek met de 5 verticale richting een steun kan passeren zonder dat er gevaar bestaat dat de loper van de geleidingskabel los raakt. Hiertoe is de loper volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de begrenzingswand van de geleidingsopening is gevormd door een bus die om de lengte-as verdraaibaar in een in het huis aanwezige uitsparing aanwezig is en de langssleuf naar de uiteinden toe zich verwijdt. Bij het passeren van een steun zal deze 10 indien het huis onder een hoek met de verticale richting staat niet tegen het uiteinde van de bus stoten maar tegen de begrenzingswand van de langssleuf. Doordat de langssleuf zich naar de uiteinden toe verwijdt zal de begrenzingswand daar schuin verlopen zodat de steun tegen deze begrenzingswand aan drukt en de bus verdraaid in het huis.

Bij voorkeur strekt het uiteinde van de langssleuf zich over een hoek van 15 ten minste 90 graden uit. Hierdoor kan bij een scheefstand van -45 graden tot 45 graden ten opzichte van de verticale richting probleemloos voorbij een zich horizontaal uitstrekken steun deze steun gepasseerd worden.

Een uitvoeringsvorm van de loper volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat in de wand van de bus een verdere sleuf aanwezig is die zich dwars op de 20 langssleuf uitstrekt, en op de binnenzijde van de uitsparing in het huis een uitsteeksel aanwezig is dat in de verdere sleuf steekt, waarbij de uiteinden van de begrenzingswand aanslagen vormen die de verdraaiing van de bus om de lengte-as begrenzen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een verankeringsinrichting omvattende een geleidingskabel waaraan steunen bevestigd kunnen worden voor 25 verankering van de geleidingskabel aan een muur of plafond of op een dak van een gebouw, alsmede een loper, welke over een geleidingskabel verschoven kan worden en waaraan een zekeringskabel kan worden vastgemaakt. Voor wat betreft de verankeringsinrichting is de uitvinding gekenmerkt, doordat de loper een loper is volgens de uitvinding en de verankeringsinrichting voorts een aankoppelstuk omvat via 30 welke de loper op de geleidingskabel geschoven kan worden en dat aan een uiteinde van de geleidingskabel is vastgemaakt en aan een muur of op een dak van het gebouw bevestigd kan worden, welk aankoppelstuk twee parallelle armen omvat waarvan er een korter is dan de andere en waartussen een eindstuk van de geleidingskabel aanwezig is, waarbij dit eindstuk parallel is aan de armen en waarbij de uiteinden van de armen elk 3 via een brugstuk aan de geleidingskabel zijn bevestigd, welke brugstukken zodanig zijn dat de loper met de langssleuf over de brugstukken verschoven kan worden en waarbij de afstand tussen de brugstukken groter is dan de afmeting van de loper gemeten in de richting van de geleidingskabel zodat de loper tussen de beide brugstukken om de 5 geleidingskabel verdraait kan worden. De breedte van de langssleuf is kleiner dan de dikte van de geleidingskabel. Daardoor kan de loper alleen aan een uiteinde van de geleidingskabel op en af de geleidingskabel geschoven worden. Hierom heeft de verankeringsinrichting een aankoppelstuk. Om van de geleidingskabel afgenomen te kunnen worden dient de loper hierbij eerst over 180 graden naar boven gedraaid worden 10 dan voorbij het brugstuk aan de langste arm geschoven te worden en vervolgens teruggedraaid te worden en voorbij het brugstuk aan de kortste arm geschoven te worden. De loper kan hierdoor dus niet per ongeluk van de geleidingskabel af schieten.

Beknopte omschrijving van de tekeningen 15

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de verankeringsinrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 de verankeringsinrichting ter plaatse van een aankoppelstuk; 20 Figuur 2 de loper in vooraanzicht; en

Figuur 3 de loper in zijaanzicht tijdens het passeren van een steun.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen 25 In figuur 1 is een uitvoeringsvorm van de verankeringsinrichting volgens de uitvinding ter plaatse van een aankoppelstuk weergegeven. De verankeringsinrichting 1 heeft een geleidingskabel 3 waaraan steunen (zie figuur 3) bevestigd zijn waarmee de geleidingskabel aan een muur van een gebouw is bevestigd, alsmede een aankoppelstuk 5 via welke een loper 7 op de geleidingskabel geschoven 30 kan worden.

Het aankoppelstuk 5 is aan een uiteinde van de geleidingskabel 3 vastgemaakt en met een uiteinde 9 aan een muur bevestigd. Het aankoppelstuk heeft twee parallelle armen 11 en 13 waarvan er een korter is dan de andere. Tussen de armen en parallel eraan is een eindstuk van de geleidingskabel 3 aanwezig. De armen zijn elk 4 met een uiteinde via een brugstuk 15, 17 aan de geleidingskabel 3 vast gemaakt. De afstand 19 tussen de brugstukken is groter dan de afmeting 20 (zie figuur 2) van de loper 7 gemeten in de richting van de geleidingskabel zodat de loper tussen de beide brugstukken om de geleidingskabel verdraait kan worden.

5 De loper 7, zie figuur 2, heeft een huis 21 met daaraan bevestigd twee loopwielen 23. Het huis heeft een bus 25 die draaibaar om de lengte-as 27 in een in het huis aanwezige uitsparing 29 aanwezig is. De bus 25 vormt een begrenzingswand van een langgerekte geleidingsopening 31 waarmee de loper over de geleidingskabel verschoven kan worden. In de bus is een langssleuf 33 aanwezig, die zich in axiale 10 richting vanaf het ene uiteinde tot aan het andere uiteinde van de begrenzingswand uitstrekt. De langssleuf 33 verwijdt zich naar de uiteinden toe, waarbij het uiteinde van de langssleuf zich over een hoek 35 van ten minste 90 graden uitstrekt (zie figuur 3).

Het huis 3 is voorts voorzien van een bevestigingsoog 37 waaraan een zekeringskabel voor een persoon vastgemaakt kan worden.

15 In de wand van de bus 25 een verdere sleuf 39 die zich dwars op de langssleuf 33 uitstrekt. Op de binnenzijde van de uitsparing 29 in het huis is een uitsteeksel 41 aanwezig dat in de verdere sleuf steekt. De uiteinden 43 van de begrenzingswand vormen aanslagen die de verdraaiing van de bus om de lengte-as begrenzen, zie figuur 3. In deze figuur is tevens de geleidingskabel 3 weergegeven met 20 een daaraan bevestigde steun 45.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen 25 binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

1039209

Claims

1. Loper (7) welke over een geleidingskabel (3) verschoven kan worden, waarbij aan de geleidingskabel steunen (45) zijn bevestigd waarmee de geleidingskabel tegen een muur of op een dak van een gebouw is bevestigd, welke loper (7) een huis 5 (21) omvat dat voorzien is van een langgerekte geleidingsopening (29) voor het omgrijpen van de geleidingskabel, waarbij de begrenzingswand van de geleidingsopening is voorzien van een zich in axiale richting vanaf het ene uiteinde tot aan het andere uiteinde van de begrenzingswand uitstrekkende langssleuf (33), en welk huis is voorzien van een bevestigingsoog (37) voor een zekeringskabel voor een 10 persoon, met het kenmerk, dat de begrenzingswand van de geleidingsopening (31) is gevormd door een bus (25) die om de lengte-as (27) verdraaibaar in een in het huis aanwezige uitsparing (29) aanwezig is, en de langssleuf (33) naar de uiteinden toe zich verwijdt.

2. Loper (7) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uiteinden van de 15 langssleuf (33) zich over een hoek (35) van ten minste 90 graden uitstrekken.

3. Loper (7) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat in de wand van de bus (25) een verdere sleuf (39) aanwezig is die zich dwars op de langssleuf (31) uitstrekt, en op de binnenzijde van de uitsparing in het huis een (21) uitsteeksel (41) aanwezig is dat in de verdere sleuf steekt, waarbij de uiteinden (43) van de 20 begrenzingswand aanslagen vormen die de verdraaiing van de bus (25) om de lengte-as (27) begrenzen.

4. Verankeringsinrichting (1) omvattende een geleidingskabel (3) waaraan steunen (45) bevestigd kunnen worden voor verankering van de geleidingskabel aan een muur of op een dak van een gebouw, alsmede een loper (7), welke over de 25 geleidingskabel verschoven kan worden en waaraan een zekeringskabel kan worden vastgemaakt, met het kenmerk, dat de loper (7) een loper is volgens één der voorgaande conclusies en de verankeringsinrichting (1) voorts een aankoppelstuk (5) omvat via welke de loper op de geleidingskabel (3) geschoven kan worden en dat aan een uiteinde van de geleidingskabel is vastgemaakt en aan een muur of plafond of op een dak van het 30 gebouw bevestigd kan worden, welk aankoppelstuk (5) twee parallelle armen (11, 13) omvat waarvan er een korter is dan de andere en waartussen een eindstuk van de geleidingskabel aanwezig is, waarbij dit eindstuk parallel is aan de armen en waarbij de uiteinden van de armen elk via een brugstuk (15, 17) aan de geleidingskabel zijn bevestigd, welke brugstukken zodanig zijn dat de loper met de langssleuf (33) over de 1039209 brugstukken verschoven kan worden en waarbij de afstand (19) tussen de brugstukken groter is dan de afmeting (20) van de loper (7) gemeten in de richting van de geleidingskabel zodat de loper tussen de beide brugstukken om de geleidingskabel verdraait kan worden. 1039209