NL1038596C2 - Koelsysteem voor plaatsing in een gekoelde laadruimte. - Google Patents

Description

-1 -

Koelsysteem voor plaatsing in een gekoelde laadruimte

De uitvinding heeft betrekking op een koelsysteem voor plaatsing in een gekoelde laadruimte of een koeltrailer, waarbij koelelementen op zodanige plaatsen in de laadruimte zijn geplaatst dat ze een luchtcirculatie veroorzaken, die ervoor zorgt dat bij het openen van de 5 (achterdeuren er geen relatief warme lucht naar binnen wordt gezogen en condensvorming wordt voorkomen.

Voor het vervoeren van bederfelijke levensmiddelen wordt gebruikt gemaakt van gekoelde containers of koeltrailers. De koeleenheid is meestal aan de kopzijde van de container of 10 trailer geplaatst, waarbij de gekoelde lucht langs het plafond over de volle lengte in de koellaadruimte wordt geblazen en zal circuleren. Wanneer de deuren van de laadruimte worden geopend, zal de koeleenheid relatief warme lucht naar binnen zuigen, waardoor extra condensvorming aan de koeleenheid optreedt. Dat is ook de reden dat deze buiten de ruimte is opgehangen. Eveneens treedt condensvorming op in de gekoelde laadruimte, waardoor het 15 gevaar bestaat dat de condens op de gekoelde lading terecht komt en de kwaliteit van de lading negatief wordt beïnvloed. Uit het Europese octrooischrifil EP 1 512 565 is een koeltrailer bekend, waarvan de trailer is opgedeeld in een koel- en een vriescompartiment en waarvan de basiskoeleenheid op de kopzijde van de trailer is gemonteerd en extra verdampers en ventilatoren in de twee laadruimten, terwijl de ventilatoren in de lengterichting van de 20 trailer blazen.

Het koelsysteem volgens uitvinding ondervangt deze nadelen en bestaat daarvoor bij voorkeur uit een aantal koelelementen. Het heeft eveneens de voorkeur dat de luchtstroom die door de ventilatoren in de koelelementen wordt bewerkstelligd, dwars op de lengterichting van de 25 laadruimte circuleert. Elk koelelement is bij voorkeur opgenomen in een geïsoleerde behuizing, die tevens bij voorkeur is voorzien van een condensafvoerleiding voor het afvoeren van het condenswater. Ook heeft het de voorkeur dat de temperatuur in de laadruimte regelbaar is met behulp van een regelbare ventilator, die in ieder koelelement is ingebouwd.

Aan de hand van de volgende figuren zal het onderhavige koelsysteem nader worden toegelicht: 30 1038596 -2-

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een koeltrainer met een geplaatst koelelement;

Figuur 2 toont een gedetailleerde dwarsdoorsnede van een koelelement;

Figuur 3 toont perspectivische schets van een opengewerkt koelelement;

Figuur 4 toont een doorsnede van de isolerende behuizing.

5 Het koelsysteem voor een gekoelde transportruimte 3 is opgebouwd uit een aantal koelende elementen 2, waarvan ieder element 2 in een geïsoleerde behuizing 1 is geplaatst. Ieder koelelement 2 is in de behuizing 1 tegen het plafond van de ruimte 3 gemonteerd, zoals is weergegeven in figuur 1. Omdat alle koelelementen 2 dwars op de lengte van de transportruimte 3 zijn geplaatst wordt de circulatie aanzienlijk verkort en wordt er, op het 10 moment dat de laaddeur geopend wordt geen warme lucht naar binnen gezogen. Uiteindelijk zal dat er voor zorgen dat de C02-uitstoot en het brandstofverbruik lager worden.

De temperatuur van de koelelementen 2 kan wel -33° C bedragen, waarbij ook de koelelementen 2 geheel aangevroren kunnen zijn. Indien de lading uit versproducten bestaat, 15 moet de tempratuur gemiddeld 4° C zijn. Om deze temperatuursverschillen te waarborgen moeten de koelelementen 2 afgeschermd zijn van de laadruimte 3 van het versproduct. Dit is te realiseren door een geïsoleerde behuizing 1. De temperatuurschommelingen en het temperatuurverschil van de te koelen laadlaadruimte 3 zorgt voor condensvorming aan de koelelementen 2. De behuizing 1 scheidt de koelelementen 2 van de laadruimte 3 die moet 20 worden gekoeld en vangt het condenswater op dat van de koelelementen 2 afkomt. De behuizing 1 dient voor een gecontroleerde temperatuurregeling in de te koelen laadruimte 3.

De wanden van de behuizing 1 zijn opgebouwd uit twee lagen polyester 9 en daartussen een laag polyurethaanschuim 10. Dit wordt getoond in figuur 4. Deze opbouw is nodig om de 25 temperatuursverschillen tussen de koelelementen 2 en de gekoelde laadruimte 3, die gecontroleerd gekoeld moet worden, te scheiden. Om condensvorming onder de behuizing 1 in de gekoelde laadruimte 3 te voorkomen, is gekozen voor een geïsoleerde behuizing 1. Het condenspunt is er niet meer. Deze condensvorming zorgt voor druppelvorming en wordt opgevangen door de behuizing 1. De behuizing 1 is daarom voorzien van 30 condensafVoerleidingen 4, zodat een gecontroleerde condenswaterafvoer mogelijk is. Condenswater mag namelijk niet in aanraking komen met de levensmiddelen die in de -3 - laadruimte 3 onder de koelelementen 2 staan. Het een en ander wordt weergegeven in figuur 2 en 3.

Om de laadruimte 3 van een gelijkmatige temperatuur te voorzien zullen de koelende 5 elementen 2 een gedeelte van hun koeltemperatuur moeten afstaan aan de laadruimte 3 die moet worden gekoeld. Dit is te realiseren door een gelijkmatige luchtstroom 5 langs de koelelementen 2. Dit zal gebeuren in de behuizing 1 met een uitstroomopening 6 naar de laadruimte 3. De temperatuur in de laadruimte 3 wordt geregeld door een thermostaat en door de ventilatoren 7 die de sterkte van de luchtstroom 5 regelen.

10

Om de circulatie gecontroleerd te realiseren zal de instromende lucht 5 uit de gekoelde laadruimte 3 worden gezogen en door de behuizing 1 worden getransporteerd. De luchtstroom 5 wordt door een aantal ventilatoren 7 gecreëerd. De ventilatoren 7 zuigen de lucht 5 uit de gekoelde laadruimte 3 en blazen deze in een verdeelkamer 8. De verdeelkamer 8 ontvangt 15 deze lucht 5 uit de gekoelde laadruimte 3 en zal de lucht gelijkmatig verdelen langs de koelelementen 2. De tempratuur van de lucht zal gaan veranderen als de lucht 5 langs de koudere koelelementen 2 wordt geblazen. Als de lucht 5 langs de koelelementen 2 is gevoerd wordt deze door de uitstroomopening 6 van de behuizing 1 in de gekoelde laadruimte 3 geblazen.

20

De temperatuur wordt geregeld door een thermostaat in de gekoelde laadruimte 3 en door het regelbare toerental van de ventilatoren 7. Als de uitstroomlucht 6 te koud is zal de luchtstroom 5 moeten worden versneld. De tijd dat de lucht 5 langs de koelelementen 2 stroomt bepaalt de temperatuur van de uitstroomlucht 6; korte tijd langs de koelelementen 2 25 zal er een klein temperatuurverschil tot gevolg hebben. Als de uitstroomlucht 6 te warm is zal de luchtstroom 5 worden verlaagd.

1038596

Claims (5)

1. Koelsysteem voor plaatsing in een gekoelde laadruimte, met het kenmerk, dat het systeem bestaat uit een aantal koelelementen (2).

2. Koelsysteem voor plaatsing in een gekoelde laadruimte, volgens conclusie 1, met het 5 kenmerk, dat de luchtstroom (5) die door de ventilatoren (7) in de koelelementen (2) wordt bewerkstelligd, dwars op de lengterichting van de laadruimte (3) circuleert.

3. Koelsysteem voor plaatsing in een gekoelde laadruimte, volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat elk koelelement (2) in een geïsoleerde behuizing (1) is opgenomen.

4. Koelsysteem voor plaatsing in een gekoelde laadruimte, volgens een van de conclusies 1-3, 10 met het kenmerk, dat iedere geïsoleerde behuizing (1) is voorzien van een condensafvoerleiding (4) voor het afvoeren van het condenswater.

5. Koelsysteem voor plaatsing in een gekoelde laadruimte, volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de temperatuur in de laadruimte (3) regelbaar is met behulp van een regelbare ventilator (7), die in ieder koelelement (2) is ingebouwd. 1038596