NL1037617C2 - Inrichting voor het verzamelen van afval en samenstel van zo een inrichting en een hulpmiddel. - Google Patents
Inrichting voor het verzamelen van afval en samenstel van zo een inrichting en een hulpmiddel. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1037617C2 NL1037617C2 NL1037617A NL1037617A NL1037617C2 NL 1037617 C2 NL1037617 C2 NL 1037617C2 NL 1037617 A NL1037617 A NL 1037617A NL 1037617 A NL1037617 A NL 1037617A NL 1037617 C2 NL1037617 C2 NL 1037617C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- inner container
- valve body
- obstruction
- container
- wall
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A24—TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
- A24F—SMOKERS' REQUISITES; MATCH BOXES; SIMULATED SMOKING DEVICES
- A24F19/00—Ash-trays
- A24F19/005—Ash-trays comprising a grid or grille
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A24—TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
- A24F—SMOKERS' REQUISITES; MATCH BOXES; SIMULATED SMOKING DEVICES
- A24F19/00—Ash-trays
- A24F19/0042—Ash-trays with smoke filtering devices
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A24—TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
- A24F—SMOKERS' REQUISITES; MATCH BOXES; SIMULATED SMOKING DEVICES
- A24F19/00—Ash-trays
- A24F19/02—Ash-trays with removable insets
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A24—TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
- A24F—SMOKERS' REQUISITES; MATCH BOXES; SIMULATED SMOKING DEVICES
- A24F19/00—Ash-trays
- A24F19/06—Ash-trays with tiltable bowl or false floor
Landscapes
- Refuse Receptacles (AREA)
Description
Inrichting voor het verzamelen van afval en samenstel van zo een inrichting en een hulpmiddel 5 Gebied van de uitvinding
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verzamelen van afval en op een samenstel van zo een inrichting en een hulpmiddel.
10
Achtergrond van de uitvinding
Omdat roken tegenwoordig in het algemeen niet meer binnen 15 wordt getolereerd verplaatst deze activiteit zich steeds meer naar plaatsen in de buitenlucht. Het is bekend dat mensen die sigaretten roken hun overblijvende sigarettenpeuk drie keer vaker op de grond gooien dan in een asbak, ook al is deze binnen handbereik. Op de plaatsen waar mensen gaan roken hoopt 20 zicht derhalve op de grond afval op, vooral in de vorm van sigarettenpeuken. Sigarettenpeuken omvatten schadelijke stoffen bijvoorbeeld nicotine. Er dient derhalve voorkomen te worden dat ze direct in het milieu terecht komen, bijvoorbeeld in het riool via een rooster voor regenafvoer. 25 Sigarettenpeuken worden bij voorbeeld in winkelstraten vaak naar een geul die met het riool in verbinding staat geveegd.
Een bekende oplossing voor het verzamelen van afval, met name sigarettenpeuken die op de grond worden gegooid, is een 30 container omvattende aan een zijde een los rooster, welke container zodanig in de grond kan worden geplaatst dat het bovenvlak van het rooster gelijk is aan het loopvlak. Dergelijke containers zijn gefixeerd en hun inhoud dient eruit 1037617 2 gezogen te worden. Vaak dient hiervoor het vaak zware rooster met de hand te worden opgetild. De gebruikte zuigers omvatten vaak een zuigerzak die een groot deel van het opgezogen fijne stof waaronder de as van de sigaretten weer doorlaat en deze 5 weer op de plaats van de container verspreidt. De as met schadelijke stoffen blijft hierdoor op de rookplek en wordt . bovendien door de gebruiker van de zuiger en anderen ingeademd. Verder is een dergelijke oplossing kostbaar vanwege de kostbare zuiger die is vereist. Een zuiger die het fijne 10 stof binnenin de zuiger laat is nog kostbaarder. Een ander nadeel van het eruit zuigen van het afval is dat er een locatie gereserveerd dient te worden voor het bewaren van een dergelijke omvangrijke zuiger. Indien een bedrijf, bijvoorbeeld een winkelier, zich zelf voor het afval 15 verantwoordelijk voelt, is een dergelijke zuiger een dure oplossing. Nog weer een ander nadeel is dat een brandende sigaret of sigarettenpeuk in een dergelijke container niet vanzelf dooft en lang door blijft branden. In het meest nadelige geval verbrand zelfs eveneens het overige materiaal 20 in de container.
Het is derhalve een doel van de uitvinding op een oplossing te bieden voor de bovenstaande problemen en te voorzien in een inrichting voor het verzamelen van afval, met name 25 sigarettenpeuken, welke inrichting zodanig in de grond geplaatst kan worden dat zijn bovenzijde een deel van het loopvlak vormt en welke gemakkelijk geleegd kan worden. Bij voorkeur is de inrichting zonder veel extra kosten door een zelfstandige partij in gebruik te nemen.
3
Samenvatting van de uitvinding
De uitvinding verschaft een inrichting voor het verzamelen van afval omvattende een buitencontainer en een in deze buiten 5 container plaatsbare binnencontainer, waarbij een naar een eerste zijde gerichte eerste wand van de binnencontainer meerdere eerste openingen met een dwarsdoorsnede in het bereik van 0,8 - 5 cm, bij voorkeur in het bereik van 2,5 - 3,5 cm omvat.
10
De openingen zijn groot genoeg zijn om sigarettenpeuken door te laten maar ook zodanig klein zijn dat mensen deze zonder hinder kunnen belopen. Wanneer ingegraven kunnen sigarettenpeuken die naast de inrichting liggen in de 15 binnencontainer worden geveegd. Dus onder "verzamelen" wordt verstaan het rechtstreeks of het door middel van vegen door de openingen in de binnencontainer verzamelen van het afval.
De eerste wand is bij voorkeur een metalen rooster. Dit 20 rooster kan een los onderdeel vormen, loskoppelbaar aan het overige deel van de binnencontainer zijn bevestigd of het kan een integraal deel van de binnencontainer vormen. Zoals hieronder duidelijk zal worden gaat de voorkeur uit naar de laatste twee opties.
25
De inrichting is bij voorkeur zodanig stevig dat deze, wanneer ingegraven, door mensen belopen, en bij voorkeur ook door voertuigen bereden, kan worden. Vanwege de vereiste stevigheid is de inrichting bij voorkeur vervaardigd uit metaal.
30
De inrichting heeft bij voorkeur zodanige afmetingen dat deze geschikt is om ingegraven te worden. De buitenomtrek van de in de functionele stand naar boven gerichte zijde van de 4 buitencontainer is bij voorkeur zodanig dat deze in plaats van een standaard tegel met zijn bovenzijde gelijk aan een bestrating kan worden geplaatst. De eerste wand kan bijvoorbeeld een buitenomtrek van 29,5 x 29,5 cm hebben. De 5 buitenomtrek van de buitencontainer kan dan bijvoorbeeld 30,0 x 30,0 cm zijn, dezelfde afmeting als een standaard tegel. Bij voorkeur omvat de buitencontainer een uitkragende rand van bijvoorbeeld 2 cm, welke uitkragende rand op nabij gelegen betegeling kan afsteunen. Bij voorkeur omvat de 10 binnencontainer een uitkragende rand voor afsteuning op de buitencontainer. Bij voorkeur is het ingraven en/of het plaatsen van een inrichting volgens de uitvinding zo gemakkelijk dat dit door een daarmee onervaren persoon uitvoerbaar is. De buitencontainer is bij voorkeur zodanig 15 afgesloten dat er geen aarde of zand van buiten naar de binnenkant kan doordringen. De binnencontainer is bij voorkeur zodanig afgesloten dat er geen afval vanaf de binnencontainer de buitencontainer kan binnenkomen. Anderzijds omvatten zowel de buitencontainer alsook de binnencontainer bij voorkeur 20 zodanig kleine openingen dat water in de bodem kan zakken en niet in de buiten- of binnencontainer blijft staan.
Bij voorkeur is de buitencontainer aan een zijde geheel open voor het opnemen van de binnencontainer. Bij voorkeur heeft 25 een buitencontainer zodanige afmetingen dat hierin passend een binnencontainer kan worden geplaatst. Een andere mogelijkheid is dat in een buitencontainer meerdere binnencontainers geplaatst kunnen worden, bijvoorbeeld naast elkaar. De ruimte tussen de binnencontainer en de buitencontainer is bij 30 voorkeur zo klein mogelijk. Wanneer de binnencontainer zich in de buitencontainer bevindt, sluit de buitenomtrek van de binnencontainer bij voorkeur nauw aan bij de binnenomtrek van de buitencontainer.
5
Een binnencontainer biedt meer mogelijkheden om het daarin verzamelde afval weg te voeren. De binnencontainer kan, bij voorkeur slechts met een of meerdere hulpmiddelen, uit de 5 buitencontainer worden genomen en worden geleegd door deze te verplaatsen naar een afvalverzamelpunt, bijvoorbeeld een grotere afvalcontainer. De binnencontainer kan bijvoorbeeld worden geleegd door deze zodanig te positioneren dat het afval uit de openingen valt. Hiervoor dient de inrichting 180 graden 10 gedraaid te worden. Omdat door de vereiste stevigheid de binnencontainer relatief zwaar is, zal het omkeren ervan een lastig karwei zijn. Hieronder zullen uitvoeringen worden beschreven waar de binnencontainer niet geheel omgekeerd hoeft te worden maar slechts, bij voorkeur met behulp van een 15 hulpmiddel, gekanteld dient te worden.
Een ander voordeel van een binnencontainer is dat deze, bijvoorbeeld vanwege slijtage, gemakkelijk door een andere vervangen kan worden of kan worden gereinigd. De 20 buitencontainer kan in de grond aanwezig blijven en de bestrating hoeft niet te worden aangepast.
Een voorkeuruitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat obstructiemiddelen om het. zonder een 25 hulpmiddel uit de buitencontainer nemen van de binnencontainer te bemoeilijken. Wanneer de binnencontainer gemakkelijk uit de buitencontainer is te nemen zou deze een gevaar kunnen vormen wanneer deze in verkeerde handen valt. Vandalen zouden de binnencontainer voor vernielingen kunnen gebruiken. Verder zou 30 de binnencontainer gestolen kunnen worden. Het voordeel van de obstructiemiddelen is derhalve dat misbruik en diefstal van de binnencontainer worden voorkomen.
6
De obstructiemiddelen omvatten bij voorkeur ten minste één, bij voorkeur twee, ten opzichte van de binnencontainer beweegbaar obstructiedeel, welk obstructiedeel in een eerste stand het uit de buitencontainer nemen van de binnencontainer 5 bemoeilijkt en in een tweede stand het uit de buitencontainer nemen van de binnencontainer mogelijk maakt. Het obstructiedeel kan bijvoorbeeld een verschuifbaar of een indrukbaar deel omvatten.
10 Het obstructiedeel is echter bij voorkeur roteerbaar. Het is bij voorkeur zodanig langwerpig dat zijn lengte groter en zijn breedte kleiner is dan een doorgang en zodanig roteerbaar dat de rotatie-as buiten de lengte-as van het obstructiedeel ligt. De doorgang kan worden gevormd door structuren aan de 15 binnenzijde van de buitencontainer, bijvoorbeeld in de vorm van een gleuf of een ruimte tussen twee op de buitencontainer gemonteerde rechte delen. Door de positie van de rotatie-as valt het obstructiedeel in een functionerende stand van de binnencontainer, dat wil zeggen met de eerste wand naar boven, 20 zodanig schuin dat deze niet door de doorgang past. Wanneer het obstructiedeel door een kracht van buitenaf, bij voorkeur een daarvoor passend hulpmiddel, zodanig wordt geroteerd dat deze rechtop komt te staan, kan het obstructiedeel wel door de doorgang worden geleid. De obstructiedelen zijn bij voorkeur 25 alleen toegankelijk voor een daarvoor geschikt hulpmiddel en niet voor onbevoegden.
De inrichting omvat bij voorkeur aan de eerste zijde, bij voorkeur in de eerste wand, en minste één tweede opening voor 30 het doorlaten van een hulpmiddel voor het in de tweede stand positioneren van het obstructiedeel. De binnencontainer is hierdoor alleen met behulp van een daarvoor geschikt hulpmiddel uit de buitencontainer te nemen.
7
In een andere voorkeuruitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt een deel van de binnencontainer gevormd door een kleplichaam, welke kleplichaam in een open 5 stand het afval kan doorlaten. Het voordeel van een dergelijk kleplichaam is dat de binnencontainer niet meer helemaal gekeerd hoeft te worden maar hooguit gekanteld dient te worden. Het kleplichaam kan een deel van de zijde tegenover de eerste wand vormen maar vormt bij voorkeur ten minste een deel 10 van een tweede zijde dwars op de eerste zijde. Met andere woorden, het kleplichaam kan in functionele stand een deel van de bodem maar ook een deel van een zijwand vormen. Indien het kleplichaam een deel van een zijwand vormt, dient de binnencontainer gekanteld te worden voor het afvoeren van het 15 verzamelde afval. In deze laatstgenoemde voorkeuruitvoeringsvorm is de eerste wand bij voorkeur loskoppelbaar aan het overige deel van de binnencontainer bevestigd of vormt het een integraal deel van de binnencontainer. Er dient namelijk voorkomen te worden dat bij 20 het kantelen van de binnencontainer de eerste wand, bijvoorbeeld een rooster, los raakt en valt.
Het kleplichaam is bij voorkeur scharnierend met het overige deel van de binnencontainer verbonden.
25
Het kleplichaam vormt bij voorkeur ten minste het grootste deel van een tweede wand dwars op de eerste wand van de binnencontainer. Door het kantelen van de binnencontainer en het in de open stand zetten van het kleplichaam kan in één 30 keer het in de binnencontainer verzamelde afval afgevoerd worden en blijft er zo min mogelijk in hoeken van de binnencontainer achter.
8
De wand waarin het kleplichaam is opgenomen, of welke ten minste voor het grootste deel door het kleplichaam wordt gevormd is bij voorkeur in hoofdzaak vlak en maakt bij voorkeur een scherpe hoek met de eerste wand, waarbij de 5 scharnieras zich bij voorkeur in de nabijheid van het van de eerste wand afgekeerde uiteinde van het kleplichaam bevindt. De binnencontainer dient, na het in de open stand zetten van het kleplichaam en het afvoeren van het afval, weer in de buitencontainer geplaatst te worden. Hiervoor dient het 10 kleplichaam zich weer naar de gesloten stand te begeven. Door de hierboven beschreven scherpe hoek is de opening van de buitencontainer groter dan de dwarsdoorsnede van de onderzijde van de binnencontainer waardoor het kleplichaam de kans krijgt om zich in de richting van de gesloten stand te bewegen bij 15 het in de buitencontainer laten zakken van de binnencontainer. Bij voorkeur sluit de buitencontainer zodanig nauw aan bij de binnencontainer dat, wanneer de binnencontainer zich ten minste voor het grootste deel in de buitencontainer bevindt, het kleplichaam vanzelf sluit.
20
Het kleplichaam is bij voorkeur zodanig middels een of meerdere scharnieren met het overige deel van de binnencontainer verbonden dat één plaat van het scharnier aan de onderzijde van de binnencontainer is bevestigd, zodat deze 25 geen opstakel vormt gedurende het afvoeren van het afval, en dat de andere plaat van het scharnier aan de, in gesloten stand naar de binnenkant van de binnencontainer gerichte, zijde van het kleplichaam is bevestigd, zodat deze bij het terugplaatsen in de binnencontainer geen opstakel vormt.
30
In een specifieke voorkeuruitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding buigt het kleplichaam zodanig langs een in hoofdzaak parallel aan de scharnieras verlopende 9 denkbeeldige lijn af dat in gesloten stand ten minste een deel van het kleplichaam zich in de richting van een tegenover het kleplichaam bevindende wand van de binnencontainer uitstrekt. Het voordeel van een dergelijke afbuiging is dat terwijl de 5 binnencontainer in de buitencontainer wordt geplaatst het kleplichaam gemakkelijker naar de gesloten stand beweegt.
Weer een andere voorkeuruitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding omvat positioneringsmiddelen voor het 10 positioneren van het kleplichaam.
Bij voorkeur omvatten de positioneringsmiddelen magneetmiddelen, welke magneetmiddelen zodanig zijn afgesteld dat het kleplichaam met een lichte stoot in een open stand kan 15 worden gebracht. Met stoot wordt schokkende beweging of botsing. Met "open stand" wordt hierin een stand bedoeld waarin het kleplichaam niet langer meer een wand van de binnencontainer vormt. In een dergelijke open stand kan het kleplichaam bijvoorbeeld naar beneden kan vallen voor het 20 afvoeren van het afval.
Bij voorkeur omvatten de positioneringsmiddelen veermiddelen, welk veermiddelen zodanig zijn afgesteld dat deze het kleplichaam in het bereik vanaf de gesloten stand tot in een 25 stand waarin het kleplichaam ongeveer parallel is aan de eerste wand houden. Dergelijke veermiddelen vergemakkelijken het weer in de gesloten stand brengen van het kleplichaam. Bij voorkeur geschiedt dat zodanig dat die geen extra handeling vereist. De veermiddelen dienen te voorkomen dat het 30 kleplichaam wanneer de binnencontainer weer met de eerste wand naar boven is gepositioneerd, naar beneden hangt. In deze situatie kan de binnencontainer namelijk niet meer in de buitencontainer geplaatst worden. Wanneer het kleplichaam door 10 de veermiddelen min of meer horizontaal is gepositioneerd zal dit langzaam door het in de buitencontainer laten zakken van de buitencontainer in de richting van de gesloten stand worden bewogen.
5
In nog weer een andere voorkeuruitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is de scharnieras van het kleplichaam dwars op de bewegingrichting van het obstructiedeel gepositioneerd. Hierdoor kan de binnencontainer 10 vanaf een richting worden benaderd waarbij, bij voorkeur met een hulpmiddel, het obstructiedeel naar voren of naar achteren wordt bewogen, bijvoorbeeld wordt geroteerd, en de binnencontainer uit de buitencontainer wordt getild. Vervolgens kan vanaf dezelfde richting de binnencontainer 15 zodanig worden gekanteld dat het kleplichaam in een open stand het afval kan doorlaten. Wanneer de inrichting zich dan bijvoorbeeld boven een afvalverzamelplaats, zoals een gebruikelijke vuilniscontainer, bevindt, kan het afval daarin worden afgevoerd. In het geval dat het obstructiedeel 20 roteerbaar is, wordt onder de bewegingsrichting de rotatierichting verstaan.
Wanneer de inrichting in de nabijheid van een muur of een pilaar geplaatst dient te worden, omvat de buitencontainer bij 25 voorkeur een vanaf een zijwand uitstrekkende opstaande, bij voorkeur divergerende, kraag. Wanneer de buitencontainer is ingegraven zal deze kraag zich boven het loopoppervlak uitstrekken en als een soort trechter afval naar de binnencontainer leiden. De gebruiker kan het afval tegen de 30 kraag aan gooien en het afval valt in de binnencontainer.
Bij voorkeur omvat de inrichting absorberend materiaal voor het absorberen van milieuonvriendelijke stoffen omvat. Bij 11 voorkeur is dit materiaal gevormd als een laag en is deze laag tussen de binnencontainer en de buitencontainer op de bodem van de buitencontainer gepositioneerd. Deze laag is bij voorkeur waterdoorlaatbaar maar houdt bij voorkeur een kleine 5 hoeveelheid water vast om de omgeving in de binnencontainer vochtig te houden zodat brandende sigaretten sneller vanzelf doven.
Een ander aspect van de uitvinding dat betrekking heeft op het 10 sneller vanzelf doven van brandende sigaretten wordt gevormd door een rib, bij voorkeur meerdere ribben. Deze ribben strekken zich bij voorkeur vanaf de vier zijwanden van de binnencontainer schuin naar de bodem van de binnencontainer uit om een trechtervormig deel te vormen. De ribben hebben als 15 functie de toevoer van zuurstof naar, en afvoer van rook van, een eventueel brandende sigaret te beperken.
De uitvinding verschaft tevens een samenstel van een inrichting zoals hierboven beschreven en een hulpmiddel voor 20 het tot de tweede stand bewegen van het obstructiedeel.
Het hulpmiddel omvat bij voorkeur een afsteundeel voor zodanige afsteuning op het obstructiedeel dat dit tot de tweede stand beweegt.
25
In een voorkeuruitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding omvat de binnencontainer een uitstekend deel en omvat het hulpmiddel een aangrijpdeel voor aangrijping op het uitstekend deel voor het uit de buitencontainer tillen van de 30 binnencontainer. Met een zodanig samenstel kan de binnencontainer middels een daarvoor geschikt hulpmiddel uit de container worden genomen en worden geleegd zonder dat de binnencontainer door personen aangepakt dient te worden. Het 12 uitstekend deel kan een deel van de eerste wand zijn maar kan ook een aanvullend deel zijn.
i 13
Korte beschrijving van de figuren
De uitvinding wordt in het navolgende toegelicht aan de hand van niet-beperkende voorkeursuitvoeringsvormen van een 5 inrichting en samenstel volgens de uitvinding. Daarin toont:
Figuur 1 een schematische weergave van een dwarsdoorsnede door het kleplichaam, en Figuur 2 een schematische weergave van een 10 dwarsdoorsnede door twee obstructiedelen en aangrijpdelen.
Figuur 3 een vergroting van een obstructiedeel in de eerste stand
Figuur 4 een vergroting van een obstructiedeel in de 15 tweede stand met hulpmiddel
Figuur 5 het samenstel met twee standen van de binnencontainer
Figuur 6 schematische weergave van scharnierende beweging van kleplichaam bij het in de 20 buitencontainer plaatsen van de binnencontainer.
Beschrijving van voorkeuruitvoeringsvorm van de uitvinding 25 In figuur 1 en 2 is te zien dat de inrichting (1) bestaat uit een buitencontainer (2) en een in deze buitencontainer (2) plaatsbare binnencontainer (3), waarbij een naar een eerste zijde (4) gerichte eerste wand (5) van de binnencontainer (3) meerdere eerste openingen (6) omvat. Te zien is dat zowel de 30 binnencontainer alsook de buitencontainer uitkragende randen (respectievelijk 25 en 26) voor afsteuning op respectievelijk de buitencontainer (2) en de bodem omvatten. De eerste wand 14 (5) omvat in deze voorkeuruitvoeringsvorm een rooster (27) , welk rooster op een rand (37) rust. De zijwanden (29) van de buitencontainer (2) zijn dicht zodat vanaf de zijkant geen bodemmateriaal zoals aarde van buiten naar binnen kan 5 doordringen. De zijwanden (30) van de binnencontainer (3) aan welke zijwanden de obstructiedelen (9) zijn verbonden zijn dicht zodat er geen afval vanaf de binnencontainer de buitencontainer kan binnenkomen. Anderzijds omvatten zowel de buitencontainer alsook de binnencontainer kleine openingen 10 (respectievelijk 31 en 32) zodat water in de bodem kan zakken en niet in de buiten- of binnencontainer blijft staan. Te zien is dat zich tussen de binnencontainer en de buitencontainer op de bodem van de buitencontainer een laag bevindt, welke laag is gevormd van absorberen materiaal (37) . In deze figuren is 15 bovendien te zien dat de binnencontainer (3) vanaf zijn vier zijwanden (30, 38) vier schuin naar de bodem van de binnencontainer (3) uitstrekkende ribben (39) omvat. De ribben (3) vormen samen een trechtervormig deel (niet getoond). In Figuur 1 (aanzicht, met dunnen lijnen aangegeven) en in figuur 20 2 (dwarsdoorsnede) is een vanaf een zijwand uitstrekkende opstaande en divergerende kraag (40) getoond. Deze kraag (40) strekt zich uit vanaf een zich tegenover het kleplichaam begevende wand van de buitencontainer (3) zodat het hulpmiddel (niet getoond) gemakkelijk de obstructiedelen (9) kan doen 25 bewegen.
De dwarsdoorsnede getoond in figuur 1 toont twee obstructiedelen (9). Het obstructiedeel (9) is rechthoekig (zie figuur 3). Het verbindingpunt van het obstructiedeel (9) 30 vormt de rotatie-as (21) en omdat de rotatie-as (21) van het obstructiedeel (9) buiten de lengte-as van het obstructiedeel (9) ligt (zie figuur 3) hangt deze scheef. Er wordt aan aanzicht van twee andere onderdelen (28) van de 15 obstructiemiddelen getoond, welke onderdelen (28) een doorgang voor het obstructiedeel (9) vormen (zie ook figuur 5) . Een opening (33) in de binnencontainer in de nabijheid van het obstructiedeel (9) en een uitsteeksel (34) van het 5 obstructiedeel (9) maken beperkte rotatie van het obstructiedeel (9) mogelijk. De eerste wand (5) (in deze voorkeuruitvoeringsvorm een rooster (27)) omvat een tweede opening (10) voor het doorlaten van een hulpmiddel (8, zie figuur 3) voor het in de tweede stand positioneren van het 10 obstructiedeel (9), welke tweede stand het uit de buitencontainer (2) nemen van de binnencontainer (3) mogelijk maakt.
In figuur 2 toont de dwarsdoorsnede een middels een scharnier 15 (24) met het overige deel van de inrichting (1) verbonden kleplichaam (11) dat in een open stand het afval kan doorlaten. Deze open stand kan worden gerealiseerd door de binnencontainer met de zijde waar zich het kleplichaam (11) bevindt naar onderen te houden (zie ook figuur 5) . De wand 20 (35) waarin het kleplichaam (11) is opgenomen, maakt een scherpe hoek (36) met de eerste wand (5) en de scharnieras (22) bevindt zich in de nabijheid van het van de eerste wand (5) afgekeerde uiteinde (14) van het kleplichaam (11).
25 In de resterende figuren (3 - 6) wordt een uitvoeringsvorm met een recht kleplichaam (11) en zonder ribben (39) en kraag (40) weergegeven.
In de figuren 3 en 4 worden het roteerbare obstructiedeel (9) 30 respectievelijk in een eerste stand, in welke eerste stand het uit de buitencontainer (2) nemen van de binnencontainer (3) wordt bemoeilijkt, en in een tweede stand waarin het uit de buitencontainer (2) nemen van de binnencontainer (3) mogelijk 16 wordt gemaakt, getoond. Een opening (33) in de binnencontainer in de nabijheid van een uitsteeksel (34) van het obstructiedeel (9) maken beperkte rotatie van het obstructiedeel (9) mogelijk, welke rotatie het obstructiedeel 5 (9) van de ene stand naar de andere stand brengt. De figuren 3 en 4 zijn schematische weergaven en tonen niet de wand van de binnencontainer (3) waaraan het obstructiedeel (9) is verbonden maar tonen wel de hierboven genoemde opening (33) . De figuren 3 en 4 dienen derhalve zodanig beoordeeld te worden 10 als dat de weergegeven opening (33) achter het obstructiedeel (9) maar voor de eerste wand (5) is gepositioneerd. De rotatie-as (21) is de as van een schroef waarmee het obstructiedeel aan de binnencontainer (3) is verbonden. De verbinding is zodanig dat rotatie mogelijk is. Het 15 obstructiedeel (9) is rechthoekig. Omdat de rotatie-as (21) van het obstructiedeel (9) buiten de lengte-as van het obstructiedeel (9) ligt hangt deze scheef. In de figuren 3 en 4 is de doorgang niet weergegeven.
20 In Figuur 4 is te zien dat het hulpmiddel (8) het obstructiedeel (9) tot een rechtop staande positie kan laten roteren middels een afsteundeel (18) voor afsteuning op het obstructiedeel (9). Het hulpmiddel (8) omvat een aangrijpdeel (20) voor het aangrijpen op het uitstekend deel (19) voor het 25 uit de buitencontainer (2) tillen van de binnencontainer (3)
Figuur 5 toont het samenstel waarbij twee standen van de binnencontainer zijn getoond. Namelijk de binnencontainer (3) die is getild uit de buitencontainer (2) en zich nog in een 30 positie met de eerste wand (5) naar boven bevindt, rechts, en de binnencontainer in een gekantelde positie waarbij het kleplichaam zich in een open stand bevindt, links. Bij voorkeur omvat de inrichting veermiddelen zoals hierboven 17 beschreven. Deze zijn echter niet in deze figuur getoond. Te zien is dat door het kantelen van de binnencontainer (3) het afval uit de binnencontainer kan worden afgevoerd door een opening in de binnencontainer (3) die het kleplichaam (11) in 5 een open stand creëert. Door het hulpmiddel hoeft de binnencontainer niet meer aangepakt te worden. In deze uitvoeringsvorm zijn de rotatie-as (21) van het obstructiedeel (9) en de scharnieras (22) van het kleplichaam (11) parallel. De scharnieras (22) is dwars op de bewegingsrichting, hier 10 rotatierichting, gepositioneerd. Rechtsonder zijn in de weergave van de buitencontainer (2) duidelijk andere onderdelen (28) van de obstructiemiddelen getoond, welke onderdelen (28) een doorgang voor het obstructiedeel (9) vormen. Te zien is dat deze onderdelen (28) meerdere 15 mogelijkheden van plaatsing van de binnencontainer (3) in de buitencontainer (2) mogelijk maken.
In figuur 6 is schematisch getoond hoe de binnencontainer (2) weer in de buitencontainer (3) wordt geplaatst waarbij het 20 kleplichaam (11) door zijn vorm gemakkelijk in een gesloten stand komt. Te zien is dat vooral in het begin van de plaatsing, de linker afbeeldingen, de afbuiging van het kleplichaam (11) gunstig is om middels de buitencontainer (2)het uiteinde (14) van het kleplichaam (11) in de richting 25 van de gesloten stand te doen bewegen.
1037617
Claims (21)
1. Inrichting (1) voor het verzamelen van afval, met het kenmerk, dat deze een buitencontainer (2) en een in 5 deze buitencontainer (2) plaatsbare binnencontainer (3) omvat, waarbij een naar een eerste zijde (4) gerichte eerste wand (5) van de binnencontainer (3) meerdere eerste openingen (6) met een dwarsdoorsnede in het bereik van 0,8-5 cm, bij voorkeur in het bereik van 10 2,5 - 3,5 cm omvat.
2. Inrichting (1) volgens conclusies 1, met het kenmerk, dat deze obstructiemiddelen (7) omvat om het zonder een hulpmiddel (8) uit de buitencontainer (2) nemen van de 15 binnencontainer (3) te bemoeilijken.
3. Inrichting (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de obstructiemiddelen (7) ten minste één, bij voorkeur twee, ten opzichte van de binnencontainer (3) 20 beweegbaar obstructiedeel (9) omvatten, welk obstructiedeel (9) in een eerste stand het uit de buitencontainer (2) nemen van de binnencontainer (3) bemoeilijkt en in een tweede stand het uit de buitencontainer (2) nemen van de binnencontainer (3) 25 mogelijk maakt.
4. Inrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het obstructiedeel (9) zodanig langwerpig is dat zijn lengte groter en zijn breedte kleiner is dan een 30 doorgang (23), en dat het obstructiedeel (9) zodanig roteerbaar is dat de rotatie-as (21) buiten de lengteas van het obstructiedeel (9) ligt. 1037617
5. Inrichting (1) volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat deze aan de eerste zijde (4), bij voorkeur in de eerste wand (5) , een tweede opening (10) omvat voor het doorlaten van een hulpmiddel (8) voor het in 5 de tweede stand positioneren van het obstructiedeel (9) .
6. Inrichting (1) volgens . één der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat een deel van de binnencontainer (3), 10 bij voorkeur een tweede zijde (12) dwars op de eerste zijde (4), wordt gevormd door een kleplichaam (11), welk kleplichaam (11) in een open stand het afval kan doorlaten.
7. Inrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het kleplichaam (11) scharnierend met het overige deel van de binnencontainer (3) is verbonden.
8. Inrichting (1) volgens conclusie 6 of 7, met het 20 kenmerk, dat het kleplichaam (11) ten minste het grootste deel van een tweede wand (13) dwars op de eerste wand (5) van de binnencontainer (3) vormt.
9. Inrichting (1) volgens één der conclusies 6 - 8, met 25 het kenmerk, dat de wand (35) waarin het kleplichaam (11) is opgenomen, of welke wordt gevormd door het kleplichaam (11), vlak is en een scherpe hoek maakt met de eerste wand (5), en de scharnieras (22) zich in de nabijheid het van de eerste wand (5) afgekeerde 30 uiteinde (14) van het kleplichaam (11) bevindt.
10. Inrichting (1) volgens één der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat het kleplichaam (11) zodanig langs een in hoofdzaak parallel aan de scharnieras verlopende denkbeeldige lijn afbuigt dat in gesloten stand ten minste een deel van het kleplichaam (11) zich in de richting van een tegenover het kleplichaam (1) 5 bevindende wand (38) van de binnencontainer (2) uitstrekt.
11. Inrichting (1) volgens één der conclusies 6 - 10, met het kenmerk, dat deze positioneringsmiddelen (15) voor 10 het positioneren van het kleplichaam (11) omvat.
12. Inrichting (1) volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen (15) magneetmiddelen omvatten, welke magneetmiddelen (16) zodanig zijn 15 afgesteld dat het kleplichaam (11) met een lichte stoot in een open stand kan worden gebracht.
13. Inrichting (1) volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de positioneringsmiddelen (15) 20 veermiddelen (17) omvatten, welk veermiddelen (17) zodanig zijn afgesteld dat deze het kleplichaam (11) in het bereik vanaf de gesloten stand tot in een stand waarin het kleplichaam (11) ongeveer parallel is aan de eerste wand (5) houden. 25
14. Inrichting (1) volgens één der conclusies 7 - 13, met het kenmerk, dat de scharnieras (22) van het kleplichaam (11) dwars op de bewegingrichting van het obstructiedeel (9) is gepositioneerd. 30
15. Inrichting (1) volgens één der conclusies 1 - 14, met het kenmerk, dat deze absorberend materiaal (37) voor het absorberen van milieuonvriendelijke stoffen omvat.
16. Inrichting (1) volgens één der conclusies 1 - 15, met het kenmerk, dat de binnencontainer (3) vanaf ten minste één zijwand (30, 38) een schuin naar de bodem 5 van de binnencontainer (3) uitstrekkende rib (39) omvat.
17. Inrichting (1) volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de binnencontainer (3) vanaf zijn vier zijwanden 10 (30, 38) vier schuin naar de bodem van de binnencontainer (3) uitstrekkende ribben (39) omvat, welke ribben (3) samen een trechtervormig deel (40) vormen.
18. Inrichting (1) volgens één der conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de buitencontainer een vanaf ten minste één van zijn zijwanden uitstrekkende opstaande, en bij voorkeur divergerende, kraag (40) omvat.
19. Samenstel van een inrichting (1) volgens één der conclusies 3 - 14 en een hulpmiddel (8) voor het tot de tweede stand bewegen van het obstructiedeel (9).
20. Samenstel volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat 25 het hulpmiddel (8) een afsteundeel (18) omvat voor zodanige afsteuning op het obstructiedeel (9) dat dit beweegt tot de tweede stand.
21. Samenstel volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, 30 dat de binnencontainer (3) een uitstekend deel (19) omvat en het hulpmiddel (8) een aangrijpdeel (20) omvat voor het aangrijpen op het uitstekend deel (19) voor het uit de buitencontainer (2) tillen van de binnencontainer (3). 1037617
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1037617A NL1037617C2 (nl) | 2010-01-11 | 2010-01-11 | Inrichting voor het verzamelen van afval en samenstel van zo een inrichting en een hulpmiddel. |
EP11075001A EP2392216A1 (en) | 2010-01-11 | 2011-01-04 | Device for collecting waste and assembly of such a device and a tool |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1037617A NL1037617C2 (nl) | 2010-01-11 | 2010-01-11 | Inrichting voor het verzamelen van afval en samenstel van zo een inrichting en een hulpmiddel. |
NL1037617 | 2010-01-11 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1037617C2 true NL1037617C2 (nl) | 2011-07-12 |
Family
ID=42122258
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1037617A NL1037617C2 (nl) | 2010-01-11 | 2010-01-11 | Inrichting voor het verzamelen van afval en samenstel van zo een inrichting en een hulpmiddel. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2392216A1 (nl) |
NL (1) | NL1037617C2 (nl) |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2165333A5 (nl) * | 1971-12-23 | 1973-08-03 | Ngc | |
WO2007011204A1 (en) * | 2005-07-19 | 2007-01-25 | Verhagen Franciscus Josephus L | Ashtray, smoking room provided with an ashtray |
NL2001540C2 (nl) * | 2008-04-29 | 2009-10-30 | Anthony Peter Skelton | Verzamelcontainer voor het ontvangen van afval van rookwaren. |
-
2010
- 2010-01-11 NL NL1037617A patent/NL1037617C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2011
- 2011-01-04 EP EP11075001A patent/EP2392216A1/en not_active Withdrawn
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2165333A5 (nl) * | 1971-12-23 | 1973-08-03 | Ngc | |
WO2007011204A1 (en) * | 2005-07-19 | 2007-01-25 | Verhagen Franciscus Josephus L | Ashtray, smoking room provided with an ashtray |
NL2001540C2 (nl) * | 2008-04-29 | 2009-10-30 | Anthony Peter Skelton | Verzamelcontainer voor het ontvangen van afval van rookwaren. |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2392216A1 (en) | 2011-12-07 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP3907209B2 (ja) | 喫煙屑収集デバイス | |
US5901874A (en) | Handicapped accessible dumpster | |
US6974167B2 (en) | Pan for use with rolling trash receptacle | |
US11208775B2 (en) | Portable animal waste collection and storage apparatus | |
NL1037617C2 (nl) | Inrichting voor het verzamelen van afval en samenstel van zo een inrichting en een hulpmiddel. | |
EP1919307B1 (en) | Ashtray, smoking room provided with an ashtray | |
US5735663A (en) | Waste collection system | |
KR101255988B1 (ko) | 쓰레기 배출기능이 부설된 자동 개폐형 쓰레받이 | |
NL1038015C2 (nl) | Inrichting voor het verzamelen van afval. | |
NL2001540C2 (nl) | Verzamelcontainer voor het ontvangen van afval van rookwaren. | |
WO2005107503A2 (en) | Trash container for disposal of cigarette waste | |
KR100557657B1 (ko) | 쓰레기 수거망 | |
NL1032116C2 (nl) | Asbak, rookruimte voorzien van een asbak. | |
CN213200993U (zh) | 一种移动厕所用垃圾存储装置 | |
KR20140002295A (ko) | 맨홀 이물질 은폐 역수 분출 자동개폐기 | |
KR200328225Y1 (ko) | 쓰레받기 구조 | |
WO1994018859A1 (en) | Ashtray | |
KR20240009707A (ko) | 쓰레기 수거장치 | |
US2637490A (en) | Cigarette chute | |
US20020162844A1 (en) | Receptacle | |
KR200253104Y1 (ko) | 분리 수거용 이중 쓰레받기 | |
KR100840354B1 (ko) | 스탠드형 재떨이 | |
AU734628B2 (en) | Cigarette butt receptacle | |
KR20230103816A (ko) | 바닥 설치형 담배꽁초 수거장치 | |
NL1039958C2 (nl) | Inrichting voor het ontgeuren van afvalcontainers. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20160201 |