NL1037444C2 - Kraan. - Google Patents

Kraan. Download PDF

Info

Publication number
NL1037444C2
NL1037444C2 NL1037444A NL1037444A NL1037444C2 NL 1037444 C2 NL1037444 C2 NL 1037444C2 NL 1037444 A NL1037444 A NL 1037444A NL 1037444 A NL1037444 A NL 1037444A NL 1037444 C2 NL1037444 C2 NL 1037444C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mast
crane
main
masts
main frame
Prior art date
Application number
NL1037444A
Other languages
English (en)
Inventor
Bastiaan Jong
Adrianus Gerrit Jong
Original Assignee
Bastiaan Jong
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bastiaan Jong filed Critical Bastiaan Jong
Priority to NL1037444A priority Critical patent/NL1037444C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1037444C2 publication Critical patent/NL1037444C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C23/00Cranes comprising essentially a beam, boom, or triangular structure acting as a cantilever and mounted for translatory of swinging movements in vertical or horizontal planes or a combination of such movements, e.g. jib-cranes, derricks, tower cranes
    • B66C23/62Constructional features or details
    • B66C23/64Jibs
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C23/00Cranes comprising essentially a beam, boom, or triangular structure acting as a cantilever and mounted for translatory of swinging movements in vertical or horizontal planes or a combination of such movements, e.g. jib-cranes, derricks, tower cranes
    • B66C23/18Cranes comprising essentially a beam, boom, or triangular structure acting as a cantilever and mounted for translatory of swinging movements in vertical or horizontal planes or a combination of such movements, e.g. jib-cranes, derricks, tower cranes specially adapted for use in particular purposes
    • B66C23/36Cranes comprising essentially a beam, boom, or triangular structure acting as a cantilever and mounted for translatory of swinging movements in vertical or horizontal planes or a combination of such movements, e.g. jib-cranes, derricks, tower cranes specially adapted for use in particular purposes mounted on road or rail vehicles; Manually-movable jib-cranes for use in workshops; Floating cranes
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C23/00Cranes comprising essentially a beam, boom, or triangular structure acting as a cantilever and mounted for translatory of swinging movements in vertical or horizontal planes or a combination of such movements, e.g. jib-cranes, derricks, tower cranes
    • B66C23/62Constructional features or details
    • B66C23/82Luffing gear

Description

Kraan
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een kraan volgens de aanhef van conclusie 1.
Een dergelijke kraan is in de techniek bekend, bijvoorbeeld uit DE202005009317. Voorbeelden van een dergelijke kraan zijn een super-5 liftkraan en een telescoopkraan.
Een kraan wordt veel gebruikt in combinatie met een jib, dat is een zich vanaf het van het frame afgelegen uiteinde van de hoofdmast uitstrekkende mast, waardoor het bereik van de kraan wordt vergroot. Superliftkranen kunnen zowel met een hoofdmast van het opbouwtype als 10 van het telescooptype zijn uitgerust.
In de techniek kan de hoofdmast van de kraan een lengte hebben van tot wel 120 meter. Een jib kan een lengte hebben van tot wel 135 meter. De praktische inzetbaarheid van de kraan wordt in grote mate bepaald door atmosferische invloeden, in het bijzonder wind.
15 De uitvinding heeft nu tot doel een verbeterde kraan van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen.
In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een kraan van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die een grotere last kan dragen dan een huidige superliftkraan, met overigens dezelfde afme-20 tingen.
Tevens heeft de uitvinding tot doel een verbeterde kraan van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee de gevoeligheid voor wind wordt verminderd.
Ter verkrijging van ten minste een van de hiervoor genoemde 25 voordelen, verschaft de uitvinding een kraan die de maatregelen van conclusie 1 bevat. De kraan volgens de uitvinding kan vanwege de dubbel uitgevoerde vereffeningmast een grote zijdelingse stijfheid verkrijgen, waardoor een vanaf de zijkant op de kraan inwerkende wind een veel geringere zijwaartse uitslag van de kraan teweeg zal brengen 30 dan bij de huidige kranen het geval is en verschaft een zeer sterke en stabiele constructie die ongevoelig is voor vanaf de zijkanten inwerkende wind. Tevens is gebleken dat de dubbele vereffeningmasten de maximale hijslast van de kraan vergroten.
Het heeft volgens de uitvinding de voorkeur dat de vereffening-35 masten onder een hoek ten opzichte van elkaar staan van ten minste 10®, bij voorkeur ten minste 40°, met meer voorkeur ten minste 60°, en 1037444 2 maximaal 170°, bij voorkeur maximaal 140°, met meer voorkeur maximaal 110®. Daardoor wordt een grote stabiliteit van de kraan verschaft.
Voorts heeft het de voorkeur dat de dubbele vereffeningmast ten minste een van een dubbele superliftmast of een dubbele sprenkel is.
5 Daardoor kan de positie van de dubbele vereffeningmast al naar gelang de gewenste constructie worden gekozen. Bijvoorbeeld kan bij weinig ruimte rondom het hoofdframe, zoals in een dicht bebouwde omgeving, slechts een dubbele sprenkel worden gebruikt. Wanneer voldoende ruimte voorhanden is rondom het hoofdframe, kan een dubbele superliftmast 10 worden toegepast.
Verder heeft het de voorkeur dat de dubbele vereffeningmasten zijn verbonden met de hoofdmast of met het hoofdframe. Volgens de gebruikelijke benaming wordt een vereffeningmast die is verbonden aan het hoofdframe aangeduid met de term superliftmast. Een superliftmast 15 kan ook middels een in hoofdzaak gezamenlijk bevestigingspunt met de hoofdmast, aan het hoofdframe zijn verbonden. Een vereffeningmast die is verbonden aan het van het hoofdframe afgelegen uiteinde wordt aangeduid als sprenkel. Een tussen het hoofdframe en het uiteinde in gelegen vereffeningmast kan worden aangeduid als steunmast. Binnen het 2 0 kader van de uitvinding wordt met de term veref feningmast een mast bedoeld die, wanneer die aan de hoofdmast is bevestigd, op een afstand van maximaal 5 meter, bij voorkeur maximaal 3 meter, en met meer voorkeur maximaal 1 meter, van een uiteinde van de hoofdmast, in het bijzonder het van het hoofdframe af gelegen uiteinde van de 25 hoofdmast, aan die hoofdmast is bevestigd. Een deskundige in de techniek zal de vereffeningmast bij voorkeur onder een dergelijke af-standsvoorkeur van het uiteinde, aan een basissectie van de hoofdmast bevestigen.
Volgens weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm kunnen de ver-30 effeningmasten elk onder een zelfde hoek staan ten opzichte van een vertikale loodlijn door een centrale longitudinale as van de hoofdmast. Daardoor wordt een geschikte krachtenverdeling verkregen.
De sprenkelmasten staan bij voorkeur onder een hoek ten opzichte van elkaar staan van ten minste 10°, bij voorkeur ten minste 40°, 35 met meer voorkeur ten minste 60°, en maximaal 170°, bij voorkeur maximaal 140®, met meer voorkeur maximaal 110°.
Bij de kraan volgens de uitvinding staan de sprenkelmasten bij voorkeur onder een zelfde hoek ten opzichte van een vertikale lood 3 lijn door een centrale longitudinale as van de hoofdmast, waardoor een stabiele constructie wordt verschaft.
De vereffeningmasten omvatten een aan het hoofdframe of de hoofdmast verbonden vast uiteinde en een van de hoofdmast of het 5 hoofdframe afgelegen vrij uiteinde. De kraan omvat hierbij verder bij voorkeur: - een set eerste tuidraden die met een eerste uiteinde zijn gekoppeld aan een vrij uiteinde van een vereffeningmast en met een tweede uiteinde zijn gekoppeld aan een nabij het hoofdframe voorziene spanvoorziening, en - een set tweede tuidraden die met een eerste 10 uiteinde zijn gekoppeld aan een vrij uiteinde van een vereffeningmast en met een tweede uiteinde zijn gekoppeld aan een van het hoofdframe afgelegen uiteinde van de hoofdmast. Een dergelijke constructie draagt in het bijzonder bij aan een stabiele en sterke kraan.
De kraan zolas hiervoor genoemd is bij voorkeur zodanig uitge-15 voerd, dat ten minste een van: - de spanvoorziening en - het koppe-lingspunt aan het uiteinde van de hoofdmast, op een grotere afstand van een vertikaal vlak door de longitudinale as van de hoofdmast is gelegen, dan het bevestigingspunt van de vereffeningmast.
De vereffeningmasten hebben bij voorkeur een gezamenlijk beves-20 tigingspunt aan het hoofdframe respectievelijk de hoofdmast. Daardoor wordt een compacte bouw van de kraan verkregen.
Zoals bij superliftmasten gebruikelijk, kunnen de bevestigingspunten aan het hoofdframe, voor de tuidraden die de van het hoofdframe afgelegen uiteindes van de superliftmasten verbinden met het 25 hoofdframe, zich bevinden op een positie achter de positie waar de superliftmasten aan het hoofdframe zijn bevestigd.
De kraan volgens de uitvinding omvat bij voorkeur twee koppe-lingspunten aan het uiteinde van de hoofdmast, welke koppelingspunten aan zich aan weerszijden van het vertikale hoofdvlak uitstrekkende 30 afstandhouders zijn voorzien. Dit verschaft de mogelijkheid om een eenvoudige spankabel tussen de vereffeningmasten te voorzien, omdat bij het aanleggen van een spankracht op de respectievelijke tuidraden een trekkracht tussen de vereffeningmasten ontstaat.
De kraan omvat bij voorkeur een de tuidraden onderling koppe-35 lende vereffeningvoorziening, welke vereffeningvoorziening een tus-sentui en een aan de hoofdmast verbonden drukcilinder omvat. De druk-cilinder kan een kracht op de tussentui uitoefenen, in het bijzonder wanneer een zijwaartse kracht, bijvoorbeeld vanwege wind, op de kraan inwerkt. Daardoor zorgt de onderlinge koppeling van de aan de linker- 4 kant en rechterkant gelegen tuidraden ervoor dat de zijde waar de wind tegenaan waait, een tegenwerkende kracht ondervindt. Wanneer de hoofdmast vanwege een windkracht bijvoorbeeld naar links buigt, zal de aan de linkerzijde van de hoofdmast gelegen spandraad tussen de 5 linker afstandhouder en de linker superliftmast onder minder spanning komen te staan. Ook het tussentui zal vanwege die geringere spanning onder minder spanning komen, waardoor de drukcilinder kan uitschuiven. Dat zal echter tot een grotere spanning op het rechterdeel van het tussentui leiden en derhalve tot een grotere spanning op de rech-10 ter spandraad. Die rechter spandraad zal de hoofdmast terug doen buigen, tegen de door de wind opgelegde afbuiging. De afbuiging van de kraan wordt daardoor ten minste gedeeltelijk vereffend.
Bij voorkeur zijn de aan weerszijden van de hoofdmast gelegen vereffeningmasten onderling verbonden door spandraden. Dit vergroot 15 de stabiliteit van de kraan.
De kraan volgens de uitvinding omvat een hoofdmast die bij voorkeur is gekozen uit een opbouwtype en een telescooptype.
De uitvinding zal hierna aan de hand van een tekening nader worden uitgelegd. De tekening toont hierbij in: 20 fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een superliftkraan vol gens de uitvinding, fig. 2 een schematisch achteraanzicht van een superliftkraan volgens fig. 1, fig. 3 een schematisch zijaanzicht van een hydrokraan volgens 25 de uitvinding, fig. 4 een schematisch achteraanzicht van een hydrokraan volgens fig. 3, fig. 5 een schematisch zijaanzicht van een superliftkraan volgens de uitvinding, en 30 fig. 6 een schematisch achteraanzicht van een superliftkraan volgens fig. 5.
In de figuren zijn dezelfde onderdelen middels dezelfde verwij-zingscijfers aangeduid. Echter, de voor een praktische uitvoering van de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn niet alle getoond, vanwe-35 ge de eenvoud van de weergave.
Fig. 1 toont een schematisch zijaanzicht van een kraan 1 volgens de uitvinding. De kraan 1 is een superliftkraan. De kraan 1 omvat een hoofdframe 2 met een voorkant 3 en een achterkant 4. Deze aanduidingen van voorkant en achterkant zijn arbitrair. Op het frame 5 2 is een hoofdmast 5 gemonteerd. De hoofdmast 5 strekt zich in hoofdzaak uit aan de voorkant 3 van de kraan 1.
Het frame 2 (ook aangeduid als hoofdframe 2) kan op een onderstel 35 zijn bevestigd, bijvoorbeeld een verrijdbaar of een statisch 5 onderstel.
De kraan 1 volgens fig. 1 heeft een superliftmast 6. De super-liftmast 6 is aan het hoofdframe 2 bevestigd en strekt zich in hoofdzaak uit aan de achterkant 4 van het hoofdframe 2. De bevestiging van de superliftmast 6 aan het hoofdframe 2 kan dichtbij de bevestiging 10 van de hoofdmast 5 aan het hoofdframe zijn gelegen, of op een afstand daarvan. Aan het van het hoofdframe 2 afgelegen uiteinde 22 van de hoofdmast 5 is een in de techniek bekende jib 11 voorzien.
Een spandraad 17 (tuidraad) is gekoppeld tussen het uiteinde 22 van de hoofdmast 5 en het van het hoofdframe 2 afgelegen uiteinde 14 15 van de superliftmast 6. Tevens is een spandraad 16 voorzien tussen het uiteinde 14 en een ballast 36. De ballast 36 is in de weergegeven uitvoeringsvorm op de grond geplaatst maar kan eventueel zijn bevestigd aan het hoofdframe 2.
De hoofdmast 5 is scharnierbaar gekoppeld aan het hoofdframe 2. 20 De hoofdmast 5 kan worden op- en afgetopt door middel van versteldra-den 45, 45' (zie ook Fig. 2 en Fig. 5) welke aan lieren (in Fig. 1 niet zichtbaar) in het onderste deel van de superliftmasten 6, 6' zijn ingebouwd. Een A-frame 51 kan door middel van een lier 48, die aan het hoofdframe 3 is voorzien, worden op- en afgetopt ten opzichte 25 van de superliftmasten 6, 6'. Het A-frame 51 is aan een sub-frame 47 gekoppeld, dat zorg draagt voor een stabielere positionering van het A-frame 51 ten opzichte van het hoofdframe 3. In Fig. 6 is een achteraanzicht getoond van een kraan 1 volgens fig. 5. Het sub-frame 47 is duidelijk getoond op een positie boven het hoofdframe 2.
30 De tuien 54, 55, 56, zoals getoond in Fig. 6, zullen hierna achtereenvolgens worden besproken. De tuien 55, 56 kunnen met cilinders verlengd of ingekort worden, zoals bekend is aan een deskundige in de techniek. Tui 54 is een tui die het A-frame verbindt met de superlif t mast: deze tui is aanwezig bij elke in de techniek beklende 35 superliftkraan met slechts een superliftmast. Een deskundige in de techniek is bekend met deze tui.
Tui 55 dient om, als er zonder de superliftballast 36 gewerkt wordt, de krachten op het A-frame 51 op te vangen. Dit komt in de techniek veel voor bij grote kranen die langere tijd op een groot 6 werk staan. Een zware hijs wordt dan veelal gevolgd door licht werk, waarna weer een zware hijs kan volgen. Bij licht werk kan dan zonder de extra superliftballast 36 gewerkt worden. Om minder ruimte nodig te hebben wordt dan de enkele superliftmast meer naar voren gebracht 5 met lier 48. Daarvoor moet eerst subframe 15 ontkoppeld worden waardoor er veel zijdelingse krachten op het A-frame 51 kunnen komen. Als de superliftmast ver genoeg naar voren staat (zoals duidelijk is aan een deskundige in de techniek) worden de tuien 55 aangespannen (bijvoorbeeld door boven in de tuien aangebrachte cilinders; zoals duide-10 lijk is aan een deskundige in de techniek) zodat er geen zijdelingse krachten op het A-frame komen bij wind of zwenken. Volgens de uitvinding wordt een veel stabielere constructie verkregen.
Tui 56 is ook bij een in de techniek bekende superliftkraan met een enkele superliftmast aanwezig en dient om ballast 36 aan op te 15 hangen. Deze superliftballast 36 kan zijn samengesteld uit een grond-plaat met allemaal losse ballastplaten er op, of uit een ballastkar (niet getoond). Beide opties zijn in de techniek bekend. Een ballastkar is een frame met grote wielen er onder en daar losse ballastplak-ken op. De ballastkar rijdt tijdens het zwenken van de kraan 1 mee.
20 Bij deze manier zijn tuien 55 niet nodig, omdat tuien 56 daar aan vast zitten. Echter, de ballastkar kan worden losgekoppeld. In dat geval zijn tuien 55 wel nodig. Tuien 56 blijven dan los hangen.
Een met 54, 55, 56 overeenkomstige betekenis hebben de verwij-zingcijfers 54', 55', 56'.
25 De jib 11 kan worden gesteld door middel van versteldraden 38, 39, 40 die doormiddel van een lier 41 kunnen worden bediend. Zoals gebruikelijk in de techniek kunnen de sprenkels 12; 13 onder een rechte hoek worden gehouden ten opzichte van de hoofdmast 5 respectievelijk de jib 11.
30 Fig. 2 geeft een schematisch achteraanzicht van een superlift- kraan volgens fig. 1. Dezelfde onderdelen als weergegeven in Fig. 1 zijn hier door dezelfde verwijzingcijfers aangeduid. Zoals echter duidelijk is te zien in fig. 2, zijn de superliftmast 6, 6' met uiteindes 14, 14', de sprenkels 12, 12'; 13, 13', de spandraden 16, 16' 35 en de tuidraden 17, 17' dubbel uitgevoerd. Deze strekken zich respectievelijk uit aan een rechterzijde 10 (verwijzingscijfers zonder apostrof duiden de rechterzijde aan) en een linkerzijde 9 (verwijzings-cijfers met apostrof duiden de linkerzijde aan).
7
De betekenis, bijvoorbeeld de onderlinge samenwerking, positionering en koppeling, van de onderdelen die in de verschillende figuren met dezelfde verwijzingcijfers zijn aangeduid, zijn telkens identiek. Derhalve kan worden afgezien van een beschrijving van dezelfde 5 onderdelen.
De superliftmasten 6, 6' zijn tevens door middel van spandraden 17, 17' verbonden met het uiteinde 22 van de hoofdmast 5. Zoals ge toond in fig. 2, is het koppelingspunt van de spandraden 17, 17' aan het uiteinde 22 van de hoofdmast 5 voorzien op een grotere afstand 10 van de centrale longitudinale as 42 van de hoofdmast 5 dan het bevestigingspunt 43, 43' van de superliftmasten 6, 6'. Bij voorkeur kan ook het bevestigingspunt van de spandraden 16, 16' op een dergelijke grotere afstand van de as 42 zijn gelegen. Wanneer de spandraden 16, 16', 17, 17' onder spanning worden gebracht, zullen de superliftmas-15 ten 6, 6' van de as 42 weg worden getrokken. Een eenvoudige spandraad 33 kan dan zorg dragen voor een stabiele positionering van de masten 6, 6' en derhalve een stabiele positionering van de kraan 1. De spandraden 17, 17' kunnen door afstandhouders 25, 25' aan het uiteinde 22 worden bevestigd.
20 Op overeenkomstige wijze kunnen sprenkels 12, 12'; 13, 13' door middel van spandraden 29 respectievelijk 30 onderling worden gekoppeld. Ook hier dienen de bevestigingspunten van de sprenkels 12, 12' aan de hoofdmast 5 en de sprenkels 13, 13' aan de jib 11 dichterbij de as 42 te zijn gelegen dan de bevestigingspunten van spandraden 44, 25 44' die de sprenkels 12, 12' verbinden met de hoofdmast 5 en de be vestigingspunten van spandraden 46, 46' die de sprenkels 13, 13' verbinden met de jib 11. De sprenkels 12, 12' zijn verbonden met de sprenkels 13, 13'.
Een verder vergrote stabiliteit wordt verkregen wanneer de 30 sprenkels 12, 12', zoals getoond in Fig. 1 en Fig. 2, aan de hoofd mast 5 worden bevestigd middels tuien 50, 50'. Hiermee kunnen zijdelingse spanningen van de jib adequaat worden opgevangen en vereffend; adequater dan door de tuien 44, 44'. In het bijzonder heeft het dan de voorkeur dat de tuien 8 met een eerste uiteinde aan een van de 35 hoofdmast 5 afgelegen uiteinde van de sprenkels 12, 12' worden beves tigd en met een ander uiteinde aan de hoofdmast 5. De afstand van het bevestigingspunt van de sprenkels 12, 12' aan de hoofdmast 5 tot het bevestigingspunt van de tuien 50, 50' aan de hoofdmast is bij voorkeur maximaal twee maal de lengte van de sprenkels 12, 12', met meer 8 voorkeur maximaal de lengte van de sprenkels 12, 12', met meer voorkeur maximaal de helft van de lengte van de sprenkels 12, 12'. Bij voorkeur is het bevestigingspunt van de tuien 50, 50' op een grotere afstand (rechts, respectievelijk links) van de centrale longitudinale 5 as 42 van de hoofdmast 5 dan het bevestigingspunt van de sprenkels 12, 12' aan de hoofdmast 5. Binnen het kader van de uitvinding wordt met de term "bevestigingspunt van de sprenkels" ook bedoeld een eventueel rotatiepunt van de sprenkels waar de sprenkels een gedeeltelijke rotatiebeweging omheen kunnen maken; veelal zijn de bevestigings-10 punten uitgevoerd als rotatiepunten. Op overeenkomstige wijze kunnen ook de superliftmasten eventueel gedeeltelijk roteerbaar aan het hoofdframe zijn bevestigd. Een dergelijke gedeeltelijke rotatie is in het algemeen noodzakelijk om de hoek van de sprenkel ten opzichte van de hoofdmast te kunnen wijzigen en om de hoek van de superliftmast 15 ten opzichte van het hoofdframe te kunnen wijzigen.
Een grootst mogelijke stabiliteit wordt verkregen wanneer de onderlinge verbindingen van tuidraden en/of spandraden aan de sprenkels en masten aan de uiteindes daarvan worden gevormd.
In fig. 3 is een schematisch zijaanzicht van een kraan 1 vol-20 gens de uitvinding getoond, hier in de vorm van een hydrokraan. Deze is in hoofdzaak gelijk aan de uitvoeringsvorm van fig. 1. Hier is een steunmast 7 voorzien. De steunmast 7 is bevestigd aan de hoofdmast, op een positie gelegen tussen het hoofdframe 2 en het uiteinde 22, zoals in de techniek bekend is. Bij het veranderen van de lengte (in 25 casu het in- of uitschuiven van de mastdelen) van de hydromast 8 zal de tui 17 overeenkomstig in lengte moeten worden aangepast, wat eenvoudig door middel van een lier 49 kan plaatsvinden. Een dergelijke aanpassing kan een deskundige in de techniek eenvoudig verzorgen.
Fig. 4 toont tenslotte een schematisch achteraanzicht van een 30 hydrokraan volgens fig. 3. Spandraden 18, 18' zijn voorzien die de steunmasten 7, 7' aan hun uiteindes 15, 15' koppelen met het hoofdframe 2. Daartoe is een spanvoorziening 21 aangebracht. Tevens zijn de steunmasten 7, 7' gekoppeld met het uiteinde 23 van de hydromast 8 middels spandraden 19, 19'. De steunmasten 7, 7' worden mechanisch of 35 hydraulisch op een gewenste positie gehouden. De steunmasten 7, 7' zijn voorzien om doorbuiging van de hoofdmast tegen te gaan en zijn daartoe op een stevig deel van de hoofdmast voorzien: hier het onderste deel van de hydromast 8, dat het sterkst is.
9
Overeenkomstig aan de uitvoeringsvorm zoals getoond in fig. 2, zijn de sprenkels 12, 12'; 13, 13' onderling gekoppeld middels spandraden 31 respectievelijk 32.
De overige uitvoering van de kraan zoals getoond in fig. 4 komt 5 overeen met die van fig. 2.
Fig. 2 toont tenslotte een vereffeningvoorziening 26 die is gevormd van een spandraad 27 en een drukcilinder 28. De drukcilinder 28 is bevestigd aan de hoofdmast 5. De spandraad 27 is met een uiteinde vast bevestigd aan de tuidraad 27 en met een ander uiteinde vast belt) vestigd aan de tuidraad 17'. De spandraad is over een in de drukcilinder longitudinaal beweegbare zuiger geleid. Bij een bijvoorbeeld naar de linkerzijde 9 toe gerichte kracht vanwege wind, zal de hoofdmast naar links bewegen maar zullen de superliftmasten 6, 6' een in hoofdzaak onveranderde positie behouden. De tuidraad 17 zal richting 15 de hoofdmast 5 buigen en de tuidraad 17' zal er van weg buigen. De door de toenadering van tuidraad 17 veroorzaakte verminderde spanning op de drukcilinder 28 zal er toe leiden dat de zuiger ten minste gedeeltelijk uit de cilinder komt, waardoor de kracht op de tuidraad 17' wordt vergroot. Daardoor wordt een vereffening van de afbuiging 20 van de hoofdmast verkregen, doordat de door de spandraad 2 7 op de tuidraad 17 uitgeoefende kracht wordt vergroot. De hoofdmast zal dan een tegen de wind in gerichte kracht ondervinden. Door middel van een schijf, waaroverheen de hijsdraad kan worden geleid, die is voorzien op de kop van de cilinder 28 en een schijf in het deel van de mast 5, 2 5 waar de hijsdraad doorheen loopt, kan de druk op de tuien nog meer verhoogd worden tijdens het hijsen. Indien twee hijsdraden worden toegepast, zoals in de techniek gebruikelijk, zullen telkens twee schijven in plaats van een schijf, kunnen worden gebruikt.
Zoals bij superliftkranen gebruikelijk, kan de spanvoorziening 30 zijn gevormd door een losse ballast 36 die niet aan of op het frame 2 is gepositioneerd, door een aan het frame 2 voorziene ballast (niet getoond) of door het frame 2 zelf.
Versteldraden 45, 45' tussen de hoofdmasttuien 17, 17' en su-perliftmast 6, 6' dienen om de hoofdmast 5 op en af te toppen. De 35 lieren (niet getoond) hiervoor zitten onderin de superliftmasten 6, 6' .
Overeenkomstig aan de uitvoeringsvorm waarbij spandraden 17, 17' zijn voorzien tussen de afstandhouders 25, 25' en de superliftmasten 6, 6', heeft het ook de voorkeur dat spandraden 40 zijn voor 10 zien tussen de aan eenzelfde zijde 9, 10 van de hoofdmast 5; 8 gelegen sprenkels 12, 13; 12' 13'. Ook hiermee wordt een vergrote stijfheid van de kraan 1 verkregen. Bij voorkeur zijn de spandraden 40 aan de uiteindes van de sprenkels bevestigd.
5 Bij een opbouwkraan zijn tussen de sprenkels 12, 13; 12', 13' versteldraden 40 voorzien om de jib 11 op en af te toppen.
Bij een superliftkraan is de hoek van de sprenkels 12, 12' ten opzichte van de hoofdmast 5 in hoofdzaak 90 graden. Bij een hydro-kraan kan die hoek variëren. Echter, de hoek van de sprenkels 13, 13' 10 ten opzichte van de jib zal vrijwel altijd in hoofdzaak 90 graden bedragen.
Een stabiele kraan verkrijgt men tevens wanneer de hoek tussen de superliftmasten 6, 6' en een vertikaal door de longitudinale as 42 getrokken vlak gelijk is aan de hoek tussen de sprenkels 12, 12'; 13, 15 13' en dat vlak. Een dergelijke uitvoeringsvorm is bovendien van voorkeur vanwege de vergrote last die hiermee kan worden gehesen.
Tenslotte zijn in Fig. 1 en 2 een set tuien 52, 52' getoond die een verdere vergroting van de stabiliteit verschaffen wanneer zij in aanvulling op een van de hiervoor genoemde maatregelen worden toege-20 past. Tui 52 verbindt superliftmast 6 op een van het hoofdframe 3 afgelegen positie met een nabij het hoofdframe 3 gelegen positie van superlif tmast 6'. Tui 52' verbindt superlif tmast 6' op een van het hoofdframe 3 afgelegen positie met een nabij het hoofdframe 3 gelegen positie van superliftmast 6. Dit verschaft een ontlasting van tussen-25 tui 33. Een overeenkomstige set tuien kan zijn voorzien bij de sprenkels 12, 12' en 13, 13'. Slechts de set tuien 53, 53', behorende bij sprenkels 13, 13', is in Fig. 2 getoond.
De uitvinding is toepasbaar op kranen met een hoofdmast van een opbouwtype en een telescooptype. In geval van een mast van het tele- 30 scooptype dient een voorziening te worden aangebracht om de lengte van de tuien aan de lengte van de hoofdmast aan te passen. Dat kan op geschikte wijze door in de techniek gebruikelijke lieren plaatsvinden.
In aanvulling op de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en de 35 algemene beschrijving, wordt volgens de uitvinding met de term "hoofdframe" bedoeld het deel van de kraan dat wordt gevormd door het chassis, het deel dat de lieren en de aandrijving daarvan omvat, het deel dat de voortbewegingsmiddelen zoals motor en wielen omvat, het deel dat de ten minste ene superliftmast en A-frame draagt. Feitelijk 11 omvat de term "hoofdframe" de constructieve delen van de kraan met uitzondering van de masten.
De uitvinding strekt zich tevens uit over elke combinatie van maatregelen die hiervoor onafhankelijk van elkaar zijn beschreven. De 5 uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen. De uitvinding wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.
1037444

Claims (13)

1. Kraan (1), omvattende een hoofdframe (2) met een naar een voorkant (3) gericht voorzijde en een naar een achterkant (4) gerichte achterzijde, welke kraan (1) een aan het hoofdframe (2) bevestigde enkele hoofdmast (5; 8) omvat, waarbij de hoofdmast (5; 8) zich in hoofdzaak 5 vanaf de voorzijde van het hoofdframe (2) uitstrekt waarbij de kraan (1) een aan een zijde gelegen linker zijkant (9) en een aan de andere zijde gelegen rechter zijkant (10) heeft; de kraan een zich in hoofdzaak naar de achterzijde uitstrekkende dubbele vereffeningmast (6, 6'; 7, 7') omvat, waarbij een (6', 7') van de dubbele vereffeningmas-10 ten (6, 6'; 7, 7') zich naar de linker zijkant (9) uitstrekt en de andere (6, 7) van de dubbele vereffeningmasten (6, 6'; 7, 7') zich naar de rechter zijkant (10) uitstrekt, met het kenmerk, dat de kraan (1) een aan een van het hoofdframe (2) af gelegen uiteinde van de hoofdmast (5; 8) gekoppelde jib (11) omvat alsmede nabij de koppeling 15 voorziene eerste en tweede sprenkels (12, 13) omvat, waarbij de eerste en tweede sprenkels (12; 13) elk zijn gevormd uit dubbele spren-kelmasten (12, 12'; 13, 13'), waarbij een (12', 13') van de dubbele sprenkelmasten (12, 12'; 13, 13') zich naar de linker zijkant (9) uitstrekt en de andere (12, 13) van de dubbele sprenkelmasten (12, 20 12'; 13, 13') zich naar de rechter zijkant (10) uitstrekt.
2. Kraan (1) volgens conclusie 1, waarbij de vereffeningmasten (6, 6'; 7, 7') onder een hoek ten opzichte van elkaar staan van ten minste 10°, bij voorkeur ten minste 40°, met meer voorkeur ten minste 25 60°, en maximaal 170°, bij voorkeur maximaal 140°, met meer voorkeur maximaal 110°.
3. Kraan (1) volgens conclusie 1, waarbij de dubbele vereffeningmast (6, 6'; 7, 7') een dubbele superliftmast (6, 6') of een dubbele 30 sprenkel (12, 12'; 13, 13') is.
4. Kraan (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de dubbele vereffeningmasten (6, 6'; 7, 7') zijn verbonden met de hoofdmast (5; 8) of met het hoofdframe (2). 35
5. Kraan (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de veref- 1037444 feningmasten (6, 6'; 7, 7') elk onder een zelfde hoek staan ten opzichte van een vertikale loodlijn door een centrale longitudinale as van de hoofdmast (5; 8).
6. Kraan (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spren- kelmasten (12, 12'; 13, 13') onder een hoek ten opzichte van elkaar staan van ten minste 10°, bij voorkeur ten minste 40°, met meer voorkeur ten minste 60°, en maximaal 170°, bij voorkeur maximaal 140°, met meer voorkeur maximaal 110°. 10
7. Kraan (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de spren-kelmasten (12, 12'; 13, 13') onder een zelfde hoek staan ten opzichte van een vertikale loodlijn door een centrale longitudinale as van de hoofdmast (5; 8). 15
8. Kraan (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de veref-feningmasten (6, 6'; 7, 7') een aan het hoofdframe (2) of de hoofdmast (8) verbonden vast uiteinde en een van de hoofdmast (8) of het hoofdframe (2) afgelegen vrij uiteinde (14, 14'; 15, 15') omvatten, 20 waarbij de kraan (1) verder omvat: - een set eerste tuidraden (16, 16'; 18, 18') die met een eerste uiteinde zijn gekoppeld aan een vrij uiteinde van een vereffeningmast (6, 6'; 7, 7') en met een tweede uiteinde zijn gekoppeld aan een nabij het hoofdframe (2) voorziene spanvoorziening (20; 21), en - een set tweede tuidraden (17, 17'; 19, 25 19') die met een eerste uiteinde zijn gekoppeld aan een vrij uiteinde van een vereffeningmast (6, 6'; 7, 7') en met een tweede uiteinde zijn gekoppeld aan een van het hoofdframe (2) afgelegen uiteinde (22; 23) van de hoofdmast (5; 8).
9. Kraan (1) volgens conclusie 8, waarbij ten minste een van: - de spanvoorziening (20; 21) en - het koppelingspunt aan het uiteinde (22; 23) van de hoofdmast (5; 8), is gelegen op een grotere afstand van een vertikaal vlak door de longitudinale as van de hoofdmast (5; 8), dan het bevestigingspunt van de vereffeningmast (6, 6'; 7, 7').
10. Kraan (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de veref feningmasten (6, 6'; 7, 7') een gezamenlijk bevestigingspunt aan het hoofdframe (2) respectievelijk de hoofdmast (8) hebben. 35
11. Kraan (1) volgens conclusie 9, omvattende twee koppelingspunten (24, 24') aan het uiteinde (22) van de hoofdmast (5), welke koppelingspunten (24, 24') aan zich aan weerszijden van het vertikale hoofdvlak uitstrekkende afstandhouders (25, 25') zijn voorzien. 5
12. Kraan (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de kraan (1) een de tuidraden (17, 17'; 19, 19') onderling koppelende vereffe-ningvoorziening (26) omvat, welke vereffeningvoorziening (26) een tussentui (27) en een aan de hoofdmast (5) verbonden drukcilinder 10 (28) omvat, welke drukcilinder (28) een kracht op de tussentui (27) uitoefent.
13. Kraan (1) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de hoofdmast (5; 8) is gekozen uit een opbouwtype (5) en een telescoop- 15 type (8) . 1037444
NL1037444A 2009-11-04 2009-11-04 Kraan. NL1037444C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037444A NL1037444C2 (nl) 2009-11-04 2009-11-04 Kraan.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1037444A NL1037444C2 (nl) 2009-11-04 2009-11-04 Kraan.
NL1037444 2009-11-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1037444C2 true NL1037444C2 (nl) 2011-05-11

Family

ID=42224281

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1037444A NL1037444C2 (nl) 2009-11-04 2009-11-04 Kraan.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1037444C2 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN103613008A (zh) * 2013-12-18 2014-03-05 三一汽车起重机械有限公司 超起预紧装置和起重机
CN104071710A (zh) * 2014-07-01 2014-10-01 徐工集团工程机械股份有限公司 一种起重机及其无级变幅副臂装置

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1065166A2 (de) * 1999-06-28 2001-01-03 MANNESMANN Aktiengesellschaft Teleskopkran
DE10022600A1 (de) * 1999-06-28 2001-07-19 Mannesmann Ag Teleskopkran
DE202005009317U1 (de) * 2005-06-14 2006-10-19 Liebherr-Werk Ehingen Gmbh Kran
JP2006306533A (ja) * 2005-04-26 2006-11-09 Tadano Ltd 移動式クレーン
DE102006015307A1 (de) * 2005-11-17 2007-05-24 Terex-Demag Gmbh & Co. Kg Mobiler Großkran

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1065166A2 (de) * 1999-06-28 2001-01-03 MANNESMANN Aktiengesellschaft Teleskopkran
DE10022600A1 (de) * 1999-06-28 2001-07-19 Mannesmann Ag Teleskopkran
JP2006306533A (ja) * 2005-04-26 2006-11-09 Tadano Ltd 移動式クレーン
DE202005009317U1 (de) * 2005-06-14 2006-10-19 Liebherr-Werk Ehingen Gmbh Kran
DE102006015307A1 (de) * 2005-11-17 2007-05-24 Terex-Demag Gmbh & Co. Kg Mobiler Großkran

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN103613008A (zh) * 2013-12-18 2014-03-05 三一汽车起重机械有限公司 超起预紧装置和起重机
CN104071710A (zh) * 2014-07-01 2014-10-01 徐工集团工程机械股份有限公司 一种起重机及其无级变幅副臂装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11261064B2 (en) Lift crane with moveable counterweight
JP7168718B2 (ja) 改良された可動式カウンタウエイトを備えた吊り上げクレーン
RU2464221C2 (ru) Самоходный подъемный кран и способ обеспечения его работы (варианты)
US7762412B2 (en) Mast raising structure and process for high-capacity mobile lift crane
US8622228B2 (en) Boom hoist transportation system and crane using same
EP2492235A2 (en) Method of assembling a mobile lift crane
KR102061753B1 (ko) 상위구조체에서 효과적으로 일치하는 갠트리력 및 붐력을 갖는 크레인
US10618781B2 (en) Crawler crane car body weight supporting device
US4976361A (en) Mobile crane comprising a telescopic boom
US20210323796A1 (en) Vehicle crane and method for reducing the loading on its jib
US5240129A (en) Heavy duty crane with self-retracting/erecting live mast
NL1037444C2 (nl) Kraan.
SE432243B (sv) Pelarekonstruktion for gaffeltruckar och liknande
US3237781A (en) Outrigger counterbalance for cranes
CN103145054B (zh) 副臂尾架及包含该副臂尾架的副臂、起重设备
US3246769A (en) Crane
CN112368230A (zh) 具有吊臂的大型起重机
RU2467946C2 (ru) Самоходный подъемный кран и способ обеспечения его работы
JP2022076467A (ja) ジブシステムを備える車両クレーン
NO784056L (no) Vinsjmekanisme for kran.
NL1014490C2 (nl) Mobiele hijsinrichting.
EP3099621A1 (en) Lift crane with mast-raising mechanism
JP2022120477A (ja) 起伏アシスト装置

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20161201