NL1037402C2 - Inrichting voor het snijden van een bouwproduct, werkwijze voor het snijden van een bouwproduct, hoeksteenstrip. - Google Patents

Description

Inrichting voor het snijden van een bouwproduct, werkwijze voor het snijden van een bouwproduct, hoeksteenstrip.

De uitvinding betreft een inrichting voor het snijden in of van een bouwproduct welke 5 inrichting een houder voor een bouwproduct en een beweegbare tafel voor het bewegen van de houder naar een bewerkingsgebied van de inrichting bevat, waarbij het bewerkingsgebied voorzien is van een snijdapparaat voor het snijden van het bouwproduct, welk snijdapparaat is voorzien van een middel voor het bewegen van het snijdapparaat van en naar de houder voor het snijden in of van het bouwproduct. De uitvinding heeft tevens betrekking op een 10 werkwijze voor het snijden van een bouwproduct waarin een bouwproduct in een houder geplaatst wordt op een beweegbare tafel, waarbij de houder bewogen wordt naar een bewerkingsgebied waar het bouwproduct gesneden wordt door het bewegen van een snijdapparaat naar de houder.

15 Een inrichting en werkwijze voor het snijden van een bouwproduct als hierboven beschreven is bekend uit de Spaanse octrooiaanvraag ES 2 190 731.

De bekende inrichting bevat een draaibare, op- en neer beweegbare tafel. Een bouwproduct wordt gehouden door een houder. De draaibare tafel is voorzien van sleuven.

20 De operator plaatst een bouwproduct, meestal in de vorm van keramisch materiaal, bijvoorbeeld een baksteen, in een houder, dusdanig dat de sleuven in de tafel overeen komen met het gedeelte van het keramische materiaal waar de operator een snede wil maken in het keramische materiaal of een stuk wil afsnijden van het keramische materiaal. De tafel wordt gedraaid zodat de houder met keramisch materiaal in het bewerkingsgebied komt. Het 25 bewerkingsgebied is voorzien van een snijdapparaat, in de bekende inrichting een zaaginrichting voorzien van een of meer cirkelzagen verbonden met een motor. De cirkelzagen bevinden zich op een uiteinde van een arm die om een scharnier scharniert. De positie van de cirkelzagen komt overeen met de sleuven in de tafel. In gebruik worden de cirkelzagen met motor naar de tafel bewogen. De beweging van de draaiende cirkelzagen naar 30 de houder doen een snede ontstaan in het keramische materiaal. De cirkelzaag draait tijdens het zagen door de sleuf in de tafel.

De bekende inrichting bevat tevens een aandrijving om de tafel te heffen en neer te laten. Dit is in de bekende inrichting gebruikt om hoekstrippen te kunnen maken. Na het zagen wordt de tafel neergelaten en de cirkelzaag naar achteren bewogen. De tafel wordt 1037402 2 vervolgens gedraaid zodat het bewerkte keramische materiaal terugkomt in het operatorgedeelte, door de operator kan worden afgenomen en een nieuw te bewerken keramisch materiaal geplaatst kan worden, waarna de cyclus zich herhaalt.

5 In het kader van de uitvinding worden onder ‘snijden’ verstaan het snijden in of van een deel van het materiaal. Zagen is een vorm van snijden.

Snijden van bouwproducten wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het vervaardigen van steenstrippen.

De traditionele wijze van bouwen van woningen en andere gebouwen geschiedt nog 10 steeds met steenachtige materialen. Sinds enige decennia is het in zwang om zowel interne als externe wanden en gevels gemaakt van andere materialen, zoals beton of staal het uiterlijk van steenachtige producten te geven. Hiertoe worden de wanden voorzien van steenstrippen. Voor het maken van steenstrippen wordt van een steenachtig product, zoals een baksteen, een smal gedeelte, doorgaans 10-30 mm dik, afgezaagd.

15 Voor hoekgedeelten is het gebruikelijk een L-vormige hoeksteenstrip te maken om te verbloemen dat de wand of gevel zelf niet uit steenachtig materiaal gemaakt is. Het is niet moeilijk om een inrichting te maken die een recht stuk van een baksteen kan afsnijden, maar het is niet eenvoudig om een universele inrichting te vervaardigen die het op eenvoudige wijze mogelijk maakt om en steenstrippen en hoekstrippen te maken.

20

De bekende inrichting houdt een belangrijke verbetering in, zeker op het gebied van veiligheid en efficiency en flexibiliteit, vergeleken met de tot dan toe gebruikelijke, door spierkracht en handmatig, bewogen snijdinrichtingen met cirkelzagen. Verder maakt de bekende inrichting het mogelijk om op efficiënte wijze op dezelfde machine 25 hoeksteenstrippen en rechte steenstrippen te maken.

Toch vertoont de bekende inrichting ook tekortkomingen en is er ruimte voor verbetering.

30 De bekende inrichting bevat veel onderdelen, is daarmee kostbaar en de bekende inrichting gebruikt veel energie. Op sommige punten is de machine onderhoudsgevoelig. Bepaalde snijdbewerkingen, zoals het kalibreren van steenstrippen, dat wil zeggen het exact op lengtemaat snijden van een aantal steenstrippen, zijn niet of niet eenvoudig mogelijk met de bestaande inrichting.

3

Het is een doel van de uitvinding een inrichting en werkwijze voor het snijden van een bouwproduct te verschaffen dat een of meer van bovenstaande problemen vermindert.

Hiertoe is de inrichting volgens de werkwijze gekenmerkt doordat de beweegbare tafel 5 zich onder het snijdapparaat uitstrekt en het snijdapparaat zich bevindt op een beweegbare arm boven de beweegbare tafel, waarbij het snijdapparaat tijdens het snijden een boogbeweging boven de tafel maakt en de tafel niet doorsnijdt.

10 Omdat het snijdapparaat de beweegbare tafel niet doorsnijdt behoeft de tafel niet op en neer bewogen te worden. Dat vereenvoudigt de constructie, doet de productiesnelheid toenemen, brengt het gewicht aanzienlijk omlaag en daarmee de kostprijs en vermindert de benodigde energie en daarmee de kosten voor het gebruik van de inrichting. Slechts een enkele simpele beweging is nodig voor het snijden. Het gebruik van een tafel voorzien van 15 sleuven in de bekende inrichting leidt tot een relatief grote doorsnede van zaagbladen. Het verbruik aan zaagbladen loopt daardoor op. Dit nadeel is verminderd in de uitvinding.

Het niet doorsnijden van de tafel heeft tevens als voordeel dat het aantal mogelijkheden voor instelling van het aantal snijdlijnen toeneemt. De snijdlijnen worden niet meer bepaald door het aantal sleuven en hun positie in de beweegbare tafel.

20

Bij voorkeur is de arm voorzien van een contragewicht aan de andere kant van een scharnier. Hierdoor vergt de beweging van de arm van en naar de houder slechts weinig energie. Het middel voor het bewegen van de arm kan daarmee in gewicht omlaag en de benodigde energie is ook verminderd.

25

In uitvoeringsvorm bevat de arm een boven een aantal rond een eerste draai-as ronddraaiende zaagbladen geplaatste motor, waarbij de motor een draaias heeft die haaks staat op de eerste draai-as. Hoewel er enige energie verloren gaat in het omzetten van de draaiing van de as van de motor in de draaiing van de zaagbladen heeft deze uitvoeringsvorm als 30 voordeel dat de motor dichter langs de arm geplaatst kan worden wat de massa van het contragewicht vermindert en ook de inrichting kompact houdt.

Bij voorkeur is het aantal zaagbladen even en bevinden zich aan beide zijden van de draaias van de motor een gelijk aantal zaagbladen. Een dergelijke symmetrische opbouw 4 verbetert de stabiliteit. Een verbeterde stabiliteit verbetert de prestatie van de zaagbladen en vermindert de slijtage ervan.

Bij voorkeur is de aandrijving van de tafel geplaatst boven de tafel en is de inrichting voorzien van een opvangbak onder de tafel.

5 In de bekende inrichting is de aandrijving van de tafel geplaatst onder de tafel. Het plaatsen van de aandrijving van de tafel boven de tafel en het voorzien van de inrichting van een opvangbak heeft als voordeel dat het spoelwater eenvoudig op te vangen en te recyclen is, wat bij de bestaande inrichting niet of in veel minder mate mogelijk is.

10 Bij voorkeur bevat de inrichting ten minste twee types houders, een eerste type met een aanligvlak dat zich in gebruik bij benadering langs de boog uitstrekt, en een tweede type met een aanligvlak dat zich dwars daarop uitstrekt, waarbij bij voorkeur de houder van het tweede type van een kleminrichting is voorzien.

15

Deze en verdere aspecten van de uitvinding worden hier volgend beschreven en geïllustreerd aan de hand van de tekening:

De tekening toont: 20

Figuren 1 tot 4 een bekende inrichting voor het snijden van keramisch materiaal, meer in het bijzonder voor het vervaardigen van steenstrippen;

Figuur 5 een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 6 een detail van een inrichting volgens de uitvinding; 25 Figuur 7 een perspectivisch aanzicht van een deel van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 8 een verder zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuren 9a en 9b houders voor een bouwproduct voor een inrichting volgens de uitvinding; 30 Figuur 10 een vooraanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 11 een achteraanzicht van een deel van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 12 een deel van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 13 hoe een zaagblad bouwproducten op hetzelfde uittreepunt verlaat; 5

Figuur 14 een hoekstrip vervaardigd met de inrichting en volgens de werkwijze volgens de uitvinding;

Figuur 15 een inrichting bevattende een waterstraalsnijder;

Figuren 16 en 17 een uitvoeringsvorm voor het kalibreren van stenen.

5

De figuren zijn voorbeeldfiguren, gelijke onderdelen worden in de regel met gelijke verwijzingscijfers aangeduid.

10 Figuur 1 illustreert een bekende inrichting en wel bekend uit het Spaanse octrooischrift ES 2 190 713.

De inrichting 1 bevat zaagbladen 2. Deze zaagbladen 2 worden aangedreven door een motor 3. De draai-as van de motor en de draai-as van de zaagbladen staan in eikaars verlengde.

15 De motor met de zaagbladen bevinden zich aan het uiteinde van een arm 5 die om een scharnier 6 scharniert. Aandrijver 7 kan de motor en zaagbladen naar een tafel 4 doen bewegen. Op de tafel 4 wordt door een operator in een operator gedeelte een baksteen geplaatst, een baksteen wordt in de figuur door een licht gearceerde rechthoek aangegeven.

De tafel 4 kan draaien. Na draaiing bevindt de baksteen zich tegenover de zaagbladen 2. Het 20 bewegen van de arm 5 doet een sleuf in de baksteen ontstaan. De zaagbladen 2 draaien daarbij in een sleuf in de tafel 4. De beweging naar de tafel 4 is schematisch in figuur 2 aangegeven.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van de bekende inrichting. Hierbij zijn de sleuven 9 in de tafel zichtbaar en ook gaten 10 waarin bouten te bevestigen zijn voor houders voor de bakstenen, welke houders hier niet getoond zijn.

25 Figuur 4 ten slotte toont het heffen van de tafel om een rechte snede te kunnen maken in de baksteen.

De figuren 1 tot en met 4 zullen hier gebruikt worden om een aantal punten van de bekende inrichting aan te geven.

De tafel is voorzien van middelen om de tafel te heffen. Deze middelen bevinden zich 30 in de aandrijving die zich onder de tafel bevindt. Het heffen is nodig om een hoekstrip te kunnen maken: zonder de verticale zaagbeweging ontstaat er geen rechte inwendige hoek die deze hoekstrip kenmerkt. Omdat de krachten zeer groot zijn tijdens bedrijf is de tafel zwaar. De tafel met zijn verticale geleiding is met name zwaar vanwege het grote moment aan de rand van de tafel waar gezaagd wordt en omdat speling in deze geleiding vermenigvuldigd 35 wordt in de snijdnauwkeurigheid van het uiteindelijke product. Een grotere 6 snijdnauwkeurigheid voorkomt snijafval, d.w.z. producten die niet aan de vereiste kwaliteit voldoen.

De tafel dient van sleuven 9 te zijn voorzien. Dit beperkt de mogelijkheden, want alleen daar waar zich sleuven bevinden kunnen sneden in het materiaal gemaakt worden.

5 De totale omvang en het totale gewicht van de bekende inrichting is groot. Afgezien van het feit dat de tafel op en neer bewogen dient te worden zijn er verdere factoren die het gewicht doen toenemen:

De motor en de zaagbladen zijn groot en hebben een groot gewicht. De middelen 7 om dit geheel te bewegen, evenals de armen 5 waaraan de motor en zaagbladen bevestigd zijn 10 dienen zwaar en sterk genoeg uitgevoerd te zijn om dit veilig te kunnen doen. Hierbij komt dat tijdens het zagen de krachten die op de zaagbladen worden uitgeoefend niet op een lijn staan met het zwaartepunt van het geheel noch met het aandrijver 7.

In figuur 4 is door middel van gestippelde lijn SI aangegeven waar het slijpsel met slijpwater naar toe geslingerd wordt tijdens het zagen. Een groot aantal beweegbare 15 onderdelen kunnen door het slijpsel dat gemengd is in grote hoeveelheden water - 15 m per uur - worden verontreinigd. Om dit te voorkomen zijn afschermingen nodig die de machine complex maken.

Figuur 5 toont een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding.

De inrichting bevat een beweegbare tafel 4 die zich onder het snijdapparaat uitstrekt 20 waarbij het snijdapparaat zich bevindt op een arm 5 met een scharnier 6 boven de beweegbare tafel 4, waarbij het snijdapparaat in gebruik een boogbeweging B boven de tafel maakt en de tafel 4 niet doorsnijdt. Het snijdapparaat bevat in dit voorbeeld een aantal zaagbladen 2 en een motor 3. De boogbeweging B is schematisch aangegeven door een gedeelte van een cirkelboog. Keramisch materiaal, in dit voorbeeld bakstenen 13 zijn in houders 11b geplaatst, 25 die op de tafel bevestigd zijn. De houders zijn bij voorkeur zo geplaatst dat het aanligoppervlak waarop de stenen aanliggen tegen de houder ofwel bij benadering raakt aan de booglijn van de boogbeweging (houders 11a, figuur 5), bij voorkeur een kleine hoek (5-20 graden) maakt met de boogbeweging, ofwel bij benadering dwars hierop staat (zie houders 11b, figuur 8).

30 Deze constructie biedt een aantal voordelen:

De inrichting maakt het mogelijk met een en dezelfde beweging, waarbij het zaagblad boven de tafel blijft, steenstrippen, hoekstrippen en meer ingewikkelde profielen te maken. Een mechanisme om de tafel te heften is daarmee overbodig geworden. Dat vereenvoudigt de constructie, doet de productiesnelheid toenemen, brengt het gewicht aanzienlijk omlaag en 7 daarmee de kostprijs en vermindert de benodigde energie en daarmee de kosten voor het gebruik van de inrichting. Slechts een enkele simpele beweging is nodig voor het snijden. Het niet doorsnijden van de tafel heeft tevens als voordeel dat het aantal mogelijkheden voor instelling van de snijdlijnen toeneemt. De snijdlijnen worden niet meer bepaald door de 5 positie van sleuven in de beweegbare tafel 4.

Een verder voordeel, in uitvoeringsvormen, is dat, omdat een en dezelfde beweging kan worden gebruikt om beide sneden voor een hoekstrip te maken, de nauwkeurigheid kan worden vergroot. In de bekende inrichting dient voor het maken van hoekstrippen twee verschillen bewegingen met het zaagblad gemaakt te worden: de arm dient bewogen te 10 worden om de lange snede te maken voor de hoekstrip en de tafel dient geheven te worden om de korte snede te maken. Het is moeilijk om twee bewegingen in twee verschillende richtingen nauwkeurig op elkaar af te stemmen. In de inrichting volgens de uitvinding beweegt het zaagblad zich steeds op dezelfde wijze. Een grotere nauwkeurigheid is daarmee mogelijk gemaakt.

15 Tevens is de constructie compacter want in plaats van de tafel 4 en het snijdapparaat naast elkaar te plaatsen, als in figuur 3, zijn zij nu boven elkaar geplaatst. De inrichting neemt daarmee minder vloeroppervlak in, en kan compacter uitgevoerd worden. Behalve dat een compactere inrichting minder vloeroppervlak inneemt kan daarmee ook de benodigde afscherming, die uit veiligheidsoverweging vanwege het rondspattende slijpsel aangebracht 20 moet worden, in omvang gereduceerd worden. Dit vermindert het gewicht en de vervaardigingkosten van de inrichting. Prima facie zou men denken dat een boogbeweging geen rechte afsneden kan bewerkstelligen. Voor het maken van rechte steenstrippen is dit echter geen probleem, en voor het maken van L-vormige steenstrippen is gebleken dat hoewel het uiteinde van de sneden een lichte boogvorm vertonen, dit niet van buiten zichtbaar is en 25 geen merkbare verzwakking van de L-vormige steenstrippen tot gevolg heeft en zelfs, zie figuur 14, een voordeel levert.

Voor de getoonde uitvoeringsvorm waarin gebruik wordt gemaakt van een aantal zaagbladen en de motor op een arm geplaatst is zijn er daarenboven nog een aantal voordelen:

De motor en de zaagbladen kunnen zo geplaatst worden dat de motor zich op de arm 30 bevindt als getoond in figuur 5, in plaatst van ernaast, als getoond in figuur 3. Dit vermindert het gewicht en verbetert de stabiliteit. Het slijpsel SI wordt bij het zagen weggeslingerd in de richting SI. Het slijpsel wordt daardoor weggeslingerd weg van de beweegbare onderdelen.

De kans op beschadiging van beweegbare onderdelen door het slijpsel is daarmee verkleind.

8

De zaagbladen 2 zelf kunnen ook verkleind worden (met ongeveer 30-50%) in diameter. Dat bespaart kosten en gewicht. In figuur 5 is met de pijl P aangegeven welke druk wordt uitgeoefend op stenen 13. In dit voorbeeld waarbij het aanligvlak van de houder in gebruik bij benadering langs de boog ligt, en bij voorkeur een kleine hoek naar boven maakt 5 met de boog, wordt de steen tegen de houder gedrukt.

In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 5 is de arm voorzien van een contragewicht 12. Het contragewicht 12 zorgt ervoor dat het samenstel van arm 5, motor 3 en zaagbladen 2 min of meer in evenwicht hangt met het contragewicht 12. Slechts een kleine kracht is dan nodig om het snijdapparaat de boogbeweging B te laten uitvoeren. Figuur 6 toont hoe een 10 aandrijver 7 de arm 5 beweegt. Het contragewicht 12 maakt het mogelijk om een aanzienlijk lichtere en goedkopere aandrijver te gebruiken. Dat vermindert het totale gewicht en de kosten. Bovendien is, naarmate er minder kracht dient te worden uitgeoefend, de controle op de beweging vergroot en de nauwkeurigheid van de beweging en daarmee de controle over de snede vergroot.

15 Figuur 7 geeft een perspectivisch aanzicht van een arm 5 voorzien van een contragewicht 12 aan een zijde van het scharnier 6 en de arm 5 met motor 3 and zaagbladen 2 aan de andere zijde.

Figuur 8 toont een inrichting volgens de uitvinding voorzien van houder 11b waarbij in dit voorbeeld de stenen aanliggen tegen de houder op een aanligvlak dat bij benadering 20 dwars op de boog staat. In dit voorbeeld is de houder voorzien van een kleminrichting 14 voor het klemmen van het bouwproduct bijvoorbeeld een keramisch materiaal. Zonder klem zou de kracht P die op het keramische materiaal tijdens het zagen wordt uitgeoefend het materiaal doen wegspringen. In dit uitvoeringsvoorbeeld is gekozen voor deze oplossing van klemmen in plaats van de draairichting van de zaagbladen omkeren: omdraaien van de zaagrichting, 25 hoewel mogelijk, zou de vervuiling naar de bewegende delen doen toenemen. Figuur 8 illustreert ook de boog B waarlangs het zagende deel van de zaagbladen zich bewegen. Deze boog heeft een kromtestraal R die bijvoorbeeld een grootte heeft in de orde van 60 cm tot 1,2 meter.

Figuur 9a toont in perspectivisch aanzicht een houder voor steenstrippen en wel een 30 houder van het type 1 la. In de figuur zijn sleuven S zichtbaar. Door deze sleuven draaien in gebruik de zaagbladen 2. Figuur 9b toont in perspectivisch aanzicht een houder 11b met klemmen 14.

De voorgaande figuren toonden onderdelen van de inrichting volgens de uitvinding. In praktijk worden rond deze onderdelen afschermingplaten aangebracht ter beveiliging van de 9 operators. Er is een gedeelte waar de operator de stenen kan plaatsen in houders op de draaibare tafel, het zogeheten operatorgedeelte, en een afgeschermd gedeelte waarin de stenen gezaagd worden, het bewerkingsdeel. Hoewel de afscherming niet essentieel is voor de technische aspecten van de uitvinding is dit de praktijk. Een goede afscherming is wel 5 geprefereerd ook om aan CE machinerichtlijn te voldoen. Bij voorkeur is de gehele machine volledig afgesloten tijdens de volgens het in gevarenklasse 1 uitgevoerd zaagwerk. Bij voorkeur is er, om veiligheidsredenen geen enkel bewegend onderdeel binnen handbereik.

Figuur 10 toont een vooraanzicht van een inrichting met afscherming. Een voorste gedeelte van de draaibare tafel 4 is voorzien van houders 11a en/of 11b. Hierop kan de 10 operator stenen plaatsen. Bij voorkeur is de aandrijving van de tafel boven de tafel geplaatst. Onder de tafel kan een opvangbak 16 voor het opvangen van zaagafval en water geplaatst worden. De gebruiker kan nu kiezen om het spoelwater uit deze bak 16 te recyclen voor waterbesparing. De opvangbak is in uitvoeringsvormen voorzien van een filter om het water te filteren en, in uitvoeringsvormen wordt een gedeelte of het geheel van het gefilterde water 15 direct teruggevoerd naar de watertoevoer voor de zaagbladen 2.

Figuur 11 toont een opengewerkt achteraanzicht van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 11 toont ook een geprefereerde opstelling waarbij de houders of mallen 11a, 1 lb in tweevoud op de draaibare tafel 4 worden gemonteerd. Er zijn er van ieder type twee, 20 twee voor een steenstrip en twee voor een hoekstrip. Zij worden gewisseld voor de toepassing. Bij de steenstripmal 11a komt de steen onder een stompe hoek met de vertikaal te liggen, bij de hoeksteenstrip 11b is dit een scherpe hoek. De draairichting van het zaagblad is bij voorkeur naar achteren gericht om het met zaagstof verontreinigd spoelwater weg te houden van operator en kwetsbare onderdelen van de inrichting. Om dezelfde gunstige 25 draairichting te kunnen behouden zijn houders 11b van klemmen voorzien. Bij het zagen van strippen, gebruik makend van houder 11a, kunnen de stenen los in de mal worden gelegd. Het draaiende zaagblad drukt in dergelijke mallen de steen tegen de houder en in de juiste positie.

Figuur 12 toont daar weer een detail van. Tevens is hier getoond dat tegelijkertijd meerdere typen houders gebruikt kunnen worden. Het getoonde deel van de uitvinding is 30 gewoonlijk door afschermingplaten of een omhulsel afgedekt om te voorkomen dat zaagafval de omgeving vervuild. Dit verhoogt ook de veiligheid.

In deze figuur 12 is een geprefereerde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding getoond.

10

De draaias van de motor 3 bevindt zich in de langsrichting van de arm 5, terwijl de draaias van de zaagbladen 2 zich daar dwars op uitstrekt. Hoewel deze opbouw als nadeel heeft dat er een verloopdeel 17 nodig is om de zaagbladen met de motor 3 aan te kunnen drijven zijn er aanzienlijke voordelen ten opzichte van de opstelling als getoond in figuur 3 5 waarbij de motor direct de zaagbladen aandrijft. Het is een symmetrische opstelling ten opzichte van de arm 5. De verschillende onderdelen strekken zich in gelijke mate links en recht van de arm 5 uit. Ook tijdens het zagen worden krachten uitgeoefend die bij benadering symmetrisch ten opzichte van arm 5 verdeeld zijn. Dit is niet het geval in de opstelling van figuur 3. De verandering in opstelling van motor en zaagbladen ten opzichte van de arm 5 10 maakt het mogelijk om de krachten op de arm 5 beter te verdelen en het gewicht beter te verdelen over de arm 5 alsmede over de aandrijving voor de arm. Het gewicht kan daarmee omlaag en slijtage is verminderd.

Bij voorkeur bevat de inrichting een even aantal zaagbladen en evenveel aan iedere kant van de arm.

15 Figuur 13 toont een geprefereerde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding:

In deze geprefereerde uitvoeringsvorm zijn de verschillende houders dusdanig van vorm en dusdanig in gebruik met de tafel verbonden dat het zaagblad op hetzelfde punt M de steen verlaat in het zaagprocedé. Schematisch is de positie van een steen in houders 1 la en 20 11b aangegeven. Dit biedt grote voordelen in nauwkeurigheid. Dit is mogelijk omdat in de inrichting volgens de uitvinding de zaagbladen dezelfde beweging maken. Daar waar twee verschillende bewegingen nodig zijn in de bekende stand van de techniek om een hoekstrip te zagen maakt in de inrichting volgens de uitvinding het zaagblad dezelfde beweging. Een verder voordeel is dat de kans op het wegbreken van een deel van de hoekstrip verkleind is.

25 In een voorkeursuitvoering is het middel 7 om de arm te bewegen geschikt om de bewegingssnelheid van de snijdinrichting langs de boog B te verminderen bij benadering van het uittreepunt M. Bijvoorbeeld kan gebruik worden gemaakt van een schroefspindel die zo gestuurd wordt dat de zaagbladen langzamer gaan bewegen op een door de gebruiker ingestelde afstand, bijvoorbeeld vanaf 5 mm, tot het uittreepunt M. Een niet vlakke zaagsnede 30 van de steenstrip kan hiermee voorkomen worden. Dit voordeel is van belang bij het zagen van steenstrippen en bij het zagen van hoekstrippen. De zaag krijgt bij het naderen van het eind van de snede onvoldoende tegendruk en daardoor ontstaat het risico dat de zaag uit de zaaglijn wegloopt, de weg van de minste weerstand volgend. Dat kan ook, want het reststuk kan zijwaarts weg. Het effect van het “uitbreken" is dat er aan de tegengestelde zijde, de 11 steenstrip, materiaal blijft staan. Dat verhindert dat deze vlak op een ander materiaal geplakt kan worden. Er zijn alternatieve oplossingen mogelijk - bijvoorbeeld klemmen - maar die hebben een behoorlijk negatieve invloed op de standtijd van het zaagblad. Langzamer bewegen van de zaag dicht bij het uittreepunt werkt veel beter. Dit is vooral van belang voor 5 de hardere steensoorten, daar is de weerstand vele malen groter dan bij zachtere steensoorten. In een voorkeursuitvoeringsvorm bevat de inrichting een middel voor het invoeren van de steensoort en een middel om de bewegingssnelheid van de zaag in de buurt van het uittreepunt afhankelijk te maken van de ingestelde steensoort. Voor steensoorten waar de kans op uitbreken gering of afwezig is kan dan de productie snelheid optimaal gehouden worden, 10 terwijl voor hardere steensoorten de zaag langzamer beweegt in de buurt van het uittreepunt. De productiesnelheid gaat daarbij wel iets omlaag, omdat de zaagtijd toeneemt, maar de kwaliteit gaat omhoog.

Figuur 14 toont een hoekstrip vervaardigd met de inrichting en volgens de werkwijze volgens de uitvinding. Een dergelijke hoekstrip heeft een karakteristiek die de hoekstrip 15 onderscheidt van een hoekstrip vervaardigd met de bekende inrichting:

Omdat de snede vervaardigd is door een zaagblad dat langs een boogvorm B met kromtestraal R bewogen wordt tijdens het zagen en wel langs dezelfde boogvorm voor beide sneden, vertonen de zaagvlakken een gelijke boogvorm in de hoek van de hoekstrip, voor beide zaagvlakken met een dezelfde kromtestraal R. De beide zaagvlakken treden bij 20 voorkeur wel op hetzelfde punt uit aan de voorkant van hoekstrip. Dat is mogelijk omdat in geprefereerde uitvoeringsvormen het uittreepunt M gelijk blijft. Van de buitenkant van de hoekstrip is niet te zien dat intern de uiteinden van de zaagvlakken een lichte kromming vertonen. De hoekstrip bevat twee snijvlakken die zich in een hoek treffen, waarbij de uiteinden van de snijvlakken een gelijke kromtestraal R vertonen.

25 De kromtestraal R aan de uiteinden van de zaagvlakken heeft als voordeel dat tijdens het lijmen van de hoekstrippen de lijm enigszins kan wegvloeien in de holte intern gevormd in de hoek van de hoekstrip door de kromtes aan de uiteindes van de zaagvlakken. Een hoekstrip gemaakt met de bekende inrichting vertoont twee zaagvlakken die in een rechte lijn en haaks op elkaar eindigen. De lichte kromming verbetert het lijmgedrag van een hoekstrip. 30 Het product, d.w.z. de hoekstrip, is dus onderscheidbaar van bestaande producten en nieuw en verschaft een voordeel.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de gegeven voorbeelden.

12

Zo is in de voorbeelden een draaibare tafel getoond, dit is een geprefereerde uitvoeringsvorm. Er kan ook gebruik gemaakt worden van een tafel 4 die heen en weer beweegt.

In de uitvoeringsvormen bevindt zich in het bewerkingsgedeelte een enkele arm. In het 5 bewerkingsgedeelte kunnen zich meer armen bevinden, bijvoorbeeld twee. Dat kan de productiecapaciteit verhogen.

De getoonde uitvoeringsvormen tonen een scharnier 6 dat zich dicht op de draaias van en vrijwel direct boven de tafel 4 bevindt. De arm beweegt zich tijdens het snijden naar de middellijn van de tafel. Dat is niet de enige mogelijkheid: het scharnier kan ook achter de 10 tafel geplaatst zijn waarbij de arm zich van de middellijn af beweegt tijdens het zagen. De getoonde uitvoeringsvorm waarbij de arm zich tijden het snijden naar de middellijn van de tafel beweegt is echter geprefereerd.

In alle bovenstaande voorbeelden is de inrichting voorzien van een zaagblad.

Figuur 15 toont een inrichting bevattende een waterstraalsnijder 18, waarbij de kop 15 van de waterstraalsnijder een boogbeweging maakt boven de tafel.

Het gebruik van een waterstraalsnijder om te zagen heeft als voordeel dat er minder bewegende onderdelen nodig zijn. Het snijvlak gemaakt door een waterstraalsnijder kan ook iets ruwer zijn of worden gemaakt dan dat gemaakt door een zaag. Een zaagblad geeft een gladde zaagsnede. Een waterstraalsnijder geeft een iets ruwere zaagsnede. De ruwheid van de 20 zaagsnede kan nog vergroot worden door de kracht of positie van de waterstraal te variëren. Steenstrippen worden geplakt op een ondergrond. Een geheel vlakke steenstrip is iets moeilijker te plakken dan een steenstrip met een geruwde zaagsnede. Het gebruik van een waterstraalsnijder heeft daardoor een voordeel. Een verder voordeel is dat de kans op uitbreken bij het uittreden verkleind is. Het gewicht dat door de spindel bewogen dient te 25 worden is ook minder. Hierdoor kan men er voor kiezen het contragewicht te verkleinen of zelfs geheel weg te laten, zoals in figuur 15 getoond. Dit vereenvoudigt de opstelling. In dit voorbeeld bevat de houder een geleider 19 die de kop geleidt terwijl hij boven de stenen in de houder beweegt.

Figuur 16 toont een verder voorbeeld van een inrichting volgens de uitvinding. In de 30 eerder gegeven voorbeelden wordt een snede in het bouwmateriaal gemaakt. Snede dient ruim opgevat te worden; er kan ook een rand afgesneden worden. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn voor het zogeheten kalibreren van stenen.

Geen twee stenen zijn in lengte exact gelijk. De lengte van een steen kan 0,5 tot 1 mm variëren. Dit is met het oog voor een steen vrijwel niet te zien. Plaatst men echter een aantal 13 stenen achter elkaar dan is de variatie in lengte voor een rij van 25 stenen ongeveer V(25)*(0,5 tot 1 mm). Dit lengteverschil van 2,5 tot 5 mm is wel duidelijk met het oog waarneembaar.

Een vakman die stenen metselt zorgt ervoor, door kleine variaties in de afstand tussen de stenen aan te houden, dat de voegen van verschillende rijen stenen steeds mooi boven elkaar 5 staan en de variaties niet te zien zijn.

Steenstrippen worden echter vaak machinaal aangebracht of door minder getrainde mensen. Hierbij worden tussen steenstrippen afstandstukken van een gegeven vaste lengte gebruikt. Het gevolg is dat, bij variatie in de lengte van de steenstrip, de variaties in lengte tot een zichtbare lengte kunnen oplopen. Dit is zichtbaar als verspringen van voegen.

10 Om dit effect te voorkomen is het nuttig om steenstrippen op een vaste lengte te zagen.

Als de lengte van de steenstrip X mm ±0,5 mm is, zaagt men het uiteinde van een rij stenen af, zodat de lengte van alle stenen X-y mm is, waarbij y>0,5 mm is. De lengte van alle stenen is nu gelijk en dus gekalibreerd. Nu kan wel een machine gebruikt worden voor het lijmen van steenstrippen zonder dat het risico op zichtbaar verspringen van voegen optreedt, of in 15 ieder geval met een sterk verkleind risico daarop..

Een voordeel van de huidige inrichting is dat dit op eenvoudige wijze mogelijk is zonder grote aanpassingen aan of in de inrichting.

Figuren 16 en 17 illustreren dit. Figuur 16 geeft een aanzicht op aan kalibreerblad 19 en figuur 17 een aanzicht langs het kalibreerblad 19. Een of meer van de zaagbladen van de 20 inrichting is in dit voorbeeld in de vorm van een kalibreerblad 19. Het kalibreerblad 19 is in dit voorbeeld voorzien van tanden 23. Een houder 20 met een klem 21 voor het houden van een stapel stenen 22 is voorzien op tafel 4. Als in de voorgaande voorbeelden beweegt de snijdinrichting langs een boog; het kalibreerblad 19 neemt de uiteinden van de stenen weg en snijdt daarmee alle stenen in de stapel stenen 22 op dezelfde lengte af. De snede is in dit geval 25 gevormd door het weggenomen materiaal aan de uiteinden van de stenen.

De uitvinding kan kort samengevat worden door:

Een inrichting voor het snijden in of van en bouwproduct (13) bevat een houder (11a, 11b) voor een bouwproduct en een beweegbare tafel (4) voor het bewegen van de houder 30 (1 la, 1 lb) naar een bewerkingsgebied van de inrichting. Het bewerkingsgebied is voorzien van een snijdapparaat (2) voor het snijden van het bouwproduct. De beweegbare tafel (4) strekt zich onder het snijdapparaat (2) uit en het snijdapparaat bevindt zich op een beweegbare arm (5) boven de beweegbare tafel, waarbij het snijdapparaat tijdens het snijden een boogbeweging (B) boven de tafel maakt en de tafel niet doorsnijdt.

1037402

Claims (17)

1. Inrichting voor het snijden in of van en bouwproduct (13) welke inrichting een houder (1 la, 1 lb) voor een bouwproduct en een beweegbare tafel (4) voor het bewegen van 5 de houder (11a, 11b) naar een bewerkingsgebied van de inrichting bevat, waarbij het bewerkingsgebied voorzien is van een snijdapparaat (2) voor het snijden van het bouwproduct, welk snijdapparaat is voorzien van een middel (7) voor het bewegen van het snijdapparaat van en naar de houder (11a, 11b) voor het snijden in of van het bouwproduct, met het kenmerk dat de beweegbare tafel (4) zich onder het snijdapparaat (2) uitstrekt en het 10 snijdapparaat zich bevindt op een beweegbare arm (5) boven de beweegbare tafel, waarbij het snijdapparaat tijdens het snijden een boogbeweging (B) boven de tafel maakt en de tafel niet doorsnijdt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de arm (5) voorzien van een contragewicht (12) aan de andere kant van een scharnier (6).

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de arm (5) een boven een aantal rond een eerste draai-as ronddraaiende zaagbladen (2) geplaatste motor (3) bevat, waarbij de motor (3) een draai-as heeft die dwars staat op de eerste draai-as.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het aantal zaagbladen even is en zich aan beide zijden van de draaias van de motor (3) een gelijk aantal zaagbladen 20 (2) bevindt.

5. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij een zaagblad een kalibreerblad vormt voor het kalibreren van stenen.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving van de tafel boven de tafel (4) geplaatst is en de inrichting voorzien is van een 25 opvangbak(16)onderdetafel(4).

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting ten minste twee types houders bevat, een eerste type (11a) met een aanligvlak dat zich in gebruik bij benadering langs de boog uitstrekt, en een tweede type (12b) met een aanligvlak dat zich dwars daarop uitstrekt.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij een houder van het tweede type (11b) van een kleminrichting (14) is voorzien.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de houders (11a, 11b) dusdanig van vorm en in gebruik dusdanig met de tafel verbonden zijn dat 1037402 het snijdapparaat steeds op hetzelfde uittreepunt (M) het bouwproduct verlaat in het snijdprocedé.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het middel (7) voor het bewegen van het snijdapparaat in te stellen is om de snelheid van 5 beweging te regelen als functie van de stand van het snijdapparaat.

11. Inrichting volgens conclusie 9 en 10, waarbij de instelling zodanig is dat de snelheid van bewegen afneemt in de buurt van het uittreepunt (M).

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tafel een roteerbare tafel is.

13. Inrichting volgens conclusie 1,2, 6, 7, 8 of 9, met het kenmerk dat de inrichting voorzien is van een waterstraalsnijder.

14. Werkwijze voor het snijden van een bouwproduct waarin een bouwproduct in een houder geplaatst wordt op een beweegbare tafel, waarbij de houder bewogen wordt naar een bewerkingsgebied waar het bouwproduct gesneden wordt door het bewegen van een 15 snijdapparaat naar de houder, met het kenmerk, dat een snede gemaakt wordt door middel van een snijdapparaat dat zich bevindt op een beweegbare arm (5) boven de beweegbare tafel, waarbij het snijdapparaat tijdens het snijden een boogbeweging (B) boven de tafel 4 maakt en de tafel niet doorsnijdt.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk dat uit het bouwproduct een 20 hoekstrip gesneden wordt.

16. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij een rij stenen gekalibreerd wordt.

17. Hoekstrip bevattende twee snijvlakken die zich in een hoek treffen, waarbij de uiteinden van de snijvlakken een gelijke kromtestraal (R) vertonen. 1037402