NL1037386C2 - Bevestigingsinrichting voor allesdrager. - Google Patents

Description

Ir »

Korte aanduiding: Bevestigingsinrichting voor allesdrager.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect 5 betrekking op een bevestigingsinrichting waarmee bij toepassing een voorwerp aan een aan dakdragers van een auto bevestigde of althans bevestigbare allesdrager wordt bevestigd, omvattende een behuizing, ten minste twee zich tot buiten de behuizing uitstrekkende beweegbare klauwen die bij toepassing om een allesdrager grijpen en aandrijfmiddelen met een bedieningsorgaan voor het door het transleren 10 van de klauwen naar elkaar toe bewegen van de ten minste twee klauwen.

Een dergelijke inrichting is bekend uit EP 1 338 474 A1. Bij de bekende inrichting strekken verbindingsdelen van de klauwen zich door de behuizing uit en zijn zij aan de bovenzijde voorzien van haken waarmee zij in een aan de omtrekszijde met uitwendig schroefdraad uitgeruste schijf zijn opgehangen. 15 Een bedieningsorgaan in de vorm van een ronde kap die is voorzien van inwendig schroefdraad steunt af op de bovenzijde van de behuizing en grijpt met het inwendig schroefdraad aan op het uitwendig schroefdraad van de schijf. Door rotatie van de kap wordt de schijf als gevolg van de schroefdraadverbinding in de kap in hoofdzaak in verticale richting verplaatst, waarbij de aan de schijf opgehangen klauwen die 20 verplaatsing volgen. De verbindingsdelen van de klauwen hebben een zodanige kromming, dat zij naarmate de klauwen verder omhoog worden getrokken door de behuizing zwenkend naar elkaar toe worden gedreven. Zonder de kromming, of althans een naar binnen drijvende kracht, zouden de klauwen immers weer zijwaarts van elkaar weg kunnen bewegen, hetgeen zou leiden tot een onbetrouwbare 25 bevestiging. Wanneer de bekende inrichting aan een allesdrager wordt bevestigd, moeten de klauwen zijwaarts uit elkaar worden gezwenkt om ruimte te verschaffen om de klauwen verticaal over de allesdrager te aan te brengen. Daarbij bevinden de klauwen zich eerst in een lage stand. Door rotatie van de kap worden de klauwen vervolgens omhoog getrokken en naar elkaar toe gezwenkt, waardoor de klauwen 30 de allesdrager tussen elkaar en de onderzijde van de behuizing inklemmen.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat de klauwen en de verbindingsmiddelen op een specifieke allesdrager moeten zijn afgestemd om een betrouwbare klemwerking van de bevestigingsinrichting te verzekeren. Met andere woorden, de bekende bevestigingsinrichting is in het geheel niet universeel 1037386 I • 2 toepasbaar. Bovendien is het bevestigen van de bekende bevestigingsinrichting relatief bewerkelijk.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom volgens een eerste aspect een bevestigingsinrichting volgens de inleiding te verschaffen die een meer 5 universeel karakter heeft dan de bekende allesdrager, ofwel waarvan één uitvoering althans geschikt is voor bevestiging aan een breder scala allesdragers en die relatief eenvoudig kan worden aangedreven. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de aandrijfmiddelen ten minste één tandheugel omvatten, die wordt aangegrepen bij bediening van het bedieningsorgaan. In dit document 10 wordt, tenzij specifiek vermeld, de bewegingsrichting van onderdelen steeds gerelateerd aan de operationele toestand, dat wil zeggen de toestand waarin de bevestigingsinrichting op een allesdrager is bevestigd. Dit resulteert erin dat de klauwen een allesdrager, ongeacht de breedte, van opzij aangrijpen en de allesdrager tussen zich inklemmen. Dit is eenvoudiger dan bij de bekende 15 bevestigingsinrichting, omdat de beweging van het klemmen haaks staat op de beweging van het aanbrengen. De bekende bevestigingsinrichting wordt van boven naar beneden over de allesdrager aangebracht en wordt ook door verticale verplaatsing van de klauwen ten opzichte van de behuizing vastgeklemd. Een zwenkbeweging, die bij de bekende bevestigingsinrichting vereist is om de klauwen 20 om de allesdrager te kunnen bewegen is met de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding niet nodig. Voor het aandrijven van de klauwen zijn verschillende aandrijfinrichtingen bekend, waarvan er hiernavolgend enkele worden besproken. Hoewel één van de hierna besproken aandrijvingen zeer voordelig is en daarom de voorkeur geniet zijn ook ander aandrijfsystemen denkbaar om de klauwen in 25 horizontale richting te doen transleren. Met een tandheugel, bij voorkeur met een tandheugel waarbij de tanden in een rechte lijn ten opzichte van elkaar zijn georiënteerd, kan eenvoudig een translerende beweging worden gegenereerd. Verder kan een tandheugel solide zijn uitgevoerd, zodat de inrichting relatief ongevoelig is voor beschadiging. Het bedieningsorgaan kan rechtstreeks of indirect 30 aangrijpen op de tandheugel.

In internationale octrooiaanvrage WO 2007/085748 A1 wordt een fixatie-inrichting beschreven omvattende een montagelichaam dat is verbonden met een aandrijforgaan dat werkzaam is op bevestigingsmiddelen voor het tussen een zogenoemde open positie en een zogenoemde gesloten positie verplaatsen van 3 genoemde bevestigingsmiddelen. Wanneer een gebruiker het aandrijforgaan met schroefdraad roteert wordt een aandrijfelement ervan, dat tegen rotatie is geblokkeerd, in verticale richting verplaatst, hetgeen resulteert in een verplaatsing van verbindingselementen van de inrichting ten opzichte van het montageorgaan.

5 De verplaatsing is net als bij de inrichting uit EP 1 338 474 A1 een combinatie van een verticale translatie en een zwenking.

In US 5,769,292 wordt een kleminrichting voor het aan een zich tussen dakdragers van een voertuig uitstrekkende draagstang bevestigen van een bevestigingshulpmiddel voor een later te bevestigen voorwerp. De kleminrichting 10 omvat twee rompdelen die in elkaar kunnen worden geschoven en elk een klauw hebben. Het eerste en de tweede rompdeel worden om een drager geklemd door middel van een langwerpig bevestigingsmiddel dat is voorzien van schroefdraad en een bevestigingsmoer, die een significante mate van instelbaarheid verschaft voor het accomoderen van dragers met verschillende breedten dwarsdoorsnede. Een 15 paar langgestrekte sleufvormige openingen is gevormd in het eerste rompdeel en het tweede rompdeel en ook in het tweede rompdeel is een paar openingen gevormd. Moeren met schroefdraad zijn verbonden met openingen die zijn gevormd in het tweede rompdeel, zodat, wanneer de inrichting eenmaal aan de drager is bevestigd, een paar conventionele bevestigingselementen die zijn verbonden met 20 het bevestigingshulpmiddel voor een product snel en eenvoudig aan de kleminrichting kunnen worden bevestigd. De inrichting vormt aldus een middel waarmee een verscheidenheid aan bevestigingshulpmiddelen voor een product snel en eenvoudig kan worden vastgemaakt aan en verwijderd van een draagstang van een bestaande dakdrager zonder het uiteen nemen of enige component van de 25 bestaande dakdrager te vereisen.

Een bedieningsvriendelijke en compacte bevestigingsinrichting wordt verschaft, wanneer het bedieningsorgaan een roteerbare knop omvat met aangrijpmiddelen die bij toepassing aangrijpen op de ten minste ene tandheugel. Aldus is het mogelijk een rotatiebeweging van het bedieningsorgaan om te zetten in 30 een translerende beweging van de ten minste ene tandheugel. De bediening van een roteerbare knop als bedieningsorgaan vereist relatief weinig ruimte omdat de roteerbare knop, weliswaar roteerbaar, steeds op dezelfde plaats is gepositioneerd.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is de roteerbare knop roteerbaar in een in hoofdzaak horizontaal vlak en omvat de roteerbare knop een ^ % 4 spiraalvormige geleider die aangrijpt op de ten minste ene tandheugel. De roteerbare knop kan aldus direct boven de tandheugel zijn gepositioneerd, waarbij een spiraalvormige geleider aan de onderkant van de betreffende knop aangrijpt op de tandheugel en bij rotatie de tandheugel transleert. Aldus kan de roteerbare knop 5 dichtbij de dakdrager in een plat vlak zijn georiënteerd, bijvoorbeeld bij een dakkoffer waarbij de bodem van de betreffende dakkoffer zich bevindt tussen de knop als het bedieningselement en de dakdrager, en waarbij de knop roteert in een vlak dat zich parallel uitstrekt aan de bodem van de dakkoffer, waardoor relatief weinig effectieve ruimte door de bevestigingsinrichting in beslag wordt genomen.

10 Bij een alternatieve uitvoeringsvorm is de roteerbare knop roteerbaar in een in hoofdzaak verticaal vlak en omvat de roteerbare knop aan de buitenomtrek een vertanding die aangrijpt op de ten minste ene tandheugel. Aldus is de roteerbare knop in een verticaal vlak nabij de bevestiging georiënteerd, waarbij bij toepassing, de knop bijvoorbeeld nabij de zijwand van de betreffende dakkoffer 15 kan zijn gepositioneerd.

Wanneer elk van de ten minste twee klauwen is verbonden met een tandheugel, kunnen beide klauwen naar elkaar toe of van elkaar weg worden aangedreven. Hiermee kunnen de klauwen sneller naar elkaar toe worden bewogen dan bij een inrichting waarbij slechts één klauw door een tandheugel wordt 20 aangedreven.

Voor een stevige aangrijping van de klauwen op een allesdrager heeft het de voorkeur dat de onderlinge horizontale afstand tussen de klauwen in neerwaartse richting afneemt. Verder bij voorkeur zijn de klauwen aan de naar elkaar toe gerichte zijden hol gebogen, zodat de klauwen bij aanrijping op een 25 allesdrager niet alleen in horizontale richting, maar ook in verticale richting een klemmende kracht uitoefenen op de betreffende allesdrager.

Om het onbedoeld opheffen van een bevestiging van de bevestigingsinrichting te voorkomen, heeft het de voorkeur dat het bedieningsorgaan een vergrendeling omvat waarmee het bedieningsorgaan in een 30 gewenste positie vergrendelbaar is. Aldus kan worden voorkomen dat de klauwen, bijvoorbeeld tijdens het rijden, door een trillende beweging van elkaar weg worden bewogen en aldus de op de allesdrager uitgeoefende klemkracht vermindert.

Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een combinatie van een aan een allesdrager te bevestigen voorwerp I • 5 voorzien van een bevestigingsinrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding, waarbij de behuizing zich bij toepassing in of boven het voorwerp bevindt en de klauwen van de bevestigingsinrichting zich door het voorwerp tot onder het voorwerp uitstrekken om aan te grijpen op een allesdrager.

5 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat het voorwerp een dakkoffer. Daarbij bevindt de bevestigingsinrichting zich bij toepassing op de bodem van de dakkoffer en klemmen de klauwen van de bevestigingsinrichting de bodem van de dakkoffer aan een allesdrager.

Alternatief kan het aan een allesdrager te bevestigen voorwerp een 10 fietsendrager omvatten, waarbij de bevestigingsinrichting bijvoorbeeld bovenop de fietsendrager aangrijpt en de fietsendrager aldus vast klemt aan een allesdrager.

Uiteraard zijn vele alternatieve voorwerpen met een bevestigingsinrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding aan een allesdrager te bevestigen.

15 Volgens een derde aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een combinatie van een aan dakdragers van een auto bevestigde of althans bevestigbare allesdrager en een bevestigingsinrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding. Een dergelijke combinatie is geschikt voor het aan de allesdrager bevestigen van een willekeurig geschikt voorwerp. Het voordeel 20 van het combineren van een aan een allesdrager te bevestigen voorwerp en één of meer bevestigingsinrichtingen volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding is dat verschillende voorwerpen eenvoudig aan de allesdrager kunnen worden bevestigd.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend nader worden 25 toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en onder verwijzing naarde hiernavolgende figuren, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een deel van een dakkoffer die aan een allesdrager is bevestigd door middel van een bevestigingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding; 30 Figuur 2 een explosie-aanzicht toont van de bevestigingsinrichting uit figuur 1; en

Figuur 3 een dwarsdoorsnede-aanzicht toont van de bevestigingsinrichting uit figuur 1.

Nu kijkend naar figuur 1 wordt een perspectivisch aanzicht getoond t * 6 van een deel van een allesdrager 1 en een deel van een dakkoffer 2 die aan elkaar zijn bevestigd door middel van een bevestigingsinrichting 3 volgens de onderhavige uitvinding. Klauwen 4a, 4b grijpen vanuit bovenste behuizingsdeel 5 door dakkoffer 2 aan op allesdrager 1. Op bovenste behuizingsdeel 5 is een draaiknop 6 5 aangebracht die is voorzien van een kap 8 met een kantelbare lip 7.

Figuur 2 toont een explosie-aanzicht van de bevestigingsinrichting 3 uit figuur 1, met bovenaan een kap 8 die in figuur 2 deels opengewerkt wordt getoond en die is voorzien van kantelbare lip 7. Door het weggenomen deel van de omtreksrand van de kap 8 is een uitstekende pen 21 zichtbaar. De kap 8 is 10 bevestigbaar op draaiknop 6 die aan de binnenzijde is voorzien van nokken 9. Daaronder bevindt zich bovenste behuizingsdeel 5 waarin twee tandheugels 10a, 10b met vertandingen 11a, 11b en klauwen 4a, 4b zijn opgenomen. De klauwen 4a, 4b zijn voorzien van een beschermkap 12a, 12b . Een onderste behuizingsdeel 13 heeft een buitenomtrek die is gevormd voor samenwerking met de binnenwand van 15 bovenste behuizingsdeel 5. Onderste behuizingsdeel 13 heeft sleuf 14 voor het opnemen van tandheugels 11a, 11b en naar boven uitstekende delen 15a, 15b voor opneming in een uitsparing 16 in bovenste behuizingsdeel 5.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede-aanzicht volgens lll-lll de uit figuur 1 met bovenste behuizingsdeel 5, onderste behuizingsdeel 13 met sleuf 14 20 waarin tandheugels 10a, 10b met vertandingen 11a respectievelijk 11b zijn opgenomen. Uit in figuur 3 niet zichtbare draaiknop 6 steekt een spiraalvormige geleider 17 naar beneden.

Nu kijkend naar de gezamenlijke figuren 1, 2 en 3 zal de werking van de bevestigingsinrichting 3 nader worden toegelicht. De allesdrager 1, waarvan 25 in figuur 1 slechts een deel is getoond, is op conventionele wijze bevestigd aan een dakdrager (niet getoond) van een auto. Aan allesdrager 1 is een dakkoffer 2, waarvan slechts een deel in figuur 1 is getoond, stevig en betrouwbaar via allesdrager 1 aan de dakdragers van de auto bevestigd. Bij een dakkoffer zijn er typisch vier bevestigingspunten waar de dakkoffer aan twee verschillende 30 allesdragers 1 is bevestigd. In figuur 1 wordt slechts één zo’n bevestiging 3 getoond, omdat de bevestigingsinrichtingen 3 tenminste in hoofdzaak identiek zijn. Voor de bevestiging wordt een bevestigingsinrichting 3 toegepast, waarvan in figuur 2 een explosie-aanzicht is getoond. Klauwen 4a, 4b zijn opgenomen in de behuizing die wordt gevormd door onderste behuizingsdeel 13 en bovenste behuizingsdeel 5.

V » 7

Daarbij valt de onderrand van onderste behuizingsdeel 13 in hoofdzaak samen met de verhoogde onderrand van bovenste behuizingsdeel 5. Verder worden uitstekende delen 15a, 15b van onderste behuizingsdeel 13 aan hun gebogen omtrekszijde vormgesloten opgenomen binnen uitsparing 16 van bovenste behuizingsdeel 5.

5 Sleuf 14 in onderste behuizingsdeel 13 is aan de onderzijde in het midden onderbroken, zodat tandheugels 10a, 10b op het aldus gevormde middenstuk afsteunen, waarbij klauwen 4a, 4b aan de onderzijde uit onderste behuizingsdeel 13 steken. Op bovenste behuizingsdeel 5 is een draaiknop 6 aangebracht die, zoals is te zien in figuur 3, aan de onderzijde een spiraalvormige tot onder draaiknop 6 10 uitstekende spiraalvormige geleidingsrand 17 omvat. De spiraalvormige geleider 17 is, zoals is te zien in figuur 3, opgenomen tussen vertandingen 11a, 11b van tandheugel 10a respectievelijk 10b. Wanneer draaiknop 6 tegen de richting van de wijzers van de klok wordt verdraaid, drijft de spiraalvormige geleider 17 de tandheugels 10a, 10b naar binnen. Omgekeerd zal rotatie in de richting van de 15 wijzers van de klok van draaiknop 6 tot gevolg hebben dat de tandheugels 10a, 10b naar buiten worden gedreven. Verder is knop 6 voorzien van nokken 9 die in een inwendige ruimte van de draaiknop 6 omhoog steken. Draaiknop 6 is bij toepassing afgesloten door middel van kap 8 met kantelbare lip 7. Wanneer lip 7 vanuit de getoonde positie door het indrukken ervan wordt gekanteld, bevindt die zich tussen 20 twee naburige nokken 9, waardoor wordt verhinderd dat nokken 9 kunnen bewegen, en aldus dat draaiknop 6 verder kan worden verdraaid. Immers, lip 21 van kap 8 is bij toepassing opgenomen tussen de uitstekende delen 15a, 15b van het onderste behuizingsdeel 13, zodat kap 8 tegen verdraaiing is gefixeerd.

Wanneer een allesdrager 1 aan dakdragers van een auto is 25 bevestigd (dit is niet noodzakelijk, maar wel de gebruikelijke wijze van werken), kan een dakkoffer 2 op de allesdrager 1 worden geplaatst, waarbij een sleuf 22 binnen de dakkoffer de allesdrager 1 kruist. Vervolgens kan bevestigingsinrichting 3 met de tandheugels 10a, 10b uit elkaar (dat wil zeggen klauwen 4a, 4b bevinden zich nabij de uiteinden van de behuizing 5, 13) door de sleuf in het dakkoffer 2 over de 30 allesdrager 1 worden geplaatst. Het onderste behuizingsdeel 5 van de bevestigingsinrichting 3 steunt daarbij af op de bodem, en in dit geval eveneens op opstaande randen 20a, 20b van de dakkoffer 2. Door nu draaiknop 6 in de richting tegen de wijzers van de klok in te draaien, bewegen de tandheugels 10a, 10b door de aangrijping van spiraalvormige geleider 17 tussen de tanden 11a, 11b van de I • 8 tandheugels 10a respectievelijk 10b naar binnen, waardoor de klauwen 4a, 4b in sleuf 22 in de richting van allesdrager 1 schuiven. Op enig moment komen de klauwen 4a, 4b, of althans de beschermkappen 12a, 12b daarvan in contact met allesdrager 1. Door de holle vorm van klauwen 4a, 4b en hun beschermkappen 12a, 5 12b wordt de allesdrager 1 bij verdere verdraaiing tegen de richting van de wijzers van de klok in stevig tussen de klauwen 4a, 4b geklemd. Daarbij wordt ook de behuizing 5, 13 ten opzichte van de klauwen 4a, 4b naar beneden getrokken, waardoor dakkoffer 2 tussen behuizing 5, 13 en allesdrager 1 wordt geklemd. Aldus wordt een stevige en betrouwbare bevestiging van dakkoffer 2 aan allesdrager 1 10 verschaft. Wanneer de klauwen 4a, 4b zich in de juiste klemmende positie bevinden, wordt kantelbare lip 7 ingedrukt, waardoor draaiknop 6 tegen verdraaiing wordt geborgd, zodat de bevestigingsinrichting 3 niet ongewild los kan raken. Wanneer de dakkoffer 2 dient te worden verwijderd, kan draaiknop 6, na het in de uitgangspositie terugkantelen van kantelbare lip 7, in de richting van de wijzers van de klok worden 15 gedraaid, waardoor de klauwen 4a, 4b in sleuf 22 uit elkaar worden gedreven totdat er voldoende ruimte is tussen de uiteinden van de klauwen 4a, 4b om de bevestigingsinrichting 3 over de dakdrager 1 omhoog te bewegen om de bevestigingsinrichting 3 te verwijderen.

In de bijgevoegde figuren en de hierboven staande beschrijving is 20 de onderhavige uitvinding nader getoond en beschreven aan de hand van slechts één uitvoeringsvoorbeeld van een bevestigingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding. Het moge duidelijk zijn dat vele, al dan niet voor de vakman voor de hand liggende, varianten denkbaar en mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die wordt gedefinieerd door de hiernavolgende 25 conclusies. De beschrijving, noch de figuren, hebben hierop een beperkende invloed. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk een hoger huis toe te passen waarin een draaiknop met uitwendige vertandingen in een verticaal vlak roteerbaar is opgenomen voor aangrijping van de uitwendige vertandingen op een tandheugel van de klauwen. De vorm van de behuizing kan, bijvoorbeeld afhankelijk van het te 30 bevestigen voorwerp of van de betreffende allesdrager, afwijken en de manier van bedienen van de draaiknop kan op alternatieve wijze worden uitgevoerd. Het voordeel van de onderhavige uitvinding is dat de bevestigingsinrichting compact kan worden uitgevoerd, gemakkelijk bedienbaar is en zonder al te veel ruimte binnen een dakkoffer kan worden toegepast voor het manipuleren van de 9 I • bevestigingsinrichting en in hoofdzaak onafhankelijk is van de (doorsnede)vorm van een allesdrager in combinatie waarmee de bevestigingsinrichting zal worden toegepast. Verder is het mogelijk andere voorwerpen dan een dakkoffer aan een allesdrager te bevestigen, zoals bijvoorbeeld een fietsendrager of dergelijke. Andere 5 voorbeelden van aan een allesdrager te bevestigen voorwerpen zijn genoegzaam uit de praktijk bekend.

10 1037386

Claims (11)

1. Bevestigingsinrichting waarmee bij toepassing een voorwerp aan een aan dakdragers van een auto bevestigde of althans bevestigbare allesdrager is 5 of althans wordt bevestigd, omvattende een behuizing, ten minste twee zich tot buiten de behuizing uitstrekkende beweegbare klauwen die bij toepassing om een allesdrager grijpen en aandrijfmiddelen met een bedieningsorgaan voor het door het transleren van de klauwen naar elkaar toe bewegen van de ten minste twee klauwen, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen ten minste één tandheugel 10 omvatten die wordt aangegrepen bij bediening van het bedieningsorgaan.

2. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan een roteerbare knop omvat met aangrijpmiddelen die bij toepassing aangrijpen op de ten minste ene tandheugel.

3. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de 15 roteerbare knop roteerbaar is in een in hoofdzaak horizontaal vlak en een spiraalvormige geleider omvat die aangrijpt op de ten minste ene tandheugel.

4. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de roteerbare knop roteerbaar is in een in hoofdzaak verticaal vlak en aan de buitenomtrek een vertanding omvat die aangrijpt op de ten minste ene tandheugel.

5. Bevestigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk van de ten minste twee klauwen is verbonden met een tandheugel.

6. Bevestigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de onderlinge horizontale afstand tussen de 25 klauwen in neerwaartse richting afneemt.

7. Bevestigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bedieningsorgaan een vergrendeling omvat, waarmee het bedieningsorgaan in een gewenste positie vergrendelbaar is.

8. Bevestigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsinrichting een semi-permanente bevestigingsinrichting is, die tijdens het aan een dakdrager bevestigen van een voorwerp een translerende beweging maakt, waardoor de klauwen zowel het te bevestigen voorwerp als een dakdrager althans ten minste ten dele omgrijpen.

9. Combinatie van een voorwerp dat is bevestigd of althans kan 1037386 « > worden bevestigd aan een aan dakdragers van een auto bevestigde of althans bevestigbare allesdrager voorzien van een bevestigingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de behuizing zich bij toepassing in of boven het voorwerp bevindt en de klauwen van de bevestigingsinrichting zich door het 5 voorwerp tot onder het voorwerp uitstrekken om aan te grijpen op een allesdrager.

10. Combinatie volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het voorwerp een dakkoffer omvat.

11. Combinatie van een aan dakdragers van een auto bevestigde of althans bevestigbare allesdrager en een bevestigingsinrichting volgens één of meer 10 van de conclusies 1 tot en met 7. 1037386