NL1037036C2 - Werkwijze en inrichting voor het in meerdere verpakkingseenheden verpakken van toegevoerde producten, zodanig dat elke verpakkingseenheid voldoet aan één of meer vooraf bepaald criterium, zoals het doelgewicht van de verpakkingseenheid. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het in meerdere verpakkingseenheden verpakken van toegevoerde producten, zodanig dat elke verpakkingseenheid voldoet aan één of meer vooraf bepaald criterium, zoals het doelgewicht van de verpakkings-5 eenheid.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op werkwijze voor het met behulp van verpakkingsmiddelen in meerdere verpakkingseenheden verpakken van 10 toegevoerde producten, zodanig dat elke verpakkingseenheid voldoet aan één of meer vooraf bepaald criterium, zoals het doelgewicht van de verpakkingseenheid.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het in meerdere verpakkingseenheden verpakken van toegevoerde producten, zodanig dat elke verpakkingseenheid voldoet aan één of meer vooraf bepaald criterium, zoals 15 het doelgewicht van de verpakkingseenheid.

Het in verpakkingseenheden (ook wel batches genoemd) verpakken van producten, zoals voedingsproducten (fruit, vleesproducten-etc.) kan op een aantal wijzen plaatsvinden. De producten kunnen per verpakkingseenheid (batch) worden verpakt, waarbij elke verpakkingseenheid een vooraf bepaald aantal 20 producten bevat. Volgens een andere verpakkingsmethodiek wordt elke verpakkingseenheid afgevuld of verpakt tot een vooraf bepaald totaal- of doelgewicht, ongeacht het aantal producten dat dan in de betreffende verpakkingseenheid wordt verpakt.

Bij de laatste verpakkingsmethodiek is het wenselijk dat het gewicht 25 van elke verpakkingseenheid zo dicht mogelijk het beoogde doelgewicht benadert, zulks om het zogenoemde ‘weggeefgewicht’, dat wil zeggen het gewicht boven het doelgewicht zo laag mogelijk te houden. Daar de producten veelal qua gewicht van elkaar verschillen, is veelal een optimalisatie van het verpakken noodzakelijk om een zo optimale verpakking voor elke verpakkingseenheid te realiseren, waarbij het 30 doelgewicht van de totale verpakkingseenheid zo goed mogelijk, doch wordt bereikt met een minimaal ‘weggeefgewicht’.

De uitvinding beoogt een werkwijze en inrichting te verschaffen waarbij een vergaande optimalisatie van het verpakkingseenheid-gewijs verpakken van soortgelijke producten in een verpakkingseenheid kan worden gerealiseerd en 1037036 2 waarbij het 'weggeefgewicht’ minimaal is.

Overeenkomstig de uitvinding wordt een werkwijze voorgesteld, welke de stappen omvat van: a) het met behulp van transportmiddelen doorlopend toevoeren van 5 afzonderlijke producten aan weegmiddelen; b) het bepalen van het gewicht van elk afzonderlijk product; c) het door ten minste ene verpakkingsmodule tot een bepaalde vulgraad verpakken van een verpakkingseenheid met een geselecteerd aantal afzonderlijk gewogen producten; 10 d) het vervolgens tot minimaal het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid met een resterend aantal afzonderlijk gewogen producten.

Door elke verpakkingseenheid in een tweetal fasen te verpakken kan een meer efficiënte optimalisatie worden gerealiseerd. In de eerste fase wordt de verpakkingseenheid tot een bepaald vulgraad gevuld met een willekeurig aantal 15 soortgelijke producten, waarna in de tweede fase het zogenoemde ‘afvullen’ tot het doelgewicht met resterende aantal producten die hiervoor specifiek aan deze verpakkingseenheid zijn toegewezen.

Hierdoor wordt een hoge verpakkingssnelheid, welke benodigd is voor het verwerken van grote aantallen soortgelijke producten, gerealiseerd, naast 20 een vergaande optimalisatie en reductie van het ‘weggeefgewicht’.

Meer specifiek wordt de werkwijze gekenmerkt doordat stap b) de vervolgstap omvat van b1) het selectief toewijzen van het afzonderlijk gewogen product aan één van de verpakkingseenheden.

25 Ten behoeve van de verdere optimalisatie van het verpakken van de verpakkingseenheden met een minimum weefgeefgewicht wordt hierbij stap b) de vervolgstap omvat van b2) het met behulp van de transportmiddelen toevoeren van de afzonderlijk gewogen producten aan een buffersectie van de transportmiddelen.

30 Dit maakt het mogelijk om met een dergelijk buffer van te verpakken soortgelijke producten een betere toewijzing van afzonderlijke producten (met verschillend gewicht) toe te wijzen aan de verschillende verpakkingseenheden om zo tot een optimale benadering van het doelgewicht (met een minimum weefgeefgewicht) te komen.

3

Meer specifiek omvat stap c) van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding de deelstap van c1) het vaststellen van de vulgraad van de verpakkingseenheden op basis de verhouding tussen het doelgewicht van de verpakkingseenheid en het 5 totale gewicht van de afzonderlijk, reeds in de verpakkingseenheid geplaatste producten. Hierdoor is het mogelijk om de optimalisatie van het verpakken te verbeteren. Indien de vulgraad te hoog wordt gekozen en derhalve het restgewicht te klein, kunnen minder geschikte producten specifiek aan de betreffende verpakkingseenheid worden toegewezen voor afvullen of tot het doelgewicht 10 verpakken van de verpakkingseenheid.

In andere woorden, bij een te klein restgewicht (te hoge vulgraad) is de kans dat in de buffersectie een ideaal aantal resterende producten aanwezig is, waarmee de verpakkingseenheid met een minimum aan ‘weefgeefgewicht’ tot aan het doelgewicht kan worden ‘afgevuld’ beperkter, dan wanneer de vulgraad lager is. 15 Bij een te lage vulgraad daarentegen vindt er teveel optimalisatie plaats, die enerzijds de verpakkingsmethodiek vertraagd, maar bovenal de buffercapaciteit voor de overige verpakkingseenheden nadelig beïnvloedt.

Meer specifiek is de vulgraad gelegen tussen 50% en 97% van het doelgewicht van de verpakkingseenheid.

20 Ten behoeve van de optimalisatie van het ‘afvullen’ van elke verpakkingseenheid tot aan het doelgewicht wordt stap c1) van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding opgevolgd door de stappen: e1) het voor de betreffende verpakkingseenheid vaststellen van het benodigde restgewicht voor het tot minimaal het doelgewicht verpakken van de 25 tenminste ene verpakkingseenheid op basis van het doelgewicht minus het daadwerkelijke vulgewicht; e2) het toewijzen van één of meerdere in de buffersectie aanwezige en aan de verpakkingsmodule toegekende producten aan de tenminste ene tot aan het doelgewicht te verpakken verpakkingseenheid, zodanig dat het totale gewicht van 30 de toegewezen producten minimaal gelijk is aan het in stap e1) vastgestelde restgewicht van de verpakkingseenheid; e3) het toewijzen van overige in de buffersectie aanwezige en aan de verpakkingsmodule toegekende producten aan tenminste één volgende door de verpakkingsmodule tot aan tenminste de vulgraad te verpakken verpakkings- 4 eenheid.

Deze optimalisatie ziet tot op het vaststellen van het benodigde restgewicht tot aan het doelgewicht en het vervolgens selecteren van een groep producten in de buffersectie van de transportmiddelen, welke producten weliswaar 5 reeds aan de betreffende verpakkingsmodule zijn toegewezen, maar voort specifiek aan de tot aan het doelgewicht af te vullen verpakkingseenheid worden toegekend. Deze selectie van toegekende producten bezitten een gezamenlijk gewicht, dat minimaal gelijk is aan het benodigde restgewicht.

Door deze gewichtsselectie van één of meerdere producten kan de 10 verpakkingseenheid met een minimaal weeggeefgewicht worden verpakt c.q. worden afgevuld.

Overeenkomstig een andere verpakkingsmethodiek overeenkomstig de uitvinding voor het tot minimaal het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid kunnen, indien het totale gewicht van de in stap e2) 15 toegewezen producten plus het tot de vulgraad aanwezige vulgewicht groter is het doelgewicht plus een maximaal overgewicht of indien het benodigde restgewicht voor de tenminste ene tot aan het doelgewicht te verpakken verpakkingseenheid niet in de buffersectie aanwezig is, de stappen el) en e3) vervangen worden door de stappen van 20 e4) het vaststellen van het aantal producten in de tot minimaal de vulgraad verpakte verpakkingseenheid; .

e5) het vaststellen van het daadwerkelijke vulgewicht van de verpakkingseenheid; eö) het vaststellen van een gemiddelde productgewicht in de tot 25 minimaal de vulgraad verpakte verpakkingseenheid; e7) het voor de betreffende verpakkingseenheid vaststellen van het benodigde restgewicht voor het tot minimaal het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid; e8) het op het basis het in stap e6) vastgestelde gemiddelde 30 productgewicht en het in stap el) vastgestelde restgewicht vaststellen van een gewichtsbandbreedte voor het resterende aantal afzonderlijk gewogen producten; e9) het toewijzen van één of meerdere in de buffersectie aanwezige, binnen de gewichtsbandbreedte vallende en aan de verpakkingsmodule toegekende producten aan de tenminste ene tot aan het doelgewicht te verpakken 5 verpakkingseenheid.

e10) het toewijzen van overige in de buffersectie aanwezige, buiten de gewichtsbandbreedte vallende en aan de verpakkingsmodule toegekende producten aan tenminste één volgende door de verpakkingsmodule tot aan tenminste de 5 vulgraad te verpakken verpakkingseenheid.

Deze verpakkingsmethodiek wordt gebruikt indien het niet mogelijk is om een nauwkeurige selectie te maken van in de buffersectie aanwezige producten die gezamenlijk het restgewicht vormen om zo met een minimaal weggeefgewicht de verpakkingseenheid af te vullen tot het doelgewicht, Volgens 10 deze methodiek wordt een gewichtsbandbreedte ingesteld en wordt elk product in de buffersectie geselecteerd, dat enerzijds reeds aan de betreffende verpakkingsmodule is toegekend en voorts qua gewicht binnen de bandbreedte ligt.

Hiermee wordt wel een weggeefgewicht geaccepteerd, daar nu met een bandbreedte wordt gewerkt bij de optimalisatie van het afvullen van de 15 verpakkingseenheid en niet met het gewicht van een selectie van afzonderlijke producten.

Bij een verdere optimalisatie kunnen de stappen e4) tot en met e10) na elk in de tot aan minimaal het doelgewicht te verpakken verpakkingseenheid geplaatst product worden herhaald, om zo een doorlopende aanpassing (in feite 20 nauwer worden) van de bandbreedte te bereiken, hetgeen dan leidt tot een verminderd weggeefgewicht.

Tevens wordt hierdoor enerzijds een reeds tot de vulgraad verpakte verpakkingseenheid verder verpakt tot aan het optimale doelgewicht, terwijl een andere verpakkingseenheid tot aan de vulgraad wordt gevuld met producten die niet 25 geschikt zijn om de andere verpakkingseenheid optimaal tot aan het doelgewicht te verpakken.

De inrichting overeenkomstig de uitvinding wordt op een overeenkomstige wijze gekenmerkt, doordat deze omvat transportmiddelen voor het door de inrichting toevoeren van 30 producten; weegmiddelen voor het afzonderlijk wegen van de toegevoerde producten; buffermiddelen voor het bufferen van de afzonderlijk gewogen producten; alsmede 6 uit ten minste één verpakkingsmodule opgebouwde verpakkingsmiddelen voor het verpakken van de toegewezen producten in de betreffende verpakkingseenheid, en waarbij de toewijsmiddelen zijn ingericht in het tot een bepaalde vulgraad verpakken van een verpakkingseenheid met een willekeurig 5 aantal afzonderlijk gewogen producten en het vervolgens tot minimaal het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid met een resterend aantal afzonderlijk gewogen producten.

Meer specifiek wordt de inrichting gekenmerkt, doordat de toewijsmiddelen zijn ingericht voor het identificeren van elk afzonderlijk gewogen 10 product en het selectief toewijzen van het afzonderlijk gewogen product aan één van de verpakkingseenheden.

Ten behoeve van een verbeterde optimalisatie van het verpakken en het minimaliseren van het weefgeefgewicht zijn de toewijsmiddelen ingericht in het vaststellen van de vulgraad van de verpakkingseenheden op basis de 15 verhouding tussen het totale gewicht van de verpakkingseenheid en het gemiddelde gewicht van de afzonderlijk gewogen producten, waarbij de vulgraad gelegen is tussen 50% en 97% van het doelgewicht van de verpakkingseenheid.

Bij een functionele uitvoeringsvorm zijn de verpakkingsmiddelen opgebouwd uit twee of meer langs de transportmiddelen opgestelde 20 verpakkingsmodules, waarbij elke verpakkingsmodule een manipuleerbare grijparm omvat voor het op basis van door de toewijsmiddelen afgegeven signalen vastgrijpen en het in de betreffende verpakkingseenheid verpakken van een afzonderlijk gewogen product.

Meer specifiek is elke verpakkingsmodule voorzien van twee aan 25 weerszijden van de transportmiddelen opstelbare en in een richting dwars op de transportrichting van de transportmiddelen verplaatsbare verpakkingseenheden.

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in:

Figuur 1 een schematische uitvoeringsvorm van een inrichting 30 overeenkomstig de uitvinding;

Figuren 2a en 2b aanzichten van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 3 een stroomschema van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding.

7

Voor een beter begrip van de uitvinding worden in de navolgende figuurbeschrijving de in de verschillende figuren getoonde overeenkomende onderdelen met identieke referentiecijfers aangeduid.

Figuur 1 toont schematisch een inrichting overeenkomstig de 5 uitvinding terwijl in de figuren 2a en 2b gedetailleerde aanzichten van deze inrichting worden getoond.

De uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding wordt aangeduid met het referentiecijfer 1 en is opgebouwd uit een transportsysteem 10 dat veelal is samengesteld uit één of meer transportsecties die elk 10 bijvoorbeeld kunnen zijn opgebouwd uit een eindloze drager welke om één of meer aandrijfbare rollen is aangebracht. Het transportsysteem 10 fungeert als transportmiddel voor een groot aantal producten 11 welke aan een invoerzijde 10' van het transportsysteem 10 de inrichting 1 worden ingevoerd.

Nabij de invoerzijde 10' zijn beweegmiddelen 12 opgesteld die elk 15 afzonderlijk toegevoegd product 11 wegen. Het aldus gewogen gewicht van elk afzonderlijk product 11 wordt vervolgens opgeslagen in een geschikt geheugen of register 101 (zie figuur 3a) van het regelsysteem dat de verpakkingsmethodiek overeenkomstig de uitvinding uitvoert.

In dit geheugen of register 101 wordt elk gewogen product 11 20 tevens toegewezen aan een verpakkingsmodule 20a-20b-20c-etc. van de verpakkingsmiddelen 20. Dit wordt in figuur 1 aangegeven met de suffix 1, 2, 3, 4 van elk product 11 waarbij de betreffende suffix verwijst naar één van de verpakkingsmodules 20a-20b-20c-etc. De gewogen producten komen terecht in een buffersectie 10a van het transportmiddel 10 en worden vervolgens doorgevoerd naar 25 de transportmiddelen 20, in het bijzonder naar elke verpakkingsmodule 20a-20b-20c.

De verpakkingsmethodiek is dusdanig opgebouwd dat elk aan een bepaalde verpakkingsmodule toegewezen product 11 door de betreffende verpakkingsmodule 20a-20b-20c-20d wordt bewerkt. Daar de verpakkingsmodule 30 20a de eerste verpakkingsmodule is gezien in de transportrichting van de te verpakken producten 11 zal deze verpakkingsmodule 20a enkel de gewogen producten 11 bewerken die in het geheugen of register 101 zijn toegewezen (en in figuur 1 zijn voorzien van de suffix 1).

De gewogen producten 11 met de suffix 2-3-4 worden door de 8 eerste verpakkingsmodule 20a doorgelaten in de richting van de verdere verpakkingsmodules 20b-20c-etc. waarbij de verpakkingsmodule 20b enkel de gewogen producten 11 verwerkt voorzien van de suffix 2. Evenzo zullen de gewogen producten 113 worden verwerkt door de derde verpakkingsmodule 20c (niet 5 weergegeven in figuur 1), etc.

De verpakkingsmethodiek overeenkomstig de uitvinding is dusdanig ingesteld dat aan de uitvoerzijde 10" van het transportsysteem 10 geen producten 11 aankomen, met andere woorden alle gewogen en aangevoerde producten 11 zullen door de verschillende verpakkingsmodules worden verwerkt en worden 10 verpakt in één of meer verpakkingseenheden of verpakkingen 30a-30a’; 30b-30b'; 30c-30c’; etc.

Zoals duidelijk getoond in figuur 2a en 2b wordt een uitvoeringsvorm van een verpakkingssysteem geopenbaard waarbij de verpakkings-middelen 20 zijn opgebouwd uit een vijftal verpakkingsmodules 20a-20e. Elke 15 verpakkingsmodule 20a-20e bezit een tweetal verpakkingsposities 30a-30a’; 30b-30b’; 30c-30c’; 30d-30d'; 30e-30e’, waarin een tweetal verpakkingseenheden of verpakkingen opstelbaar zijn en die verplaatsbaar zijn in een richting dwars op de transportrichting van de transport-middelen 10. Hierbij wordt opgemerkt dat de transportrichting van de invoerzijde 10’ naar de uitvoerzijde 10" is georiënteerd.

20 Elke verpakkingsmodule kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een verpakkingsrobot met een werkbereik dat aangegeven wordt door in figuur 1 met het referentiecijfer A, B, etc. voor het opnemen van de aan de betreffende verpakkingsmodule toegewezen producten 11 en het vervolgens in afhankelijkheid van de te volgen verpakkingsmethodiek plaatsen van dit product 11 in één van de 25 verpakkingsverpakkingseenheden of verpakkingsposities 30a-30a’; 30b-30b’; 30c-30c’; etc.

Hiertoe is vlak voor de serie verpakkingsmodules 20a-20b-20c- etc. etc. een afbeeldingsinrichting 13 voor het vaststellen van de exacte oriëntatie van elk product op het transportmiddel 10 ten behoeve van een correct aangrijpen van 30 het product door de robotarm van de betreffende verpakkingsmodule 20a-20b-20c-etc.

Onder verwijzing naar het stroomschema in figuur 3 zal hieronder de verpakkings-methodiek overeenkomstig de uitvinding worden toegelicht.

Zoals hiervoor reeds aangegeven wordt elk over de transport- g middelen 10 aangevoerde afzonderlijke producten gewogen door de weegmiddelen 12 waarna het betreffende gewicht van het product wordt opgeslagen in een geheugen of register 101 dat in feite een lijst met de gewogen te verpakken producten 11 bevat. In het register 101 is ook elk gewogen product toegewezen aan 5 één van de verpakkingsmodules 20a-20b-20c-etc.

Op het moment dat één van de verpakkingsmodules een lege verpakkingseenheid 30a-30a’; 30b-30b’; 30c-30c’; etc. krijgt toegewezen, zal de regelmethodiek in stap 102 vaststellen of de betreffende verpakkingsmodule 20a-20b-20c-etc. reeds is voorzien van een zogenoemde picklijst, dat wil zeggen een uit 10 het register 101 verkregen lijst met producten 11 die in één van de bijbehorende verpakkingsverpakkingseenheden 30a-30a’; 30b-30b’; 30c-30c’; etc. dienen te worden verpakt.

De betreffende picklijst wordt vanuit het register 101 geladen in de besturingselektronica van de betreffende verpakkingsmodule 20a-20b-20c-etc. 15 zoals aangeduid met de stap 103-103a in figuur 3a. Allereerst zal de verpakkingsmethodiek overeenkomstig de uitvinding vaststellen of de betreffende verpakkingseenheid reeds tot een bepaalde vulgraad is gevuld om zo vast te kunnen stellen welke verpakkingsprotocol dient te worden gevolgd.

De werkwijze overeenkomstig de uitvinding is erop gericht dat elke 20 verpakkingspositie of verpakkingseenheid 30a-30a’; 3Qb-30b’; 30c-30c’; etc. eerst tot een bepaalde vulgraad wordt gevuld met afzonderlijke producten en dat vervolgens een optimalisatie van het verpakken van de betreffende verpakkingseenheid wordt uitgevoerd om zo de verpakkingseenheid tot minimaal het doelgewicht en met een minimaal weggeefgewicht te verpakken.

25 Indien bij stap 104a is vastgesteld dat de te verpakken verpakkingseenheid nog leeg is, zal conform stap 105 de verpakkingsmethodiek de verpakkingsmodule 20a-20b-20c dusdanig aansturen dat de betreffende lege verpakkingseenheid tot minimaal het doelgewicht wordt verpakt met door de weegmiddelen 12 aan de betreffende verpakkingsmodule toegewezen producten 11. 30 Deze verpakkingsmethodiek is vrij rechttoe rechtaan waarbij de als een robot uitgevoerde verpakkingsmodule 20a-20b-20c-etc. elk aan deze verpakkingsmodule toegewezen product 11 (voorzien van een suffix 1, 2, 3 of 4) oppakt en in de betreffende verpakkingseenheid plaatst. Daarbij wordt de verpakkingseenheid (bijvoorbeeld verpakkingseenheid 30a aan één zijde van het 10 transportmiddel 10 in de verpakkingsmodule 20a) doorlopend gewogen (door lokale weegmiddelen 21 a-21 b-21c-21d-21e, die in elke verpakkingsmodule 20a-20b-20c-20d-20e zijn opgesteld).

Zodoende wordt de gewichtstoename van de met producten 11 5 gevulde verpakkingseenheid 30a (30b, etc. etc.) doorlopend bijgehouden c.q. bewaakt, totdat de betreffende verpakkingseenheid tot een vooraf vastgestelde vulgraad is gevuld met producten 11.

De vulgraad van de verpakkingseenheden 30a-30a’; 30b-30b'; 30c-30c’; etc. wordt door de verpakkingsmethodiek overeenkomstig de uitvinding 10 vastgesteld op basis van de verhouding tussen het totale gewenste gewicht van de verpakkingseenheid (welke vooraf wordt bepaald) en het gemiddelde gewicht van de afzonderlijk gewogen producten 11, zoals vastgesteld op de weegmiddelen 12. Gebleken is dat voor een vergaande optimalisatie c.q. vullen van de verpakkingseenheden tot minimaal het doelgewicht met een minimaal weggeefgewicht de 15 vulgraad van elke verpakkingseenheid bij voorkeur gelegen is tussen 50% en 97% van het doelgewicht van elke te verpakken verpakkingseenheid.

Op het moment dat de afzonderlijke weegmiddelen 21a-21b-21c-etc. van elke verpakkingsmodule 20a-20b-20c-etc. hebben vastgesteld dat de te vullen verpakkingseenheid 30a-30b-30c-etc. tot de betreffende vulgraad is gevuld 20 met afzonderlijke producten 11 (in stap 104) zal de weegmethodiek overgaan op een eerste optimalisatiemethodiek welke is aangeduid met de stap 106.

Bij deze optimalisatiestap 106 zal de betreffende verpakkingsmodule 20a-20b-20c-etc. in stap 107-107a worden voorzien van aanvullende producten 11 die weliswaar aan de betreffende verpakkingsmodule zijn toegewezen, 25 doch niet specifiek voor de betreffende verpakkingseenheid 30a zoals dat wel het geval is in de stappen 103-103a.

In de stap 106-107 worden specifieke producten 11 aan de betreffende verpakkingsmodule 20a en meer in het bijzonder aan de betreffende verpakkingseenheid 30a toegewezen, zodanig dat de betreffende verpakkings-30 eenheid met een minimaal weggeefgewicht wordt afgevuld tot minimaal het doelgewicht.

Eventuele in de buffersectie 10a aanwezige en aan de verpakkingsmodule 20a toegekende overige producten 11, worden daarbij aan tenminste één volgende door de verpakkingsmodule tot aan tenminste de vulgraad 11 te verpakken verpakkingseenheid toegekend. Deze volgende verpakkingseenheid wordt aangeduid met de referentie-aanduiding 30a’-30b’-30c'-etc.

Deze optimalisatie in stappen 106-107-108 ziet tot op het vaststellen van het benodigde restgewicht tot aan het doelgewicht van de 5 verpakkingseenheid 30a en het vervolgens selecteren van een groep producten 11, in de buffersectie 10a van de transportmiddelen 10, welke producten 11, weliswaar reeds aan de betreffende verpakkingsmodule 20a zijn toegewezen, maar voort specifiek aan de tot aan het doelgewicht af te vullen verpakkingseenheid 30a worden toegekend. Deze toegekende producten zijn dusdanig door de 10 regelelectronica en volgens het optimalisatie-algoritme van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding geselecteerd, dat zij een gezamenlijk gewicht bezitten, dat minimaal gelijk is aan het benodigde restgewicht.

Door deze gewichtsselectie van één of meerdere producten kan de verpakkingseenheid met een minimaal weeggeefgewicht worden verpakt c.q. 15 worden afgevuld.

Hiertoe wordt in de stap 108 het restgewicht bepaald van de betreffende verpakkingseenheid 30a zijnde het verschil tussen het doelgewicht (dat vooraf is vastgesteld) en het gewicht van de verpakkingseenheid op het moment dat bij stap 104-104b is vastgesteld dat de betreffende verpakkingseenheid tot aan de 20 vulgraad is verpakt c.q. gevuld.

Vervolgens zal de regelelectronica van het verpakkingsinrichting in de buffersectie 10a een selectie maken van één of meerdere in de buffersectie 10a aanwezige producten 11„ welke tijdens het wegen door de weegmiddelen 12 aan de verpakkingsmodule 20a zijn toegekend, welke selectie van toegekende producten 25 11, een totaalgewicht bezitten, dat minimaal gelijk is aan het restgewicht van de tot minimaal het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid 30a.

Het zal duidelijk zijn dat deze selectie-methodiek enkel mogelijk is bij een voldoende aantal in de buffersectie 10a aanwezige producten 11, welke aan de betreffende verpakkingsmodule 20a-20b-etc. zijn toegewezen. Bij een te klein 30 aantal producten 11, in de buffersectie 10a zal immers het meest optimale geselecteerde restgewicht niet gevonden worden.

Evenzo mogen in de buffersectie 10a niet teveel aan de verpakkingsmodule 20a toegekende producten 11, aanwezig zijn, daar anders bij de selectie van een aantal producten 11, die tezamen een gewicht bezitten dat het 12 dichtst is gelegen bij het restgewicht voor de betreffende verpakkingseenheid mogelijke producten 11, in de buffersectie 10a 'achter blijven’ c.q. niet worden geselecteerd, die vervolgens niet door de verpakkingsmodule 20a worden verwerkt en als afval via de uitgangszijde 10" de inrichting 20 verlaten.

5 Daar de inrichting en de werkwijze overeenkomstig de uitvinding erop zijn ingesteld dat alle producten 11 worden verwerkt en verpakt in een verpakkingseenheid is de grootte van de buffersectie 10a voor elke verpakkingsmodule c.q. verpakkingseenheid gelimiteerd tot het doelgewicht. Met andere woorden in de buffersectie 10a zijn voor elke verpakkingsmodule en meer in 10 het bijzonder voor elke verpakkingseenheid een aantal producten aanwezig gelijk aan het doelgewicht gedeeld door het gemiddelde productgewicht.

Hoewel bij deze optimalisatiestap volgens 106-107-108-109 specifiek het groep producten wordt geselecteerd die qua totaalgewicht overeenkomen met het minimale restgewicht, ziet deze optimalisatie-methodiek er 15 ook op toe dat de groep geselecteerde producten 11, geen te groot restgewicht bezitten. Hiertoe wordt met stap 119-119a een maximalisatie ingesteld, die in feite het maximaal weggeefgewicht boven het vooraf ingestelde doelgewicht (van bijvoorbeeld een verpakking van 10 kg) instelt.

Elk langskomend product 11 dat aan de betreffende 20 verpakkingsmodule is toegewezen en dat niet voldoet aan het in de stap 106-108-109 vastgestelde selectie wordt niet in de desbetreffende verpakkingseenheid 30a geplaatst maar in een nieuwe verpakkingseenheid 30a’ dat zich aan de andere zijde van de transportband 10 is opgesteld.

Indien bij de optimalisatie volgens stappen 106-107-108-109 geen 25 selectie gemaakt kan worden van een aantal producten 11, waarvan het geselecteerd gewicht minimaal gelijk is aan het restgewicht, bijvoorbeeld omdat het geselecteerd gewicht van de geselecteerde producten plus het tot de vulgraad aanwezige vulgewicht groter is het doelgewicht plus het in stap 119 ingesteld maximaal weggeefgewicht of indien het benodigde restgewicht voor de tenminste 30 ene tot aan het doelgewicht te verpakken verpakkingseenheid niet in de buffersectie aanwezig, zal de meest optimale optimalisatie volgens de stappen 106-107-108-109 worden overgeslagen en zal de werkwijze overeenkomstig de uitvinding het verder tot aan het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid laten geschieden aan de hand van een mindere functionele optimalisatie volgens stappen 110-11-112.

13

Met andere woorden, indien in stap 109 geen producten kunnen worden gevonden voor het nauwkeurig afvullen van de verpakkingseenheid 30a, zal een andere, minder nauwkeurige optimalisatiestap plaatsvinden zoals weergegeven in de stappen 110, 111 en 112. Bij deze optimalisatie zal een gewichtsbandbreedte 5 worden gegenereerd waarbinnen het gewicht van een op het transportmiddel 10 aanwezige product dient te liggen.

In deze optimalisatie wordt het aantal producten 11 vastgesteld die reeds in de verpakkingseenheid 30a waren geplaatst totdat het gewenste vulgewicht werd bereikt in stap 104-104b. Tevens wordt het daadwerkelijke vulgewicht van de 10 betreffende verpakkingseenheid 30a gewogen en op basis daarvan wordt in stap 108 een gemiddeld productgewicht in de verpakkingseenheid 30a berekend door het daadwerkelijke vulgewicht te delen door het aantal producten in de betreffende verpakkingseenheid.

Tevens wordt het voor de betreffende verpakkingseenheid het 15 benodigde restgewicht vastgesteld en op basis van het gemiddelde productgewicht en het restgewicht wordt een gewichtsbandbreedte voor het resterende aantal afzonderlijk producten 11 ingesteld.

Het verder afvullen van de verpakkingseenheid 30a geschiedt door het toewijzen van één of meerdere in de buffersectie 10a aanwezige, en binnen de 20 gewichtsbandbreedte vallende en aan de verpakkingsmodule 20a toegekende producten 11, aan de verpakkingseenheid 30a. Deze toegewezen producten worden ook in de betreffende verpakkingseenheid 30a verpakt, terwijl de overige in de buffersectie 10a aanwezige, buiten de gewichtsbandbreedte vallende en aan de verpakkingsmodule 20a toegekende producten 11, aan tenminste één volgende 25 verpakkingseenheid 30a’ worden toegekend en daarin worden verpakt.

Door deze stappen voor elk nieuw aan de verpakkingseenheid 30a toegevoegd product te herhalen wordt een doorlopende aanpassing (in feite nauwer worden) van de bandbreedte te bereikt, hetgeen leidt tot een verminderd weggeefgewicht.

30 Op deze wijze wordt een verregaande optimalisatie gerealiseerd met een minimum aan weggeefgewicht, doordat op basis van het momentane, telkens opnieuw gemeten vulgewicht (na elk nieuw toegevoegd product), het nieuwe gemiddelde productgewicht in de verpakkingseenheid en het restgewicht en het opnieuw berekende gewichtsbandbreedte de regelmethodiek overeenkomstig de 14 uitvinding in het register 101 (in feite vanuit de buffersectie 10a) een nieuw product 11, selecteert dat door de betreffende verpakkingseenheid (hier 20a) aan de af te vullen verpakkingseenheid 30a wordt toegevoegd.

Met andere woorden de optimalisatie van het tot minimaal het 5 doelgewicht afvullen van de verpakkingseenheid met een minimaal weggeefgewicht geschiedt hier product voor product, waarbij telkens een nieuw aan de verpakkingseenheid toe te voegen product 11, vanuit de buffersectie 10a wordt geselecteerd, dat qua gewicht het dichtst (of het optimaalst) binnen de vastgestelde gewichtsbandbreedte ligt.

10 Deze optimalisatie wordt wederom herhaald waarbij het nieuwe vulgewicht en het doelgewicht worden gebruikt om het nieuwe restgewicht vast te stellen alsmede het gemiddelde productgewicht op basis waarvan een nieuwe, nauwere gewichtsbandbreedte wordt vastgesteld op basis waarvan een volgend product 11, in de buffersectie 10a wordt geselecteerd en in de betreffende 15 verpakkingseenheid 30a wordt geplaatst.

Producten 11, in de buffersectie 10a die niet in de bandbreedte vallen worden door de verpakkingsmodule 20a in de andere verpakkingseenheid 30a’ verpakt tot aan de gewenste vulgraad. Dit wordt weergegeven in stap 113.

Elk aan de betreffende verpakkingsmodule toegekend product 11 20 dat binnen de bandbreedte valt, zal vervolgens worden geselecteerd (stap 112-112a) en in de betreffende af.te vullen verpakkingseenheid 30a worden geplaatst. Elk product 11 dat niet binnen deze bandbreedte valt (stap 112b) zal in de andere verpakkingseenheid 30a' worden geplaatst (stap 113).

Het moge duidelijk zijn dat door het gebruik van een bandbreedte 25 (in tegenstelling tot een telkens nieuw vastgesteld gemiddeld productgewicht) producten 11 worden geselecteerd die een zeker overgewicht ten opzichte van het uiteindelijke te bereiken doelgewicht bezitten. Deze optimalisatie-stap is derhalve minder nauwkeurig daar hier een zeker weeggeefgewicht wordt geaccepteerd.

Echter deze minder nauwkeurige optimalisatie is noodzakelijk 30 omdat er geen producten 11 op het transportmiddel 10 (meer in het bijzonder in de bufferband 10a) aanwezig waarmee de betreffende verpakkingseenheid 30a het meest optimaal kan worden afgevuld tot nagenoeg iets boven het doelgewicht.

In een dergelijk situatie moet het verpakkingsmethodiek overeenkomstig de uitvinding ook producten 11 selecteren die minder optimaal 15 voldoen aan de criteria voor het afvullen van de verpakkingseenheid. Dit is echter noodzakelijk om zo de verpakkingseenheid volledig af te vullen en uit de inrichting af te voeren om plaats te maken voor een nieuwe verpakkingseenheid, en om te voorkomen dat producten 11 'gemist' worden en richting de uitvoerzijde 10" uit de 5 inrichting verdwijnen.

De stappen 110-111-112 behelzen derhalve een minder nauwkeurige optimalisatie van het afvullen van de verpakkingseenheid 30a waarbij een zeker overgewicht dat ook valt te lezen als een weggeefgewicht, wordt ingecalculeerd. Echter de inrichting en de methodiek overeenkomstig de uitvinding 10 zijn dusdanig ingesteld dat alle producten 11 die aan de betreffende verpakkingsmodule zijn toegewezen ook daadwerkelijk in een verpakkingseenheid worden verpakt.

15 1037036

Claims (13)

1. Werkwijze voor het met behulp van uit ten minste één verpakkingsmodule opgebouwde verpakkingsmiddelen in meerdere 5 verpakkingseenheden verpakken van toegevoerde producten, zodanig dat elke verpakkingseenheid voldoet aan één of meer vooraf bepaald criterium, zoals het doelgewicht van de verpakkingseenheid, omvattende de stappen van: a) het met behulp van transportmiddelen doorlopend toevoeren van afzonderlijke producten aan weegmiddelen; 10 b) het bepalen van het gewicht van elk afzonderlijk product; c) het door ten minste ene verpakkingsmodule tot een bepaalde vulgraad verpakken van een verpakkingseenheid met een geselecteerd aantal afzonderlijk gewogen producten; d) het vervolgens tot minimaal het doelgewicht verpakken van de 15 verpakkingseenheid met een resterend aantal afzonderlijk gewogen producten.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat stap b) mede de vervolgstap omvat van b1) het selectief toewijzen van het afzonderlijk gewogen product aan één van de verpakkingsmodules.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat stap b) gevolgd wordt door de vervolgstap van b2) het met behulp van de transportmiddelen toevoeren van de afzonderlijk gewogen producten aan een buffersectie van de transportmiddelen.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat stap 25 c) de deelstap omvat van c1) het vaststellen van de vulgraad van de verpakkingseenheden op basis de verhouding tussen het doelgewicht van de verpakkingseenheid en het vulgewicht van de afzonderlijk, reeds in de verpakkingseenheid geplaatste producten.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de ingestelde vulgraad gelegen is tussen 50% en 97% van het doelgewicht van de verpakkingseenheid.

6. Werkwijze volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat voor het tot minimaal het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid stap c1) wordt 1037036 opgevolgd door de stappen: e1) het voor de betreffende verpakkingseenheid vaststellen van het benodigde restgewicht voor het tot minimaal het doelgewicht verpakken van de tenminste ene verpakkingseenheid op basis van het doelgewicht minus het 5 daadwerkelijke vulgewicht; e2) het toewijzen van één of meerdere in de buffersectie aanwezige en aan de verpakkingsmodule toegekende producten aan de tenminste ene tot aan het doelgewicht te verpakken verpakkingseenheid, zodanig dat het totale gewicht van de toegewezen producten minimaal gelijk is aan het in stap e1) vastgestelde 10 restgewicht van de verpakkingseenheid; e3) het toewijzen van overige in de buffersectie aanwezige en aan de verpakkingsmodule toegekende producten aan tenminste één volgende door de verpakkingsmodule tot aan tenminste de vulgraad te verpakken verpakkingseenheid.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat indien het totale gewicht van de in stap e2) toegewezen producten plus het tot de vulgraad aanwezige vulgewicht groter is het doelgewicht plus een maximaal overgewicht of indien het benodigde restgewicht voor de tenminste ene tot aan het doelgewicht te verpakken verpakkingseenheid niet in de buffersectie aanwezig is de stappen e2) en 20 e3) vervangen worden door de stappen van e4) het vaststellen van het aantal producten in de tot minimaal de vulgraad verpakte verpakkingseenheid; e5) het vaststellen van het daadwerkelijke vulgewicht van de verpakkingseenheid; 25 e6) het vaststellen van een gemiddelde productgewicht in de tot minimaal de vulgraad verpakte verpakkingseenheid; e7) het voor de betreffende verpakkingseenheid vaststellen van het benodigde restgewicht voor het tot minimaal het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid; 30 e8) het op het basis het in stap e6) vastgestelde gemiddelde productgewicht en het in stap e7) vastgestelde restgewicht vaststellen van een gewichtsbandbreedte voor het resterende aantal afzonderlijk gewogen producten; e9) het toewijzen van één of meerdere in de buffersectie aanwezige, binnen de gewichtsbandbreedte vallende en aan de verpakkingsmodule toegekende producten aan de tenminste ene tot aan het doelgewicht te verpakken verpakkingseenheid. e1Q) het toewijzen van overige in de buffersectie aanwezige, buiten de gewichtsbandbreedte vallende en aan de verpakkingsmodule toegekende producten 5 aan tenminste één volgende door de verpakkingsmodule tot aan tenminste de vulgraad te verpakken verpakkingseenheid.

8. Inrichting voor het in meerdere verpakkingseenheden verpakken van toegevoerde producten, zodanig dat elke verpakkingseenheid voldoet aan één of meer vooraf bepaald criterium, zoals het doelgewicht van de verpakkingseenheid, 10 omvattende transportmiddelen voor het door de inrichting toevoeren van producten; weegmiddelen voor het afzonderlijk wegen van de toegevoerde producten; 15 buffermiddelen voor het bufferen van de afzonderlijk gewogen producten; alsmede uit ten minste één verpakkingsmodule opgebouwde verpakkingsmiddelen voor het verpakken van de toegewezen producten in de betreffende verpakkingseenheid, en waarbij de toewijsmiddelen zijn ingericht in het 20 door een verpakkingsmodule tot een bepaalde vulgraad verpakken van een verpakkingseenheid met een willekeurig aantal afzonderlijk gewogen producten en het vervolgens tot minimaal het doelgewicht verpakken van de verpakkingseenheid met een resterend aantal afzonderlijk gewogen producten.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 25 toewijsmiddelen zijn ingericht voor het identificeren van elk afzonderlijk gewogen product en het selectief toewijzen van het afzonderlijk gewogen product aan één van de verpakkingseenheden.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de toewijsmiddelen zijn ingericht in het vaststellen van de vulgraad van de 30 verpakkingseenheden op basis de verhouding tussen het doelgewicht van de verpakkingseenheid en het totale gewicht van de reeds in de verpakkingseenheid geplaatste producten.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de vulgraad gelegen is tussen 50% en 97% van het doelgewicht van de verpakkingseenheid.

12. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 8-11, met het kenmerk, dat de verpakkingsmiddelen zijn opgebouwd uit twee of meer bij de transportmiddelen opgestelde verpakkingsmodule, waarbij elke verpakkingsmodule een manipuleerbare grijparm omvat voor het op basis van door de toewijsmiddelen 5 afgegeven signalen vastgrijpen en het in de betreffende verpakkingsmodule verpakken van een afzonderlijk gewogen product.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat elke verpakkingsmodule is voorzien van twee aan weerszijden van de transportmiddelen opstelbare en in een richting dwars op de transportrichting van de transportmiddelen 10 verplaatsbare verpakkingseenheden. 1037036