NL1036717C2 - Transportinrichting voor eieren en werkwijze voor het transporteren van eieren. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Transportinrichting voor eieren en werkwijze voor het transporteren van eieren.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een transport inrichting voor eieren die bij toepassing eieren van een toevoerband opneemt, transporteert en in een gewenst patroon afgeeft aan een eierhouder, bijvoorbeeld een eierdoos of een eiertray voor een broedinrichting.

Bij het verpakken van eieren worden de eieren typisch over een 10 bandtransporteur aangevoerd. Vanwege de ovale langsdoorsnede oriënteren de eieren zich daarbij dwars op de transportband, maar willekeurig met de spitse punt naar links of naar rechts. De eieren moeten met hun spitse punt naar beneden worden verpakt. Daarom worden de eieren op enig moment tussen de bandtransporteur en de doos of tray van de breedteoriëntatie naar de langs-15 oriëntatie gebracht. Bovendien moeten de eieren in met de verpakking overeenstemmende rijen met een bepaalde onderlinge hart tot hart afstand van de langsassen van de in een rij te verpakken eieren worden aangeboden aan de doos of tray waarin de eieren worden verpakt. Bij een bekende transportinrichting voor eieren vallen de eieren met de spitse punten naar beneden in een rij naast elkaar 20 gelegen bakjes die vervolgens verticaal in de richting van een aan te bieden verpakking worden getransporteerd. Tijdens die beweging schuiven de bakjes naar elkaar, om ze van de oorspronkelijke onderlinge afstand, die is bepaald door de hart tot hartafstand, in de langsrichting te brengen naar de voor het verpakken gewenste hart tot hart afstand van de langsassen van de eieren. De eieren vallen in een 25 gereedstaande verpakking, die stapsgewijs onder de bakjes wordt aangeboden voor het opnemen van achtereenvolgende rijen eieren uit de transportinrichting.

Een nadeel van de bekende transportinrichting is dat de verpakking discontinu moet worden aangeboden om de breekbare eieren veilig te kunnen verpakken. Dit beperkt de maximale verpakkingssnelheid en daarmee de 30 verwerkingscapaciteit van de eieren.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een transportinrichting voor eieren te verschaffen die dit nadeel opheft, of waarmee althans op relatief goedkope wijze de verwerkingscapaciteit van een verpakkingsinrichting kan worden vergroot ten opzichte van de bekende werkwijze. Dit doel wordt volgens de 1036717 2 onderhavige uitvinding bereikt door een transportinrichting voor eieren omvattende twee of meer naast elkaar gelegen sporen met meenemers die bij toepassing worden meegenomen door eindloze kettingen met een gezamenlijke aandrijfas die aangrijpt op schakels van de kettingen, en een gezamenlijke retouras die aangrijpt 5 op schakels van de kettingen en door ten minste één door de aandrijfas voortgetrokken ketting wordt aangedreven, waarbij de schakels van elke ketting tussen de aandrijfas en de retouras in de bewegingsrichting van de ketting ten opzichte van elkaar kunnen bewegen en dat de kettingen tussen de aandrijfas en de retouras in een geleidingsorgaan zijn opgenomen. Als gevolg van een dergelijke 10 configuratie zijn de meenemers aan het begin èn aan het eind van de baan tussen de aandrijfas en de retouras uitgelijnd onder de aanvoerende transporteur respectievelijk boven de dozen of trays. De gezamenlijke aandrijfas duwt de schakels met de eerste rij meenemers exact gelijk voorwaarts de betreffende sporen op, alwaar eieren van de aanvoerband in de meenemers vallen. Omdat de 15 verschillende sporen zich convergerend richting retouras uitstrekken voor het verkleinen van de onderlinge afstand tussen de eieren in een rij is de afstand van de verschillende sporen verschillend. Bij een traditionele transporteur zouden de meenemers uit de rij dus niet gelijktijdig bij de retouras en de dozen of trays aankomen. Door de configuratie volgens de uitvinding zal de aandrijfas echter de 20 kortste ketting in de retourbaan straktrekken, waardoor de retouras via de schakels in de retourbaan door de aandrijfas wordt aangedreven. Hierdoor worden eveneens de laatste schakels van de baan tussen de aandrijfas en de gezamenlijke retouras gelijktijdig voorwaarts getrokken, zodat de laatste rij eieren gelijktijdig aan het einde van de betreffende baan aankomt voor het vullen van de dozen of trays. Eventuele 25 speling in de kettingen, die kan worden veroorzaakt door verschillen in af te leggen afstanden in de verschillende sporen worden opgevangen doordat de schakels van een ketting in de baan van de aandrijfas naar de retouras in de bewegingsrichting van de ketting ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Ten minste de relatief lange kettingen worden daardoor als het ware in elkaar gedrukt. Immers, de eerste 30 schakels worden door de aandrijfas de baan opgeduwd, waardoor aan het begin van de baan een buffer de baan wordt opgeduwd. De laatste schakels worden de baan afgetrokken en trekken de schakels uit de buffer met zich mee. De middelste schakels worden indien nodig verdicht. Vanwege de voorwaartse beweging van de eieren wanneer zij van de transportinrichting in de dozen of trays vallen en de 3 exacte uitlijning is het mogelijk de dozen of trays in een continue voorwaartse beweging onder de vallende eieren aan te bieden, waardoor de verwerkingscapaciteit van de eieren kan worden vergroot ten opzichte van de bekende inrichting waarbij de dozen of trays intermitterend onder de vallende eieren moeten worden 5 aangeboden. Aldus is het door de uitvinding beoogde doel bereikt.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvatten de schakels van de kettingen ringen, waarbij twee naburige schakels in een ketting haaks ten opzichte van elkaar zijn georiënteerd. Ringvormige schakels bieden, althans wanneer de inwendige diameter van de door een schakel 10 gedefinieerde opening groter is dan tweemaal de dikte van het materiaal van de schakel, ruimte voor het ineenschuiven van een ketting, doordat twee in een schakel opgenomen schakels binnen die inwendige diameter naar elkaar kunnen bewegen.

Het heeft de voorkeur dat horizontaal georiënteerde schakels van de kettingen in de baan van de aandrijfas naar de retouras in een geleiding lopen. 15 Hierbij kan een horizontale schakel aan beide zijden op de onderzijde van een sleufvormige geleiding afsteunen terwijl de bovenzijde van de sleufvormige geleiding verhindert dat achtereenvolgende schakels over elkaar kunnen worden gedrukt. Een dergelijke constructie kan eenvoudig en goedkoop worden gerealiseerd en is bovendien betrouwbaar uit te voeren.

20 Voor een goede geleiding van de kettingen zijn ook de schakels in een retourbaan tussen de retouras en de aandrijfas bij voorkeur in geleidingen opgenomen.

De onderhavige uitvinding is in het bijzonder voordelig wanneer sporen in de baan van de aandrijfas naar de retouras in lengte van elkaar 25 verschillen. Hierbij wordt door de onderhavige uitvinding niet alleen een verschil in speling tussen de kettingen opgevangen, maar wordt eveneens overbodig de lengten van de verschillende kettingen exact op elkaar af stemmen. Immers, ook verschillen in lengte en afwijkingen van de onderlinge lengten kunnen met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden opgevangen.

30 Wanneer de sporen de sporen althans ten minste ten dele een kromme beschrijven kan de transportrichting van de eieren op de meenemers worden gewijzigd. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn wanneer een transporteur van verpakkingsmateriaal bij voorkeur in een hoek ten opzichte van de oorspronkelijke transportrichting van de eieren verpakkingsmateriaal aanvoert. Door het onderling 4 uitlijnen van de transportrichtingen van het verpakkingsmateriaal en de te verpakken eieren kan dan een grote verwerkingscapaciteit worden gerealiseerd.

Het heeft de voorkeur dat de kromme een bocht van althans ten minste in hoofdzaak 90 graden beschrijft. Hierdoor wordt het voor een bediener 5 makkelijk gemaakt zowel de aanvoer van te verpakken eieren als de verpakking te controleren.

Alternatief kan de kromme een S-bocht beschrijven. Hiermee kunnen de eieren bijvoorbeeld boven de aanvoer van verpakkingsmateriaal die zich naast de toevoer van de eieren bevindt worden gebracht. Hiermee wordt voorkomen 10 dat voortreinen van de beide toevoeren met elkaar interfereren.

Wanneer het aantal meenemers in een relatief lang spoor groter is dan het aantal meenemers in een relatief kort spoor is het niet nodig voor het relatief korte spoor een relatief grote buffervoorraad te genereren. Dit zou met name bij transportinrichtingen met een haakse bocht de lengte van de sporen onnodig 15 verlengen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is de onderlinge afstand tussen steeds twee naburige sporen nabij de aandrijfas groter dan hun onderlinge afstand nabij de retouras. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de rijen eieren steeds recht achter elkaar moeten worden aangeboden aan 20 de verpakking. De hart tot hart afstand van twee naburige eieren bij de aandrijfas wordt immers bepaald door de lengte van de eieren en is groter dan de onderlinge hart tot hart afstand in van de verpakte eieren.

Bij een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is de onderlinge afstand tussen twee naburig sporen nabij de 25 aandrijfas om en om groter respectievelijk kleiner dan nabij de retouras. Een dergelijke oriëntatie is gewenst wanneer de achtereenvolgende rijen eieren ten opzichte van elkaar versprongen aan de verpakking moeten worden afgegeven. Hierdoor is het mogelijk dat de positie van de eieren bij toevoer nabij de aandrijfas door de bandtransporteur ongewijzigd blijft, terwijl de eieren bij de retouras op een 30 wisselende positie aan de verpakking worden aangeboden.

Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het in meenemers transporteren van eieren in een verpakkingsinrichting. De door het tweede aspect opgeloste problematiek correspondeert met die van het eerste aspect. Hiertoe omvat de werkwijze de 5 stappen van: het in een uitgelijnde rij onder een aanvoer transporteur voor eieren aanbieden van in naast elkaar gelegen door eindloze transportorganen onderling verbonden meenemers; 5 - het vanaf het begin van de baan van een gezamenlijke aandrijfinrichting voor de eindloze transportorganen naar een gezamenlijke retourinrichting voor de eindloze transportorganen door een gezamenlijke aandrijfas in een bufferzone opduwen van de meenemers; het door de gezamenlijke retouras vanaf het eind van de baan uit de 10 bufferzone trekken van een uitgelijnde rij meenemers, waarbij de retouras via ten minste één van de eindloze transportorganen door de aandrijfinrichting trekkend wordt aangedreven, waarbij de uitgelijnde meenemers aan het einde van de baan volgende meenemers uit de bufferzone met zich meetrekken, en waarbij een eventuele speling in een eindloos transportorgaan in het deel van het 15 transportorgaan dat zich gezien in de bewegingsrichting van de aandrijfinrichting naarde retourinrichting uitstrekt.

Het heeft daarbij de voorkeur, dat bij de werkwijze een transportinrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt toegepast.

20 De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een transportinrichting volgens de onderhavige uitvinding toont; 25 Figuur 2 een perspectivisch aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van een transportinrichting volgens de onderhavige uitvinding toont;

Figuur 3 een opengewerkt perspectivisch aanzicht toont van geleiding voor een ketting voor toepassing bij een transportinrichting volgens de onderhavige uitvinding; 30 Figuur 4 een schematisch zijaanzicht toont van de oriëntatie van de schakels van een ketting ten opzichte van een gezamenlijke aandrijfas en een gezamenlijke retouras;

Figuren 5a en 5b alternatieve uitvoeringsvormen tonen van een verpakkingsinrichting voor eieren waarin een transportinrichting volgens de 6 onderhavige uitvinding is opgenomen.

Kijkend naar figuur 1 wordt een voorkeursuitvoeringsvorm van een transportbaan 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. In de transportbaan 1 zijn sporen 2a-2f opgenomen waarin (in figuur 1 niet getoonde) kettingen zonder 5 einde om een gezamenlijke aandrijfas 4 en een gezamenlijke retouras 5 zijn geslagen. Eierdragers 3 worden door de kettingen over de sporen 2 voortbewogen.

Figuur 2 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een transportbaan 21 met vier sporen 22a-22d waarbij (in figuur 2 niet getoonde) kettingen zonder einde om een gezamenlijke aandrijfas 24 en een gezamenlijke retouras 25 10 zijn geslagen.

Figuur 3 toont gedeeltelijk opengewerkt perspectivisch aanzicht van een kettinggeleider 41 met een ketting 42 die op tandwielen 46 respectievelijk 47 van een gezamenlijke aandrijfas 43 en een gezamenlijke retouras 44 is geslagen. In een geleidingsblok 45 bevinden zich geleidingssleuven 48, 49 waarin ketting 42 is 15 opgenomen. Om aandrijfas 43 en de retouras 44 zijn samengestelde geleidings-elementen 48 met geleidingssleuven 49 voorzien.

Figuur 4 toont een schematisch zijaanzicht van de oriëntatie van schakels 51 van een ketting 52 die om tandwielen 53, 54 van een gezamenlijke aandrijfas 55 respectievelijke retouras 56 zijn geslagen bij toepassing van de ketting 20 52 bij een transportinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 5a toont een inpakmachine 61 voor eieren waarin een transportinrichting 62 volgens de onderhavige uitvinding is opgenomen tussen een bandtransporteur 63 voor het toevoeren van eieren en een inpakeenheid 64 voor eieren. Met 65 en 66 worden de voor- respectievelijk natrein van de inpakmachine 25 61 getoond.

Figuur 5b toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een inpakmachine 71 voor eieren waarbij een transportinrichting 72 volgens de onderhavige uitvinding is opgenomen tussen een bandtransporteur 73 en een inpakeenheid 74. Met 75 en 76 worden de voortrein respectievelijk natrein van de 30 inpakmachine getoond.

Nu kijkend naar figuur 1 wordt een uitvoeringsvorm van een transportbaan 1 voor eieren volgens de onderhavige uitvinding getoond. De transportbaan 1 vertoont een bocht voor het overbruggen van een hoek van ongeveer 90 graden en omvat een zestal sporen 2a-2f waarlangs eierdragers 3 door 7 (in figuur 1 niet getoonde) kettingen worden voortgeduwd en -getrokken. De sporen 2a-2f strekken zich niet alleen uit in een bocht, maar zijn aan het einde bij de retouras 5 dichter bij elkaar gelegen dan aan het begin bij aandrijfas 4. De werking van de transportbaan 1 wordt hier kort uitgelegd, waarbij details later worden 5 beschreven onder verwijzing naar figuur 4. Ter hoogte van elk spoor 2a-2f is een tandwiel aan gezamenlijke aandrijfas 4 gekoppeld, welke tandwielen aangrijpen op kettingen die behoren bij de respectievelijke sporen 2a-2f. Aandrijfas 4 duwt achtereenvolgens eierdragers 3 via de kettingen op de bovenzijde van de transportbaan 1. In het begin van de transportbaan 1 worden bij toepassing eieren in 10 de lengterichting georiënteerd op eierdragers 3 geplaatst. Doordat de eierdragers 3 de baan op worden “geduwd” zijn de eierdragers 3 hier goed uitgelijnd, zodat een rij snel kan worden gevuld.

Aan het eind van de transportbaan 1, dat wil zeggen nabij gezamenlijke retouras 5, worden de kettingen door tandwielen op de gezamenlijke 15 retouras 5 aangegrepen en worden de eierdragers 3 in de laatste rij ten opzichte van elkaar uitgelijnd voor het aan een (niet getoonde) verpakkingseenheid afgeven van de eieren.

Figuur 2 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een transportbaan 21 met sporen 22a-22d volgens de onderhavige uitvinding. In de 20 sporen bevinden zich eierdragers 23 die door (in figuur 2 niet getoonde) kettingen voorwaarts worden geduwd respectievelijk getrokken wanneer gezamenlijke aandrijfas 24 in de richting van pijl P roteert. Door de onderlinge oriëntatie van de sporen 22a-22d is het mogelijk het aantal eieren in een rij bij de retouras 25 te verdubbelen ten opzichte van het aantal bij gezamenlijke aandrijfas 24 door een 25 aanvoerband aangeboden eieren.

Figuur 3 toont een opengewerkt perspectivisch aanzicht van een deel van de kettingaandrijving van een transportbaan volgens de onderhavige uitvinding. De kettinggeleiding 41 voor één spoor van een transportbaan volgens de onderhavige uitvinding omvat een geleidingsbok 45 met geleidingssleuven 40 voor 30 het geleiden van een eindloze ketting 42 die op tandwielen 46, 47 van gezamenlijke aandrijfas 43 en retouras 44 is geslagen. Nabij gezamenlijke aandrijfas 43 en de gezamenlijke retouras 44 wordt de ketting 42 geleid in samengestelde geleidingselementen 48 die in figuur 3 op afstand van elkaar zijn getekend, maar die bij toepassing van de kettinggeleiding 41 steeds tegen elkaar om een betreffende as 8 43, 44 en de ketting 42 worden aangebracht. In die toestand is ketting 42 over zijn baan opgesloten binnen de kettinggeleiding 41. Het belang van het opsluiten van de ketting binnen een geleiding wordt duidelijk bij bespreking van figuur 4.

In figuur 4 is schematisch en in zijaanzicht een eindloze uit schakels 5 51 opgebouwde ketting 52 in zijaanzicht getoond. Hoewel in figuur 4 geen kettinggeleiding is getoond, zal de werkwijze die hiernavolgend wordt besproken eenvoudig kunnen worden uitgevoerd wanneer een kettinggeleiding, bijvoorbeeld een kettinggeleiding als besproken onder verwijzing naar figuur 3, is voorzien. De werking van de inrichting is als volgt. Schakels 51 worden om tandwielen 53, 54 van 10 een gezamenlijke aandrijfas 55 respectievelijk gezamenlijke 56 retouras geslagen voor het aandrijven van eierdragers in naast elkaar gelegen sporen (zie bijvoorbeeld figuur 1). De tandwielen 53, 54 zijn star verbonden met gezamenlijke aandrijfas 55 respectievelijk de gezamenlijke retouras 56. Naast elkaar gelegen tandwielen voor naburige sporen zijn ten opzichte van elkaar uitgelijnd. Wanneer gezamenlijke 15 aandrijfas 55 roteert, wordt bij de toestand uit figuur 4 schakel 51a aan de bovenzijde (op een transportbaan) geduwd. Bovendien wordt aan de onderzijde een schakel 51 x door de gezamenlijke aandrijfas 55 voorwaarts getrokken. Omdat de schakels 51 ten opzichte van elkaar in de bewegingsrichting van de ketting 52 beweegbaar zijn zal schakel 51 de nalopende schakels uit elkaar trekken tot de 20 ketting 52 aan de onderzijde tussen tandwiel 54 en tandwiel 53 is strakgetrokken. Dit effect gaat in feite door tot en met schakel 51 y. Wanneer er zich enige speling in kettingen bevindt, zal gezamenlijke retouras 56 via het betreffende tandwiel in beweging worden gezet doordat de schakels via tandwiel 53 aan tandwiel 54 “trekken”. Aan de bovenzijde, dus waar de ketting 52 meenemers voor eieren door 25 een betreffend spoor transporteren, worden de schakels van ketting 52 door tandwiel 55 op de transportbaan “geduwd” en door retouras 56 van de transportbaan “getrokken”. Doordat de schakels 51 ten opzichte van elkaar in de bewegingsrichting van de ketting verplaatsbaar zijn, wordt eventuele speling aan de bovenzijde van de ketting 52 opgevangen doordat de schakels in elkaar schuiven. Dit is in 30 figuur duidelijk zichtbaar gemaakt door de schakels 51 a-51 i. Schakel 51 a wordt door tandwiel 53 op de transportbaan “gedrukt” en drukt schakel 51c verder die op zijn beurt schakel 51e verder drukt, die op zijn beurt schakel 51 g verder drukt. In de binnenomtrek van schakels 51c, 51e en 51 g kunnen ook schakels 51d, 51f en 51 h door naloopgedeelte van de schakels 51c, 51e, 51 g tegen elkaar worden getrokken.

9

Aldus ontstaat aan het begin van een spoor een buffer schakels die elkaar in het spoor tegen elkaar drukken. Anderzijds trekt schakel 51 f schakel 51 i verder, die op zijn beurt schakels 51 h en 51 g verder trekt. Op deze wijze worden schakels uit de eerder gevormde buffer weggetrokken met als gevolg dat de schakels bij 5 gezamenlijke retouras 56 weer ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd. Aldus wordt een verschil in lengte tussen naast elkaar gelegen kettingen door de ruimte binnen de schakels 51 aan de bovenkant van de ketting 52, dus in het spoor, opgevangen. Wanneer een kettinggeleiding, zoals bijvoorbeeld kettinggeleiding 41 uit figuur 3, wordt toegepast geleidt de kettinggeleiding niet alleen de gezamenlijke ketting maar 10 ook de afzonderlijke schakels zodat de schakels elkaar als het ware kunnen opduwen.

Figuren 5a en 5b tenslotte tonen twee inpakmachines 61 respectievelijk 71 waarin twee verschillende transportinrichtingen 62, 72 volgens de onderhavige uitvinding zijn opgenomen. In figuur 5a bevindt de voortrein van een 15 inpakeenheid 64 zich naast een bandtransporteur 63 voor eieren. Om door voortrein 65 toegevoerde verpakkingseenheden en daarin te verpakken eieren ten opzichte van elkaar uit te lijnen, vertoont transportinrichting 62 een S-vormig verloop, waarbij de sporen bovendien een convergerend verloop hebben. Aldus worden oorspronkelijk relatief ver uit elkaar gelegen eieren dicht bij elkaar georiënteerd 20 boven inpakeenheid 64 aangeboden voor het in verpakkingseenheden verpakken van de eieren. In de natrein 66 worden de verpakkingseenheden voor verdere verwerking gereed gemaakt.

Bij de inpakmachine 71 uit figuur 5b worden eieren vanuit een bandtransporteur 73 in een haakse hoek boven inpakeenheid 74 gebracht. Hierbij 25 kan een bediener van de inpakmachine 71 zowel de toevoer van eieren via bandtransporteur 73, de inpakeenheid 74 als de natrein 76 van de inpakmachine vanuit een strategische positie controleren.

In de bijgevoegde tekeningen en de hier voorgaande beschrijving zijn slechts enkele uitvoeringsvormen van een transportinrichting volgens de 30 onderhavige uitvinding getoond en besproken. Het moge duidelijk zijn dat vele, al dan niet voor de vakman voor de hand liggende, variaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies. Zo kan de ketting andersvormige schakels hebben of kan zelfs een andere aandrijfinrichting toegepast, zoals bijvoorbeeld een 10 aandrijfriem, mits die geschikt is voor het, althans in een spoor, ontkoppelen van de aandrijfeenheid en de retoureenheid. Verder kunnen eierdragers van naburige sporen versprongen ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, zodat eieren om en om uit de betreffende sporen in een verpakkingseenheid vallen, bijvoorbeeld voor 5 het in een patroon verpakken van eieren. Ook is het mogelijk dat door één ketting de meenemers van twee naburige sporen worden meegenomen. Verder kunnen de tanden van naburige tandwielen op de retouras ten opzichte van elkaar versprongen zijn aangebracht, zodat eieren in een ander patroon dan rechte kolommen en rijen kunnen worden verpakt, bijvoorbeeld doordat twee opeenvolgende rijen over de helft 10 van de hart tot hartafstand van twee naburige eieren uit een rij zijn versprongen.

1036717

Claims (13)

1. Transportinrichting voor eieren omvattende twee of meer naast elkaar gelegen sporen met meenemers die bij toepassing worden meegenomen 5 door eindloze kettingen met een gezamenlijke aandrijfas die aangrijpt op schakels van de kettingen, en een gezamenlijke retouras die aangrijpt op schakels van de kettingen en door ten minste één door de aandrijfas voortgetrokken ketting wordt aangedreven, waarbij de schakels van elke ketting tussen de aandrijfas en de retouras in de bewegingsrichting van de ketting ten opzichte van elkaar kunnen 10 bewegen en dat de kettingen tussen de aandrijfas en de retouras in een geleidingsorgaan zijn opgenomen.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schakels van de kettingen ringen omvatten, waarbij twee naburige schakels in een ketting haaks ten opzichte van elkaar zijn georiënteerd.

3. Transportinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat horizontaal georiënteerde schakels van de kettingen in de baan van de aandrijfas naarde retouras in een geleiding lopen.

4. Transportinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schakels in een retourbaan tussen de retouras 20 en de aandrijfas in geleidingen zijn opgenomen.

5. Transportinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat sporen in de baan van de aandrijfas naar de retouras in lengte van elkaar verschillen.

6. Transportinrichting volgens één of meer van de voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat de sporen althans ten minste ten dele een kromme beschrijven.

7. Transportinrichting volgens conclusie 5 en 6, met het kenmerk, dat de kromme een bocht van althans ten minste in hoofdzaak 90 graden beschrijft.

8. Transportinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 30 kromme een S-bocht beschrijft.

9. Transportinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aantal meenemers in een relatief lang spoor groter is dan het aantal meenemers in een relatief kort spoor.

10. Transportinrichting met het kenmerk, dat de onderlinge afstand 1036717 tussen steeds twee naburige sporen nabij de aandrijfas groter is dan hun onderlinge afstand nabij de retouras.

11. Transportinrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 9,met het kenmerk, dat de onderlinge afstand tussen twee naburig sporen nabij 5 de aandrijfas om en om groter respectievelijk kleiner is dan nabij de retouras.

12. Werkwijze voor het in meenemers transporteren van eieren, omvattende de stappen van: het in een uitgelijnde rij onder een aanvoer transporteur voor eieren aanbieden van in naast elkaar gelegen door eindloze transportorganen onderling 10 verbonden meenemers; het vanaf het begin van de baan van een gezamenlijke aandrijfinrichting voor de eindloze transportorganen naar een gezamenlijke retourinrichting voor de eindloze transportorganen door een gezamenlijke aandrijfas in een bufferzone opduwen van de meenemers; 15. het door de gezamenlijke retouras vanaf het eind van de baan uit de bufferzone trekken van een uitgelijnde rij meenemers, waarbij de retouras via ten minste één van de eindloze transportorganen door de aandrijfinrichting trekkend wordt aangedreven, waarbij de uitgelijnde meenemers aan het einde van de baan volgende meenemers uit de bufferzone met zich meetrekken, en waarbij een 20 eventuele speling in een eindloos transportorgaan in het deel van het transportorgaan dat zich gezien in de bewegingsrichting van de aandrijfinrichting naarde retourinrichting uitstrekt.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat dat daarbij een transportinrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 11 wordt 25 toegepast. 1 0 3 67 1 7