NL1036395C2 - Reinigingsinrichting voor een golfclub. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Reinigingsinrichting voor een golfclub.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een reinigings-5 inrichting voor een golfclub omvattende een opneemorgaan dat geschikt is voor het opnemen van een vloeistof en dat is voorzien van een insteekopening voor het clubhoofd van een golfclub en waarin, althans ten minste in gebruik, een reinigingsorgaan is opgenomen met een houder met zich althans ten minste in hoofdzaak zijwaarts naar de binnenkant van het opneemorgaan uitstrekkende 10 reinigingselementen.

Bij golfbanen zijn emmers met een bodem water te vinden waarin borstels zijn geplaatst. Een golfspeler kan een golfclub reinigen door de golfclub door de open bovenkant van de emmer in de emmer te steken en het clubhoofd langs de borstels heen en weer te halen.

15 Een nadeel van de emmer met borstels is dat water uit de emmer opspat wanneer de haren van de borstel terugveren, met name wanneer een clubhoofd in neerwaartse richting langs een borstel wordt bewogen en de haren daarna omhoog terugschieten naar hun uitgangspositie.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een reinigingsinrichting 20 volgens de inleiding te verschaffen, waarmee het risico dat water door de insteekopening uit het opneemorgaan spat wordt vermeden of althans ten minste wordt gereduceerd. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt doordat de insteekopening althans in hoofdzaak is afgesloten door ten minste één afdichtorgaan dat vanuit een uitgangspositie waarin het de insteekopening althans 25 ten minste in hoofdzaak afdicht wijkt wanneer een clubhoofd door de insteekopening in of uit het opneemorgaan wordt bewogen en daarna althans ten minste in hoofdzaak terugkeert naar de uitgangspositie. Het ten minste ene afdichtorgaan dicht in de rusttoestand, of de uitgangspositie, de insteekopening in hoofdzaak af. Wanneer een golfspeler zijn club wil reinigen steekt hij het clubhoofd en eventueel 30 het onderste deel van de shaft door de insteekopening in het opneemorgaan. Daarbij wijkt het ten minste ene afdichtorgaan om het clubhoofd te laten passeren en keert daarna terug naar de uitgangspositie. Wanneer vervolgens met het clubhoofd langs de reinigingselementen van het reinigingsorgaan wordt gehaald en de reinigingselementen terugveren zal eventueel in de richting van de 1036395 2 insteekopening opspattende vloeistof althans ten minste in hoofdzaak in de opneeminrichting worden gehouden door het ten minste ene afdichtorgaan dat naar de uitgangspositie is teruggekeerd. Wanneer het clubhoofd vervolgens door de insteekopening uit de het opneemorgaan wordt genomen wijkt het ten minste ene 5 afdichtorgaan tijdelijk om vervolgens weer in hoofdzaak naar de uitgangspositie terug te keren. Aldus kan een clubhoofd worden gereinigd zonder dat reinigingsvloeistof of ander vuil uit de opneeminrichting spat en is de doelstelling van de onderhavige uitvinding bereikt.

Voor het verschaffen van een reinigingsinrichting die geschikt is 10 voor clubhoofden van ijzers en houten heeft het de voorkeur dat de insteekopening een doorsnede heeft waarvan de waarde is gelegen in het bereik van 60 tot 150 mm. Een minimale doorsnede van 70 mm heeft verder de voorkeur om golfclubs gemakkelijk in de insteekopening te kunnen steken. Door de bovengrens van de doorsnede, verder bij voorkeur ten hoogste 100 mm, beperkt te houden kan worden 15 voorkomen dat het afdichtorgaan in de uitgangspositie een (te) grote afstand moet overbruggen en als gevolg daarvan kan doorbuigen.

Het afdichtorgaan is aan slijtage onderhevig en kan door veelvuldig gebruik en/of de zwaartekracht zijn vormvastheid of het vermogen om naar de uitgangspositie terug te keren verliezen. Daarom heeft het de voorkeur dat het ten 20 minste ene afdichtorgaan losneembaar in de insteekopening bevestigbaar is, zodat het na slijtage kan worden vervangen.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat het ten minste ene afdichtorgaan een veerkrachtige rubberen flap. Een rubberen flap die relatief stijf maar toch flexibel is uitgevoerd heeft het veerkrachtig 25 vermogen om herhaaldelijk na belasting terug te keren naar de uitgangspositie. Bovendien is rubber uitstekend geschikt voor het tegenhouden van vloeistof, zoals bijvoorbeeld water. Rubber wordt evenmin merkbaar aangetast door reinigingsmiddelen die, eventueel als toevoeging, in de opneeminrichting zijn opgenomen.

30 Bij voorkeur is een aantal afdichtorganen is voorzien, dat samen de insteekopening in hoofdzaak tegen opspattende vloeistof afdicht. Door een aantal afdichtorganen, bijvoorbeeld zes of acht deelflappen, die samen de insteekopening afdichten toe te passen kan een te overspannen afstand worden verkleind, waardoor aan de veerkracht minder hoge eisen hoeven te worden gesteld voor het bereiken 3 van een bevredigende langdurige afdichting, zelfs bij frequent gebruik van de reinigingsinrichting. De lippen kunnen aan hun buitenomtrek onderling zijn verbonden.

Hierbij kan ook een aantal enigszins stijve langgestrekte 5 afdichtorganen zijn voorzien. Bij een voldoende dichtheid van bijvoorbeeld haren kan de insteekopening uitstekend door de haren tegen spatten worden afgedicht. Wanneer een clubhoofd door de insteekopening in het opneemorgaan wordt gestoken is het clubhoofd (nog) niet nat en kan aldus geen water omhoog spatten. Bij het uit het opneemorgaan halen van het clubhoofd wordt overmatig water door de 10 haren van het clubhoofd verwijderd.

Het heeft de voorkeur dat fixatiemiddelen zijn voorzien voor in het opneemorgaan fixeren van het reinigingsorgaan. Door het reinigingsorgaan te fixeren kan het blijvend in een gewenste positie ten opzichte van de insteekopening worden georiënteerd.

15 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat het reinigingsorgaan een koker met althans ten minste in hoofdzaak naar het hart van de koker gerichte borstels. Aldus wordt een golfclub die binnen de koker omlaag en omhoog wordt bewogen alzijdig gereinigd.

Een dergelijke koker kan op eenvoudige wijze worden verschaft 20 wanneer de koker wordt gevormd door een tot een cilinder gerolde flexibele mat, met borstels die in de tot koker gevormde mat naar binnen steken.

Om een clubhoofd gemakkelijk in de koker te kunnen steken heeft wet de voorkeur dat de doorsnede van de koker groter is dan de doorsnede van de insteekopening. Het ten minste ene afdichtorgaan kan immers het zicht op het 25 inwendige van het insteekorgaan belemmeren.

Een stevige reinigingsinrichting wordt verschaft wanneer het opneemorgaan een harde schaal heeft. De harde schaal is bij voorkeur vervaardigd van kunststof, zoals bijvoorbeeld ABS. Het opneemorgaan kan bijvoorbeeld de vorm hebben van een golfbal. Wanneer de insteekopening is gelegen in de vorm van een 30 ronde opneeminrichting, zoals bijvoorbeeld de vorm van een golfbal, kan zelfs enige voorspanning aan het ten minste ene afdichtorgaan worden gegeven, waardoor het afdichtorgaan een grotere neiging heeft na beroering naar zijn uitgangspositie terug te keren.

Wanneer het opneemorgaan ten minste twee losneembaar aan 4 elkaar bevestigbare delen omvat kan het opneemorgaan eenvoudig worden opengemaakt om de binnenkant ervan te kunnen reinigen. Zand en modder kunnen dan makkelijk uit het opneemorgaan worden verwijderd.

Wanneer het opneemorgaan ophangmiddelen omvat kunnen de 5 ophangmiddelen zodanig over de ten minste twee losneembare delen zijn voorzien dat de ten minste twee delen in de opgehangen toestand ten opzichte van elkaar zijn geborgd. Door de reinigingsinrichting op te hangen kan worden voorkomen dat de reinigingsinrichting onbedoeld wordt verplaatst of kan omvallen. Bovendien kan de reinigingsinrichting op een gewenste hoogte worden opgehangen.

10 Het heeft de voorkeur dat de insteekopening, althans ten minste in de gebruikstoestand, ten minste in hoofdzaak in de bovenste helft van het opneemorgaan is voorzien. De insteekopening hoeft zich niet helemaal aan het bovenuiteinde te bevinden, maar kan ook schuin naar opzij zijn gericht in de bovenste helft van een bijvoorbeeld balvormig opneemorgaan.

15 De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend nader worden toegelicht onder verwijzing naar een voorbeelduitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van een golfclubwasser volgens de onderhavige 20 uitvinding;

Figuur 2 een schematisch zijaanzicht van de bovenste helft van de schaal van de golfclubwasser uit figuur 1 toont;

Figuur 3 een schematisch zijaanzicht van de onderste helft van de schaal van de golfclubwasser uit figuur 1 toont; 25 Figuur 4 een perspectivisch aanzicht van een afsluitring voor de golfclubwasser uit figuur 1 toont;

Figuur 5a een perspectivisch aanzicht toont van de afsluitplaat uit figuur 1;

Figuur 5b een perspectivisch aanzicht toont van een borgkam voor 30 de golfclubwasser uit figuur 1;

Figuur 6a een bovenaanzicht toont van een rubber mat voor de borstel uit figuur 1; en

Figuur 6b een zijaanzicht toont van de rubber mat uit figuur 6a.

Figuur 1 toont een perspectivisch zijaanzicht van een 5 golfclubwasser 1 volgens de onderhavige uitvinding. Een deel van de buitenomtrek is weggebroken om zicht te verschaffen op het inwendige van de golfclubwasser 1. De golfclubwasser 1 omvat twee halve golfbalvormige schalen 2a, 2b. In de bovenste schaal 2b bevindt zich een insteekopening 3 die grotendeels wordt 5 afgedicht door rubber lippen 4. Door de deels weggebroken schalen 2a, 2b is een rubber mat 5 met haren 6 zichtbaar. De golfclubwasser 1 is voorzien van pennen 7 met verbrede kop 7a die zijn opgesloten tussen muurplaat 8 en opsluitplaat 9 waarin sleutelgatvormige sleuven 10 zijn voorzien.

Nu kijkend naar figuur 2 wordt schematisch zijaanzicht getoond van 10 de bovenste helft 2b de golfbalvormige schaal uit figuur 1. De schaal is voorzien van een insteekopening 3 en twee bevestigingspennen 7 (waarvan er in figuur 2 slechts één zichtbaar is) met verbrede kop 7a.

Figuur 3 toont de onderste helft 2a van de golfbalvormige schaal van de golfclubwasser 1 uit figuur 1. Ook de onderste helft 2a heeft twee 15 bevestigingspennen 7 (waarvan er in figuur 3 slechts één zichtbaar is) met verbrede kop 7a. Aan de binnenomtrek van de onderhelft 2 van de schaal is een opstaande rand 11 voorzien.

Figuur 4 toont een perspectivisch bovenaanzicht van een rubber afdichtelement 12 met zes lippen 4.

20 Figuur 5a toont een perspectivisch aanzicht van opsluitplaat 9 met een U-vormig profiel. Aan de binnenzijde van het U-vormig profiel zijn flenzen 13 met bevestigingsgaten 14 voorzien. In de basis van het U-vormig profiel zijn vier sleutelgatvormige sleuven 10 voorzien.

Figuur 5b toont een borgkam 15 met een handvat 16 waarin een gat 25 17 is voorzien. Aan het handvat 16 is een borgplaat 18 met uitsparingen 19, 20 voorzien.

Figuren 6a en 6b tonen schematisch in bovenaanzicht respectievelijk zijaanzicht de rubber mat uit figuur 1 waarbij in figuren 6a en 6b om reden van overzichtelijkheid de haren zijn weggelaten. In rubber mat 5 bevindt zich 30 nabij één uiteinde een langgerekte getrapte sleuf 21. Aan het andere uiteinde is een corresponderend getrapt uitsteeksel 22 voorzien.

Nu weer kijkend naar figuur 1 wordt de golfclubwasser 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. De schaal van de golfclubwasser 1 heeft de vorm van een golfbal en bestaat uit twee delen, namelijk een onderhelft 2a en een 6 bovenhelft 2b die losneembaar met elkaar zijn verbonden doordat de bovenhelft 2b over opstaande rand 11 (zie figuur 3) is aangebracht. In de bovenhelft 2b is een insteekopening 3 met een diameter van 8 cm voorzien die grotendeels wordt afgesloten door een rubber afdichtring 12 (zie figuur 4) waarvan in figuur 1 slechts 5 de zes lippen 4 zichtbaar zijn. Aan de onderhelft 2a van de schaal is een rondgebogen rubber mat 5 (zie figuren 6a, 6b) met stevige haren bevestigd. Doordat de mat 5 tot een cilinder is gebogen, strekken de haren 6 zich vanaf de rubber mat 5 naar het hart van de golfclubwasser 1 toe uit. De diameter van de cilinder van de gebogen rubber mat 5 bedraagt 14 cm. De hartlijn van de cilindervormig gebogen 10 mat 5 is gericht naar het midden van insteekopening 3. Wanneer een gebruiker een clubhoofd door insteekopening 3 in de golfclubwasser 1 steekt en binnen de cilindervormige rubber mat 5 heen en weer beweegt, borstelen de haren 6 de golfclub schoon. In de onderhelft 2a van de schaal bevindt zich gewoonlijk water (niet getoond), waardoor de haren 6 een clubhoofd dat is ondergedompeld in het 15 water nog makkelijker kunnen schoonborstelen. De onderhelft 2a en de bovenhelft 2b van de golfbalvormige schaal zijn elk voorzien van twee bevestigingspennen 7 met een verbrede kop 7a. Dit is in figuren 2 en 3 in zijaanzicht nogmaals getoond. Voor het ophangen van de golfclubwasser wordt de bovenhelft 2b van de golfbalvormige schaal over opstaande rand 11 van de onderhelft 2a van de 20 golfbalvormige schaal geplaatst en aangedrukt totdat de beide helften 2a, 2b goed op elkaar aansluiten. Muurplaat 8 wordt aan een (niet getoonde) zijwand bevestigd en opsluitplaat 9 wordt met bouten 23 die door bevestigingsgaten 14 in flenzen 13 van de afsluitplaat zijn voorzien bevestigd aan de muurplaat 8. De koppen 7a van de vier pennen 7 worden door het brede deel van de sleutelgatvormige sleuven in de 25 opsluitplaat gestoken en naar beneden geschoven. Vervolgens wordt borgkam 15 van opzij tussen muurplaat 8 en opsluitplaat 9 geschoven, waarbij uitsparingen 19, 20 van borgkam 15 de koppen 7a van de bovenhelft 2b respectievelijk onderhelft 2a van de golfbalvormige schaal opnemen. De golfclubwasser 1 kan nu niet meer verticaal worden bewogen en bovendien is de bovenhelft 2b van de golfbalvormige 30 schaal geborgd ten opzichte van de onderhelft 2a. Voor het demonteren kan de borgkam 15 worden weggenomen door een vinger in gat 17 van handvat 16 van de borgkam 15 te steken en de borgkam 15 tussen de muurplaat 8 en opsluitplaat 9 uit te trekken. Vervolgens kan de golfclubwasser 1 uit de opsluitplaat 9 worden genomen.

7

In figuren 6a en 6b is in schematisch bovenaanzicht respectievelijke zijaanzicht de rubber mat 5 weergegeven waaraan haren (in figuren 6a en 6b niet getoond) zijn bevestigd. De mat 5 heeft een rechthoekige vorm en is bij één uiteinde (in figuren 6a en 6b het linkeruiteinde) voorzien van een uitsparing in de vorm van 5 een getrapte sleuf 21. Aan het in figuren 6a en 6b aan de rechterkant van de mat 5 weergegeven uiteinde bevindt zich een langgestrekt met sleuf 21 corresponderend uitsteeksel 22. Wanneer nu de rubber mat 5, gezien vanuit figuur 6b naar boven tot een cilinder wordt gebogen kan het getrapt uitsteeksel 22 in getrapte sleuf 21 worden gestoken en zal het daarachter blijven haken. Aldus wordt een 10 cilindervormige borstel gevormd die overigens ook weer eenvoudig tot een rechte mat kan worden teruggebracht door het getrapt uitsteeksel 22 uit getrapte sleuf 21 te nemen.

Bovenstaand is bij wijze van voorbeeld slechts één uitvoeringsvorm van een golfclubwasser volgens de onderhavige uitvinding getoond. Het moge 15 echter duidelijk zijn dat vele al dan niet voor de vakman voor de hand liggende varianten denkbaar zijn binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die wordt gedefinieerd door de hiernavolgende conclusies. Zo kan de golfbalvormige schaal worden vervangen door iedere gewenste geschikte andere vorm. De schaal kan indien gewenst uit één geheel of uit meer dan twee delen zijn 20 opgebouwd. De insteekopening kan door een ander afdichtelement zijn afgesloten, zoals bijvoorbeeld haren of enig ander geschikt afsluitelement. Ook voor de ophanging van de golfclubwasser zijn alternatieven binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding denkbaar. In feite hoeft een golfclubwasser volgens de onderhavige uitvinding niet eens aan een wand te zijn bevestigd. Ook voor de 25 borstel zijn alternatieven denkbaar, zoals een vormvast borstelelement met haren of andere reinigingselementen.

1036395 30

Claims (15)

1. Reinigingsinrichting voor een golfclub omvattende een opneemorgaan dat geschikt is voor het opnemen van een vloeistof en dat is 5 voorzien van een insteekopening voor het clubhoofd van een golfclub en waarin, althans ten minste in gebruik, een reinigingsorgaan is opgenomen met een houder met zich althans ten minste in hoofdzaak zijwaarts naar de binnenkant van het opneemorgaan uitstrekkende reinigingselementen, met het kenmerk, dat de insteekopening althans in hoofdzaak is afgesloten door ten minste één 10 afdichtorgaan dat vanuit een uitgangspositie waarin het de insteekopening althans ten minste in hoofdzaak afdicht wijkt wanneer een clubhoofd door de insteekopening in of uit het opneemorgaan wordt bewogen en daarna althans ten minste in hoofdzaak terugkeert naar de uitgangspositie.

2. Reinigingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 15 insteekopening een doorsnede heeft waarvan de waarde is gelegen in het bereik van 80 tot 250 mm.

3. Reinigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het ten minste ene afdichtorgaan losneembaar in de insteekopening bevestigbaar is.

4. Reinigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat het ten minste ene afdichtorgaan een veerkrachtige rubberen flap omvat.

5. Reinigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een aantal afdichtorganen is voorzien.

6. Reinigingsinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een 25 aantal enigszins stijve langgestrekte afdichtorganen is voorzien.

7. Reinigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat fixatiemiddelen zijn voorzien voor in het opneemorgaan fixeren van het reinigingsorgaan.

8. Reinigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat het reinigingsorgaan een koker met althans ten minste in hoofdzaak naar het hart van de koker gerichte borstels omvat.

9. Reinigingsinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de koker wordt gevormd door een tot een cilinder gerolde flexibele mat.

10. Reinigingsinrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat 1036395 de doorsnede van de koker groter is dan de doorsnede van de insteekopening.

11. Reinigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het opneemorgaan een harde schaal heeft.

12. Reinigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat het opneemorgaan ten minste twee losneembaar aan elkaar bevestigbare delen omvat.

13. Reinigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de reinigingsinrichting ophangmiddelen omvat.

14. Reinigingsinrichting volgens één of meer van de voorgaande 10 conclusies, met het kenmerk, dat de insteekopening, althans ten minste in de gebruiktstoestand, ten minste in hoofdzaak in de bovenste helft van het opneemorgaan is voorzien.

15 1 0 3 6 3 9 5