NL1035328C2 - Zitelement voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel. - Google Patents

Zitelement voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel. Download PDF

Info

Publication number
NL1035328C2
NL1035328C2 NL1035328A NL1035328A NL1035328C2 NL 1035328 C2 NL1035328 C2 NL 1035328C2 NL 1035328 A NL1035328 A NL 1035328A NL 1035328 A NL1035328 A NL 1035328A NL 1035328 C2 NL1035328 C2 NL 1035328C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
floating part
spring
carriage
coupled
flexible
Prior art date
Application number
NL1035328A
Other languages
English (en)
Inventor
Niels Vrijlandt
Original Assignee
Niels Vrijlandt
Rob Mulder
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Niels Vrijlandt, Rob Mulder filed Critical Niels Vrijlandt
Priority to NL1035328A priority Critical patent/NL1035328C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1035328C2 publication Critical patent/NL1035328C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47CCHAIRS; SOFAS; BEDS
    • A47C3/00Chairs characterised by structural features; Chairs or stools with rotatable or vertically-adjustable seats
    • A47C3/20Chairs or stools with vertically-adjustable seats
    • A47C3/22Chairs or stools with vertically-adjustable seats with balancing device, e.g. by spring, by weight

Landscapes

  • Chairs Characterized By Structure (AREA)

Description

Zitelement voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel.
1 1 *' «·.'
De uitvinding heeft betrekking op eèn zitelement, omvattende een bovenstel voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel 5 en een onderstel, waarbij het onderstel een constante krachtgenerator, een zweefdeel gekoppeld aan een ten opzichte van het zweefdeel in hoogte verstelbaar element en een voetenkruis met aan de uiteinden wielen omvat.
Een dergelijk zitelement met een constante krachtgenerator is 10 getoond in de octrooien US-A-4387876 en EP-1389931 BI. Een nadeel van deze bekende zitelementen is, dat de onderdelen van de constante krachtgenerator veel ruimte innemen.
Met de uitvinding is beoogd, deze bekende zitelementen met constante krachtgenerator te verbeteren.
15 Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de constante krachtgenerator in de vorm van een veercompensatie mechanisme werkzaam is tussen het voetenkruis en het zweefdeel, waarbij het zweefdeel in hoofdzaak in verticale richting beweegbaar is binnen een bewegingstraject en een in hoofdzaak constante kracht omhoog 20 levert op elke hoogte binnen het bewegingstraject zonder fixatie of andere instellingen en waarbij veer elementen van het veercompensatie mechanisme in één der uiteinden van het voetenkruis zijn geplaatst. Doordat een voetenkruis uiteinden omvat, in het bijzonder vijf uiteinden, die in de richting van de wielen gaan, 25 kan de holte in één van deze uiteinden efficiënt gebruikt worden, door er de verende elementen in te plaatsen. Op deze manier nemen de verende elementen weinig extra ruimte in beslag.
Bij toepassing van dit zitelement volgens de uitvinding kan het bovenstel gemakkelijk losgekoppeld worden van het onderstel. Zo 30 kunnen er allerlei verschillende bovenstellen, zoals bovenstellen van verschillende bureaustoelen, relaxfauteuils, kapperstoelen e.d. worden voorzien van een onderstel met een veercompenstatie mechanisme volgens de uitvinding.
De uitvinding zal nader worden toegelicht in de hierna 35 volgende beschrijving van het zitelement volgens de uitvinding in de vorm van een bureaustoel aan de hand van enkele tekeningen waarin: figuur 1 een zijaanzicht is van een bureaustoel met een onderstel volgens de uitvinding, 1035328 2 figuur 2 een bovenaanzicht is van het onderstel uit figuur 1, figuur 3A en 3B schetsen weergeven van een gedeelte van het onderstel uit figuur 1, figuur 4 een zijaanzicht is van een opengewerkt deel van het 5 onderstel uit figuur 1 op vergrote schaal, figuur 5 een zijaanzicht is van een opengewerkt deel uit figuur 4 op vergrote schaal, figuur 6A, 6B en 6C bovenaanzichten zijn van opengewerkte delen uit figuur 5 op vergrote schaal, 10 figuur 7 een schets is van een flexibel element op vergrote schaal zoals ook weergegeven is in figuur 4, figuur 8 een zijaanzicht is van de koppeling tussen het flexibele element uit figuur 7 aan de veerelementen uit figuur 4 op vergrote schaal, 15 figuur 9 een bovenaanzicht is van een roterende stang uit figuur 4 op vergrote schaal, figuur 10 een zijaanzicht is van verende delen, die werkzaam zijn tussen het zweefdeel en het voetenkruis uit figuur 4 op vergrote schaal.
20 Figuur 1 toont een zijaanzicht gebaseerd op een bureaustoel met een onderstel 1 volgens de uitvinding. De bureaustoel heeft overeenkomsten met een gebruikelijke bureaustoel met een onderstel 1 omvattende een voetenkruis 2 en een zweefdeel 3. Aan het zweefdeel 3 is een ten opzichte van het zweefdeel 3 in hoogte 25 verstelbaar element, in het bijzonder een gaslift 4, gekoppeld voor de hoogte instelling van het bovenstel 5. Het bovenstel omvat een brugstuk 6, een zitting 7, een rugleuning 8 en armsteunen 9. Het veercompensatie mechanisme is werkzaam tussen het voetenkruis 2 en het zweefdeel 3, waarbij veerelementen 10 zich bevinden in één van 30 de uiteinden 11 van het voetenkruis 2.
Figuur 2 toont een bovenaanzicht van het onderstel 1 uit figuur 1, waarin het voetenkruis 2, het zweefdeel 3 en de gaslift 4 zijn aangegeven. De uiteinden 11 van het voetenkruis 2 zijn voorzien van wielen 12. In de figuren 1 en 2 is één van de 35 uiteinden 11 transparant getekend, zodat de veerelementen 10 zichtbaar zijn.
Figuur 3A en 3B tonen een schets van het zweefdeel 3 en een gedeelte van het voetenkruis 2 van het onderstel 1 uit figuur 1.
3
In figuur 3A is een handgreep 13, om de grootte van de constante kracht in te stellen, weergegeven, terwijl de handgreep 13 naar beneden gescharnierd is en in de vorm van het zweefdeel 3 ligt. Op deze manier neemt de handgreep 13 weinig ruimte in en wordt niet 5 makkelijk beschadigd door bewegende voeten van het te ondersteunen lichaam. In figuur 3B is de handgreep 13 getoond, terwijl deze omhoog is gescharnierd. De handgreep 13 kan nu in het horizontale vlak heen en weer worden bewogen om de juiste grootte van de constante kracht in te stellen. De handgreep 13 is scharnierend 10 gekoppeld met een schakelbare vrijloopkoppeling, die door middel van de stand van de schakelaar 14 ervoor zorgt, dat de constante kracht tijdens het heen en weer bewegen van de handgreep 13 groter of kleiner wordt. Een ander voordeel van de toepassing van deze scharnierende handgreep 13, bijvoorbeeld ten opzichte van een 15 draaiknop is, dat er een groot moment uitgeoefend kan worden tijdens het instellen. Om ditzelfde moment met een draaiknop uit te oefenen, krijgt de draaiknop een onwenselijk grote diameter.
Een andere uitvoering zou kunnen zijn, dat de handgreep 13 los genomen kan worden van het onderstel 1, maar dat heeft als nadeel, 20 dat de handgreep dan zoek kan geraken.
Figuur 4 toont een opengewerkt deel van het onderstel 1 uit figuur 1 op vergrote schaal volgens de uitvinding. Het tussen het voetenkruis 2 en het zweefdeel 3 werkende veercompensatie mechanisme bevat tenminste één verend element 10, die enerzijds 25 gekoppeld is aan een uiteinde 11 van het voetenkruis 2 en anderzijds gekoppeld is aan tenminste één flexibel element 15 met een in hoofdzaak constante lengte en waarbij dit flexibele element 15 eerst raakt aan een gedeelte van de buitenomtrek van een cilindervormig element 16, dat zelf scharnierend gekoppeld is aan 30 het voetenkruis 2 en vervolgens is het flexibel element 15 gekoppeld met een wagen 21, welke zelf weer gekoppeld is met het zweefdeel 3, zoadat de veerkracht van de verende elementen 10 door middel van het flexibele element 15 een balancerend moment verschaft aan de roterende stangen 17, 18 van een scharnierend 35 parallellogramvormig vierstangenstelsel 2, 3, 17, 18 waarvan het zweefdeel 3 en het voetenkruis 2 de twee in hoofdzaak verticale stangen zijn. De grootte van de in hoofdzaak constante verticale kracht van het veercompensatie mechanisme is gelijk aan de verticale afstand tussen raakpunten 18, 20 van het flexibel element 4 15 met de buitenomtrek van het cilindervormig element 16 en de wagen 21 vermenigvuldigd met de veerconstante van de veerelementen 10 als de roterende stangen 17, 18 in een horizontale positie staan. De horizontale afstand tussen deze raakpunten 19, 20 is in 5 deze horizontale positie van de roterende stangen 17, 18 gelijk aan de afstand tussen de scharnierpunten 22, 23 van de stang 18. Om er voor te zorgen, dat de verticale kracht constant blijft tijdens alle bewegingen aan het vierstangenstelsel 2, 3, 17, 18 en in alle standen van de wagen 21 ten opzichte van het zweefdeel 3, moet de 10 afstand tussen de raakpunten 19, 20 gelijk zijn aan de verlenging van de veerelementen 10 vanuit ontspannen toestand. Daarom is de lengte van het deel van het flexibel element 15, dat tijdens deze beweging oprolt over de buitenomrek van het scharnierende cilindervormige element 16 op het voetenkruis 2 gelijk aan het deel 15 van het flexibel element 15, dat afrolt van de buitenomtrek van het gedeeltelijk cilindervormige gedeelte van de wagen 21. Het flexibel element 15 is bij voorkeur uitgevoerd als een dunne band met weinig rek in de lengterichting, in het bijzonder verenbandstaal met een dikte kleiner dan 0,2 milimeter. De wrijving tussen het flexibel 20 element 15 en het cilindervormig element 16 is minimaal, doordat het flexibel element 15, tijdens krachtverschillen een in hoofdzaak constante lengte heeft en doordat snelheidsverschillen in het deel flexibel element 15, welke de buitenomtrek van het cilindervormige element 16 raakt, minimaal zijn, doordat de dikte van het flexibel 25 element 15 klein is en doordat de raaklijn tussen het flexibel element 15 en het cilindervormige element 16 evenwijdig aan de hartlijn van het cilindervormige element 16 in hoofdzaak recht is. Ditzelfde geldt voor de wrijving tussen het deel van het flexibel element 15, dat raakt aan de buitenomtrek van het gedeeltelijk 30 cilindervormige deel van de wagen 21. De extra kracht, die nodig is om het zweefdeel 3 in beweging te krijgen ten opzichte van het voetenkruis 2 is zeer laag ten opzichte van de constante kracht, die het veercompensatie mechanisme levert in het bijzonder minder dan 8N. Hiertoe zijn de scharnierpunten van het vierstangenstelsel 35 2, 3, 17, 18 en van de cilindervormige elementen 16, scharnierpunten met een lage wrijving, in het bijzonder rollende wrijving, uitgevoerd met bijvoorbeeld rol- en/of kogellagers.
Figuur 5 toont een opengewerkt deel van een gedeelte uit figuur 4 op vergrote schaal, omvattende het zweefdeel 3 en de 5 daaraan gekoppelde gaslift 4, een spindel 25 axiaal opgesloten in het zweefhuis 3, de wagen 21, die door rotatie van de spindel 25 transleert en de schakelbare vrijloopkoppeling met scharnierende handgreep 13. Hierin omvat de schakelbare vrijloopkoppeling een 5 ratelhuis 26, een sperpal 27, een blokkeerwiel 28, een veertje 29 en een schakelaar 14. De handgreep 13 is scharnierend gekoppeld aan het ratelhuis 26 met een pen 30 gat verbinding. Tussen de spindel 25 en het zweefdeel 3 is een verend element werkzaam, in het bijzonder een schotelveer 31, die tijdens rotatie van de spindel 25 10 een wrijvingsmoment op de spindel 25 uitoefent, welke in elke stand van de wagen 21 ten opzichte van het voetenkruis 2 groter is dan het moment, geleverd door de schakelbare vrijloopkoppeling tijdens vrijloop. Omwille van de duidelijkheid zijn de roterende stangen 17, 18 weggelaten. De ring 32 tussen het zweefdeel 3 en de spindel 15 25 geeft de axiale krachten door, die de wagen 21 op de spindel 25 uitoefent. De voorspanning van de schotelveer 31 zorgt er ook voor, dat de spindel 25 in axiale richting spelingvrij is opgesloten. De straal R van het scharnierende cilindervormige element 16 is in hoofdzaak gelijk aan de straal R van het gedeeltelijk 20 cilindervormige gedeelte van de wagen 21.
Figuur 6A toont een bovenaanzicht van een opengewerkt deel uit figuur 5 op vergrote schaal, waarin de doorsnede A-A is weergegeven. Het veertje 29 in de schakelbare vrijloopkoppeling is werkzaam tussen het ratelhuis 26 en de sperpal 27 om de sperpal in 25 één van de twee voorkeurstanden te duwen. De sperpal 27 kan in de andere voorkeurstand geplaatst worden door aan de schakelaar 14 te draaien. Aan de schakelaar 14 zitten tanden, die ingrijpen in de tanden van de sperpal 27. De schakelaar 14 kan concentrisch draaien met de spindel 25 door een scharnierende pen gat koppeling met de 30 spindel 25.
Figuur 6B toont een bovenaanzicht van een opengewerkt deel uit figuur 5 op vergrote schaal, waarin de doorsnede B-B is weergegeven. In figuur 6B staat de sperpal 27 in de andere voorkeurstand, dan die getoond in figuur 6A. In deze voorkeurstand 35 blokkeert de sperpal 27 het blokkeerwiel 28 linksom door middel van een ingrijpende tand. Rechtsom kan het blokkeerwiel 28 nu vrij roteren. Het blokkeerwiel 28 is star gekoppeld aan de spindel 25. Indien de sperpal 27 in de andere voorkeurstand staat of geplaatst wordt door de schakelaar 14 te roteren, dan wordt het blokkeerwiel 6 rechtsom geblokkeerd en kan het linksom vrij roteren. Tijdens vrijloop wordt het veertje 29 gedeeltelijk ingedrukt en het veertje 29 zorgt ervoor, dat dezelfde voorkeurstand altijd opnieuw wordt ingenomen.
5 Figuur 6C toont een bovenaanzicht van een opengewerkt deel uit figuur 5 op vergrote schaal, waarin de doorsnede C-C is aangegeven. De wagen 21 is star gekoppeld aan de moer 33, waarin de spindel 25 draait, De spindel 25 en moer 33 zijn bij voorkeur uitgevoerd met trapeziumdraad in het bijzonder Tr 10x3. Aan 10 weerzijden van de wagen 21 in het vlak met daarin de hartlijn van de spindel 25 en loodrecht op het vlak met daarin de mogelijke krachten, die het flexibele element 15 uitoefent op de wagen 21, zijn glijvlakken 34 aangebracht, die glijden tegen het zweefdeel 3. Deze twee lineaire geleidingen zorgen ervoor, dat de moer 33, de 15 spindel 25 in hoofdzaak axiaal belasten. Dit zorgt ervoor, dat de wrijving tussen moer 33 en spindel 25 minimaal is en dus ook de kracht, die uitgeoefend dient te worden op de handgreep 13 om de wagen 21 in te stellen op de juiste hoogte.
Figuur 7 is een schets van één flexibel element 15 op 20 vergrote schaal, zoals ook getoond in figuur 4. De uiteinden zijn voorzien van gaten.
Figuur 8 is een zijaanzicht van de koppeling van het flexibel element 15 uit figuur 7 aan de veerelementen 10 uit figuur 4 op vergrote schaal. Met verbindingselementen in het bijzonder een 25 schroef 35, ring 36 en een moer 37 combinatie worden de uiteinden van het flexibel element 15 aan elkaar gekoppeld, waarbij de voorspanning tussen de verbindingselementen en het flexibel element 15 voldoende wrijving oplevert om het flexibel element 15 op zijn plek te houden. De verbindingselementen worden gekoppeld aan het 30 bevestigingsdeel 38, waar ook de verende elementen 10 aan gekoppeld zijn. Aan de andere kant wordt het flexibel element 15 met de lus om een cilindervormig deel, in het bijzonder een as 24 van de wagen 21 geslagen, zoals weergegeven in figuur 4 en figuur 5. De roterende stangen 17,18 het cilindervormige element 16 en het 35 flexibel element 15 kunnen ook dubbel uitgevoerd worden, zodat deze aan weerszijden van de gaslift 4 geplaatst zijn. Met het cilindervormig element 16 en het flexibel element 15 is dit weergegeven in de figuren 1-6. Het flexibel element 15 kan bestaan uit meerdere lussen over elkaar heen.
7
Figuur 9 is een bovenaanzicht van een roterende stang 18 uit figuur 4 op vergrote schaal. De stang 18 omvat assen voor de scharnierpunten 22, 23 en een gat waar ruimte is voor de gaslift 4. Tijdens rotatie van de stang 18 raakt de stang 18 de gaslift 4 5 niet.
Figuur 10 is een zijaanzicht van verende delen, die werken tussen het zweefdeel 3 en het voetenkruis 2 uit figuur 4 op vergrote schaal. Om ervoor te zorgen, dat de gebruiker een geleidelijke overgang voelt van de in hoofdzaak nul stijfheid, die 10 de beweging van de constante krachtgenerator heeft, naar de hoge stijfheid van de begrenzing van het bewegingstraject, is er een extra veermechanisme werkzaam tussen het voetenkruis 2 en het zweefdeel 3. Deze vering omvat een verend deel 41, in het bijzonder gemaakt van verenbandstaal, gekoppeld aan het zweefdeel 3, welke 15 tijdens bewegingen van de roterende stangen 17, 18 tegen verende delen 42, in het bijzonder gemaakt van rubber, gekoppeld aan het voetenkruis 2, aan komen. De verende delen 41, 42 zijn zodanig vormgegeven, dat het zweefdeel 3, ten opzichte van het voetenkruis 2 tijdens het indrukken van deze verende delen 41, 42 een 20 progressieve kracht - weg grafiek heeft. Het is ook mogelijk, dat het verend deel 41 aan het voetenkruis 2 gekoppeld is en de verende delen 42 aan het zweefdeel 3. Het verend deel 41 en/of de verende delen 42 hebben geluidsabsorberende eigenschappen. Om ervoor te zorgen, dat de gebruiker van het zitelement minder snel aan het 25 einde van het bewegingstraject komt, kan er voor worden gezorgd, dat de constante kracht niet geheel constant is. Dit is te realiseren, door de lengte van het flexibel element 15 enkele milimeters langer te maken, dan de voorgeschreven lengte, in het bijzonder 4 millimeter.
1035328

Claims (22)

1- Zitelement omvattende een bovenstel 5 voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel en een onderstel 1, 5 waarbij het onderstel een constante krachtgenerator, een zweefdeel 3 gekoppeld aan een ten opzichte van het zweefdeel 3 in hoogte verstelbaar element en een voetenkruis 2 met aan de uiteinden 11 wielen 12 omvat, met het kenmerk, dat de constante krachtgenerator in de vorm van een veercompensatie mechanisme werkzaam is tussen 10 het voetenkruis 2 en het zweefdeel 3, waarbij het zweefdeel 3 in hoofdzaak in verticale richting beweegbaar is binnen een bewegingstraject en een in hoofdzaak constante kracht omhoog levert op elke hoogte binnen het bewegingstraject zonder fixatie of andere instellingen en waarbij veerelementen 10 van het veercompensatie 15 mechanisme in één der uiteinden 11 van het voetenkruis 2 zijn geplaatst.
2. Zitelement volgens conclusie 1, waarbij het veercompensatie mechanisme ten minste één verend element 10 omvat, die enerzijds gekoppeld is aan een uiteinde 11 van het voetenkruis 20 2 en anderzijds gekoppeld is aan ten minste één flexibel element 15 met een in hoofdzaak constante lengte en waarbij dit flexibel element 15 eerst raakt aan een gedeelte van de buitenomtrek van een cilindervormig element 16, welke zelf scharnierend gekoppeld is aan het voetenkruis 2 en vervolgens is het flexibel element 15 25 gekoppeld aan een wagen 21, die zelf gekoppeld is met het zweefdeel 3, zodat de veerkracht van de verende elementen 10 door middel van het flexibel element 15 een balancerend moment verschaft aan de roterende stangen 17, 18 van een scharnierend parallellogramvormig vier stangenstelsel 17, 18, 2, 3 waarvan het zweefdeel 3 en het 30 voetenkruis 2 de twee in hoofdzaak verticale stangen zijn en waarbij het zweefdeel 3 star gekoppeld is aan het in hoogte verstelbare element, in het bijzonder een gaslift 4 en waarbij het ten opzichte van het zweefdeel 3 bewegende gedeelte van de gaslift 4 star gekoppeld is aan het bovenstel 5.
3. Zitelement volgens conclusie 2, waarbij de grootte van de constante kracht geleverd door het veercompensatie mechanisme instelbaar is door de verticale positie van de wagen 21 ten opzichte van het zweefdeel 3 te veranderen. 1035320
4. Zitelement volgens conclusie 3, waarbij een spindel 25 voorzien van schroefdraad en axiaal opgesloten in het zweefdeel 3 kan roteren, zodat de wagen 21 star gekoppeld aan een moer 33 voorzien van schroefdraad transleert ten opzichte van het zweefdeel 5 3.
5. Zitelement volgens conclusie 4, waarbij er voor rotatie van de spindel 25 aan de spindel 25 een schakelbare vrijloopkoppeling star gekoppeld is en waarbij er aan de schakelbare vrijloopkoppeling een handgreep 13 star gekoppeld is.
6. Zitelement volgens conclusie 5, waarbij de handgreep 13 scharnierend, in een vlak, in hoofdzaak loodrecht op de scharnierrichting van de schakelbare vrijloopkoppeling, gekoppeld is aan de schakelbare vrijloopkoppeling.
7. Zitelement volgens conclusie 5 of 6, waarbij er tussen de 15 spindel 25 en het zweefdeel 3 een verend element in het bijzonder een schotelveer 31 werkzaam is, die tijdens rotatie aan de spindel 25 een wrijvingsmoment op de spindel 25 uitoefent, die in elke stand van wagen 21 ten opzichte van het voetenkruis 3 groter is, dan het moment uitgeoefend door de schakelbare 20 vrijloopkoppeling tijdens vrijloop op de spindel 25.
8. Zitelement volgens één der conclusies 5-7, waarbij de schakelbare vrijloopkoppeling een ratelhuis 26, een sperpal 27, een blokkeerwal 28, een veertje 29 en een schakelaar 14 omvat, waarbij het veertje 29 werkzaam is tussen het ratelhuis 26 en de sperpal 27 25 om de sperpal 27 in één van de twee voorkeurstanden te duwen, waarbij in de eerste voorkeurstand de sperpal 27 het blokkeerwiel 28 star gekoppeld aan de spindel 25 linksom blokkeert door een ingrijpende tand of tanden van de sperpal 27 en rechtsom vrij laat roteren en in de andere voorkeurstand wordt het blokkeerwiel 28 30 rechtsom geblokkeerd en kan deze linksom vrij roteren en waarbij de schakelaar 14 de sperpal 27 in één van deze voorkeurstanden kan duwen en waarbij de handgreep 13 scharnierend gekoppeld is aan het ratelhuis 26.
9. Zitelement volgens conclusie 8, waarbij een schakelaar 14 35 van de schakelbare vrijloopkoppeling in hoofdzaak concentrisch en scharnierend is gekoppeld met de spindel 25 en waarbij er aan de schakelaar 14 tanden zitten, die ingrijpen in de tanden van de sperpal 27 en waarbij tijdens rotatie van de schakelaar 14 de sperpal 27 mee roteert.
10. Zitelement volgens één der conclusies 2-9, waarbij de wrijving tussen het flexibel element 15 en het cilindervormig element 16 minimaal is doordat het flexibel element 15 tijdens krachtverschillen een in hoofdzaak constante lengte heeft en dus 5 weinig rek in de lengterichting heeft en doordat de snelheidsverschillen in het deel van het flexibel element 15, welke de buitenomtrek van het cilindervormig element 16 raakt minimaal zijn, doordat de dikte van het flexibel element 15 klein is en doordat de raaklijn tussen het flexibel element 15 en het 10 cilindervormig element 16 evenwijdig aan de hartlijk van het cilindervormig element 16 in hoofdzaak recht is.
11. Zitelement volgens één der conclusies 2 - 10, waarbij het flexibel element 15 met een in hoofdzaak constante lengte bestaat uit een band materiaal, in het bijzonder verenbandstaal met een 15 dikte kleiner dan 0,2 millimeter.
12. Zitelement volgens één der conclusies 2 - 11, waarbij de wrijving in het veercompensatie mechanisme dusdanig is, dat er weinig extra kracht, in het bijzonder minder dan 8N, nodig is om het zweefdeel 3 in beweging te brengen ten opzichte van het 20 voetenkruis 2, mede doordat de scharnierpunten van het vierstangenstelsel 2, 3, 17, 18 en het scharnierpunt van het cilindervormig element 16 scharnierpunten zijn met een lage wrijving, in het bijzonder een rollende wrijving, uitgevoerd met bijvoorbeeld rol- en/of kogellagers.
13. Zitelement volgens één der conclusies 1- 12, waarbij het zweefdeel 3 en opzichte van het voetenkruis 2 beweegt binnen een bewegingstraject, waarbij de beweging plaatsvindt met in hoofdzaak nul stijfheid en naarmate het zweefdeel 3 dichter bij één van de twee begrenzingen van het bewegingstraject komt, er een 30 geleidelijke overgang plaatsvindt van de nul stijfheid naar een zeer hoge stijfheid van de begrenzing door middel van ten minste één verend deel 41, 42.
14. Zitelement volgens conclusie 13, waarbij de verende delen 41, 42 samen een progressieve kracht - weg grafiek hebben en 35 waarbij ten minste één van de verende delen 41, 42 geluidsabsorberende eigenschappen heeft.
15. Zitelement volgens één der conclusies 2-14, waarbij er aan het zweefdeel 3 een verend deel 41 is gekoppeld, in het bijzonder gemaakt van verenbandstaal, die tegen verende delen 42, in het bijzonder gemaakt van rubber, gekoppeld aan het voetenkruis 2 aan beweegt tijdens bewegingen van het vierstangenstelsel 2, 3, 17, 18.
16. Zitelement volgens één der conclusies 2 - 15, waarbij het 5 zweefdeel 3 en het voetenkruis 2 twee stangen vormen van het scharnierend parallellovormig vierstangenstelsel 2, 3, 17, 18 en waarbij de andere twee roterende stangen 17, 18 een gat hebben waarin de gaslift 4 vrij kan bewegen.
17. Zitelement volgens één der conclusies 2 - 16, waarbij de 10 flexibele elementen 15 aan weerzijden langs de gaslift lopen en raken aan twee cilindervormige elementen 16.
18. Zitelement volgens één der conclusies 2-17, waarbij de starre koppeling tussen de verende elementen 10 en de flexibele elementen 15 een bevestigingsdeel 38 en verbindingselementen 35, 15 36, 37 omvat, waarbij de flexibele elementen 15 aan de uiteinden van gaten zijn voorzien en waarbij de uiteinden op elkaar gedrukt worden met verbindingselementen, zodat de flexibele elementen lussen vormen, die enerzijds met de verbindingselementen 35, 36, 37 aan het bevestigingsdeel 38 van de verende elementen 10 gekoppeld 20 worden en anderzijds met de lus om een cilindervormig deel 24 wordt geslagen, die zelf star gekoppeld is aan de wagen 21.
19. Zitelement volgens één der conclusies 4-18, waarbij de moer 33 in hoofdzaak in axiale richting wordt belast, doordat de wagen 21 in het zweefdeel 3 twee lineaire geleidingen 34 heeft met 25 een glij- of rollager, die in hoofdzaak in één vlak liggen met de hartlijn van de spindel 25 en loodrecht ligt op het vlak met daarin de mogelijke krachten, die de flexibele elementen 15 uitoefenen op de wagen 21.
20. Zitelement volgens één der conclusies 2 - 19, waarbij de 30 verticale afstand tussen de twee raakpunt 19, 20 van het flexibel element 15 met de buitenomtrekken van het cilindervormig element 16 en de wagen 21 vermenigvuldigd met de veerconstante van de veer elementen 10 gelijk is aan de grootte van de constante kracht, die geleverd wordt door het veercompensatie mechanisme.
21. Zitelement volgens één der conclusies 2 - 20, waarbij het gedeelte van het flexibel element 15 met een in hoofdzaak constante lengte, die de buitenomtrek van het cilindervormige element 16 en die de buitenomtrek van de gedeeltelijk cilindervormige wagen 21 raakt, in hoofdzaak constant blijft tijdens alle bewegingen van de wagen 21 ten opzichte van het voetenkruis 2.
22. Zitelement volgens één der conclusies 2-21, waarbij de afstand tussen het raakpunt 19 van het flexibel element 15 met de 5 buitenomtrek van het scharnierende cilindervormig element 16 en het raakpunt 20 van het flexibele element 15 met de buitenomtrek van de gedeeltelijk cilindervormige wagen 21 gelijk is aan de verlenging van de veer elementen 10 vanuit niet gespannen toestand, tijdens alle bewegingen van de wagen 21 ten opzichte van het voetkruis 2. 1035328
NL1035328A 2008-04-22 2008-04-22 Zitelement voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel. NL1035328C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1035328A NL1035328C2 (nl) 2008-04-22 2008-04-22 Zitelement voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1035328 2008-04-22
NL1035328A NL1035328C2 (nl) 2008-04-22 2008-04-22 Zitelement voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1035328C2 true NL1035328C2 (nl) 2009-10-26

Family

ID=39830566

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1035328A NL1035328C2 (nl) 2008-04-22 2008-04-22 Zitelement voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1035328C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US849975A (en) * 1906-06-23 1907-04-09 Peter J Carlson Stool.
WO1993019645A1 (de) * 1992-03-27 1993-10-14 Gloeckl Josef Aktivdynamische sitzvorrichtung
WO2002096240A1 (en) * 2001-05-30 2002-12-05 Gio Holding B.V. Seating unit for supporting a body or part of a body

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US849975A (en) * 1906-06-23 1907-04-09 Peter J Carlson Stool.
WO1993019645A1 (de) * 1992-03-27 1993-10-14 Gloeckl Josef Aktivdynamische sitzvorrichtung
WO2002096240A1 (en) * 2001-05-30 2002-12-05 Gio Holding B.V. Seating unit for supporting a body or part of a body

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11382811B2 (en) Patient support apparatus
JP7386467B2 (ja) 多機能車いす
EP1537806B1 (en) A chair with a writing tablet
AU2010312325B2 (en) An item of furniture
EP1937112B1 (en) Seat supporting assembly and wheelchair including same
US6050642A (en) Multi-direction reclining and stretching chair
US20110258771A1 (en) Seat tilt mechanism for chairs used by people with disabilities
US20190298064A1 (en) Base seat for bed or chair
NL1035328C2 (nl) Zitelement voor het ondersteunen van een lichaam of lichaamsdeel.
KR20120117027A (ko) 휠체어
NL1025228C2 (nl) Zitondersteuning en werkwijze voor het ergonomisch ondersteunen van een zittende persoon.
WO2011135462A2 (fr) Siège avec une assise à appuis différenciés
RU2452451C1 (ru) Кресло-коляска для инвалидов (варианты)
JP7345189B2 (ja) 椅子
NL2027938B1 (en) Rocking chair comprising a seat, a frame and a movement blocking mechanism
JP7345186B2 (ja) 椅子
CN220344007U (zh) 一种按摩椅及其腿托装置
KR20100120438A (ko) 등받이 회전승강장치 및 이를 이용한 의자
FR2688666A3 (fr) Siege de mobilier avec une assise articulee sur un pied.
GB2391465A (en) Adjustable children's high chair
JP5021581B2 (ja) 車椅子
TWI474812B (zh) A wheelchair that can be moved laterally
BRMU8802738U2 (pt) sistema de regulagem de apoio para pernas
AU2018201595B1 (en) Base Seat for Bed or Chair
CA2202596A1 (en) Multi-direction reclining and stretching chair

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20111101