NL1034109C2

NL1034109C2 - Houder voor het houden van een vloeistof voor consumptie, zoals een zuivelproduct, in ongeschuimde vorm en voor het afgeven van de vloeistof voor het verkrijgen van de vloeistof in geschuimde vorm.

Info

Publication number: NL1034109C2
Application number: NL1034109A
Authority: NL
Inventors: Cornelis Margaretha Theodorus Maria Bongers
Original assignee: Friesland Brands Bv
Priority date: 2007-07-06
Filing date: 2007-07-06
Publication date: 2009-01-08

Description

Titel: Houder voor het houden van een vloeistof voor consumptie, zoals een zuivelproduct, in ongeschuimde vorm en voor het afgeven van 5 de vloeistof voor het verkrijgen van de vloeistof in geschuimde vorm.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het houden van een vloeistof voor consumptie, zoals een zuivelproduct, in ongeschuimde vorm en 10 voor het afgeven van de vloeistof voor het verkrijgen van de vloeistof in geschuimde vorm.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het schuimen van een vloeistof voor consumptie en voor het gebruik van een dergelijke houder voor het genereren van de vloeistof in geschuimde vorm.

15 Houders voor het verschaffen van een vloeistof voor het verkrijgen van de vloeistof in een geschuimde vorm zijn op zich bekend. De bekende houder omvat bijvoorbeeld een knijpbare fles die een vloeistof bevat, zoals een reinigingsmiddel of verf, waarbij de vloeistof wordt afgegeven door het knijpen van de fles door een sponsachtige structuur voor het genereren van 20 de geschuimde vloeistof.

Deze bekende houders hebben het nadeel dat een aanzienlijke kracht moet worden uitgeoefend om de vloeistof uit de houder te knijpen. In veel gevallen is het niet mogelijk om voor een persoon met minder kracht in de spieren van de hand, hetgeen bijvoorbeeld kan optreden bij kinderen of 25 vrouwen, om de geschuimde vloeistof goed af te geven. Voorts moeten om een gewenste hoeveelheid geschuimde vloeistof af te geven deze bekende houders herhaaldelijk en of gedurende een lange tijd worden geknepen, hetgeen vermoeidheid van de spieren van de hand kan veroorzaken.

Voorts kunnen in de sponsachtige structuur overblijfselen van een 30 vloeistof achterblijven na een eerste gebruik. Wanneer de vloeistof een vloeistof voor consumptie is, zoals een zuivelproduct, kan de consumeerbare 1034109 2 vloeistof ophopen of degraderen in de sponsachtige structuur, hetgeen het moeilijker maakt om de vloeistof door de sponsachtige structuur te knijpen bij een tweede gebruik, of zelfs groei van micro organismen in de hand te werken, zodat een mogelijk gezondheidsrisico wordt gevormd bij een tweede 5 gebruik.

Het is een doel van de uitvinding om aan ten minste één van de bovengenoemde problemen tegemoet te komen.

Daartoe wordt een houder volgens conclusie één geschaft.

Aangezien de eerste wand flexibel is, kan deze met de hand worden 10 geknepen voor het verhogen van de druk in de binnenruimte. Aangezien de houder, in gebruik, in hoofdzaak gesloten is, dat wil zeggen gesloten is behalve de ten minste ene spuitopening, zal het knijpen van de eerste wand de druk in de binnenruimte verhogen, bijvoorbeeld door het samendrukken van de inhoud van de binnenruimte. Wanneer de container zodanig wordt 15 gehouden dat de vloeistof in contact is met de ten minste ene spuitopening, zal de verhoogde druk zorgen dat de vloeistof wordt uitgegeven door de tenminste ene spuitopening in de vorm van een straal. De straal van de vloeistof kan worden afgegeven in een vat, zoals een kop, zodat de vloeistof wordt opgenomen in het vat. Zonder gebonden te willen zijn door enige 20 theorie wordt gedacht dat de inslag van de straal van de vloeistof in het vat en of in de vloeistof, of geschuimde vloeistof, aanwezig in het vat zorgt dat lucht wordt ingeslagen in de vloeistof zodat het schuim wordt gegenereerd op de vloeistof in het vat. Wanneer de vloeistof melk is, kan de geschuimde melk bijvoorbeeld worden ontvangen in een kop, bijvoorbeeld een kop die 25 reeds koffie bevat. Er is gevonden dat met de houder volgens de uitvinding efficiënt schuim kan worden gegenereerd. Er is ook gevonden dat een afstand tussen de spuitopening en het vat de efficiency van de schuimvorming nauwelijks beïnvloed, bijvoorbeeld wanneer een gebruikelijke huishoudafstand tussen de spuitopening en het vat van 30 bijvoorbeeld één tot dertig centimeter wordt gehanteerd.

3 EP1354544 openbaart een houder voor het herhaaldelijk genereren van porties schuim van een schuimbare vloeistof. EP1354544 openbaart het vormen van schuim door de houder een aantal malen te schudden, zodat schuim wordt gevormd ten gevolge van het passeren van de vloeistof door 5 een scherm dat in de container is geplaatst. EP1354544 heeft geen betrekking op het genereren van stralen van vloeistof voor het genereren van schuim.

Het zal duidelijk zijn dat koffiezetapparaten bekend zijn die zijn ingericht voor het bereiden van een geschuimde koffiedrank. Deze 10 apparaten zijn echter in het algemeen groot, beperkt tot het verschaffen van warme geschuimde dranken en vereisen een relatief lange tijd voor het verschaffen van de geschuimde drank. Het is in het algemeen niet mogelijk met deze apparaten om de portie geschuimde melk bijvoorbeeld geschuimde koude melk, binnen een aantal seconden, bijvoorbeeld 70 gram van melk 15 binnen 5 sec. te verschaffen voorts is het met deze apparaten in het algemeen niet mogelijk om enkel de correcte hoeveelheid geschuimde melk te verschaffen voor een kop koffie, zonder gedwongen te zijn om tevens de koffie te verschaffen met dat apparaat. Aldus verschaffen deze apparaten de gebruiker niet met de veelzijdigheid die wordt verkregen met de houder 20 volgens de huidige uitvinding.

Bijvoorkeur omvat de tweede wand een veelvoud van spuitopeningen, bijvoorbeeld aangebracht in cirkel, voor het elk opgeven, wanneer de druk in de binnenruimte is verhoogd, van de vloeistof in de vorm van een straal. Aldus kan het veelvoud van spuitopeningen toestaan 25 dat een grotere hoeveelheid van de vloeistof wordt afgegeven per eenheid tijd.

In een uitvoeringsvorm convergeren longitudinale assen van de spuitopeningen buiten de houder. Aldus kan een convergerende bundel van stralen worden verkregen met de houder. Dit vergemakkelijkt het richten 30 van de bundel van stralen in het vat. Verder kan onderling botsen van de 4 stralen de kwaliteit van de kwantiteit van het geproduceerde schuim verbeteren.

Bij voorkeur is een doorsnede oppervlak van het veelvoud van spuitopeningen tezamen tussen 3 en 10 mm2, bij voorkeur tussen 5 en 8 5 mm2 bijvoorbeeld ongeveer 7 mm2. Het is aldus mogelijk om de vloeistof af te geven door de houder met de hand te knijpen, zonder een te grote kracht te hoeven uitoefenen, waarbij een goede kwaliteit schuim wordt verschaft. Het kan bijvoorbeeld mogelijk zijn om ongeveer 70 gram vloeistof in ongeveer 4 sec. af te geven, zonder een kracht uit te moeten oefenen die de 10 druk in de houder meer dan ongeveer 100 mbar verhoogt. Aldus is het bijvoorbeeld mogelijk een enkele portie van geschuimde melk in een hoeveelheid die geschikt is voor een enkele kop koffie, bijvoorbeeld tussen en 5 en 100 ml melk in niet geconcentreerde vorm, bijvoorbeeld ongeveer 70 ml, bijvoorbeeld als ingrediënt voor een kop cappuccino, bij voorkeur binnen een 15 enkele knijpoperatie, van beperkte tijdsduur, bijvoorbeeld 2 sec. of minder, te verschaffen zonder een kracht te moeten uitoefenen die de druk in de houder meer dan ongeveer 100 mbar verhoogt. Optioneel kan de vloeistof geconcentreerd zijn, bijvoorbeeld geconcentreerde melk, zodat bijvoorbeeld tussen 5 en 50 ml geconcentreerde melk, bijvoorbeeld 30 ml, kan worden 20 verschaft bij voorkeur binnen een enkele knijpoperatie van beperkte tijdsduur.

Bij voorkeur is een afmeting van de ten minste ene spuitopening, zoals een diameter van een ronde spuitopening, kleiner dan 0,5 mm, bij voorkeur tussen 0,1 en 0,4 mm, meer bij voorkeur tussen 0,2 en 0,3 mm. Er 25 is gevonden dat deze afmetingen stralen verschaffen die een goede kwaliteit schuim genereren. Hierin wordt een schuim met fijne bellen, een homogene helgrootte en of een schuim dat stabiel is gedurende een lange tijdsperiode gezien als een schuim van een goede kwaliteit. Bij voorkeur is een afmeting van elke spuitopening, zoals een diameter van elke ronde spuitopening, van 5 het veelvoud van spuitopeningen kleiner dan 0,5 mm, bij voorkeur tussen 0,1 en 0,4 mm, meer bij voorkeur tussen 0,2 en 0,3 mm.

Het zal duidelijk zijn dat de combinatie van spuitopeningen met een afmeting, zoals een diameter van een ronde spuitopening, kleiner dan 5 0,5 mm, bij voorkeur tussen 0,1 en 0,4 mm, meer bij voorkeur tussen 0,2 en 0,3 mm en een totaal doorsnede oppervlak tussen 3 en 10 mm2, bij voorkeur tussen 5 en 8 mm2- bijvoorbeeld ongeveer 7 mm2, een houder verschaft die gemakkelijk afgeven van de geschuimde vloeistof met de hoge kwaliteit schuim toestaat.

10 In een uitvoeringsvorm is de tweede wand een folie, bijvoorbeeld gemaakt van een kunststof materiaal, zoals polipropyleen. Experimenten tonen aan dat het feit dat de spuitopening die de straal van de vloeistof vormt in de folie is geplaatst in plaats van in een niet folieachtig deel van de houder de mogelijkheid om de vloeistof in geschuimde vorm te verschaffen 15 met gebruik van de houder aanzienlijk verbetert, en de kwaliteit van het schuim aanzienlijk verbetert. Zonder te wensen door enige theorie te worden gebonden wordt gedacht dat de dunne folie weinig verlies van energie en de gegenereerde vloeistofstraal veroorzaakt, zodat een hoge energiestraal inslaat in het vat, zodat veel goede kwaliteitschuim wordt verschaft.

20 Bij voorkeur is de folie dunner dan 0,3 mm, bij voorkeur dunner dan 0,2 mm, meer bij voorkeur dunner dan 0,1 mm, bijvoorbeeld ongeveer 0,08. Zonder te wensen door enige theorie te worden gebonden wordt gedacht dat een flexibele of semi- flexibele folie, bijvoorbeeld de folie met een dikte van deze afmetingen, een gunstig effect heeft op de energie van de ten 25 minste ene vloeistofstraal, zodat meer en beter schuim wordt verkregen.

Bij voorkeur vormt de tweede wand, in gebruik, een buitengrens van de houder. Aldus strekt de aan de ten minste ene spuitopening gegenereerde straal zich uit naar binten de houder, zodat de straal gemakkelijk in kan slaan in het vat, zoals de kop.

4- 6

In een uitvoeringsvorm omvat de houder voorts een straalopvang kamer, voor het opvangen van de straal van de ten minste ene spuitopening, waarbij de straalopvang kamer ten minste 1 afgifte- opening omvat voor het afgeven van de vloeistof in geschuimde vorm. Dit biedt het voordeel dat de 5 geschuimde vloeistof wordt gevormd in de straalopvang kamer, dat wil zeggen binnen de houder, zodat de houder de vloeistof in geschuimde vorm afgeeft. Bij voorkeur omvat de straalopvang kamer een straal inslag oppervlak dat zodanig is geplaatst dat de straal van vloeistof van de ten minste ene spuitopening inslaat op het straalinslag oppervlak voor het 10 genereren van de geschuimde vloeistof in de straalopvang kamer.

In een uitvoeringsvorm is de eerste wand ingericht als een flexibele fles met een uitstroom opening met een rondlopende rand, waarbij de tweede wand, bijvoorbeeld de folie aan een rondlopende rand daarvan, afdichtend is verbonden met de rondlopende rand van de uitstroom opening. 15 Aldus wordt een houder verschaft met een eenvoudige structuur, zodat de houder tegen relatief lage kosten kan worden geproduceerd.

In een uitvoeringsvorm omvat de houder een hersluitbare sluiting van het isoleren van de ten minste ene spuitopening van omgevingsatmosfeer wanneer niet in gebruik en voor het blootstellen van de 20 ten minste ene spuitopening aan omgevingsatmosfeer wanneer in gebruik. Aldus kan de houdbaarheid van het product in de houder worden verbeterd.

In een uitvoeringsvorm is de tweede wand, bijvoorbeeld de folie, verbonden met de eerste wand en is een deklaag verbonden met de tweede wand tegenover de eerste wand, waarbij de deklaag verwijderbaar, 25 bijvoorbeeld telbaar, is verbonden met de tweede wand en waarin de deklaag de ten minste ene spuitopening in de tweede wand afsluit. Aldus kan de houder bijvoorbeeld worden opgeslagen waarbij de deklaag de ten minste ene spuitopening afsluit, aldus bijvoorbeeld het binnendringen van lucht in de binnenruimte verhinderend, voor het verlengen van de 30 houdbaarheid van de vloeistof in de houder. Voor gebruik kan de deklaag, 7 althans ten dele, worden verwijderd van de tweede wand voor het openen van de spuitopening, zodat de vloeistof kan worden afgegeven.

In een uitvoeringsvorm omvat de houder een herafsluitbare sluiting voor het vullen en of hervullen van de houder met de vloeistof.

5 Aldus kan de hervulbare houder worden verschaft.

In een voorkeurs uitvoeringsvorm omvat de houder, in de binnenruimte, een zuivelproduct. Het zuivelproduct kan, in niet geconcentreerde vorm, de gebruikelijke melkcomponenten omvatten plus 0,3 tot 2,0 % (m/m) gehydroliseerd melkeiwit, bij voorkeur 0,4 tot 1,2 % (m/m) 10 gehydroliseerd melkeiwit. De gebruikelijke melkcomponenten van het zuivelproduct, in niet geconcentreerde vorm kunnen 0,05 tot 5,0% (m/m) vet, 2,0- 5,0% (m/m) melkeiwit, 3,0- 5,0 % (m/m) lactose en 0,3 -0,7% (m/m) mineralen omvatten. Het zuivelproduct kan geconcentreerd zijn, dat wil zeggen de relatieve hoeveelheid water van het zuivelproduct kan zijn 15 gereduceerd, bijvoorbeeld door het verwijderen van water of door het toevoegen van eiwitten aan het zuivelproduct. Aldus kan de houder worden gebruikt voor het genereren van geschuimde melk, bijvoorbeeld als een ingrediënt voor een kop koffie.

20 De uitvinding zal nu nader worden toegelicht, aan de hand van de volgende niet beperkende voorbeelden, onder verwijzing naar de bijgesloten tekening, waarin:

Figuur la een schematisch perspectivisch aanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding; 25 - Figuur lb een schematische doorsnede toont van de houder getoond in figuur la;

Figuur lc een schematische doorsnede toont van de houder getoond in figuur la en lb in gebruik;

Figuur 2 een schematisch perspectivisch aanzicht toont van een 30 tweede uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding; 8

Figuur 3 een doorsnede toont van een schematische weergave van een derde uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding;

Figuur 4 een doorsnede toont van een schematische weergave van een vierde uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding; 5 - Figuur 5a een zijaanzicht toont van een schematische weergave van een vijfde uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding; en

Figuur 5b een bovenaanzicht toont van de houder getoond in figuur 5a. In de figuren worden overeenkomstige delen aangegeven met identieke verwijzingscijfers.

10

Figuur la toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een houder 1 voor het houden van een vloeistof voor consumptie, zoals een zuivelproduct, in ongeschuimde vorm en voor het afgegeven van de vloeistof voor het verkrijgen van de vloeistof in 15 geschuimde vorm. Figuur lb toont een doorsnede van de houder getoond in figuur la.

De houder 1 omvat wanden 2,4 die een binnenruimte 6 omsluiten voor het daarin houden van de vloeistof. De wanden omvatten een eerste wand 2 en een tweede wand 4.

20 De eerste wand 2 is flexibel voor het toestaan dat een druk in de binnenruimte wordt verhoogd door het met de hand knijpen van de houder. In dit voorbeeld is de eerste wand uitgevoerd als een flexibele fles met een uitstroomopening 8 met een rondlopende rand 10. In dit voorbeeld is de eerste wand 2 uitgevoerd als een kunststof fles gemaakt van flexibel 25 kunststof materiaal.

De tweede wand vier is een folie die ten minste een spuitopening 12 omvat. In dit voorbeeld omvat de folie een veelvoud van spuitopeningen 12. De spuitopeningen 12 kunnen bijvoorbeeld zijn verschaft door middel van laser snijden. In het voorbeeld van figuur la zijn de spuitopeningen 12 30 aangebracht langs een cirkel. Het is ook mogelijk dat de spuitopeningen zijn 9 aangebracht in een andere configuratie, bijvoorbeeld in een driehoekig, rechthoekig of hectagonaal rooster. In dit voorbeeld is het folie 4, aan een lopende rand 14 daarvan, afdichtend verbonden met de lopende rand 10 van de fles 2 nabij de uitstroomopening 8. Het zal duidelijk zijn dat in dit 5 voorbeeld de folie een buitengrens van de houder 1 vormt. De folie 4 kan bijvoorbeeld zijn gemaakt van een kunststof materiaal zoals polipropyleen. In dit voorbeeld is de folie 4 flexibel.

De tot dusver toegelichte houder 1 kan als volgt worden gebruikt.

Figuur lc toont een doorsnede van de houder getoond in figuur la 10 en lb in gebruik. De houder 1 is in een positie gebracht dusdanig dat de vloeistof, aangegeven door verwijzingscijfer 16 in figuur lc, in contact staat met de spuitopening 12, in dit voorbeeld met het veelvoud van spuitopeningen 12. De eerste wand 2 van de houder wordt door een hand van een gebruiker (in onderbroken lijnen getoond in figuur lc) geknepen.

15 Aangezien de eerste en tweede wand 2,4 de binnenruimte 6 volledig omsluiten, verhoogd dit de druk in de binnenruimte 6. De druk kan bijvoorbeeld worden verhoogd met tot 250 mbar door een gebruiker met een sterke hand. Comfortabel knijpen, ook voor een gebruiker met minder kracht, verhoogd de druk met ongeveer 80 tot 120 mbar. Bij voorkeur zijn de 20 spuitopeningen zodanig ontworpen en of gedimensioneerd dat geschikte stralen worden gegenereerd wanneer de druk in de binnenruimte met ongeveer 100 mbar is verhoogd.

Ten gevolge van de verhoogde druk in de binnenruimte 6 wordt de vloeistof 16 door de spuitopeningen 12 geperst in de vorm van stralen 18. In 25 dit voorbeeld is het folie 4 in hoofdzaak inelastisch voor het verhinderen van vervorming van de spuitopeningen 12 tijdens het afgeven van de vloeistof in de vorm van de stralen 18. De in hoofdzaak inelastische folie 4 verschaft betere controle van de stralen dan een elastische folie, aldus morsen van de vloeistof verhinderend.

10

Aangezien de folie 4 een buitengrens van de houder 1 vormt, strekken de stralen 18 zich buiten de houder 1 uit. In dit voorbeeld worden de stralen 18 opgevangen in een vat 20, zoals een kop. De stralen 12 kunnen inslaan in het vat 20, bijvoorbeeld op een bodem van het vat. De stralen 12 5 kunnen ook inslaan in de vloeistof, of geschuimde vloeistof, die reeds aanwezig is in het vat 20. Zonder te wensen door enige theorie te worden gebonden wordt gedacht dat een dergelijke inslag van de stralen 12 lucht inslaat in de vloeistof zodat het schuim wordt gegenereerd op de vloeistof in het vat 20.

10 Experimenten tonen aan dat het feit dat de spuitopeningen 12 in de folie 4 zijn geplaatst in plaats van in een niet folieachtige deel van de houder 1 de mogelijkheid tot het vormen van de vloeistof 16 in de geschuimde vorm met behulp van de houder 1 aanzienlijk verbetert, en de kwaliteit van het schuim aanzienlijk verbetert. Het zal duidelijk zijn dat het 15 desalniettemin mogelijk is dat de tweede wand is uitgevoerd als een, bijvoorbeeld in hoofdzaak rigide, wand zoals hieronder beschreven met betrekking tot figuur 4.

In dit voorbeeld is de folie ongeveer 80 micrometer dik. Meer in het algemeen is de folie bij voorkeur dunner dan 0,3 mm, bij voorkeur dunner 20 dan 0,2 mm, meest bij voorkeur dunner dan 0,1 mm. Zonder te wensen te worden gebonden door enige theorie wordt gedacht dat een flexibele of semi-flexibele folie, bijvoorbeeld de folie met een dikte van deze afmetingen, de wijze waarop de vloeistofstraal in de ten minste ene spuitopening wordt gevormd verandert, zodat meer en beter schuim wordt verkregen. Het is 25 bijvoorbeeld mogelijk dat de dunne folie weinig verlies van energie van de gegenereerde vloeistof stralen veroorzaakt, zodat een hoge energiestraal inslaat in het vat 20, of vloeistof in het vat, zodat veel goede kwaliteit schuim wordt gegenereerd.

In dit voorbeeld is een doorsnede oppervlak van het veelvoud van 30 spuitopeningen 12 tezamen tussen 3 en 10 mm2, bij voorkeur tussen 5 en 8 11 mm2, bijvoorbeeld ongeveer 7 mm2. Aldus is het mogelijk om de vloeistof 16 af te geven door de houder 1 met de hand te knijpen, zonder een te grote kracht te moeten uitoefenen. Het kan bijvoorbeeld mogelijk zijn om ongeveer 70 gram vloeistof 16 af te geven in ongeveer 4 seconden, zonder 5 een kracht te moeten uitoefenen die de druk in de houder meer dan ongeveer 100 mbar verhoogt.

In dit voorbeeld zijn de spuitopeningen 12 in hoofdzaak ronde gaten in de folie 4. Een diameter van de spuitopeningen 12 is bij voorkeur kleiner dan 0,5 mm, bij voorkeur tussen 0,1 en 0,4 mm, meer bij voorkeur 10 tussen 0,2 en 0,3 mm. Er is gevonden dat bij deze afmetingen een goede kwaliteit schuim verschaffen.

In dit voorbeeld omvat de houder, in de binnenruimte 6, een zuivelproduct als vloeistof 16. Het zuivelproduct kan bijvoorbeeld melk zijn voor het genereren van de geschuimde melk, bijvoorbeeld als ingrediënt voor 15 een kop cappuccino. Het zuivelproduct, of de vloeistof in het algemeen, kan een additief omvatten voor het verbeteren voor het vormen van schuim.

Zoals beschreven in Europese octrooiaanvrage EP1 329 162 van dezelfde aanvrager, hierin opgenomen door verwijzing, kan het zuivelproduct, in niet geconcentreerde vorm, de gebruikelijke melkcomponenten omvatten plus 0,3 20 tot 2,0 % (m/m) gehydroliseerd melkeiwit, bij voorkeur 0,4 tot 1,2 % (m/m) gehydroliseerd melkeiwit. Hierbij omvatten de gebruikelijke melkcomponenten van het zuivelproduct, in niet geconcentreerde vorm, 0,05 tot 5,0% (m/m) vet, 2,0 tot 5,0% (m/m) melkeiwit, 3,0 tot 5,0 % (m/m) lactose en 0,3 tot 0,7% (m/m) mineralen. Het zal duidelijk zijn dat het zuivelproduct 25 ook geconcentreerd kan zijn.

Figuur 2 vertoont een schematisch perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een houder 1 volgens de uitvinding. In het voorbeeld van figuur 2 is de folie 4 verbonden met de fles 2 . De folie kan permanent zijn verbonden met fles, bijvoorbeeld gelijmd of gelast. De 30 houder 1 is in dit voorbeeld voorts voorzien van een deklaag 22 die is 12 verbonden met de folie 4 aan de zijde tegenover de eerste wand 2. De deklaag 22 is, ten minste ten dele, verwijderbaar, bijvoorbeeld telbaar, verbonden met de folie 4. In een opslagtoestand sluit de deklaag 22 de ten minste ene spuitopening 12 in de folie 4 af. De deklaag 22 kan dan de folie 4 5 in hoofdzaak geheel afdekken. In een gebruikstoestand is de deklaag 22, althans ten dele, verwijdert van de folie 4 (zie figuur 2). In dit voorbeeld omvat de deklaag 22 een lip 24 voor eenvoudige verwijdering van de deklaag 22. Bij voorkeur is de deklaag 22 in gebruik voldoende verwijderd om alle spuitopeningen 12 vrij te geven. In dit voorbeeld is de deklaag gemaakt van 10 een metaal zoals aluminiumfolie. De foüe 4 en deklaag 22 kunnen zijn geproduceerd van een bekende telbare folie, bijvoorbeeld een laag propyleen (voor de folie 4) en een laag aluminiumfolie (voor de deklaag 22) omvattend, bijvoorbeeld 80 micrometer propyleen en 130 micrometer aluminium. In dergelijke telbare folie kan goed worden gesteriliseerd, zodat deze goed kan 15 worden gebruikt met een vloeistof voor consumptie.

Aldus kan de houder 1 bijvoorbeeld worden opgeslagen waarbij de deklaag 22 de spuitopeningen 22 afsluit, aldus het binnentreden van lucht in de binnenruimte 6 verhinderend voor het verlengen van de levensduur van de vloeistof 16 in de houder 1. Voor gebruik kan de deklaag 22, althans 20 ten dele, worden verwijderd van de folie 4 voor het openen van de spuitopeningen 12, zodat de vloeistof 16 kan worden afgegeven.

Het is mogelijk dat de deklaag 22 is voorzien van middelen, zoals een lijmlaag, die toestaat dat de deklaag weer tegen de folie 4 wordt gepositioneerd naar gebruik voor het isoleren van de spuitopeningen 12 van 25 omgevingsatmosfeer wanneer niet in gebruik. Aldus wordt een hersluitbare sluiting verschaft die de levensduur van het product in de houder verbetert.

Figuur 3 toont een doorsnede van ene schematische weergave van een derde uitvoeringsvorm van een houder 1 volgens de uitvinding. In het voorbeeld van figuur 3 omvat de houder voorts een straalopvang kamer 26, 30 voor het opvangen van de stralen 18 van de spuitopeningen 12 van de folie 13 4. De straal opvangkamer 26 omvat ten minste éé uitstroomopening 28, in dit voorbeeld in veelvoud van uitstroomopeningen 28 voor het afgeven van de vloeistof in geschuimde vorm. In dit voorbeeld is de ten minste ene uitstroom opening dusdanig gedimensioneerd dat de geschuimde vloeistof 5 uit de afgifte opening 28 stroomt of druipt. Het is ook mogelijk dat de afgifte opening 28 dusdanig is gedimensioneerd dat het een straal van de geschuimde vloeistof gegenereerd. Bij voorkeur zijn de afgifte openingen 28 dusdanig gepositioneerd dat de stralen 18 van vloeistof 16 niet door de afgifte openingen 28 passeren, maar dat de stralen 18 inslaan op een 10 eindwand 32 van de straalopvang kamer 26. De eindwand 32 fungeert dan als straalinslag oppervlak. Het is ook mogelijk dat de straal 18 inslaat op een laag 34 van (geschuimde) vloeistof die in de straalopvang kamer 26 is geaccumuleerd.

Het zal duidelijk zijn dat in de het voorbeeld van figuur 3 de 15 uitwand 32 dikker is dan de folie 4. De eindwand 32 kan ook zijn uitgevoerd als een folie.

Figuur 4 toont een schematische doorsnede van ene vierde uitvoeringsvorm van ene houder volgens de uitvinding. In het voorbeeld is de eerste wand 22 uitgevoerd als een fles in het voorbeeld van figuur 4 is de 20 tweede wand 4 uitgevoerd als een schroefdop. Het zal duidelijk zijn dat in dit voorbeeld de tweede wand dikker is dan de folie in de voorgaande voorbeelden. De tweede wand kan bijvoorbeeld 0,5 tot 3 mm dik zijn de schroefdop 4 heeft schroefdraad 36 die samenwerkt aan schroefdraad 38 aan de fles 2.

25 In dit voorbeeld is de dop 4 voorzien van het veelvoud van spuitopeningen 12. In dit voorbeeld zijn de spuitopeningen uitgevoerd als mossels. Het zal duidelijk zijn dat de spuitopeningen 12 ook kunnen zijn uitgevoerd als gaten in de tweede wand 4. In figuur 4 zijn de spuitopeningen 12 dusdanig gericht dat stralen die uit de spuitopeningen uittreden de 30 houder 1 verlaten als een convergerende bundel van stralen. In figuur 4 zijn 14 de spuitopeningen daartoe dusdanig geplaatst dat longitudinale assen van de spuitopeningen convergeren buiten de houder 1, bijvoorbeeld in 1 brandpunt F. Hierbij is de longitudinale as van een spuitopening de richting waarin een straal die uit die spuitopening treed is gericht. Dit 5 vergemakkelijkt richten van de bundel van stralen in het vat. Hierbij kunnen de spuitopeningen zijn aangebracht in een cirkel of in een andere configuratie, bijvoorbeeld in een driehoekig, rechthoekig of hexagonaal rooster. Voorts kan het botsen van de stralen in of nabij het brandpunt F de kwaliteit en kwantiteit van geproduceerd schuim verbeteren. In dit 10 voorbeeld bevindt het brandpunt F zich op ongeveer 8 cm van de tweede wand 4. Meer in het algemeen is de afstand tussen de tweede wand en het brandpunt bij voorkeur tussen 2 en 30 cm, meer bij voorkeur tussen 5 en 20 cm, meest bij voorkeur tussen en 7 en 10 cm.

Het is ook mogelijk dat de longitudinale assen van de 15 spuitopeningen buiten de houder divergeren, in hoofdzaak parallel zijn, of willekeurig zijn georiënteerd.

Het zal duidelijk zijn dat de schroefdop 4 een hersluitbare sluiting vormt voor het vullen en of hervullen van de houder 1 met de vloeistof.

In het voorbeeld van figuur 4 omvat de dop een deksel 40, dat is 20 getoond in een open toestand voor het blootstellen van de spuitopeningen 12 aan omgevingsatmosfeer voor het toestaan dat stralen van vloeistof naar buiten de houder worden afgegeven aan een vat zoals een kop. Het zal duidelijk zijn dat het deksel 40 ook kan worden gesloten tegen de dop 4 voor het afsluiten van de spuitopeningen van omgevingsatmosfeer wanneer niet 25 in gebruik. Het zal duidelijk zijn dat de houder getoond in figuur 4 tevens kan zijn voorzien van een straalopvang kamer 26 zoals getoond in figuur 3. De straalopvangkamer kan bijvoorbeeld in de dop 4 zijn verschaft. Hierbij kan de eindwand 32 een eindwand van de dop zijn.

15

In plaats van, of additioneel aan, het deksel 40 kan de houder getoond in figuur 4 tevens de deklaag 22 omvatten, in het bijzonder wanneer de spuitopeningen 12 zijn gevormd als gaten in de tweede wand.

Het zal duidelijk zijn dat de tweede wand vier, niet zijnde de folie, 5 voorzien van de spuitopeningen 12, bijvoorbeeld de convergerend geplaatste spuitopeningen, tevens kan zijn ontworpen als een met de eerste wand 2 verbonden plaat. Hierin wordt de plaat geacht een in hoofdzaak rigide lichaam te zijn. Een dergelijke plaat kan bijvoorbeeld aan de rondlopende rand 10 van de fles 2 zijn verbonden nabij de uitstroomopening 8, 10 bijvoorbeeld door middel van warmtesealen, lijmen, lassen, bonden, of dergelijke. De plaat kan bijvoorbeeld worden gevormd door middel van spuitgieten of laser snijden.

Het is ook mogelijk om de plaat met de spuitopeningen 12 en de deklaag 22 te vervaardigen gebruikmakend van in-mould labelling. Bij dit 15 proces wordt de deklaag 22 in een mal geplaatst en wordt de plaat dan gespuitgiet door het injecteren van een kunststof materiaal in de mal die de deklaag bevat. In dergelijke deklaag is ook verwijderbaar verbonden met de plaat.

Figuren 5a en 5b tonen schematische aanzichten van een vijfde 20 uitvoeringsvorm van een houder 1 volgens de uitvinding. In het voorbeeld van figuren van 5a en 5b is de houder 1 uitgevoerd als een gethermovormde verpakking. De gethermovormde verpakking omvat bij voorkeur een zuivelproduct zoals melk, in dit voorbeeld geconcentreerde melk, bijvoorbeeld tussen 5 en 50 ml vloeistof bij voorkeur ongeveer 30 ml.

25 De eerste wand 2 is ingericht als een gethermovormde cup die kan zijn vervaardigd van een kunststof zoals polyethyleen. In dit voorbeeld omvat de eerste wand een opslagkamer 42, een kanaal 44 en een straalkamer 46 (met onderbroken lijnen getoond in figuur 5b). De straalkamer 46 staat in fluïdumverbinding, of kan in fluïdum verbinding 16 worden gebracht, met de opslagkamer 42 via het kanaal 44. De vloeistof of een deel van de vloeistof is, voor gebruik, opgeslagen in de opslagkamer 42.

De tweede wand is uitgevoerd als de folie. De folie 4 is verbonden met de gethermovormde cup 2. In dit voorbeeld is de folie 4 permanent 5 verbonden met de gethermovormde cup 2, bijvoorbeeld gebond of gelast langs een omtreksrand 48. De folie 4 omvat het veelvoud van spuitopeningen 12. In figuur 5B kan worden gezien dat de spuitopeningen boven de straalkamer 46 zijn gepositioneerd.

De houder is in het voorbeeld van figuren 5a en 5b voorts voorzien 10 van de deklaag 22 die is verbonden met de folie aan de zijde tegenover de eerste wand 2. De deklaag 22 is in dit voorbeeld ten dele verwijderbaar, bijvoorbeeld telbaar, verbonden met de folie 4. In figuur 5b kan het deel 50 van de deklaag 22, in deze figuur aan de rechterzijde van de streeplijn L, worden verwijderd van het folie 4. De lijn L geeft een scheurlijn weer, 15 waarlangs de deklijn wordt gescheurd, zodat de rest van de deklaag 22, waarbij de opslagkamer 24 verbonden blijft met de folie 4.

De houder getoond in figuren 5a en 5b worden gebruikt op een wijze overeenkomstig met de houders getoond in de figuren 1 tot 4. In het voorbeeld van figuren 5a en 5b kan een deel 50 van de deklaag 22 die de 20 spuitopeningen 12 afdekt worden verwijderd, zodat de spuitopeningen worden bloot gegeven. Vervolgens kan de eerste wand 2 worden geknepen, bijvoorbeeld door de rand 48 met een aantal van de vingers van één of beide handen vast te houden, en de gethermovormde cup 2, bijvoorbeeld aan een bodemzijde van de opslagkamer 42, met één of beide duimen te drukken.

25 Het zal duidelijk zijn dat de gethermovormde cup kan zijn voorzien van verzwakkingen, bijvoorbeeld vouwlijnen voor het gemakkelijker kunnen knijpen van de houder 1.

Wanneer de opslagkamer 42 wordt geknepen, zal in de opslagkamer opgenomen vloeistof door het kanaal 44 naar de straalkamer 30 46 worden gedrukt en uit de spuitopeningen 12 worden gedrukt. Het deel 17 van de deklaag 22 dat nog over de opslagkamer 42 ligt versterkt de tweede wand nabij de opslagkamer voor het verhinderen van scheuren van folie 4. Het zal duidelijk zijn dat het ook mogelijk is dat de deklaag 22 in zijn geheel wordt verwijderd van de folie 4 voor gebruik.

5 Het zal duidelijk zijn dat de gethermovormde verpakking ook kan zijn uitgevoerd als een verpakking die gebruikelijk wordt gebruikt voor het verpakken van een enkele portie koffiemelk, voorzien van ten minste één spuitopening die in verbinding staat met een enkele kamer in de verpakking.

10 De houder 1 volgens de uitvinding blijkt zeer geschikt te zijn voor het afgeven van de vloeistof voor consumptie, zoals het zuivelproduct, aangezien de eerste wand 2 en de tweede wand 4 voorzien van de spuitopeningen 12 eenvoudig kan worden gedesinfecteerd voordat de houder 1 wordt gevuld met de vloeistof voor consumptie, bijvoorbeeld wanneer de 15 tweede wand 2 de kunststof fles is en de tweede wand 4 de kunststof folie is, bijvoorbeeld met de spuitopeningen 12 die zijn gesloten door de deklaag 22. Aldus kan een lange levensduur van de vloeistof voor consumptie, bijvoorbeeld het zuivelproduct, worden verkregen wanneer verpakt in de houder volgens de uitvinding. Het feit dat de spuitopeningen 12 in de folie 4 20 zijn gelegen, reduceert voorts het risico op vervuiling of groei van micro-organismen.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven voorbeelden.

Het is bijvoorbeeld mogelijk om de houder te voorzien van een 25 hersluitbare sluiting voor het vullen en of hervullen van de houder met de vloeistof. De hersluitbare sluiting kan bijvoorbeeld een schroefdop zijn. Het is ook mogelijk dat de folie, en optioneel de straal opvangkamer, deel is van een dergelijke hersluitbare sluiting. De folie, en optioneel de straalopvang kamer, kan bijvoorbeeld in een schroefdop zijn geplaatst.

30 18

In de voorbeelden van de figuren 1 tot 4 is de eerste wand uitgevoerd als de flexibele fles die de binnenruimte volledig omsluit samen met het folie. Het is ook mogelijk dat de flexibele eerste wand samen met het folie slechts een deel van de binnenruimte omsluit voor het samendrukken van alleen dat 5 deel van de binnenruimte met de hand.

De houder kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een blister pack, waarbij de flexibele eerste wand is uitgevoerd als de gevormde cup van de blister pack en waarbij de tweede wand is uitgevoerd als de folie van het blister pack. Het blister pack kan ook zijn voorzien van de deklaag.

10 In het voorbeeld van figuur 2 zijn de spuitopeningen, die de vloeistof uitlaten van de houder vormen, in de opslagtoestand gesloten door de deklaag 22. Het zal duidelijk zijn dat in het voorbeeld van figuur 3 de afgifte openingen die de vloeistof uitlaten van de houder vormen in een opslag toestand afgesloten zijn door de deklaag 22 of met een deksel 40 zoals 15 getoond in figuur 4.

Het zal duidelijk zijn dat de vloeistof in de houder koud of warm kan zijn bij afgifte. Indien gewenst, kan de houder die de vloeistof bevat voor gebruik bijvoorbeeld worden verhit, bijvoorbeeld gebruikmakend van een microgolf oven.

20 Alle dergelijke variaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

1 0 34 1 09

Claims

1. Houder voor het houden van een vloeistof voor consumptie, zoals 5 een zuivelproduct, in ongeschuimde vorm en voor het afgeven van de vloeistof voor het verkrijgen van de vloeistof in geschuimde vorm, waarbij de houder wanden omvat die een binnenruimte omsluiten voor het daarin houden van de vloeistof, waarbij een eerste wand flexibel is voor het toestaan dat een druk 10 in de binnenruimte wordt verhoogd door het met de hand knijpen van de houder, en waarbij een tweede wand ten minste een spuitopening omvat voor het, wanneer de druk in de binnenruimte is verhoogd, afgegeven van de vloeistof in de vorm van een straal, in een vat, zoals een kop, zodat de 15 geschuimde vloeistof wordt verkregen.

2. Houder volgens conclusie 1, waarbij de tweede wand een veelvoud van spuitopeningen omvat voor het elk, wanneer de druk in de binnenruimte is verhoogd, afgeven van de vloeistof in de vorm van een straal.

3. Houder volgens conclusie 2, waarbij het veelvoud van spuitopeningen in een cirkel is geplaatst.

4. Houder volgens conclusie 2 of 3, waarbij longitudinale assen van de spuitopeningen convergeren buiten de houder.

5. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede 25 wand een folie is, bijvoorbeeld gemaakt van een kunststof materiaal, zoals polyp ropyleen.

6. Houder volgens conclusie 5, waarbij de folie dunner is dan 0.3 mm, bij voorkeur dunner dan 0.2 mm, meer bij voorkeur dunner dan 0.1 mm, bijvoorbeeld ongeveer 0.08 mm. 1 034 1 09

7. Houder volgens ten minste conclusie 2, waarbij een doorsnedeoppervlak van het veelvoud van spuitopeningen samen tussen 3 en 10 mm2 is, bij voorkeur tussen 5 en 8 mm2, bijvoorbeeld ongeveer 7 mm2.

8. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een 5 afmeting van de ten minste ene spuitopening kleiner is dan 0.5 mm, bij voorkeur tussen 0.1 en 0.4 mm, meer bij voorkeur tussen 0.2 en 0.3 mm.

9. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede wand, in gebruik, een buitengrens van de houder vormt.

10. Houder volgens een der conclusies 1-8, waarbij de houder voorts 10 een straalopvangkamer omvat., voor het opvangen van de straal van de ten minste ene spuitopening, waarbij de straalopvangkamer ten minste een afgifteopening omvat voor het afgeven van de vloeistof in geschuimde vorm.

11. Houder volgens conclusie 10, waarbij de straalopvangkamer een straalinslagoppervlak omvat dat zodanig is geplaatst dat de straal van 15 vloeistof van de ten minste ene spuitopening inslaat op het straalinslagoppervlak.

12. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste wand is ingericht als een flexibele fles met een uitstroomopening met een rondlopende rand, waarbij de tweede wand afdichtend is verbonden met de 20 rondlopende rand van de uitstroomopening.

13. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder een hersluitbare sluiting omvat voor het isoleren van de ten minste ene spuitopening van omgevingsatmosfeer wanneer niet in gebruik en voor het blootstellen van de ten minste ene spuitopening aan omgevingsatmosfeer 25 wanneer in gebruik.

14. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tweede wand is verbonden met de eerste wand, en een deklaag is verbonden met de tweede wand tegenover de eerste wand, waarbij de deklaag verwijderbaar, bijvoorbeeld pelbaar, is verbonden met de tweede wand en waarin de 30 deklaag de ten minste ene spuitopening in de tweede wand afsluit.

15. Houder volgens conclusie 14, waarbij de deklaag is gemaakt van een metaal, zoals aluminium.

16. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder een hersluitbare sluiting omvat voor het vullen en/of hervullen van de 5 houder met de vloeistof.

17. Houder volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder, in de binnenruimte, een zuivelproduct bevat.

18. Houder volgens conclusie 17, waarbij het zuivelproduct, in niet-geconcentreerde vorm, de gebruikelijke melk componenten omvat plus 0.3- 10 2.0 % (m/m) gehydrolyseerd melkeiwit, bij voorkeur 0.4-1.2 % (m/m) gehydrolyseerd melkeiwit.

19. Houder volgens conclusie 18, waarbij de gebruikelijke melkcomponenten van het zuivelproduct, in niet-geconcentreerde vorm, 0.05-5.0 % (m/m) vet, 2.0-5.0 % (m/m) melkeiwit, 3.0-5.0 % (m/m) lactose en 15 0.3-0.7 % (m/m) mineralen omvat.

20. Houder volgens een der conclusies 17-19, waarbij het zuivelproduct geconcentreerd is.

21. Werkwijze voor het schuimen van een vloeistof voor consumptie, zoals een zuivelproduct, bijvoorbeeld melk, omvattende 20 het verschaffen van een in hoofdzaak gesloten houder die de vloeistof houdt en ten minset een spuitopening omvat, en het knijpen van de houder, bijvoorbeeld met de hand, voor het afgeven van de vloeistof door de ten minste ene spuitopening in de vorm van een straal in een vat, zoals een kop, zodat de geschuimde vloeistof wordt 25 verkregen.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, voorts omvattende het positioneren van de houder, bijvoorbeeld met de hand, dusdanig dat de vloeistof in contact staat met de ten minste ene spuitopening tijdens het knijpen van de houder.

23. Werkwijze volgens conclusie 21 of 22, waarbij de houder een houder is volgens een der conclusies 1-19.

24. Werkwijze volgens een der conclusies 21-23, waarbij een afstand tussen de ten minste ene houder en het vat minder is dan 30 cm, bij 5 voorkeur minder dan 15 cm.

25. Werkwijze volgens een der conclusies 21-24, omvattende het afgeven van een enkele portie van geschuimde melk, bijvoorbeeld in een hoeveelheid geschikt voor een enkele kop koffie, bijvoorbeeld tussen 5 en 100 ml of niet-geconcentreerde melk, bij voorkeur ongeveer 70 ml, of 10 bijvoorbeeld tussen 5 en 50 ml geconcentreerde melk, bij voorkeur ongeveer 30 ml.

26. Gebruik van een houder volgens een der conclusies 1-16 voor het genereren van de vloeistof in geschuimde vorm.

27. Gebruik van een houder volgens een der conclusies 17-20 foor het 15 genereren van het zuivelproduct, zoals melk, in geschuimde vorm.

28. Gebruik van een houder volgens conclusie 27 voor het afgeven van het zuivelproduct als een ingrediënt voor een kop koffie. 1 0 3 4 ï ü 9