NL1032649C2 - Steuninrichting met steunwielen voor een fiets. - Google Patents

Description

Steuninrichting met steunwielen voor een fiets

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een steuninrichting met steunwielen voor een fiets.

Voor mensen, die bang zijn om te vallen, of evenwichtstoomissen hebben, of voor kleine kinderen, is het gebruik van een fiets problematisch en vaak niet mogelijk. Hiertoe 5 zijn in de handel steun- of hulpwielen verkrijgbaar, die elk bestaan uit een stang met aan het ene einde een vrij draaibaar wiel, en aan het andere uiteinde een montageorgaan om de stang aan de tweewieler te bevestigen. Deze bevestiging vindt in het algemeen plaats bij de naaf van het acherwiel. Zodoende wordt aan weerszijden van de naaf van het achterwiel van de fiets een dergelijke steunwiel bevestigd, waarbij de stangen vanaf de naaf van het 10 achterwiel schuim omlaag lopen, waarbij de loopvlakken van de wielen, in de verticale stand van de fiets, op enige afstand van de weg liggen.

Dergelijke steunwielen hebben een belangrijk nadeel, dat de zich zijwaarts uitstrekkende stangen alleen met het uiteinde aan de tweewieler zijn bevestigd, waardoor de stang sterk op buiging wordt belast en de wielen door de buiging van de stang enigszins 15 meegeven. Hierdoor komt een dergelijke steuninrichting voor de gebruiker niet heel erg betrouwbaar over. De stand van de steunwielen is bovendien niet of moeilijk instelbaar, wat betekend dat voor elke afmeting van de fiets een afzonderlijke steuninrichting beschikbaar moet zijn.

Het is zodoende een oogmerk van de onderhavige uitvinding een steuninrichting te 20 verschaffen, die op een betrouwbare wijze aan de fiets kan worden bevestigd, zodat een stabiele constructie ontstaat, die vertrouwen inboezemd bij de potentiële gebruiker.

Een volgens oogmerk is het verschaffen van een steuninrichting voor een fiets, waarbij de steunwielen gemakkelijk in de juiste positie kunnen worden ingesteld, zonder dat dit afbreuk doet aan de degelijkeheid van de bevestiging en de stabiliteit van de 25 constructie.

Deze en andere oogmerken worden volgens de uitvindnig bereikt, doordat de steuninrichting een frame omvat, dat bestaat uit twee benen, die symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van een hartlijn van het frame en aan het ene uiteinde met elkaar zijn verbonden door een tussenstuk, en vanaf dit tussenstuk divergeren, waarbij de benen 30 een scherpe hoek met elkaar insluiten, welke beide benen elk aan het vrije uiteinde een 1 0 3 2 6 A 9 - 2 - steunwiel dragen, waarbij de beide benen in een middengebied hiervan elk een naar het andere been gerichte zijarm heeft, die aan het vrije uiteinde een verbindingselement hebben, dat bestemd is om deze zijarm te verbinden met de naaf van het achterwiel van de fiets. Op deze wijze strekken de benen van de steuninrichting zich schuin omlaag uit vanaf 5 het genoemde tussenstuk, waarbij het tussenstuk boven het achterwiel van de fiets is gelegen. Hierdoor hebben de beide benen een steiler verloop en worden voornamelijk op druk worden belast. Doordat de beide benen aan hun bovenste uiteinde met elkaar zijn verbonden en bovendien halverwege zijn verbonden met de naaf van het achterwiel van de fiets wordt een zeer stabiele constructie verkregen.

10 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is het de beide benen verbindende tussenstuk voorzien van een verbindingsorgaan, dat bestemd is om dit tussenstuk te bevestigen aan de bagagedrager van een fiets. Hierdoor wordt een nog stabielere bevestiging van de inrichting aan de fiets verkregen.

Volgens de uitvinding zijn de steunwielen gelagerd op assen, die vanaf het 15 betreffende been lopen in een richting van het andere been af en onderling tegengesteld schuin staan ten opzichte van de symmetrieas van het frame. Bij voorkeur strekken de beide benen zich hierbij vanaf het tussenstuk in een rechte lijn uit en staan de assen, die de steunwielen dragen, loodrecht op de genoemde benen. Deze constructie heeft tot gevolg, dat de banden onderling tegengesteld schuin staan ten opzichte van het wegoppervlak, 20 d.w.z., dat de met het wegoppervlak in aanraking komende onderkanten van de steunwielen staan verder van elkaar af dan de bovenkanten van de steunwielen. Hierdoor wordt een nog betere stabiliteit verkregen, daar bij een dreigende kantelbeweging van de fiets het contact van de band met het wegoppervlak groter wordt zonder dat de band van de velg wringt of schuift.

25 Volgens de uitvinding omvat elk been van het frame een buisvormig middendeel, waarin enerzijds een staaf, die het steunwiel draagt, en anderzijds een been van een U-vormig gebogen bovenstuk, dat het tussenstuk bevat, is gestoken, welk middenstuk tevens de zijarm bevat.

Teneinde de inrichting geschikt te maken voor fietsen van verschillende 30 afmetingen, zijn volgens de uitvinding de staven, die de steunwielen dragen, alsmede de benen van het U-vormige bovenstuk verstelbaar en vastzetbaar in het betreffende middenstuk aangebracht. Op deze wijze kan de steuninrichting worden aangepast aan de - 3 - afstand tussen de bagagedrager en de naaf van het achterwiel alsmede aan de afstand tussen de naaf van het achterwiel en de weg.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, die een schematisch aanzicht van de steuninrichting volgens de uitvinding toont.

5 Zoals zichtbaar in deze enkele figuur, bestaat de steuninrichting uit een, in het geheel met het verwijzingscijfer 1 aangeduid, frame, dat in hoofdzaak bestaat uit twee rechte benen 2, 3 die symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van een verticale hartlijn 4 van het frame. De beide benen 2, 3 dragen elk aan het vrije uiteinde hiervan een wiel resp. 5, 6, dat vrij draaiend is gemonteerd op een as resp. 7 en 8. De assen 7, 8 lopen hierbij 10 vanaf het betreffende been naar buiten, dus in een richting van het andere been af. De assen staan hierbij loodrecht op de respectieveljke benen 2, 3, waardoor de steunwielen onderling tegengesteld schuin ten opzichte van de symmetrieas 4, waardoor tijdens het gebruik een extra stabiliteit wordt verkregen en de mogelijkheid van het kantelen van de fiets wordt verminderd.

15 De beide benen 2, 3 zijn aan het van de wielen afgelegen einde met elkaar verbonden door een tussenstuk 9, dat loodrecht staat op de symmetriehartlijn 4. Dit tussenstuk is voorzien van een bevestigingsorgaan 10 om het genoemde tussenstuk 9 te kunnen bevestigen aan een bagagedrager van een fiets. Dit bevestigingsorgaan kan bijvoorbeeld bestaat uit een plaat 10a, die met bouten 10b is bevestigd aan het tussenstuk, 20 waarbij de bagagedrager tussen de plaat en het tussenstuk kan worden ingeklemd.

Zoals duidelijk blijkt uit de tekening wordt elk been 2, 3 van het frame 1 gevormd door een buisvormig middenstuk resp. 11, 12. In de onderzijde van elk middenstuk is een staaf 13, 14 gestoken, die aan het andere uiteinde het wiel 5, 6 draagt. Elke staaf 13, 14 is verstelbaar en vastzetbaar in het betreffende middenstuk, zodat de positie van de wielen 25 ten opzichte van het middenstuk naar wens kan worden ingesteld. Eventueel kunnen de staven ook in de respectievelijke middenstukken worden geschroef en met gebruikelijke middelen worden gefixeerd.

In de bovenzijde van elke van de genoemde middenstukken grijpt een staaf 15,16 van een in hoofdzaak als een omgekeerde “U” gevormd bovenstuk, dat tevens het 30 genoemde tussenstuk 9 met het bevestigingsorgaan 10 bevat. De staven 15,16 zijn evenals de staven 12, 13 verstelbaar en vastzetbaar opgenomen in de betreffende middenstukken 10, 11. Zodoende wordt het ene been 2 van het frame gevormd door de staaf 15, het - 4 - middenstuk 11 en de staaf 13, terwijl het andere been 3 wordt gevormd door de staaf 16, het middenstuk 12 en de staaf 14.

Elk middenstuk heeft een zijarm resp. 17,18 waarbij de beide zijarmen naar elkaar zijn toegericht en zich loodrecht uitstrekken op de symmetriehartlijn 2. De zijarmen 5 hebben elk aan het vrije uiteinde een bevestigingsorgaan 19, 20 om te worden verbonden met de naaf van het achterwiel van de fiets, waarvan alleen de hartlijn 21 in de tekening is weergegeven.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de hier weergegeven en beschreven inrichting, maar dat binnen het kader van de conclusies een groot aantal 10 varianten voor de vakmen voor de hand zullen liggen. Zo kunnen de benen 2, 3 ook enigszins zijn gebogen en hoeven de assen 7, 8 niet loodrecht op de benen 2, 4 te staan. Van belang is dat de assen enigszins tegengesteld schuin staan, zodat de steunwielen aan de onderkant verder uit elkaar liggen dan aan de bovenzijde.

1032649

Claims (6)

1. Steuninrichting met steunwielen voor een fiets, met het kenmerk, dat de steuninrichting een frame (1) omvat, dat bestaat uit twee benen (2, 3), die 5 symmetrisch zijn opgesteld ten opzichte van een hartlijn (4) van het frame, en aan het ene uiteinde met elkaar zijn verbonden door een tussenstuk (9), en vanaf dit tussenstuk divergeren, waarbij de benen een scherpe hoek met elkaar insluiten, welke beide benen (2, 3) elk aan het vrije uiteinde een steunwiel (5, 6. dragen), waarbij de beide benen in een middengebied hiervan elk een naar 10 het andere been gerichte zijarm (17, 18) heeft, die aan het vrije uiteinde een verbindingselement (19, 20) hebben, dat bestemd is om deze zijarm te verbinden met de naaf van het achterwiel van de fiets.

2. Steuninrichting voor een fiets volgens conclusie 1, welke fiets boven het 15 achterwiel een bagagedrager bevat, met het kenmerk, dat het de beide benen verbindende tussenstuk (9) is voorzien van een verbindingsorgaan (10, 10a, 10b), dat bestemd is om dit tussenstuk te bevestigen aan de bagagedrager van de fiets.

3. Steuninrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de steunwielen (5, 6) zijn gelagerd op assen (7, 8), die vanaf het betreffende been lopen in een richting van het andere been af en onderling tegengesteld schuin staan ten opzichte van de verticale symmetrieas (4).

4. Steuninrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de beide benen (2, 3) zich vanaf het tussenstuk (9) in een rechte lijn uitstrekken en de assen (7,8), die de steunwielen dragen, in hoofdzaak loodrecht staan op de genoemde benen.

5. Steuninrichting volgens een van de conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat elk been van het frame bestaat uit een buisvormig middendeel (11,12), waarin enerzijds een staaf (13, 14), die het steunwiel draagt, en anderzijds een been 10*2649 - 6 - van een U-vormig gebogen bovenstuk, dat het tussenstuk (9) bevat, is gestoken, welk middenstuk tevens de zijarm (17,18) bevat.

6. Steuninrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de staven (13,14), 5 die de steunwielen dragen, alsmede de benen van het U-vormige bovenstuk verstelbaar en vastzetbaar in het betreffende middenstuk zijn aangebracht. 1032649