NL1032166C2 - Kabelaftakking. - Google Patents

Kabelaftakking. Download PDF

Info

Publication number
NL1032166C2
NL1032166C2 NL1032166A NL1032166A NL1032166C2 NL 1032166 C2 NL1032166 C2 NL 1032166C2 NL 1032166 A NL1032166 A NL 1032166A NL 1032166 A NL1032166 A NL 1032166A NL 1032166 C2 NL1032166 C2 NL 1032166C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable
holder
main cable
branch
main
Prior art date
Application number
NL1032166A
Other languages
English (en)
Inventor
Ireneus Johannes Theodorus Pas
Original Assignee
Kapellenbergh Estate B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Kapellenbergh Estate B V filed Critical Kapellenbergh Estate B V
Priority to NL1032166A priority Critical patent/NL1032166C2/nl
Priority to PCT/EP2007/006283 priority patent/WO2008006620A1/de
Application granted granted Critical
Publication of NL1032166C2 publication Critical patent/NL1032166C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R4/00Electrically-conductive connections between two or more conductive members in direct contact, i.e. touching one another; Means for effecting or maintaining such contact; Electrically-conductive connections having two or more spaced connecting locations for conductors and using contact members penetrating insulation
    • H01R4/24Connections using contact members penetrating or cutting insulation or cable strands
    • H01R4/2404Connections using contact members penetrating or cutting insulation or cable strands the contact members having teeth, prongs, pins or needles penetrating the insulation
    • H01R4/2412Connections using contact members penetrating or cutting insulation or cable strands the contact members having teeth, prongs, pins or needles penetrating the insulation actuated by insulated cams or wedges
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R11/00Individual connecting elements providing two or more spaced connecting locations for conductive members which are, or may be, thereby interconnected, e.g. end pieces for wires or cables supported by the wire or cable and having means for facilitating electrical connection to some other wire, terminal, or conductive member, blocks of binding posts
    • H01R11/11End pieces or tapping pieces for wires, supported by the wire and for facilitating electrical connection to some other wire, terminal or conductive member
    • H01R11/20End pieces terminating in a needle point or analogous contact for penetrating insulation or cable strands
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R4/00Electrically-conductive connections between two or more conductive members in direct contact, i.e. touching one another; Means for effecting or maintaining such contact; Electrically-conductive connections having two or more spaced connecting locations for conductors and using contact members penetrating insulation
    • H01R4/28Clamped connections, spring connections
    • H01R4/50Clamped connections, spring connections utilising a cam, wedge, cone or ball also combined with a screw
    • H01R4/5033Clamped connections, spring connections utilising a cam, wedge, cone or ball also combined with a screw using wedge or pin penetrating into the end of a wire in axial direction of the wire

Landscapes

  • Connections Effected By Soldering, Adhesion, Or Permanent Deformation (AREA)

Description

Kabelaftakking
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een verbinding tussen een hoofdstroomkabel en een aftakking daarvan. De 5 uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze en inrichting voor het maken van een dergelijke verbinding. De uitvinding heeft voorts betrekking op een verbinding tussen een steker en een contactdeel van een elektrische voorziening, zoals een verlichtingsinrichting. De uitvinding heeft 10 voorts betrekking op een verlichtingssysteem voorzien van een of meer van voornoemde verbindingen.
De installatietechniek voor gebruikelijke 230 Volt-stroomvoorzieningen en de installatietechniek voor dataverbindingen is onder meer afgestemd op tijdelijke of 15 permanente verbindingen tussen dunne geleiders van vergelijkbaar geleidend vermogen. Voor dergelijke verbindingen zijn normen en regels ontworpen. Overgangen van dikke naar relatief dunne bedrading komen praktisch niet voor.
Doorgaans bevinden dergelijke verbindingen zich 20 in droge omgevingen, anders dan 230 Volt leidingsystemen in de bouw en de tuin, waarvoor echter specifieke regels gelden.
In systemen waarin gebruik wordt gemaakt van LED's (Light Emitting Diodes) als lichtbronnen in binnen- 1032166 2 en buitenopstellingen (zoals actieve of permanente wegmarkeringen) kunnen er andere omstandigheden zijn. De individuele LED's zijn halfgeleiders en worden gevoed met gelijkgerichte zwakstroom van 3,5 Volt. Doordat LED's qua licht-5 opbrengst vaak meervoudig worden toegepast zullen deze ook in serie kunnen worden geschakeld. Daardoor kan gebruik gemaakt worden van hogere voedingsspanningen dan 3,5 Volt, zoals 12 Volt, 24 Volt of 48 Volt. Omdat de stroomsterkte ook minimaal is, zoals circa 15 of 20 mA, is de draaddikte 10 met minimaal 0,1 tot 0,25 mm2 koper meer dan voldoende.
Gezien de beperkte lumenstroom per LED (15 lumen per Watt) zullen vaak lichttechnische oplossingen worden gevonden waarbij een relatief groot aantal LED's worden toegepast om de gewenste totale lichtstroom te bereiken. 15 Daartoe worden de LED's vaak reeds gegroepeerd op PCB's (Printed Circuit Boards), terwijl deze PCB's weer in serie of parallel schakelingen worden ondergebracht.
Bij elkaar genomen hebben de vele kleine energie-consumpties tot gevolg dat de hoofdbedrading voor de totaal 20 relatief zwaar uitgevoerd dient te worden (per ader 2,5 mm2, 4 mm2, 6 mm2 of meer) . Doordat er sprake is van gelijkstromen kan er een relatief grote spanningsval plaatsvinden over de lengte van de kabel. Daardoor wordt er vaak voor gekozen om relatief dikke bedrading toe te passen.
25 Gezien de kleine bouwmaat van de LED's en hun bijbehorende PCB's zijn de toe te passen elektrische componenten voor aansluitingen vaak heel groot en lomp. Dit geldt zeker voor waterdichte aansluitingen. De kosten voor zulke aansluitingen zijn relatief hoog.
30 Tevens is het lastig dergelijke aansluitingen, per module, zodanig te plaatsen dat deze uit het zicht gelegen zijn.
De elektrische modules kunnen door middel van aftakbedrading (hierna in het algemeen te noemen aftakka-35 beis) worden aangesloten op een hoofdstroombedrading, hierna te noemen hoofd(stroom)kabel. De aansluiting van de aftakkabel(s) op de hoofdkabel is echter niet zonder pro- 3 blemen. De elektronische module is meestal uitgevoerd met lichte bedrading en sporen op bedrukte bedradingspanelen, afgestemd op de stroomsterkte. De hoofdkabel is echter in maatvoering afgestemd op de totale energiebehoefte van de 5 zich in dit deel van het netwerk bevindende componenten.
Een voorbeeld is een lichtlijn opgebouwd uit LED-modules van elk 40 cm lengte. Elke module bevat 100 LED's die tezamen 6 Watt energie verbruiken. De totale lijn is bijvoorbeeld 80 meter lang met als gevolg, dat wanneer dit 10 systeem wordt gevoed met 48 Volt, de belasting per module maar 0,104 Ampère bedraagt, maar het geheel als gevolg van 200 aangesloten modules 21 Ampère stroom vergt. De voeding voor dit systeem moet dan minimaal al 12 00 Watt kunnen leveren op 48 Volt.
15 In een lichtlijn van 4 meter komt dezelfde module maar 10 keer voor en is er slechts sprake van een bedrading ten behoeve van 1 Ampère, welke dus veel dunner zijn.
Het is bekend om de hoofdkabel vooraf te voorzien van mogelijke plaatsen voor aansluiting van aftakkabels 20 voor elektrische componenten of modules. De aansluitingen kunnen dan in een laat stadium van installatie in het werk worden gerealiseerd op vooraf bepaalde plaatsen langs de hoofdkabel. De aftakkabels functioneren als tussenbedra-ding, die enerzijds worden aangesloten op de hoofdkabel en 25 anderzijds op de bedrading en dergelijke van de elektrische module. De doorsnede van de tussenbedrading of aftakkings-kabel is af gestemd op de stroomafname per module, onafhankelijk van dimensionering van hoofdbedrading. In dit bekende systeem moet de aftakkabel radiaal op de hoofdkabel 30 worden ingestoken door de isolatiemantel van de hoofdkabel.
Een zorg daarbij is de waterdichtheid van de verbinding. Door de kleine stroom die door de aftakkabels wordt gevoerd en daarmee samenhangend kleine contact is het van belang dat de verbindingen goed worden aangebracht. Een 35 aanvankelijk goede verbinding kan als gevolg van een geringe oxidatie plotseling een te grote weerstand ondervinden, waardoor de stroomvoering wordt verhinderd. Het is 4 derhalve van belang dat het elektrische contact stevig maar klein wordt uitgevoerd. Als gevolg van de lange levensduur voor de LED's en de behoefte deze ook in de buitenomgeving toe te passen zijn er hoge eisen te stellen aan de verbin-5 dingen binnen die systemen, in het bijzonder voor wat betreft waterdichtheid.
Een verder nadeel van het bekende systeem is dat de verbindingsplaatsen vooraf bepaald zijn, en derhalve in het werk weinig aanpassing aan de werkelijke situatie 10 mogelijk is.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een doel van de uitvinding is een betrouwbare 15 aansluiting te verschaffen voor weinig-stroomverbruikende elektrische inrichtingen door gebruikmaking van een verbindingsmethode tussen dunne stroomgeleidende draden en dikke stroomgeleidende draden volgens het piercingprincipe.
Een doel van de uitvinding is een betrouwbare 20 aansluiting te verschaffen voor weinig-stroomverbruikende elektrische inrichtingen door gebruikmaking van een verbindingsmethode tussen dunne stroomgeleidende draden en klemmen op of aan de elektrische inrichting.
Het is een doel van de uitvinding om een verbin-25 ding te verschaffen waarmee een (groot) aantal LED's, die ieder maar een kleine hoeveelheid energie afnemen, op een doorgaande dikke bedrading aangesloten kunnen worden, waarbij de overgang van een heel dunne draad naar een dikke draad makkelijk, bedrijfszeker en zo mogelijk ook nog 30 waterdicht is te maken.
Het is een doel van de uitvinding om een verbinding van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die compact is.
Het is een doel van de uitvinding om een verbin-35 ding van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die eenvoudig te realiseren is.
Het is een doel van de uitvinding om een verbin- 5 ding van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die een hoge waterdichtheid heeft.
Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor onderlinge verbinding van een doorgaande, 5 van een hoofdgeleider en een isolatiemantel voorziene elektrische hoofdkabel en een van een van een aftakgeleider met een uitstekend uiteinde voorziene aftakkabel, omvattend middelen voor het vervormen van de hoofdkabel om een tref-oppervlak op de hoofdgeleider te vormen met in een vlak van 10 langsdoorsnede van de hoofdkabel een normaal die een richtingscomponent heeft in kabelrichting, alsmede middelen voor het met een richtingscomponent in kabelrichting door de isolatiemantel van de hoofdkabel doorvoeren van het uitstekend uiteinde tot in stroomgeleidend contact met de 15 hoofdgeleider.
De vervorming van de hoofdkabel kan op elke gewenste plaats worden uitgevoerd, zodat een optimale afstemming op de werkelijke situatie in het werk kan worden verkregen. De hoofdkabel hoeft niet vóór aanvoer naar het 20 werk voorbereid te zijn voor de verbindingsplaatsen. Een verbinding volgens de uitvinding is gemakkelijker dan voorheen waterdicht te maken. Er zijn geen niet-gebruikte streef-aansluitplaatsen waar na verloop van tijd een water-afdichtingsprobleem kan ontstaan. Buiten de werkelijk 25 gerealiseerde verbindingen blijft de mantel van de hoofdkabel ongeschonden en doorlopend.
In een uitvoering vormt het uitstekend uiteinde een naald, waardoor de invoering wordt vergemakkelijkt.
De dichtheid van de verbinding wordt bevorderd 30 indien de aftakkabel een isolatiemantel omvat, welke een eindvlak, bij voorkeur een schuin eindvlak, bezit dat past op het trefoppervlak.
Het realiseren van de verbinding wordt vergemakkelijkt indien de vervormingsmiddelen gevormd zijn voor het 35 in een S-bocht dwingen van de hoofdkabel.
In een uitvoering zijn de doorvoermiddelen ingericht voor het in de doorvoerbeweging in hoofdzaak in 6 hoofdkabelrichting verplaatsen van het uitstekend uiteinde. Hierdoor wordt het realiseren van het geleidend contact bevorderd.
Het maken van de verbinding wordt vergemakkelijkt 5 indien de inrichting volgens de uitvinding voorzien is van middelen voor geleiding van de doorvoermiddelen op de vervormingsmiddelen.
De vervormingsmiddelen kunnen zijn voorzien aan een eerste houder voor de doorgaande kabel en de doorvoer-10 middelen kunnen zijn voorzien aan een tweede houder voor de aftakkabel, waarbij de tweede houder plaatsbaar is op de eerste houder. Daarmee is een eenvoudige en makkelijk hanteerbare inrichting verkregen.
De eerste en tweede houder kunnen zijn voorzien 15 van met elkaar samenwerkende schuifgeleidingen voor bevordering van de samenvoeging daarvan.
De verbinding wordt bevorderd indien de eerste en tweede houder zijn voorzien van middelen voor het aangaan van een klemverbinding. De klemverbinding kan daarbij 20 werkzaam zijn in een richting dwars op de hoofdkabel en/of in een richting evenwijdig aan de hoofdkabel.
In een uitvoering zijn de eerste en tweede houder langwerpig, zodat de hoofdkabel over een lengte kan worden aangegrepen.
25 Het uiteinde van de aftakkabel kan zijn voorzien van een onronde doorsnede en de tweede houder kan zijn voorzien van een opneemruimte met een complementaire doorsnede voor opname van het uiteinde van de aftakkabel.
In het algemeen kan de aftakkabel een doorsnede 30 bezitten die kleiner is dan die van de hoofdkabel.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor onderlinge verbinding van een doorgaande, van een hoofdgeleider en een isolatiemantel voorziene elektrische hoofdkabel en een van een van een aftak-35 geleider met een uitstekend uiteinde voorziene aftakkabel, omvattend middelen voor het met een richtingscomponent in hoofdkabelrichting door de isolatiemantel van de hoofdkabel 7 doorvoeren van het uitstekend uiteinde tot in stroomgelei-dend contact met de hoofdgeleider.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een samenstel voor het verbinden van een of meer stroom-5 kabels met een contactdoos op een elektrische inrichting, zoals een verlichtingsinrichting, waarbij de inrichting enerzijds een op een uiteinde van de stroomkabel aangebrachte steker omvat, welke voor iedere stroomkabel voorzien is van een eerste contactelement, en anderzijds een 10 contactdoos, die voorzien is van een kamer welke bepaald wordt door een bodemwand en een omtrekswand, welke aan de van de bodem afgekeerde zijde een invoeropening voor de steker bepaald, waarbij de omtrekswand in een wanddeel voorzien is van een tweede contactelement, dat in stroom-15 voerende verbinding staat met de elektrische inrichting, waarbij de contactdoos voorzien is van middelen voor geleiding van de steker naar het genoemde wanddeel in een richting met een richtingscomponent evenwijdig aan de invoeropening voor het in onderling contact brengen van de eerste 20 en tweede contactelementen.
Met een dergelijk samenstel kan de verbinding worden gerealiseerd tussen het andere eind van de voornoemde aftakkabels en de elektrische inrichting, zoals een verlichtingsinrichting. De toenaderings- of contactbeweging 25 tussen de contactelementen wordt geleid, waardoor de realisatie van de verbinding gemakkelijk, betrouwbaar en zeker kan plaatsvinden. Door de opname in de kamer kan de waterdichtheid worden geoptimaliseerd.
In een uitvoering is daartoe de steker voorzien 30 van een deksel voor afsluiting van de invoeropening bij onderling contact van de eerste en tweede contactelementen.
Indien de deksel tevens uitgevoerd is voor afsluiting van de invoeropening volgend op invoering van de steker in de invoeropening zal de kamer doorlopend zijn 35 afgesloten, waardoor een eventueel aangebrachte afdich-tingsgel in de kamer blijft bij de contactbeweging.
De eerste contactelementen kunnen zijn voorzien 8 op een in de kamer passend verdringingslichaam. Aan de zijde van de eerste contactelementen aangebrachte gel kan zich dan goed verspreiden bij de contacten. In een uitvoering zijn de kamer en het verdringingslichaam gevormd om 5 een of meer kanalen tussen elkaar vrij te houden. Hierdoor kan een overmaat aan gel bij de contactbeweging naar de tegengestelde zijde van het verdringingslichaam gedwongen worden, om ook aan die zijde een waterafdichting te bevorderen .
10 De deksel en de contactdoos kunnen zijn voorzien van middelen voor het aangaan van een klikverbinding bij onderling contact van de eerste en tweede contactelementen, zodat de steker op enige wijze geborgd is op de doos.
Indien het eerste contactelement gericht is met 15 een richtingscomponent tegengesteld aan de richting van uittrede uit de steker van de stroomkabel, bij voorkeur in hoofdzaak tegengesteld aan die richting zal een op de stroomkabels uitgeoefende trekkracht niet een losraken van de contacten kunnen veroorzaken maar juist een versterking 2 0 daarvan. De richting van uittrede uit de steker van de stroomkabel kan in hoofdzaak evenwijdig zijn aan de gelei-dingsmiddelen.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een samenstel van een reeks elektrische inrichtingen, in 25 het bijzonder verlichtingsinrichtingen, in het bijzonder van het LED-type, tenminste één hoofdkabel en een aantal aftakkabels voor elektrische verbinding van de elke elektrische inrichting met de hoofdkabel, waarbij de aftakkabels op afstand van elkaar gelegen plaatsen door middel van 30 verbindingsinrichtingen volgens de uitvinding verbonden zijn met de hoofdkabel.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een samenstel van een reeks elektrische inrichtingen, in het bijzonder verlichtingsinrichtingen, in het bijzonder 35 van het LED-type, tenminste één hoofdkabel en een aantal aftakkabels voor elektrische verbinding van de elke elektrische inrichting met de hoofdkabel, waarbij de aftakka- 9 beis door middel van samenstellen volgens de uitvinding verbonden zijn met de bijbehorende elektrische inrichtingen.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding 5 in een gereedschap voor het maken van een verbinding volgens de uitvinding, omvattend een gestel met tenminste één eerste steun voor een eerste houder en een drukinrichting voor het in de eerste houder drukken van een hoofdkabel. Een dergelijk gereedschap kan gebruikt worden voor het op 10 het werk maken van de verbinding.
De drukinrichting, welke een drukrol kan omvatten, kan aangebracht zijn op een schuif, welke langs de hoofdkabel verschuifbaar is. Daarmee kan de hoofdkabel geleidelijk in de eerste houder worden gedrukt.
15 Het gereedschap kan voorts een tweede steun voor een tweede houder omvatten, en middelen voor het verplaatsen van de tweede steun met tweede houder naar de eerste steun met eerste houder. Daarmee kan de tweede houder geleidelijk worden verbonden met de eerste houder.
20 De tweede steun kan daarvoor een schuif omvatten, welke langs de hoofdkabel verschuifbaar is. In een eenvoudige uitvoering vormen de beide schuiven één geheel.
Voor het maken van verbindingen met meerdere hoofdkabels kan het gereedschap voorzien zijn van twee of 2 5 meer eerste steunen, welke in de richting van de te plaatsen hoofdkabel verzet aangebracht zijn, en/of voorzien zijn van bij elke eerste steun behorende tweede steunen, waarbij de verplaatsingsmiddelen ingericht zijn voor gelijktijdige verplaatsing van de tweede steunen.
30 De in de aanvrage beschreven en/of getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, zoals de aansluiting hoofdkabel/aftakkabel, aansluiting aftakkabel/contactstop en inrichting voor het maken 35 van eerstgenoemde aansluiting kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen.
10
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 5 van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuren 1A-C respectievelijk een symmetrisch aanzicht, zijaanzicht en eindaanzicht op een houder voor een hoofdkabel voor een voorbeelduitvoering van een verbin-10 dingsinrichting volgens de uitvinding; figuren 2A-D respectievelijk een isometrisch aanzicht, zijaanzicht, eindaanzicht en isometrisch binnenaanzicht op een houder voor een aftakkabel voor samenwerking met de houder van de figuren 1A-C; 15 figuren 3A-C respectievelijk een zijaanzicht, uiteengenomen aanzicht, en isometrisch aanzicht op een aansluiteind van een aftak- of tussenkabel voor opname in de houder van de figuren 2A-D; figuren 4A-E een aantal stappen in het maken van 20 een verbinding tussen hoofdkabel en aftakkabel onder gebruikmaking van de onderdelen van de voorgaande figuren; figuren 5A-C respectievelijk een langsdoorsnede, een dwarsdoorsnede en een isometrisch aanzicht op een voltooide verbinding tussen hoofdkabel en aftakkabel; 25 figuren 6A-C respectievelijk een aanzicht, zij aanzicht en isometrisch aanzicht op een steker voor een aftak- of tussenkabel voor een inrichting volgens de uitvinding; figuren 7A-D respectievelijk een bovenaanzicht, 30 langsdoorsnede en isometrisch aanzicht op een contactdoos voor de steker van figuren 6A-C en een contactdeel voor bevestiging op de contactdoos van de figuren 7A-C; figuren 8A-E een aantal stappen in de samenvoeging van de steker van de figuren 6A-C en de contactdoos 35 van de figuren 7A-D; figuur 9 een schematische weergave van een uit-voeringsvoorbeeld van een verlichtingssysteem met de onder- 11 delen van de voorgaande figuren; en figuren 10A-C respectievelijk een isometrisch aanzicht, een zijaanzicht en een bovenaanzicht op een voorbeelduitvoering van een hulpwerktuig voor het maken van 5 de verbinding van de figuren 5A-C.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
10 De eerste houder 1, weergegeven in de figuren 1A- C, is bestemd voor opname van een nog niet-weergegeven hoofdkabel. De eerste houder 1 bezit een kanaalwand 2 van in hoofdzaak deel-cirkelvormige (middelpunt M, figuur 1C) doorsnede, met een laag gelegen gedeelte 2a, een hoog 15 gelegen gedeelte 2b en een daartussen gelegen hellend gedeelte 2c. Deze gedeelten worden zijwaarts begrensd door wanden 3a-c en naar onder toe bodemgedeelten 6a-c, welke als één geheel gevormd zijn met en vloeiend overgaan in de zijwanden 3a-c. Aan de buitenzijde van de zijwanden zijn 20 rails 5 aangevormd, die voorzien zijn van neerwaarts gerichte, scherpe ribben 7. Het binnenoppervlak van de kanaalwand 2 is voorzien van dwarsribben 2'.
De in figuren 2A-D weergegeven tweede houder 11 vormt een kanaal opgebouwd uit gedeelten 12a, 12b en 12c, 25 waarbij het kanaalgedeelte 12b via hellend kanaalgedeelte 12c overgaat in kanaalgedeelte 12a. Het binnenoppervlak van de kanaalwand 12 is voorzien van dwarsribben 12'. Kanaalgedeelte 12b is gevormd overeenkomstig de kromming van kanaalgedeelte 2b van de eerste houder 1. Kanaalgedeelte 12a 3 0 is gevormd met twee aan weerszijden van een hulpkanaal 19 gelegen wandgedeelten 16a (zie figuur 2D), waarvan de kromming in dwarsdoorsnede overeenkomt met de kromming van kanaalgedeelten 2a van de eerste houder 1. Het hulpkanaal 19 wordt begrensd door verhoging 18 (figuur 2A), welke zich 35 in de hoofd-/langsrichting van de tweede houder 11 uitstrekt. Het hulpkanaal 19 mondt ter plaatse van uitgang 20 uit in het kanaalgedeelten 12b,c. De dwarsdoorsnede van 12 hulpkanaal 19 kan on-rond zijn.
De tweede houder 11 is voorzien van zijwanden 15, die een opneemruimte 14 begrenzen (figuur 2C), en voorzien zijn van naar binnen reikende ribben 17.
5 Het in figuren 3A-C weergegeven aansluiteind van een aftak- of tussenkabel 31 omvat, zie ook figuur 3B, een naald 33 die door middel van een koperen buisje 34 geleidend verbonden is met de geleiders 35 van de aftak- of tussenkabel 31. De isolatiemantel 36 van de aftak- of 10 tussenkabel 31 wordt eveneens op naadafdichtende wijze omgeven door het koperen buisje 34. Daaromheen is (figuren 3A en 3C) een mantel 32 van kunststofmateriaal gegoten, welke een waterafdichtende functie vervult en tevens een plaatsingsfunctie voor bevestiging van het aansluiteind 30 15 in de tweede houder 11. De mantel 32 bezit een doorsnede overeenkomstig kanaal 19 en is voorts voorzien van een ribbe 37 alsmede van een schuin eindvlak 38 bij de naald 33 .
In figuren 4A en 4B is die bevestiging weergege-20 ven, waarbij het aansluiteind 30 aan de aftak- of tussenkabel 31 in het kanaalgedeelte 12b van de tweede houder 11 ingetrokken (richting A) wordt, waarbij de kunststofmantel 32 door de opening 20 in het hulpkanaal 19 wordt getrokken, totdat de situatie van figuur 4B bereikt is. Door de com-25 plementaire on-ronde doorsnede met ribbe 37 van de mantel 32 geeft deze slechts één juiste oriëntatie in dwarsdoorsnede ten opzichte van de tweede houder 11, waarin het schuine vlak 38 vloeiend aansluit op het oppervlak van kanaalgedeelte 12c. De ribbe 37 van de mantel 32 sluit 3 0 daarbij aan op de vlakken 16a van kanaalgedeelte 12a. De naald 33 reikt daarbij in kanaalgedeelte 12b. Een uitoefening van trekkracht op de aftakkabel 30 zal tot gevolg hebben dat deze steviger in de tweede houder 11 komt vast te zitten.
35 In figuren 4C en 4D is weergegeven hoe een hoofd kabel 40 met geleider 41 en isolatiemantel 42 bevestigd wordt in eerste houder 1. De doorsnede van de hoofdkabel 40 13 en de doorsnede van kanaalgedeelten 2a-c van de eerste houder 1 zijn op elkaar afgestemd, zodat een passende opname van de hoofdkabel 40 mogelijk is. Mantel is cirkelrond en de geleider 41 bezit een groot aantal koperen 5 litzen, waardoor de buigbaarheid hoog is. De hoofdkabel 40 wordt op de open bovenzijde van de eerste houder 1 gelegd, en vervolgens daarin gedrukt (richting B), waarbij de buigbaarheid van de hoofdkabel 40 zodanig is dat deze het contour van de kanaalgedeelten 2a-c kan volgen, zoals 10 weergegeven in figuur 4D.
Voor het realiseren van een verbinding van een aftak- of tussenkabel 30 met een hoofdkabel 40 worden de aldus geprepareerde eerste en tweede houders 1, 11 samengevoegd, door langsopschuiving (richting C) , weergegeven in 15 figuur 4E. De tweede houder 11 wordt daarbij met de opening van kanaalgedeelte 12b vóór de opening van kanaalgedeelte 2a van houder 1 gebracht, waarbij de wanden 15 over de hoofdkabel 40 reiken. De wanden 5 met ribben 7 treden de opneemruimte 14 binnen, waarbij de ribben 7 passend schui-2 0 ven over de ribben 17 van tweede houder 11. Aldus wordt verdere verplaatsing door verschuiving van de tweede houder 11 op de eerste houder 1 geleid en beheerst, en daarmee de voortbeweging van de naald 33. Eventueel is vooraf met een niet weergegeven middel een indrukking (richting Q) in de 25 mantel 42 gemaakt voor inleiding van de naald daarin. De naald 33 kan vervolgens het door kanaalgedeelte 2c hellende gedeelte van de hoofdkabel 40, in het bijzonder de isola-tiemantel 42 daarvan, doordringen, om in aanraking te komen met de geleider 41 van de hoofdkabel 40, totdat het schuine 30 vlak 38 aankomt tegen de mantel 42. Dan is de situatie weergegeven in figuren 5A-C verkregen, waarin de verbinding tussen aftak- of tussenkabel 30 en hoofdkabel 40 voltooid is. De ribbe 37 komt hierbij tegen de mantel 42 van de hoofdkabel 40 (figuur 5B) , zodat de mantel 42 rondom pas-35 send omsloten is. De hoofdkabel 40 is dan klemvast bevestigd aan de eerste houder 1, alsook tegen verschuiving gehouden door ribben 2' en 12', welke ook eventuele maat- 14 afwijkingen in de kabeldikte vereffenen.
Voor optimalisering van de afdichting kan overwogen worden om vooraf op schuin vlak 38 een hoeveelheid waterafstotende gel aan te brengen, welke zich na realisa-5 tie van de verbinding spreidt over het gebied waar de naald 33 de isolatiemantel 42 doorboort.
Voor elke aftakkabel in een meerdradig systeem volgens de uitvinding wordt een verbinding volgens figuur 5C gemaakt.
10 Aan de zijde van de elektrische module komen beide draden 31a,b, samen in een steker 50, zie figuren 6A-C. De steker 50, in het bijzonder het bovendeel 51 daarvan, is door spuitgieten van kunststof materiaal om de einden van de aftakkabels 31a,b aangebracht. De geleiders van de 15 aftakkabels 31a,b zijn geleidend verbonden met contactbus-sen 57, die ingegoten zijn in een benedendeel (verdrin-gingslichaam) 56 van steker 50. Tussen het bovendeel 51 en het benedendeel 56 is een hals 53 gevormd, welke aan de zijden voorzien is van doorgangen 54. Het benedendeel 56 is 20 voorzien van een ribbe 59, waarnaast doorgangen 58 vrijgelaten zijn. Het bovendeel 51 is voorzien van een kliknok 52 .
De steker 50 is afgestemd op de dimensies van een contactdoos 60, weergegeven in de figuren 7A en verder. De 25 contactdoos 60 is bakvormig met een omtrekswand 61, een bovenwand 61a, een bodem 61b en een ingangsopening 62 en een uitgangsopening 63. Een contactblok 66 is voorzien (zie figuur 8A) van een contactdeel 68 met contactpennetjes 69. Het contactblok 66 wordt in de richting G met de contact-30 pennen 68 door de uitgangsopening 63 van de doos 60 ingevoerd, en met een geschikt middel, zoals lijm, of een klikverbinding, vastgezet op de doos 60.
De contactdoos 60 met contactblok 66 is bevestigd op een elektrische module, zoals een LED-lichtelement 201, 35 202 (figuur 8 E) . De steker 50 op aftakkabels 31a,b wordt voor elektrische verbinding met benedendeel 56 door de opening 62 ingevoerd, totdat het bovendeel 51 op de doos 60 15 rust. De contactbussen 57 liggen dan vóór de contactpen-netjes 69. Vóór de contactbussen 57 is een gel aangebracht, voor verbeterde waterafdichting.
Vervolgens wordt de steker 50 in de richting E 5 (figuur 8A) geschoven, waarbij het bovendeel 51 geleid wordt door de bovenrand van de dooswand 61 en de bovenwand 61a. Overmaat aan gel kan naar de andere zijde van het benedendeel 56 bewegen, via de doorgangen 54 aan de hals en doorgangen 58 aan het benedendeel 56. Nadat de contactbus-10 sen 57 op de pennetjes 69 geschoven zijn klikt de kliknok 52 achter de opstaande eindwand van de doos 60, en is de situatie van figuren 8B verkregen, waarin de steker 50 vastgeklikt is aan de doos 60. De voorzijde van de hals 53 drukt dan tegen de wand 61a.
15 In figuur 8E is het aldus verkregen steker- /contactdoossamenstel 200 weergegeven in gebruikstoepas-sing, waarbij de contactdoos/contactblok 60/66 deel uitmaakt van een elektrische module 201, met verlichtings-element 202, in dit voorbeeld LED-lichtelement.
20 Wanneer trek wordt uitgeoefend op de aftakkabels 31a,b zal de steker 50 nog steviger in de doos 60 gehouden worden. Een risico op ongewenst losraken van de verbinding wordt daardoor verkleind.
Om de steker 50 los te maken kan met een schroe-25 vendraaier de achterzijde, nabij de kliknok 52, het bovendeel 51 van de steker 50 enigszins worden opgelicht, waarna de steker 50 in een aan richting E tegengestelde richting verschoven kan worden. De gel die eerder door de doorgangen 54 en 58 heen verplaatst is kan dan weer door die door-30 gangen terugvloeien. De steker 50 kan pas uit de doos 60 worden genomen na vrijwel volledige voltooiing van de tegengestelde schuifbeweging. Hierdoor blijft zowat alle gel achter in de doos 60, zodat bij het inbrengen van een andere steker vrijwel geen nieuwe gelvulling aangebracht 35 hoeft te worden.
In figuur 9 is een toepassingsvoorbeeld van de hiervoor besproken aansluitingen weergegeven. In een as- 16 faltwegdek 300 is een kunststof goot 301 opgenomen, welke een kanaal 302 bepaalt. Het kanaal 302 dient als opneem-ruimte voor hoofdkabels 40a,b. De goot 301 ondersteunt een reeks LED-verlichtingsmodulen 303 die een streepmarkering 5 vormen. De modules 3 03 zijn elk voorzien van een daaraan bevestigde contactdoos volgens de figuren 7A-D. De modules 303 worden door middel van twee relatief dunne aftakdraden of -kabels 31a,b verbonden met bijbehorende hoofdstroomkabels 40a,b. Het ene eind van de kabels 31a,b is steeds 10 voorzien van een mantel 32 volgens figuren 3A-C. Voor elk kabeleind 31a, 31b wordt gebruik gemaakt van de houders volgens figuren 1A-C en 2A-D. De eerste houders la,b worden daarbij eerst op een op dat moment gekozen plaats op de bijbehorende hoofdkabel 40a, 40b bevestigd, op achter 15 elkaar gelegen plaatsen om het ruimtebeslag in dwarsrich-ting te beperken. De tegengestelde einden van de kabels 31a,b zijn beide opgenomen in dezelfde steker 50, volgens figuren 66A-C. De verbinding van de steker 50 met de contactdoos 60 op de betreffende module 303 vindt plaats op de 20 wijze weergegeven in figuren 8A-E, waarna de modules 303 op de goot 301 worden vastgeklikt.
Een voorbeeld van een gereedschap waarmee de verbindingen 100a,b kunnen worden gerealiseerd is onderwerp van de figuren 10A-D.
25 Het gereedschap 400 weergegeven in de figuren 10A-C omvat een gestel 401, waarop een spindelmotor 402 geplaatst is. De spindelmotor 402 staat via een reductie-kast 403 in aandrijvend verband met een spindel 404, die zich in langsrichting van het gereedschap 400 uitstrekt. 30 Boven de spindel 404 is een geleider 406 geplaatst. Aan weerszijden van de geleider 406 zijn plaatsvast opgesteld relatief hooggelegen kabelsteunen 413a,b en relatief laaggelegen kabelsteunen 416a,b.
Langs de geleider beweegbaar opgesteld zijn twee 35 schuiven 407a,b, voorzien van opneemruimtes 414a,b, welke naar de motorzijde toe begrensd worden door van een kabel-steun voorziene eindwand 415a,b. Op elke schuif is voorts 17 een verhoging 412a,b aangevormd, welke dient als een draai-leger voor een pen 409a,b voor hefboom 408a,b. De hefboom 408a,b is aan één eind voorzien van een nokrol 410a,b en aan het andere eind voorzien van een aandrukrol 411a,b. Op 5 de schuiven 407a,b zijn voorts indrukkers 430a,b aangebracht, welke elk om een verticale as verdraaibaar zijn door verder niet weergegeven, met de rest van de inrichting gesynchroniseerde aandrijfmiddelen, en voorzien zijn van scherpe punten 431a,b om een indrukking te maken in de 10 mantel 42a van de kabel 40a. Eventueel kunnen op de schuiven 407a,b middelen voorvoorzien zijn voor het aanbrengen van gel op de mantels 42a,b, welke in verbinding staan met een niet weergegeven gelreservoir en pomp in het gereedschap 400.
15 Zoals te zien is in de figuren 10A en 10C liggen de schuiven 407a en 407b in langsrichting van het frame 401 verschoven van elkaar. Hetzelfde geldt voor nokplaten 420a,b, die elk voorzien zijn van een nokkenbaan, gevormd uit hellende rand 421a,b, horizontale rand 422a,b, tegenge-20 steld hellende rand 423a,b en horizontale rand 424a,b.
Het gereedschap 400 is voorts voorzien van een niet weergegeven bedieningsknop voor de activering van de motor 402.
Verder is het gereedschap 400 voorzien van een 25 handel 4 05 voor het openen en sluiten van niet weergegeven klemmen voor het op het gereedschap 400 vastklemmen van de kabels 40a,b wanneer deze met de aftakkabels verbonden worden, om verschuiving daarvan te voorkomen, in het bijzonder tijdens het door de isolatiemantels 42a,b prikken 30 van de naalden 33.
Bij gebruik van het gereedschap 400 wordt eerst een eerste houder 1 geplaatst tussen de kabelsteunen 413a en 416a, aan de motorzijde daarvan. De bodem 6b van eerste houder 1 sluit passend aan op de bodem van de kabelsteun 35 413a en de bodem 6a sluit passend aan op de bodem van kabelhouder 416a.
Vervolgens wordt een kabellengte 40a in langs- 18 richting aangebracht in het gereedschap 400, daarbij ondersteund op kabelhouders 413a, 416a en de daartussen opgenomen eerste houder 1.
Vervolgens plaatst men een tweede houder 11 in de 5 opneemruimte 414a, aankomend tegen de eindwand 415a. Het verhoogde deel 3b is dan van de motorzijde af gekeerd. De tweede houder 11 bevindt zich in de toestand weergegeven in figuur 4B, derhalve verbonden met het uiteinde van aftakka-bel 31a.
10 Vervolgens bedient men de hefboom 405 om de kabel 40a vast te klemmen. Daarna bedient men de motor 402, waardoor de spindel 404 geroteerd wordt. Door geschikte, verder niet weergegeven overbrenging van de spindel 404 naar de schuif 407a wordt de schuif 407a van de motor 402 15 afbewogen, geleid door geleider 406. Hierdoor bewegen zowel de hefboom 408a als de in opneemruimte 414a opgenomen tweede houder 11 mee. De nokrol 410a loopt op omhoog langs nokrand 421a, waardoor de aandrukrol 411a met kracht neerwaarts wordt gedwongen. De aandrukrol 411a drukt daarbij de 20 kabel 40a neerwaarts in kanaalgedeelte 2a, vervolgens in hellend kanaalgedeelte 2c, en vervolgens in hoog gelegen kanaalgedeelte 2b. De kabel 40a wordt hierdoor stevig klemmend in de eerste houder gedrukt.
De dimensies zijn zodanig gekozen, dat op dat 25 moment de tweede houder 11 aangekomen is bij de eerste houder 1, en wordt deze daar reeds opgeschoven, waarbij de ribben 7 en 17 schuivend in elkaar grijpen. Kort daarvoor kan door een niet weergegeven gelafgever een hoeveelheid gel af gegeven zijn vóór het hellend gedeelte van de kabel 30 40a in de eerste houder 1. Door verdraaiing van de indruk- ker 430a, en de punt 431a daarvan, is een indrukking ge maakt in de mantel 42a van de kabel 40a, waarna de indruk-ker 430a weer wordt teruggedraaid. De schuif 407a wordt verder voortbewogen, totdat de eerste houder 11 volledig 35 opgeschoven is, waarbij de naald 33 ter plaatse van het hellende gedeelte van de kabel 40a doorgedrongen is door de mantel 42a tot contact met de geleider 41a daarin. De 19 indrukking in de mantel 42a voorkomt dat de naald daarbij afketst. De verbinding van aftakkabel 31a en hoofdkabel 40a is dan gereed, en de kabel 40a kan worden weggenomen van het gereedschap 400, na verdraaiing van de hefboom 405.
5 Voor een parallelle hoofdkabel 40b kan tegelij kertijd een vergelijkbare verbinding worden gemaakt, met aftakkabel 31b. Door de verschoven ligging van de schuiven 407a,b en de daarmee samenwerkende onderdelen zoals nokken-platen 42 0a,b, is de plaats van de verbinding met de kabel 10 40a,b in lengterichting verschoven, waardoor in dwarsrich- ting op ruimte wordt bespaard. Eventueel kan voor elke kabel een apart bedienbare vastlegklem zijn voorzien.
Het gereedschap is door zijn eenvoudige uitvoering licht en kan met de hand worden opgepakt, om op een 15 volgende verbindingsplaats ingezet te worden.
1032166

Claims (37)

1. Inrichting voor onderlinge verbinding van een doorgaande, van een hoofdgeleider én een isolatiemantel voorziene elektrische hoofdkabel en een van een van een aftakgeleider met een uitstekend uiteinde voorziene aftak- 5 kabel, omvattend middelen voor het vervormen van de hoofdkabel om een trefoppervlak op de hoofdgeleider te vormen met in een vlak van langsdoorsnede van de hoofdkabel een normaal die een richtingscomponent heeft in kabelrichting, alsmede middelen voor het met een richtingscomponent in 10 kabelrichting door de isolatiemantel van de hoofdkabel doorvoeren van het uitstekend uiteinde tot in stroomgelei-dend contact met de hoofdgeleider.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het uitstekend uiteinde een naald vormt.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de aftakkabel een isolatiemantel omvat, welke een eindvlak, bij voorkeur een schuin eindvlak, bezit dat past bij op het trefoppervlak.
4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waar-20 bij de vervormingsmiddelen gevormd zijn voor het in een S- bocht dwingen van de hoofdkabel.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de doorvoermiddelen ingericht zijn voor het in de doorvoerbeweging in hoofdzaak in hoofdkabelrichting 25 verplaatsen van het uitstekend uiteinde.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van middelen voor geleiding van de doorvoermiddelen op de vervormingsmiddelen.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclu-3 0 sies, waarbij de vervormingsmiddelen voorzien zijn aan een eerste houder voor de doorgaande kabel en de doorvoermiddelen voorzien zijn aan een tweede houder voor de aftakkabel, 1 03 2 1 6 6 . waarbij de tweede houder plaatsbaar is op de eerste houder.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de eerste en tweede houder voorzien zijn van met elkaar samenwerkende schuifgeledingen.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de eerste en tweede houder voorzien zijn van middelen voor het aangaan van een klemverbinding.
10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de klemverbinding werkzaam is in een richting dwars op de 10 hoofdkabel en/of in een richting evenwijdig aan de hoofdkabel .
11. Inrichting volgens een der conclusies 7-10, waarbij de eerste en tweede houder langwerpig zijn.
12. Inrichting volgens een der conclusies 7-11, 15 waarbij het uiteinde van de aftakkabel is voorzien van een onronde doorsnede en de tweede houder voorzien is van een opneemruimte met een complementaire doorsnede voor opname van het uiteinde van de aftakkabel.
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclu-20 sies, waarbij de aftakkabel een doorsnede bezit die kleiner is dan die van de hoofdkabel.
14. Inrichting voor onderlinge verbinding van een doorgaande, van een hoofdgeleider en een isolatiemantel voorziene elektrische hoofdkabel en een van een van een 25 aftakgeleider met een uitstekend uiteinde voorziene aftakkabel, omvattend middelen voor het met een richtingscomponent in hoofdkabelrichting door de isolatiemantel van de hoofdkabel doorvoeren van het uitstekend uiteinde tot in stroomgeleidend contact met de hoofdgeleider.
15. Samenstel voor het verbinden van een of meer stroomkabels met een contactdoos op een elektrische inrichting, zoals een verlichtingsinrichting, waarbij de inrichting enerzijds een op een uiteinde van de stroomkabel aangebrachte steker omvat, welke voor iedere stroomkabel 35 voorzien is van een eerste contactelement, en anderzijds een contactdoos, die voorzien is van een kamer welke bepaald wordt door een bodemwand en een omtrekswand, welke aan de van de bodem afgekeerde zijde een invoeropening voor de steker bepaald, waarbij de omtrekswand in een wanddeel voorzien is van een tweede contactelement, dat in stroom-voerende verbinding staat met de elektrische inrichting, 5 waarbij de contactdoos voorzien is van middelen voor geleiding van de steker naar het genoemde wanddeel in een richting met een richtingscomponent evenwijdig aan de invoeropening voor het in onderling contact brengen van de eerste en tweede contactelementen.
16. Samenstel volgens conclusie 15, waarbij de steker voorzien is van een deksel voor afsluiting van de invoeropening bij onderling contact van de eerste en tweede contactelementen.
17. Samenstel volgens conclusie 16, waarbij de 15 deksel tevens uitgevoerd is voor afsluiting van de invoer opening volgend op invoering van de steker in de invoeropening .
18. Samenstel volgens conclusie 15, 16 of 17, waarbij de eerste contactelementen zijn voorzien op een in 20 de kamer passend verdringingslichaam.
19. Samenstel volgens conclusie 18, waarbij de kamer en het verdringingslichaam gevormd zijn om een of meer kanalen tussen elkaar vrij te houden.
20. Samenstel volgens conclusie 16 of 17, waarbij 25 de deksel en de contactdoos voorzien zijn van middelen voor het aangaan van een klikverbinding bij onderling contact van de eerste en tweede contactelementen.
21. Samenstel volgens een der conclusies 15-20, waarbij het eerste contactelement gericht is met een rich- 30 tingscomponent tegengesteld aan de richting van uittrede uit de steker van de stroomkabel, bij voorkeur in hoofdzaak tegengesteld aan die richting.
22. Samenstel volgens conclusie 21, waarbij de richting van uittrede uit de steker van de stroomkabel in 35 hoofdzaak evenwijdig is aan de geleidingsmiddelen.
23. Samenstel van een reeks elektrische inrichtingen, in het bijzonder verlichtingsinrichtingen, in het bijzonder van het LED-type, tenminste één hoofdkabel en een aantal aftakkabels voor elektrische verbinding van de elke elektrische inrichting met de hoofdkabel, waarbij de aftakkabels op afstand van elkaar gelegen plaatsen door middel 5 van inrichtingen volgens een der conclusies 1-14 verbonden zijn met de hoofdkabel.
24. Samenstel van een reeks elektrische inrichtingen, in het bijzonder verlichtingsinrichtingen, in het bijzonder van het LED-type, tenminste één hoofdkabel en een 10 aantal aftakkabels voor elektrische verbinding van de elke elektrische inrichting met de hoofdkabel, waarbij de aftakkabels door middel van samenstellen volgens een der conclusies 15-22 verbonden zijn met de bijbehorende elektrische inrichtingen.
25. Samenstel volgens conclusie 23 of 24, uitge voerd als een verkeersmarkeringssyteem.
26. Wegdek voorzien van een samenstel volgens conclusie 25.
27. Gereedschap voor het maken van een verbinding 20 volgens een der conclusies 1-14, omvattend een gestel met tenminste één eerste steun voor een eerste houder en een drukinrichting voor het in de eerste houder drukken van een hoofdkabel.
28. Gereedschap volgens conclusie 27, waarbij de 25 drukinrichting aangebracht is op een schuif, welke langs de hoofdkabel verschuifbaar is.
29. Gereedschap volgens conclusie 27 of 28, waarbij de drukinrichting een drukrol omvat.
30. Gereedschap volgens conclusie 27, 28 of 29, 30 omvattend een tweede steun voor een tweede houder en middelen voor het verplaatsen van de tweede steun met tweede houder naar de eerste steun met eerste houder.
31. Gereedschap volgens conclusie 30, waarbij de tweede steun een schuif omvat, welke langs de hoofdkabel 35 verschuifbaar is.
32. Gereedschap volgens conclusies 28 en 31, waarbij de beide schuiven één geheel vormen.
33. Gereedschap volgens een der conclusies 27-32, voorzien van twee of meer eerste steunen, welke in de richting van de te plaatsen hoofdkabel verzet aangebracht zijn.
34. Gereedschap volgens conclusies 30 en 33, voorzien van bij elke eerste steun behorende tweede steunen, waarbij de verplaatsingsmiddelen ingericht zijn voor gelijktijdige verplaatsing van de tweede steunen.
35. Verbindingsinrichting voorzien van een of 10 meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
36. Samenstel voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijge- 15 voegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
37. Werkwijze omvattend een of meer van de in de bijbehorende beschrijving omschreven en/of in de bijbehorende tekeningen getoonde kenmerkende stappen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1032166
NL1032166A 2006-07-14 2006-07-14 Kabelaftakking. NL1032166C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032166A NL1032166C2 (nl) 2006-07-14 2006-07-14 Kabelaftakking.
PCT/EP2007/006283 WO2008006620A1 (de) 2006-07-14 2007-07-16 Kabelverzweigung

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1032166 2006-07-14
NL1032166A NL1032166C2 (nl) 2006-07-14 2006-07-14 Kabelaftakking.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1032166C2 true NL1032166C2 (nl) 2008-01-15

Family

ID=37809672

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1032166A NL1032166C2 (nl) 2006-07-14 2006-07-14 Kabelaftakking.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1032166C2 (nl)
WO (1) WO2008006620A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN102737796A (zh) * 2012-07-10 2012-10-17 鞍山鲁丰电缆制造有限公司 预分支电缆分支接头绝缘套

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4091233A (en) * 1976-08-23 1978-05-23 Berman Alfred J Electrical connector and method of connecting an electrical cable to same
GB2011191A (en) * 1977-12-05 1979-07-04 Burndy Electra Spa Electric connector
GB2029650A (en) * 1978-08-29 1980-03-19 Pressac Ltd Electrical connectors
US4941844A (en) * 1988-10-14 1990-07-17 Hopkins Manufacturing Corporation Electrical connector
US5045981A (en) * 1990-02-09 1991-09-03 Tivoli Industries, Inc. Lighting system with easily replaceable bulbs and retrofitting cover
US5709566A (en) * 1992-12-26 1998-01-20 Sumitomo Wiring Systems, Ltd. Press-contact connector assembly
US6113420A (en) * 1997-06-18 2000-09-05 Harting Kgaa Tension-relieving arrangement for the electrical and/or optical conductors of a cable

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4091233A (en) * 1976-08-23 1978-05-23 Berman Alfred J Electrical connector and method of connecting an electrical cable to same
GB2011191A (en) * 1977-12-05 1979-07-04 Burndy Electra Spa Electric connector
GB2029650A (en) * 1978-08-29 1980-03-19 Pressac Ltd Electrical connectors
US4941844A (en) * 1988-10-14 1990-07-17 Hopkins Manufacturing Corporation Electrical connector
US5045981A (en) * 1990-02-09 1991-09-03 Tivoli Industries, Inc. Lighting system with easily replaceable bulbs and retrofitting cover
US5709566A (en) * 1992-12-26 1998-01-20 Sumitomo Wiring Systems, Ltd. Press-contact connector assembly
US6113420A (en) * 1997-06-18 2000-09-05 Harting Kgaa Tension-relieving arrangement for the electrical and/or optical conductors of a cable

Also Published As

Publication number Publication date
WO2008006620A1 (de) 2008-01-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10024526B1 (en) Connector for light-emitting diode strip
CN103151661B (zh) 用于连接电机驱动器的系统
US7320616B1 (en) Insulation displacement connector assembly and system adapted for surface mounting on printed circuit board and method of using same
CN101631989B (zh) 柔性大功率led照明系统
US3758935A (en) Apparatus for securing wires to terminals in connectors
CN103547851B (zh) 低电感光源模块
FR2893452B1 (fr) Borne a sertir et circuit plat l'utilisant
CN104577624B (zh) 端接装置、压接工具、工具组合和用于将导线端接至通信模块的方法
CN101976777A (zh) 线对板连接器
US8007310B2 (en) Insulation displacement crimp connector
TW201117486A (en) Electrical connector system
EP2270867A3 (en) Light-emitting device and electronic apparatus
TW201112548A (en) Electrical connector system
FR2885264B1 (fr) Faisceau de cablage, connecteur et procede d'assemblage du faisceau de cablage
US20170352980A1 (en) Spring loaded terminal for conductors
CN103633461A (zh) 用于连接器系统的连接器组件
US20080280509A1 (en) Electrical Junction Systems and Methods
CN101989683B (zh) 电连接组件
DK2517305T3 (en) DEVICE FOR CONTACTING RECORDING OF A CABLE conductor
CN101682136A (zh) 板卡边缘电缆连接器
TWI321870B (en) Flat circuit connector
EP3104464A2 (en) A connector for lighting devices, corresponding accessory and method
US11043762B1 (en) LED light strip with terminal block connector
TW200620765A (en) Insulation displacement system for two electrical conductors
NL1032166C2 (nl) Kabelaftakking.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Effective date: 20140120

SD Assignments of patents

Effective date: 20140120

SD Assignments of patents

Effective date: 20141022

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20170801