NL1031785C2 - Gynaecologisch instrument. - Google Patents

Description

Titel: Gynaecologisch instrument

De uitvinding heeft betrekking op een gynaecologisch instrument voor het inbrengen van een bestralingskatheter. In het bijzonder betreft de uitvinding een buisvormige applicator voor het bestralen van 5 gynaecologische tumoren om te plaatsen in de baarmoederhals en de bodem van de vagina.

US5562594 toont een dergelijk instrument, waarbij bestralingsposities worden gerealiseerd door een centraal catheter die in de baarmoeder wordt gebracht en twee zijwaarts zwenkbare katheters aan het 10 uiteinde waarvan de zg. ovoiden zijn aangebracht en die aan de voorzijde van de baarmoederhals uiteengeduwd tegen de baarmoederhals worden gedrukt. De applicator kan worden aangesloten op een zg. remote afterloading machine die via buizen een radioactieve bron naar bestralingspositie in de buizen schuift. De applicator bestaat meestal uit 15 meerdere buizen met op de twee buitenbuizen twee ovoiden (eivormige afstandhouders) welke ervoor zorgen dat de bestralingsdoses op het oppervlak beneden de toelaatbare grens blijft. Alternatief kan een zg. ringapplicatorbuis worden toegepast, waarbij rond de baarmoederhals een ringvormige buis wordt aangelegd waarin een radioactieve bron kan worden 20 bewogen en een gedoseerde stralingsafgifte mogelijk is. De bestraling geschiedt door een geleidingsbron die aan het uiteinde van een geleidingskabel is aangebracht via een geleidingsbuis en de katheter op de juiste positie te brengen en daar een voorbepaalde tijd straling te laten afgeven om de tumor te bestrijden.

25 Dergelijke applicatoren zijn vaak te groot om in een samengevoegde staat ingebracht te kunnen worden en worden buis voor buis aangebracht en door middel van een schroefklem vastgezet. Aanvullend wordt dan in de inrichting in de richting van de dikke darm en in de 1°31785 2 richting van de blaas de tussenruimte volgeperst met verbandgaas. Dit is een bewerkelijk proces en mogelijk pijnlijk en onaangenaam en vaak onder verdoving wat ook nog van arts tot arts verschillend wordt uitgevoerd waardoor de medische resultaten negatief kunnen worden beïnvloed.

5 Aan deze werkwijze zijn derhalve nadelen verbonden omdat het van de vaardigheden van het medisch personeel afhangt of dit steeds een optimaal resultaat oplevert. Omdat de positionering van centrale intrauterine buis en andere buizen (in het bijzonder, de colpostaten of de ringapplicatorbuis) ten opzichte van elkaar kan verschuiven, levert dit 10 risico's op voor de patiënt, ook omdat de blaas en de dikke darm zo aan een overmaat van straling kunnen worden blootgesteld.

De uitvinding heeft tot doel te voorzien in een instrument waarbij aan deze nadelen tegemoet wordt gekomen en waarbij de katheter gemakkelijk op een eenduidige afstand van elkaar kunnen worden 15 gehouden, zonder dat de katheters ten opzichte van elkaar tijdens een behandeling kunnen verschuiven. Tezelfder tijd heeft de uitvinding tot doel * een instrument te voorzien dat snel en met een minimale belasting is in te brengen en waarvan de positionering accuraat en betrouwbaar is.

Dit doel wordt bereikt door een instrument van het in de aanhef 20 bedoelde soort, waarbij de brongeleidingsbuizen zodanig gevormd zijn, dat het zich in de patiënt bevindende gedeelte van de buizen bij het inbrengen in elkaar haakt zodat de buizen ten opzichte van elkaar worden gefixeerd.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 25 figuurbeschrijving. Hierin toont:

Figuur 1 een zijaanzicht van een centrale katheterbuis, voorzien van een positioneringsmiddel volgens de uitvinding;

Figuur 2 een zijaanzicht van de centrale katheterbuis, voorzien van een positioneringsmiddel volgens de uitvinding en een kolpostaat, die door 30 het positioneringsmiddel wordt gefixeerd; 3

Figuur 3 een bovenaanzicht van de configuratie van Figuur 2;

Figuur 4 een schematisch perspectivisch vooraanzicht van de configuratie van Figuur 2; en

Figuur 5 een schematisch perspectivische weergave van een 5 positioneringsmiddel voor een ringapplicator.

In de figuren zijn gelijke of overeenstemmende delen met gelijke cijfers benoemd.

Figuur 1 toont een zijaanzicht van een (deel van een) gynaecologische 10 applicator 1, aan te brengen in de vagina tegen en in de baarmoederhals. In het bijzonder wordt getoond een centrale katheterbuis 2 (ook wel intrauterine buis genoemd), voorzien van een positioneringsmiddel 3. Dit middel betreft in het uitvoeringsvoorbeeld een centrale stopper 3, ook wel cervical flange genoemd, dat is aangepast volgens de uitvinding. De stopper 3 dient 15 om bij bestraling tegen de baarmoederhals aan te liggen, in sommige gevallen tegen een ringvormig element (niet weergegeven, zg. Smith sleeve) dat op de baarmoederhals kan zijn vastgehecht om een reproduceerbare fixatie van de applicator 2 te bewerkstelligen. De centrale katheterbuis 2 dient derhalve ter inbrenging in de baarmoederhals voor intra-uterine 20 bestraling. Figuur 2 toont een zijaanzicht van de applicator 2 als in Figuur 1. Zoals getoond omvat de applicator 2 in het uitvoeringsvoorbeeld twee kunststof ovoide structuren of colpostaten 4 (zie ook Figuur 3 en Figuur 4), die worden gecombineerd met de intra-uterine buis 2 waardoor na plaatsing tijdens de bestraling een hoge dosis aan de basis van de baarmoeder kan 25 worden gegeven, zonder de omliggende weefsel zoals dikke darm en blaas te zwaar behoeven te worden belast.

Het voorkomen van deze overbelasting is van groot belang daar anders ernstige complicaties mogen worden verwacht. Door de samenstelling van dit model applicator (met colpostaten) word veelal een 30 constructie gebruikt die om gewicht te besparen dunne buizen gebruikt en 4 waarbij de buizen op de achterzijde worden geblokkeerd zoals weergegeven in Figuur 1 en Figuur 2. Daartoe omvat de inrichting een zich buiten de patiënt bevindend koppelstuk 5 bijvoorbeeld, een klem of schroef, dat de buizen, in het bijzonder, de intra-uterine buis 2 en de buis 6 van de 5 kolpostaat 4 buiten de patiënt verbindt en in positie houdt.

Volgens de uitvinding zijn derhalve de brongeleidingsbuizen 2 zodanig gevormd, dat het zich in de patiënt bevindende gedeelte van de buizen bij het inbrengen, door middel van de stopper 3 in elkaar haakt zodat de buizen ten opzichte van elkaar worden geborgd. In het bijzonder fixeert 10 de stopper 2 de ovoide structuren.

Figuur 3 en Figuur 4 tonen een bovenaanzicht, resp een perspectivisch vooraanzicht van de ovoide structuren 4 die zijn aangebracht naast een centrale stopper 3. In het bijzonder wordt getoond dat de stopper 3 is uitgevoerd met twee uitsteeksels 7 die elk in een corresponderende 15 opening 8 van een ovoide structuur 4 valt.

Tijdens het zg tamponeren (wegdrukken van blaas en rectum) van het « weefsel rond de colpostaat worden de colpostaten uit hun ingestelde positie gedrukt waardoor de te geven stralingsdosis zich ongewild wijzigd. Dit kan ernstige fouten in de dosisverdeling tot gevolg hebben. Het aanbrengen van 20 twee ankerpennen op de cervical flange welke zich in vooraf geboorde gaten in de colpostaten verankeren lost het probleem van ongewilde positie verandering op.

Figuur 5 toont tenslotte schematisch een tweede uitvoeringsvorm, waarbij de de brongeleidingsbuizen een ringapplicatorbuis 9 omvatten met 25 verschillende maatvoeringen 10. Het flensvormige stopmiddel 3 valt in de centrale opening valt van de ringapplicatorbuis 9 en fixeert aldus de ringapplicatorbuis 9 tenopzichte van de intra-uterine buis 2. De conventionele stopper 3 doet dit niet en dient slechts voor axiale positionering van de intra-uterine buis 2.

5

Hoewel de uitvinding is toegelicht aan de hand van de in de figuren weergegeven voorbeelden is de uitvinding daartoe niet beperkt maar kan ook variaties of modificaties omvatten zonder van de geest van de uitvinding af te wijken. De reikwijdte van de uitvinding wordt bepaald door de 5 hiernavolgende conclusies.

* 1 0 3 1 7 85

Claims (4)

1. Inrichting voor het bestralen van baarmoederhals kanker bestaande uit meerdere brongeleidingsbuizen met een zich buiten de patiënt bevindend koppelstuk dat de buizen buiten de patient verbindt, met het kenmerk, dat de brongeleidingsbuizen zodanig gevormd zijn, dat het zich in de patiënt 5 bevindende gedeelte van de buizen bij het inbrengen in elkaar haakt zodat de buizen ten opzichte van elkaar worden gefixeerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, verder omvattende een centrale, in de uterus te geleiden katheterbuis, die is voorzien van een flensvormig stopmiddel voor het stabiliseren van de centrale buis ten opzichte van de 10 uterus , waarbij het stopmiddel gevormd is voor het verzekeren van een positie van de centrale buis ten opzichte van de verdere brongeleidingsbuizen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij waarbij de brongeleidingsbuizen twee uit het centrum beweegbare ovoide structuren 15 omvatten en waarbij het stopmiddel is uitgevoerd met twee uitsteeksels die elk in een corresponderende opening van een ovoide structuur valt.

4. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de brongeleidingsbuizen een ringapplicatorbuis omvatten en waarbij het flensvormige stopmiddel in de centrale opening valt van een ringapplicatorbuis. 20 1031785