NL1029694C2 - Klemstuk. - Google Patents

Description

Klemstuk

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een klemstuk voor het in een sleuf van een wand klemmen van een instal-5 latiebuis.

Uit het Nederlandse octrooischrift 188.376 is een dergelijk klemstuk bekend, bestaande uit een kunststof keglichaam met een in hoofdzaak V-vormige dwarsdoorsnede en althans aan één zijvlak, zowel bij het brede (boven)einde 10 als bij het smalle (onder)einde, een scherpe rand, waarbij het keglichaam van kunststof vervaardigd is.

Het is in het algemeen, indien er geen sprake is van gietbouw, gebruikelijk om elektrische leidingen in gebouwen pas aan te leggen nadat het ruwe bouwwerk gereed 15 is. Wanneer leidingen in de muren van het bouwwerk verzonken dienen te worden aangebracht, worden sleuven voor het opnemen van de leidingbuizen in de muur uitgehakt of gefreesd, waarbij deze sleuven na het aanbrengen van deze buizen met cement of gips worden dichtgestreken. Om te 20 voorkomen dat de buis uit de sleuf komt voordat de sleuf is dichtgestreken, gebruikt men een tijdelijk borging in de vorm van een keglichaam, dat in de sleuf wordt geslagen waardoor de buis vastgeklemd wordt, en tijdens afwerking op zijn plaats ten opzichte van de voorzijde van de sleuf Π 20R94 2 blij ft.

Het bekende klemstuk en in het bijzonder het in Nederlands octrooi 1015733 beschreven verbeterd klemstuk, voldoen doorgaans redelijk in de praktijk.

5 Indien de sleuven echter niet gefreesd maar gezaagd worden, dan resulteren sleuven waarin de bekende klemstukken onvoldoende werkzaam kunnen zijn en vaak zelfs in het geheel geen klemmende functie kunnen uitoefenen. De gezaagde sleuven verschillen bovendien in breedte. Het 10 werken met opzetringen op de buizen om deze plaatselijk een grotere diameter te geven, waardoor de klemstukken wel zouden kunnen functioneren, is omslachtig.

Een doel van de uitvinding is een klemstuk te verschaffen dat hierin een oplossing kan bieden.

15

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Vanuit één aspect voorziet de uitvinding in een klemstuk voor het vastzetten van een installatiebuis in 20 een sleuf in een wand waarbij het klemstuk voorzien is van twee tegengestelde klemzijden voor het respectievelijk aangrijpen van de installatiebuis en een zijwandoppervlak van de sleuf om de buis tegen een tegengesteld zijwandoppervlak van de sleuf te klemmen, waarbij het klemstuk in 25 doorsnede in hoofdzaak asymmetrisch en V-vormig is, waarbij één van de klemzijden van het klemstuk concaaf is.

Het klemstuk kan in het geval van een relatief smalle sleuf met de concave zijde tegen de buis geplaatst worden, in welk geval een kleine werkzame dikte van het 3 0 klemstuk benut wordt, en in het geval van een brede sleuf met de concave zijde tegen het oppervlak van de sleuf geplaatst worden, in welk geval een grote werkzame dikte van het klemstuk benut wordt. Hetzelfde klemstuk kan in beide gevallen worden gebruikt, waarbij toch een voldoende 35 klemwerking wordt verschaft.

Op vergelijkbare wijze kan men hetzelfde klemstuk gebruiken bij een sleuf van een bepaalde maat, voor 3 buizen van verschillende diameter. In het geval van een buis met kleinere diameter, bijvoorbeeld 16 mm, plaatst men het klemstuk met de concave zijde naar het oppervlak van de sleuf gekeerd, en in het geval van een buis met 5 grotere diameter, bijvoorbeeld 19 mm, plaatst men het klemstuk met de concave zijde tegen de buis.

Aldus is een klemstuk verschaft dat in sleuven van verschillende breedte voor buizen met een bepaalde diameter kan worden gebruikt, danwel in sleuven met een 10 bepaalde breedte voor buizen met verschillende diameter.

In een uitvoering heeft de concave klemzijde een concaviteit die groter of gelijk is aan de kromming van de buiswand, zodat het klemstuk zo dicht mogelijk tegen de buis kan aanliggen.

15 Bij voorkeur is de concave klemzijde concaaf vanaf het smalle eind tot aan het brede eind van het klemstuk, waardoor het toepassingsgebied groot kan zijn.

In een uitvoering is de tegengestelde klemzijde recht.

20 In een uitvoering is de tegengestelde klemzijde convex.

Net als de bekende klemstukken kan het klemstuk voorzien zijn van een opneemruimte voor insteken van een plaatsingsgereedschap.

2 5 Indien het klemstuk gevormd is als een vast lichaam, bij voorkeur van kunststof, kan de opneemruimte gevormd zijn als een gat.

Alternatief kan het klemstuk twee benen omvatten, die de respectieve klemzijden bepalen en op veerkrachtige 30 wijze ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn.

In dat geval kan de opneemruimte gevormd zijn door een trede gevormd aan een van de benen, aan de naar het andere been gekeerde zijde. Alternatief kan de opneemruimte gevormd zijn door een gat in een van de benen.

35 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een klemstuk voor het vastzetten van een installatiebuis in een sleuf in een wand waarbij het klemstuk voorzien is 4 van twee tegengestelde klemzijden voor het respectievelijk aangrijpen van de installatiebuis en een oppervlak van de sleuf, waarbij het klemstuk aan één klemzijde concaaf is en aan de tegengestelde zijde convex.

5 Het klemstuk kan in doorsnede asymmetrisch en in hoofdzaak V-vormig zijn.

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het in een sleuf in een wand vast-klemmen van een installatiebuis, waarbij een klemstuk 10 volgens de uitvinding ingevoerd wordt in de ruimte tussen de buis en een zijwandoppervlak van de sleuf, zodanig dat het klemstuk met één zijde grijpt in het zijwandoppervlak van de sleuf en met de tegengestelde zijde de buis tegen tegenovergelegen zijwandoppervlak van de sleuf drukt.

15 Opgemerkt wordt dat uit het Duits gebruiksmodel 67.52491 een staaldraadbeugelt je voor het in een sleuf houden van een installatiebuis bekend is. Het beugeltje is aan beide tegengestelde einden voorzien van een of meer scherpe punten, waarmee het beugeltje stevig in de beide 20 tegengestelde wandvlakken van de sleuf kan grijpen. Het beugelt je strekt zich daarbij over de buis uit, over de volle breedte van de sleuf.

De in de aanvrage beschreven en/of getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonder-25 lijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 30

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuren IA en 1B een eerste uitvoering van een 35 klemstuk volgens de uitvinding, van twee zijden af gezien;

Figuur 2 ter illustratie een schematisch weergegeven wandgedeelte, waarin twee sleuven zijn gemaakt, van 5 verschillende breedte, met geplaatst klemstuk volgens figuren IA en 1B;

Figuur 3 een aanzicht langs de sleuven in de opstelling van figuur 2; 5 Figuren 4A en 4B een tweede uitvoering van een klemstuk volgens de uitvinding, vanaf twee zijden gezien;

Figuur 5 een met figuur 3 overeenkomstig aanzicht, nu met buizen van verschillende diameter;

Figuren 6A en 6B een derde uitvoering van een 10 klemstuk volgens de uitvinding, vanaf twee zijden gezien; en

Figuur 7 een met figuur 5 overeenkomstig aanzicht met klemstuk volgens figuren 6A en 6B, nu met buizen van verschillende diameter.

15

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Het in figuren IA en 1B weergegeven klemstuk 1 wordt gevormd door een gekromd kegvormig (drie-dimensio-20 naai)lichaam 2, dat vervaardigd is van kunststof, bijvoorbeeld een polypropeen.

Het kegvormig lichaam 2 bezit een concave klem-zijde 3 en een tegenovergestelde, convexe klemzijde 4. De zijden 3 en 4 lopen naar elkaar toe om te eindigen in een 25 afgeronde punt 5, die eventueel ook scherp kan zijn. Aan het van de punt 5 afgekeerde eind is een bovenvlak 6 gevormd, waarin een gat 9 bereikbaar is, waarin het platte eind van een schroevendraaier past. De vlakken 4 en 6 gaan in elkaar over ter plaatse van een rand 7, en de vlakken 3 30 en 6 gaan in elkaar over ter plaatse van een rand 8. Verder bezit het lichaam 2 twee zijvlakken 11a, 11b. De randen 7 en 8 kunnen scherp zijn.

De straal van de kromming van het concave vlak van klemzijde 3 is in dit voorbeeld ongeveer 9,5 mm, dat 35 wil zeggen de straal van een buisdiameter van 19 mm.

In figuur 2 is een wandgedeelte 20 weergegeven, waarin twee sleuven 21 en 22 gemaakt zijn. Het materiaal 6 van het wandgedeelte 20 kan, zoals gebruikelijk, kalkzand-steen zijn, waarin de sleuven 21 en 22 zijn gezaagd. De sleuf 21 is breder dan de sleuf 22. In beide sleuven is een installatiebuis 10 geplaatst, met een diameter van bijvoor-5 beeld 16 mm. De sleuven 21 en 22 bezitten opstaande (zij)wandvlakken 21a,b en 22a,b en bodemvlakken 21c, 22c.

Ingeval de buis 10 in de brede sleuf 21 geklemd moet worden, wordt het klemstuk 1 op de weergegeven wijze geplaatst, dat wil zeggen met de convexe klemzijde 4 tegen 10 de buis 10, en met de concave klemzijde 3 gericht naar sleufwandvlak 21a. Het klemstuk 1 drukt hierbij met rand 8 en punt 5 tegen wandvlak 21a, en eventueel met de punt 5 tegen het bodemvlak 21c, waardoor de buis op zijn plaats geklemd blijft tussen wandvlak 21b en bodemvlak 21c van de 15 sleuf 21 en het convexe vlak 4.

Ingeval de buis 10 in de smallere sleuf 22 wordt geplaatst, wordt het klemstuk 1 omgekeerd gebruikt, waardoor de concave klemzijde 3 tegen de buis 10 aanligt, en de convexe klemzijde 4 tegen sleufwandvlak 22a. De buis wordt 20 hierdoor geklemd gehouden tussen sleufwandvlak 22b, bodemvlak 22c en de concave klemzijde 3 van het klemstuk 1.

Indien een buis met een diameter van 19 mm geklemd moet worden, kan op vergelijkbare wijze te werk worden gegaan. In de sleuf 21 zal de punt 5 dan boven het 25 bodemvlak 21c blijven. In de sleuf 22 zal de concave klemzijde 3 dan over een grotere lengte aanliggen tegen de buiswand, beschouwd in omtreksrichting.

Met een in gat 9 gestoken eind van een schroevendraaier kan het klemstuk 1 met kracht geplaatst worden, 30 zodat de klemming verzekerd is.

Het klemstuk 31, weergegeven in figuren 4A en 4B, is als één geheel gevormd van bijvoorbeeld kunststof, zoals polypropeen, en bezit twee benen 31a, 31b, die elkaar ontmoeten ter plaatse van puntgebied 35. Het been 31a is 35 gekromd om een concaaf oppervlak 33 te vormen, waarvan de kromming overeen kan komen met de straal van een buis met diameter 19 mm. Het andere been 31b is enigszins gestrekt, 7 maar is bij het vrije eind enigszins naar buiten gebogen. De kromming van dat eindgedeelte kan overeenkomen met een ; kromming van een buis met een diameter van 16 mm.

De uiteinden van de benen 31a, 31b vormen respec-5 tievelijke randen 38 en 37. Aan de naar het been 31a toegekeerde zijde is het been 31b voorzien van een trede 40, voor het vormen van een opneemruimte 39 voor een plat eind van een schroevendraaier.

De benen 31a, 31b zijn veerkrachtig met elkaar 10 verbonden. Het been 31a is open om de veerwerking te bevorderen en voor bevordering van de maakbaarheid in een ma- trij s.

Bij plaatsing van het klemstuk 31 in een relatief brede sleuf 21 en/of met een pijp 10a met een kleinere 15 diameter, bijvoorbeeld 16 mm, kan het klemstuk 31 met het been 31a aan de zijde van wandvlak 21a worden geplaatst, zodat been 31a met de rand 38 en met de punt 35 in dat vlak ingrijpt. Het andere been 31b grijpt aan op de buis 10a, om deze tegen het sleuf vlak 21b en het bodemvlak 21c te druk-20 ken. De veerkracht van de benen 31a, 31b kan de klemkracht verhogen.

Ingeval van een smallere sleuf 22 en dikkere buis 10b, bijvoorbeeld 19 mm, wordt het klemstuk 31 andersom aangebracht. Het been 31a ligt hierbij aan tegen de omtrek 25 van de buis 10b, op min of meer vloeiende wijze. Het andere been 31b drukt met rand 37 tegen het wandvlak 22a van de sleuf 22.

De uitvoering van het klemstuk 51, weergegeven in de figuren 6A en 6B, komt enigszins overeen met die volgens 30 de figuren 4A en 4B. Het als één geheel gevormde klemstuk 51 bezit aldus twee veerkrachtig met elkaar verbonden benen 51a en 51b, waarbij het concaaf gebogen been 51a weer open is. Anders is dat het -in hoofdzaak gestrekte- been 51b zelf bovenaan voorzien is van een gat 59 voor een platte 3 5 kop van een schroevendraaier. Verder is het buitenvlak 53 van het been 51b voorzien van een aantal scherpe treden 57a,b,c, beneden de rand 57. De kromming van het vlak 53 8 van been 51a komt in dit voorbeeld overeen met de kromming van een buis van grotere diameter, bijvoorbeeld 19 mm.

Bij plaatsing (zie figuur 7) in een brede sleuf 21 wordt het been 51a weer tegen het wandvlak 21 aange-5 plaatst, om daarin aan te grijpen met randen 58 en 55. Het buitenvlak 54 van been 51b grijpt aan op de buis 10a, in het bijzonder met de treden 57a, 57b en/of 57c.

Ingeval van de smallere sleuf 22 wordt het klem-stuk 51 weer andersom toegepast, waarbij de treden 57a,b,c 10 kunnen ingrijpen op het wandvlak 22a.

0 2 9 6 9 4

Claims (15)

1. Klemstuk voor het vastzetten van een installa-tiebuis in een sleuf in een wand waarbij het klemstuk voorzien is van twee tegengestelde klemzijden voor het respectievelijk aangrijpen van de installatiebuis en een 5 zijwandoppervlak van de sleuf, om de buis tegen een tegengesteld zijwandoppervlak van de sleuf te klemmen, waarbij het klemstuk in doorsnede asymmetrisch en in hoofdzaak V-vormig is, waarbij althans één van de klemzijden van het klemstuk concaaf is.

2. Klemstuk volgens conclusie 1, waarbij de concave klemzijde een concaviteit heeft die groter of gelijk is aan de kromming van de buiswand.

3. Klemstuk volgens conclusie 1 of 2, waarbij de concave klemzijde concaaf is vanaf het smalle eind tot aan 15 het brede eind van het klemstuk.

4. Klemstuk volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de tegengestelde klemzijde recht is.

5. Klemstuk volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de tegengestelde klemzijde convex is.

6. Klemstuk volgens een der voorgaande conclu sies, voorzien van een opneemruimte voor insteken van een plaatsingsgereedschap.

7. Klemstuk volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het klemstuk gevormd is als een vast lichaam, 25 bij voorkeur van kunststof.

8. Klemstuk volgens conclusies 6 en 7, waarbij de opneemruimte gevormd is als een gat.

9. Klemstuk volgens een der conclusies 1-6, waarbij het klemstuk twee benen omvat, die de respectieve 30 klemzijde bepalen en op veerkrachtige wijze ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. 1029694

10. Klemstuk volgens conclusies 6 en 9, waarbij de opneemruimte gevormd is door een trede gevormd aan een van de benen, aan de naar het andere been gekeerde zijde.

11. Klemstuk volgens conclusies 6 en 9, waarbij 5 de opneemruimte gevormd wordt door een gat in een van de benen.

12. Klemstuk voor het vastzetten van een instal-latiebuis in een sleuf in een wand waarbij het klemstuk voorzien is van twee tegengestelde klemzijden voor het 10 respectievelijk aangrijpen van de installatiebuis en een oppervlak van de sleuf, waarbij het klemstuk aan één klem-zijde concaaf is en aan de tegengestelde zijde convex.

13. Klemstuk volgens conclusie 12, waarbij het klemstuk in doorsnede asymmetrisch en in hoofdzaak V-vormig 15 is.

14. Werkwijze voor het in een sleuf in een wand vastklemmen van een installatiebuis, waarbij een klemstuk volgens de uitvinding ingevoerd wordt in de ruimte tussen de buis en een zijwandoppervlak van de sleuf, zodanig dat 20 het klemstuk met één zijde grijpt in het zijwandoppervlak van de sleuf en met de tegengestelde zijde de buis tegen tegenovergelegen zijwandoppervlak van de sleuf drukt.

15. Klemstuk voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijge- 25 voegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o-