NL1029650C2 - Houder met verdiept ventiel. - Google Patents

Description

Houder met verdiept ventiel.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het bevatten van een vloeistof en een drijfgas, waarbij de houder van een ventiel is voorzien voor het bij bediening van het 5 ventiel door een drijfgas uit de houder drijven van de vloeistof.

Dergelijke houders zijn algemeen bekend in de vorm van zogenaamde spuitbussen voor het opwekken van een aërosol.

10 In het algemeen is bij een dergelijke spuitbus het ventiel is aangebracht in een verhoogde kopwand. Veelal is een aparte kap over het ventiel geplaatst voor het beschermen van het ventiel. Het gevaar bestaat dat het ventiel wordt beschadigd bij het defect raken van de kap, wanneer de kap van de houder af wordt bewogen of tijdens opslag en transport.

15

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke houder waarbij het ventiel beter is beschermd.

Dit doel wordt bereikt door een dergelijke houder, waarbij het ventiel in een deel van de 20 wand van de houder is geplaatst dat is verdiept ten opzichte van de omhullende van de houder. Het ventiel wordt aan zijn zijden omgeven door het verhoogde deel van de houder zodat het ventiel beter wordt beschermd en het ventiel minder gemakkelijk wordt beschadigd.

25 Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de houder ingericht om te worden gevuld met een voor menselijke consumptie geschikte vloeistof. Deze uitvoeringvorm is gericht op de toepassing van de houder voor het verpakken van dranken zoals frisdrank. Om voor deze toepassing geschikt te zijn, moeten dergelijke houders in grote aantallen worden geproduceerd en getransporteerd. In het bijzonder bij transport en opslag van dergelijke 30 houders is het van het grootste belang dat hun volume zo klein mogelijk is. Anders gesteld moet het volume dat zij innemen voor een zo groot mogelijk deel nuttig bruikbaar zijn. Bij klassieke houders voor onder druk staande fluïda is dit niet het geval omdat het ventiel veelal in een verhoogd deel van de kopwand van de houder is aangebracht. Bovendien neemt de veelal op de houder geplaatste kap veel ruimte in; in 1029650 X * 2 het bijzonder wanneer de houders op elkaar worden gestapeld. In een enkel geval, zoals is beschreven in NL-A-124959, is het ventiel in een vlakke kopwand aangebracht.

Door het ventiel verdiept aan te brengen kan de ruimte rondom het ventiel gebruikt 5 worden als nuttige inhoud van de houder. Hierdoor wordt het beschikbare volume beter gebruikt en is een dergelijke houder beter geschikt voor producten zoals dranken welke in grote aantallen worden geproduceerde en getransporteerd. Voorts wordt een grotere ontwerpvrijheid verkregen door verbeterde beschikbaarheid van inhoud.

10 Volgens een andere uitvoeringsvorm omvat de houder een wanddeel dat door een in een plat vlak gelegen, gesloten lijn wordt gescheiden van de rest van de houder en dat het wanddeel van een verdiept stuk is voorzien waarin het ventiel is geplaatst. Alhoewel het overgrote deel van de houders van de hierboven genoemde soort een hoofdzakélijk cilindrische vorm heeft, zijn de maatregelen van de uitvinding ook van toepassing voor 15 houders van een andere vorm, zoals een kegelvorm of samengestelde meer gecompliceerde vormen. Door de hierboven genoemde maatregelen worden tevens in het geval van een dergelijke vorm van een houder de voordelen van de maatregelen volgens de uitvinding bereikt.

20 Volgens een specifiekere uitvoeringsvorm heeft de houder een hoofdzakelijk cilindrische vorm en is het ventiel aangebracht in een kopwand van de houder. Deze uitvoeringsvorm betreft de thans meest töegepaste en in de huidige situatie voorziene uitvoeringsvorm van de maatregelen volgens de uitvinding.

25 De hierboven beschreven maatregelen leiden tot aanzienlijke verbeteringen ten opzichte van de stand van de techniek. Door het verdiept aanbrengen van het ventiel wordt enerzijds het ventiel betere beschermd en kan de beschikbare ruimte beter worden gebruikt. Het is echter zeer wel mogelijk dat het ventiel delen omvat die nog uitsteken ten opzichte van de omhullende van de houder, hetgeen tot minder goede effecten van 30 de maatregelen volgens de uitvinding leidt. Deze negatieve effecten kunnen worden beperkt wanneer het ventiel zich uitstrekt in de ruimte tussen het platte vlak en het wanddeel.

1029650 3

Weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de kopwand van de houder trapsgewijs verdiept is en dat het ventiel zich in het diepste deel bevindt. Het trapsgewijs verdiepen van de kopwand komt voor wat betreft de technologie voor het vervaardigen van een dergelijke kopwand overeen met de technologie die wordt 5 gebruikt voor het vervaardigen van een veelal toegepaste kopwand die van trapsgewijs aangebrachte verhogingen is voorzien. Het verschil betreft slechts het andersom gebruiken van de betreffende kopwand.

Volgens weer een andere uitvoeringsvorm is de kopwand van de houder door 10 dieptrekken verkregen. Hiermee wordt, zonder modificaties gebruik gemaakt van op zichzelf bekende, aantrekkelijke technieken voor het vervaardigen van verdiepte af getrapte kopwanden waarin de ventielen moeten worden geplaatst.

Een andere voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat het ventiel is 15 verbonden met een zich in het inwendige van het houder uitstrekkende zuigbuis en dat de zuigbuis zich tot in de nabijheid van het tegenoverliggende kopvlak van de houder uitstrekt. Deze maatregel maakt het mogelijk dat ook het laatste restje vloeistof uit de houder kan worden geledigd. Hierbij blijkt overigens het voordeel dat met een aanzienlijk kortere zuigbuis kan worden volstaan.

20

Het ventiel is, om bediening ervan mogelijk te maken, gekoppeld met een bedieningselement. Dit bedieningselement zal eveneens een zekere ruimte innemen. De voordelen van de ruimtebesparing, zoals hierboven toegelicht, worden niet teniet ! gedaan wanneer het ventiel is gekoppeld met een bedieningselement dat zich tenminste 25 gedeeltelijk in de ruimte tussen de kopwand en de omhullende van de houder uitstrekt.

De positionering van het ventiel in de verdieping maakt het onder een rechte hoek laten uittreden van de vloeistof onmogelijk; immers de vloeistof zou dan tegen de het deksel aankomen. Dit probleem kan worden vermeden door de uittree-opening in het ventiel 30 zodanig te plaatsen dat de vloeistof naar boven, dat wil zeggen in de richting van de as van het cilindervormige huis uittreedt.

Het is echter eveneens mogelijk gebruik te maken van een op zichzelf bekende kanaal voor het geleiden van de uittredende vloeistof. Een dergelijke kanaal vindt toepassing 1029650 4 1. * voor het geleiden van de uittredende vloeistof naar een gerichte toepassing, bijvoorbeeld de contacten van een schakelaar. Dergelijke kanalen worden volgens de stand van de techniek gevormd door tamelijk starre buisjes. Zij kunnen bij de configuratie volgens de uitvinding niet worden toegepast. Om ook bij de configuratie 5 volgens de uitvinding gebruik te kunnen maken van dergelijke kanalen, verschaft een specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding de maatregel dat op het ventiel een flexibel kanaal is aangesloten. Dit flexibele kanaal maakt het mogelijk de uittredende vloeistof naar de gewenste locatie te geleiden zonder gehinderd te worden door in de nabijheid van het ventiel geplaatste delen van de houder. Gebruik van een flexibel 10 kanaal vergroot tevens de ontwerpvrijheid.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren, waarin voorstellen:

Figuur 1: een doorsnede-aanzicht van een houder voor een vloeistof en een drijfgas 15 volgens de stand van de techniek;

Figuur 2: een met figuur 1 overeenkomend doorsnede-aanzicht van een houder volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuur 3: een doorsnede-aanzicht van een variant van de in figuur 2 afgebeelde houder; en 20 Figuur 4: een doorsnede-aanzicht van een verdere variant van de in figuur 2 afgebeelde houder.

De in figuur 1 afgebeelde houder omvat een behuizingsdeel 1, dat bijvoorbeeld van metaal, zoals aluminium is vervaardigd. Het behuizingsdeel 1 heeft hoofdzakelijk de 25 vorm van een rechte cirkelcilinder. Het behuizingsdeel 1 is aan zijn bovenzijde geopend. Aan zijn bovenzijde is het behuizingsdeel 1 afgesloten met een bovenwand 2, welke bijvoorbeeld eveneens van aluminium is vervaardigd. Deze bovenwand 2 is bijvoorbeeld door een felsnaad 3 met het behuizingsdeel 1 verbonden. Andere verbindingsmiddelen als alternatief voor of in combinatie met de felsnaad 3 worden niet 30 uitgesloten.

De bovenwand 2 heeft een naar boven toe getrapte vorm, welke bijvoorbeeld door dieptrekken is verkregen. In het bovenste deel van de bovenwand 2 is een ventiel 4 aangebracht. Een buisje 5 steekt uit het ventiel 4 naar boven toe uit. Op dit buisje 5 is T029650 t. 4 5 een bedieningselement 6 geplaatst. Aan de onderzijde van het ventiel 4 is een zuigbuis 7 aangesloten. De zuigbuis 7 strekt zich tot in de nabijheid van de onderzijde van de houder uit.

5 De houder wordt gevuld met een fluïdum, meestal in de vorm van een drijfgas en een vloeistof. Bij het indrukken van het bedieningselement 6 opent het ventiel 4 zich en treedt, als gevolg van het expanderende drijfgas de vloeistof door een in het ventiel 4 aangebrachte opening naar buiten toe uit. Dergelijke houders vinden toepassing als verpakking van vloeistoffen die bij voorkeur worden toegediend in de vorm van een 10 aerosol, zoals verf, smeermiddelen, elektrische contactvloeistof, insecticiden, deodorants, schoonmaakmiddelen enzovoort.

Hierbij wordt gewezen op de verhoging in het deksel waarin het ventiel geplaatst is. Tijdens transport en verkoop wordt een dergelijke houder voorzien van een kap 8, die 15 het ventiel 4 tegen beschadiging en bediening beschermt.

In figuur 2 is een houder volgens de uitvinding getoond, die afwijkt van de in figuur 1 afgebeelde houder doordat het deksel 2 in plaats van naar buiten toe, zoals bij de stand van de techniek, naar binnen toe uitsteekt. Hierbij is het ventiel 4 in het diepste deel van 20 het deksel 2 geplaatst. Het ventiel 4 wordt aldus beschermd door die delen van de houder die uitsteken ten opzichte van het ventiel; te weten het bovenste stuk van het behuizingsdeel 1 en het deksel 2. Voor het beschermen van het ventiel 4 kan de door het verdiepte deksel gevormde holte worden afgesloten met een bijvoorbeeld van kunststof vervaardigd deksel 9.

25

Op de uittree-opening van het ventiel 4, welke in het onderhavige geval zich in het bedieningselement 6 van het ventiel 4 bevindt, is een van flexibel materiaal vervaardigd kanaal in de vorm van een slang 10 aangesloten. De flexibiliteit van de slang 10 maakt het mogelijk de uittredende vloeistof te geleiden naar het gewenste toepassingpunt, 30 zonder te worden gehinderd door in de weg zittende delen.

.

Hierbij wordt onder het woord flexibel niet alleen een van flexibel materiaal vervaardigde slang 10 verstaan, doch tevens een van op zichzelf star materiaal vervaardigde slag waarvan de flexibiliteit door de constructie wordt verkregen.

1 02965:0 t. * 6

Voorbeelden van dergelijke flexibele slang- of buisconstructies zijn van vouwen voorzien buizen waardoor de buizen ter plaatse van de vouwen zijn geleed. Hierdoor zijn de buizen ter plaatse van deze geledingen vouwbaar, zoals op zichzelf bij drinkrietjes bekend is.

5

Hierbij wordt gewezen op een aantrekkelijk effect van een dergelijk flexibel kanaal wanneer wordt toegepast bij een met een drank gevulde houder. In een dergelijke situatie kan het flexibele kanaal als een rietje worden gebruikt.

10 Er wordt op gewezen dat het in principe mogelijk is gebruik te maken van een star kanaal, dat zich vanuit de uittree-opening van het ventiel in de richting van de as van de verdieping, aldus in het algemeen in de bewegingsrichting van het bedieningselement uitstrekt of dat zich schuin naar boven uitstrekt.

15 In figuur 3 is een houder afgebeeld met een wat ongebruikelijke vorm, namelijk die van twee kegelsegmenten die op spiegelbeeldige wijze tegen elkaar bevestigd zijn. Deze figuur dient slechts voor het aantonen dat de toepassing van de maatregelen volgens de uitvinding niet beperkt zijn tot houders met een kegelvorm, maar dat zij tevens kunnen worden gebruikt bij houders met een andere vorm.

20

Een soortgelijke overweging geldt voor de in figuur 4 afgebeelde houder; deze heeft hoofdzakelijk de vorm van een bol, die ter plaatse van het ventiel van een verdieping is voorzien. In het algemeen zal een dergelijke houder uit twee delen zijn samengesteld; deze delen zijn onderling verbonden door een zich equatoriaal uitstrekkende naad.

25 | 1029650

Claims (11)

1. Houder voor het bevatten van een vloeistof en een drijfgas, waarbij de houder van een ventiel is voorzien voor het bij bediening van het ventiel door een drijfgas uit 5 de houder drijven van de vloeistof, met het kenmerk, dat het ventiel in een deel van de wand van de houder is geplaatst dat is verdiept ten opzichte van de omhullende van de houder.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de houder is ingericht om te 10 worden gevuld met een voor menselijke consumptie geschikte vloeistof.

3. Houder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de houder is gevuld met een voor menselijke consumptie geschikte vloeistof.

4. Houder volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de houder een wanddeel omvat dat door een in een plat vlak gelegen, gesloten lijn wordt gescheiden van de rest van de houder en dat het wanddeel van een verdiept stuk is voorzien waarin het ventiel is geplaatst.

5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de houder een hoofdzakelijk cilindrische vorm heeft en dat het ventiel is aangebracht in een kopwand van de houder.

6. Houder volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het buiten het wanddeel gelegen deel van het ventiel zich slechts uitstrekt in de ruimte tussen het platte vlak en 25 het wanddeel.

7. Houder volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de kopwand van de houder trapsgewijs verdiept is en dat het ventiel zich in het diepste deel bevindt.

8. Houder volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de kopwand van de houder door dieptrekken is verkregen.

9. Houder volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het ventiel is verbonden met een zich in het inwendige van het houder uitstrekkende aanzuigbuis en dat de 1029650 * aanzuigbuis zich tot in de nabijheid van het tegenoverliggende kopvlak van de houder uitstrekt.

10. Houder volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het ventiel is gekoppeld 5 met een bedieningselement dat zich tenminste gedeeltelijk in de ruimte tussen de kopwand en de omhullende van de houder uitstrekt.

11. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat op het ventiel een flexibele buis is aangesloten. 10 1029650