NL1029646C2

NL1029646C2 - Van een ventiel voorziene houder voor een vloeistof en een drijfgas.

Info

Publication number: NL1029646C2
Application number: NL1029646A
Authority: NL
Inventors: Henricus Maria Lambert J Gadet; Bert Johannes Gerhardus Van Aa
Original assignee: Shu Packaging Products Ltd
Priority date: 2005-07-29
Filing date: 2005-07-29
Publication date: 2007-01-30

Description

ï- r

Van een ventiel voorziene houder voor een vloeistof en een drijfgas.

De onderhavige uitvinding betreft een houder voor het bevatten van een vloeistof en een drijfgas, waarbij de houder van een ventiel is voorzien voor het bij bediening van het 5 ventiel door een drijfgas uit de houder drijven van de vloeistof, waarbij het ventiel is voorzien van een met het ventiel verbonden bedieningselement en waarbij het ventiel is ingericht om te openen bij het vanuit zijn rustpositie brengen van het bedieningselement.

10 Dergelijke houders zijn algemeen bekend in de vorm van houders voor aërosolen en dergelijke. Veelal is het ventiel van het type dat bedienbaar is door het in te drukken. Tevens zijn dergelijke houders bekend, waarbij het ventiel bedienbaar is door een indrukbaar element. Hiermede wordt het vaak onhandige met de vingers zoeken van het ventiel voorkomen. Toch is een op een dergelijke wijze bedienbaar ventiel niet steeds 15 gemakkelijk bedienbaar.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke houder, waarvan het ventiel gemakkelijker bedienbaar is, ook wanneer het gedurende geruime tijd achtereen moet worden ingedrukt.

20

Dit doel wordt bereikt doordat een kantelelement om een kantelas kantelbaar met de houder is verbonden, dat het kantelelement mechanisch is gekoppeld met het bedieningselement voor het bij kanteling van het kantelelement uit zijn rustpositie brengen van het bedieningselement.

25

Deze maatregel heeft tot gevolg dat het ventiel door het uitvoeren van een kantelbeweging bedienbaar is. Een kantelbeweging is een rotatiebeweging die door de mens gemakkelijker wordt uitgevoerd dan de lineaire beweging van het indrukken van een drukknop. Een andere reden voor het gemak, ligt in het feit dat, mede als gevolg 30 van de kantelbeweging, een deel van het te bedienen kantelelement op zijn plaats blijft, en hiermede een referentie vormt voor de bedienende vinger of vingers. Bij vporkeur strekt het kantelelement zich uit vanaf de kantelas van de kantelbeweging. Aldus ontstaat een hefboom werking waardoor het bedienen van het kantelelement weinig kracht kost.

1 02964 6 t r 2

Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm is het kantelelement ten opzichte van zijn rustpositie naar twee richtingen kantelbaar en is de koppeling tussen het kantelement en het bedieningselement ingericht voor het uit zijn rustpositie brengen van het 5 bedieningselement bij kanteling van het kantelement naar elk van beide richtingen.

Deze maatregel heeft tot gevolg dat het kantelelement hoe het dan ook wordt vastgehouden, gemakkelijk kan worden bediend. Dit maakt het in het bijzonder voor zowel links- als rechtshandigen gemakkelijker het kantelelement te bedienen.

10

Weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat het kantelelement door twee zich in de kantelas uitstrekkende verbindingsbruggen met een vast met de houder verbonden structuur is verbonden.

15 Deze maatregel maakt de constructie gemakkelijker, niet alleen wanneer het kantelelement van kunststof wordt vervaardigd, maar tevens wanneer het van andere materialen zoals aluminium of andere metalen wordt vervaardigd; het is namelijk gemakkelijk door stansen uit een plaat materiaal een dergelijke structuur te vervaardigen.

20

Dit voordeel wordt nog versterkt wanneer de vast met de houder verbonden structuur door een met de houder verbonden ring wordt gevormd.

Dit maakt het immers mogelijk door het stansen van een plaat niet alleen het 25 kantelelement te vervaardigen maar eveneens de ring ten opzicht waarvan het kantelelement beweegbaar is.

De ring moet op enigerlei wijze met de houder worden verbonden. Deze verbinding wordt bij voorkeur geïmplementeerd doordat de ring door middel van een moeilijk 30 losmaakbare klem verbinding met de houder is verbonden. Deze moeilijk losmaakbare verbinding maakt het eveneens mogelijk een goede beveiliging tegen het ongemerkt openen van de houder in de vorm van het bedienen van het ventiel te verschaffen.

1 02964 6 < 1 3

Hierbij kan het samenstel van ring en het hiermee door de materiaalbruggen verbonden kantelelement worden gevormd uit kunststof, bijvoorbeeld door spuitgieten, maar het eveneens mogelijk het kantelelement door stansen uit metaal te maken. De moeilijk losmaakbare verbinding met de houder kan dan door een felsverbinding of een andere 5 vormopsluitende verbinding worden gevormd.

Weer een andere uitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de ring voorzien is van klemmiddelen voor het losmaakbaar vastklemmen van een zich over het kantelelement heen uitstrekkende deksel. Dit deksel kan de functie vervullen van het blokkeren van 10 het bedienbare kantelelement, eenvoudigweg door het voorkomen van het bedienen van het kantelelement. Hiertoe is het van belang dat het deksel evenmin verwijderd kan worden zonder dat deze verwijdering later herkenbaar is. Door het deksel vastklembaar aan de ring te maken wordt enerzijds een fixatie van het deksel verkregen, maar wordt tevens de mogelijkheid gevormd door het aanbrengen van een bijvoorbeeld 15 fragmenteerbare sticker zichtbaar te maken dat de sticker is verwijderd omdat door het verwijderen van de sticker deze is gefragmenteerd en de delen hiervan niet meer kunnen worden verenigd.

De hierboven genoemde wijzen waarop het kantelelement wordt vervaardigd brengen 20 met zich mee dat het kantelelement hoofdzakelijk plat is. Het kantelelement heeft echter als functie het ventiel te bedienen. Hiertoe is het uiteraard mogelijk delen van het kantelelement om te vouwen. Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding verschaft echter de maatregel dat tussen het kantelelement en het bedieningselement een koppelelement is geplaatst voor het koppelen van het kantelelement met het 25 bedieningselement. Hierbij wordt de beweging van het kantelelement overgedragen aan het koppelelement en vervolgens door het koppelelement aan het bedieningselement.

Ter vereenvoudiging van de constructie is het aantrekkelijk wanneer het koppelelement star is verbonden met het kantelelement.

30

De uit het ventiel tredende vloeistof, gas of aërosol moet geleid worden naar de positie waar deze wordt gebruikt. Bij voorkeur is het bedieningselement voorzien van een kanaal dat is ingericht voor het geleiden van de uit het ventiel tredende vloeistof, is het 1 02964 6 » i 4 koppelelement van een holte voorzien waarin het bedieningselement uitmondt en sluit een geleidebuis aan op de holte van het koppelelement.

Deze constructie biedt een mogelijkheid de aantrekkelijke bedieningsconstructie te 5 combineren met een wijze voor het op een gewenste wijze aanbieden van het uit de houder tredende fluïdum.

De hierboven genoemde constructie vereist dat het fluïdum wordt overgedragen vanuit een uit het ventiel tredend kanaal naar een holte in het koppelelement, waarbij het 10 kanaal beweegbaar is ten opzicht van het koppelelement. Om de met deze onderlinge beweging gepaard gaande afdichtingproblemen te vermijden is bij voorkeur tussen het bedieningselement en het koppelelement een afdichtorgaan aangebracht voor het afdichten van de doorgang tussen het zich door het bedieningselement heen uitstrekkende kanaal en de holte in het koppelelement.

15

Voor het naar buiten geleiden van het uit het ventiel treden fluïdum is het aantrekkelijk wanneer de geleidebuis zich door een in het kantelelement aangebrachte opening heen uitstrekt.

20 Een volgende voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de geleidebuis flexibel is. Hiermede wordt het mogelijk gemaakt de geleidebuis naar een willekeurige positie te bewegen tijdens het gebruik, maar is het bovendien mogelijk tijdens het transport de geleidebuis naar een zo min mogelijk storende plaats te bewegen.

25 De flexibiliteit van de geleidebuis kan worden verkregen door de geleidebuis van een star materiaal te maken of door de constructie flexibel te maken, zoals bij drinkrietjes gebruikelijk is, maar het is in het algemeen eenvoudiger wanneer de geleidebuis van flexibel materiaal is vervaardigd.

30 Een andere voorkeursuitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat de geleidebuis een asymmetrische doorsnede heeft. Door de asymmetrische doorsnede wordt een, voorkeursrichting in de flexibiliteit verkregen. Hierdoor kan de geleidebuis in de voorkeursrichting makkelijker gebogen en/of geknikt worden. Bij voorkeur wordt de asymmetrische doorsnede bereikt doordat de geleidebuis uitwendig een onronde 1 02964 6 t » 5 doorsnede heeft en inwendig een ronde doorsnede heeft. Hiermede wordt niet alleen een aantrekkelijk uiterlijk verkregen, maar wordt bovendien eenvoudig een voorkeursrichting van de flexibiliteit verkregen. In een andere voorkeursuitvoering wordt de asymmetrische doorsnede verkregen door een ronde uitwendige doorsnede en 5 een inwendige doorsnede. Hierdoor wordt een zeer aantrekkelijk uitwendig uiterlijk verkregen.

Het is voordelig indien de geleidebuis uitwendig een ovale doorsnede heeft. Een dergelijke geleidebuis is eenvoudig te buigen in de voorkeursrichting. Bovendien is een 10 ovale geleidebuis zeer compact op te bergen.

Bij voorkeur is het koppelelement van een tuit voorzien waarop de geleidebuis klemmend schuifbaar is. Dit leidt tot een eenvoudige wijze van het vestigen van een doorgaand kanaal tussen de holte in het koppelelement en de geleidebuis.

15

Voor het verschaffen van een zo min mogelijk storend plaats voor de geleidebuis, is het aantrekkelijk wanneer de tuit zich in de richting van het bedieningselement uitstrekt en wanneer in het buitenvlak van het kantelement een groef is aangebracht tot waarin de geleidebuis beweegbaar is.

20

Bij voorkeur strekt de groef zich tussen de verbindingsbruggen uit. Hiermede wordt de groef gevormd in een onderdeel dat tijdens de bediening weliswaar wordt bewogen, maar op een plaats waar het onderdeel zo min mogelijk aan bewegingen is onderworpen, 25

Om de geleidebuis in een voorkeursrichting knikbaar te maken wordt de geleidebuis bij voorkeur zodanig op de stomp geplaatst dat de doorsnede van de geleidebuis in de richting van de groef groter is dan in de richting dwars op de groef.

30 Om de kosten zo veel mogelijk te verkleinen is het aantrekkelijk wanneer tenminste een van de volgende onderdelen: het kantelelement, de met de houder verbonden structuur, het deksel, het koppelelement en de geleidebuis van kunststof is vervaardigd. Het gebruik van kunststof werkt in het algemeen kostprijsverlagend. Er kunnen echter 1 02964 6 ( t 6 overwegingen zijn bepaalde onderdelen van metaal, zoals aluminium te maken om de vereiste sterkte, duurzaamheid of uiterlijk te verkrijgen.

Hierbij wordt opgemerkt dat een belangrijk toepassingsgebied wordt gevonden in het 5 verpakken van dranken zoals frisdrank. Het is dan aantrekkelijk de houder een uiterlijk te verschaffen dat niet al te veel afwijkt van het uiterlijk van de thans bekende blikjes voor het verpakken van dergelijke dranken.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van de 10 bijgaande tekeningen, waarin voorstellen:

Figuur 1: een doorsnede-aanzicht van een houder volgens de uitvinding;

Figuur 2: een gedeeltelijke weggebroken perspectivisch aanzicht van een detail van de in figuur 1 afgebeelde houder; 15 Figuur 3: een gedeeltelijke weggebroken perspectivisch aanzicht van een ander detail van de in figuur 1 afgebeelde houder; en

Figuur 4: een met figuur 3 overeenkomend aanzicht waarbij een deel van de houder in een andere positie is gekanteld.

20 Zoals uit figuur 1 blijkt, omvat de houder volgens een onderhavige uitvinding een bijvoorbeeld door dieptrekken van aluminium verkregen, hoofdzakelijk cilindrische houder 1 in engere zin. Aan zijn bovenrand is de houder door een felsnaad of een andere verbinding verbonden met een deksel 2, zoals op zichzelf bekend is in de vorm van blikken voor bijvoorbeeld frisdrank. Het deksel is van een naar het inwendige van de 25 houder gekeerde uitstulping voorzien, waarin een ventiel 3 is geplaatst. Een zuigbuis 4 is met de aanzuigopening van het ventiel verbonden. De zuigbuis 4 strekt zich tot bij de tegenover liggende zijde van de houder 1.

Het ventiel is voorzien van een bedieningselement in de vorm van een uitstekende buis 30 6. Het ventiel 3 is ingericht om te openen bij het uit zijn rustpositie bewegen van de buis 6. De buis 6 sluit op een in het vervolg toe te lichten wijze aan op een geleidebuis 7, die, wanneer de houder 1 als een houder voor dranken wordt gebruikt, als rietje gebruikt kan worden. Dranken kunnen naast normale consumpties ook vloeibare geneesmiddelen 1 02964 6

• I

7 i i omvatten, die met de houder volgens de uitvinding op een hygiënische wijze toe te dienen zijn.

Voorts is op een eveneens nader toe te lichten wijze de buis 6 bedienbaar door het laten 5 kantelen van een boven op het deksel 2, iets boven het vlak van de felsnaad tussen deksel 2 en de houder 1 geplaatst kantelelement 8.

Figuur 2 toont een detailaanzicht van een deksel 2. Dit deksel wijkt af van het in figuur 1 afgebeelde deksel 2 door het feit dat het deksel getrapt is uitgevoerd. Tevens blijkt uit 10 deze afbeelding dat het ventiel 3 klemmend is aangebracht in een in het deksel 2 aangebrachte verdieping 9. Het ventiel 3 is aan zijn onderzijde voorzien van een tuit 9, waarop de aanzuigbuis 4 klemmend is aangebracht. Aan zijn bovenzijde is het ventiel voorzien van een uitstekende buis 6, die als bedieningselement fungeert. De buis 6 strekt zich door een in het deksel 2 aangebrachte opening heen uit. De op zichzelf 15 bekende constructie van het ventiel 3 is zodanig dat het ventiel bij de in figuur 2 weergegeven, neutrale positie van de buis 6 het ventiel is gesloten. Bij het naar een schuine positie bewegen van de buis 6 opent het ventiel zich en treedt de onder druk in de houder aanwezige vloeistof door de buis 6 heen naar buiten.

20 In figuren 3 en 4 zijn verdere details uitgewerkt. Aan de bovenzijde van de houder 1 is een structuur bevestigd in de vorm van een bij voorkeur van kunststof vervaardigde ring 10 die door vormopsluiting klemmend op de felsrand tussen deksel 2 en houder 1 is aangebracht. Deze rand is door middel van twee materiaalbruggen 11 verbonden met een hoofdzakelijk rond kantelelement 12 dat zich in de rustpositie binnen de ring 10 25 uitstrekt. Het kantelelement 12 is van een zich hoofdzakelijk tussen de materiaalbruggen 11 uitstrekkende groef 13 voorzien, die is ingericht voor het opnemen van een geleidebuis 14, zoals hierna zal worden toegelicht.

Aan de onderzijde van het kantelelement 12 is een koppelelement 15 star verbonden, 30 door een klikverbinding, lijmen of lassen. Het koppelelement dient voor het overdragen van de beweging van het kantelelement 12 naar de als bedieningselement van bet ventiel 3 fungerende buis 6. Hiertoe is het koppelelement 15 van een mof 16 voorzien die aangrijpt om de buis 6 heen. Binnen de mof 16 is een kamer 17 gevormd, tot waarin de buis 6 zich uitstrekt. Bij het bewegen van het kantelement vanuit zijn rustpositie naar 1029646 I ‘ 8 een gekantelde positie, zal het star met het kantelelement 12 verbonden koppelelement deze kantelbeweging volgen. Hierdoor het koppelelement 15 met behulp van zijn mof 16 de buis 6 vanuit zijn rustpositie bewegen waardoor het ventiel 3 wordt geopend.

5 Wanneer het ventiel 3 is geopend treedt de in de houder 1 aanwezige vloeistof als gevolg van de werking van het in de houder 1 aanwezige drijfgas door de buis 6 naar buiten. De vloeistof komt dan in de kamer 17 terecht. Om te voorkomen dat de vloeistof tussen de mof 16 en de buis 6 tot buiten de kamer treedt is aan de binnenzijde van de mof 16 een afdichtingsring 18 aangebracht. Het is echter eveneens mogelijk een 10 dergelijke afdichtingsring rondom de buis 6 aan te brengen.

Het koppelelement 15 is voorts voorzien van een op de kamer 17 aansluitend kanaal 19. Dit kanaal 19 leidt naar een aan het koppelelement aangevormde tuit 20. Deze tuit strekt zich door een in het kantelelement 12 aangebracht opening heen uit. De geleidebuis 14 15 is met een einde klemmend om de tuit 20 aangebracht. Hiermede is een doorgaand kanaal voor de vloeistof in de houder via de aanzuigbuis 4, het ventiel 3, de als bedieningselement fungerende buis 6, de kamer 17, het kanaal 19, de tuit 20 naar de geleidebuis 14 gevormd. De geleidebuis 14 is van flexibel materiaal vervaardigd. Hierdoor kan de buis zich zowel binnen de groef 13 bevinden, onder handhaving van de 20 klemmende verbinding met de tuit 20, als zich uitstrekkende in het verlengde van de tuit 20. Doordat de geleidebuis 14 een ovalen buitendoorsnede heeft, buigt de geleidebuis 14 bij voorkeur in de richting van de groef 13. Door de relatief kleine diameter van de ovalen buitendoorsnede in de voorkeursbuigrichting, kan de geleidebuis 14 bijzonder compact worden opgeborgen in de groef 13 onder het deksel 23.

25

De ring 10 is aan zijn binnenzijde, boven het kantelelement 12 voorzien van een opsluitrand 22. Onder deze opsluitrand 22 kan een los deksel 23 in de vorm van een kunststof plaat worden geplaatst. In plaats van kunststof zou voor de plaat 23 ook een folie, metaal, karton of een samengesteld laminaat kunnen worden gebruikt. Wanneer 30 dit deksel 23 aanwezig is, wordt het kantelen van het kantelement 12 en daarmee het openen van het ventiel voorkomen. Het deksel 23 fungeert hierbij als een afsluiting van de houder 1. Een tweede functie van het deksel 23 is het op zijn plaats in de groef 13 houden van de geleidbuis 14.

102964 6 * ' * 9

De opsluitrand 22 is dan ook zodanig gevormd dat een eenmaal aangebracht deksel 23 gemakkelijk kan worden verwijderd voor het openen van de houder 1 oftewel het bedienen van het ventiel 3, maar dat het moeilijk is een eenmaal verwijderd deksel 23 weer terug te plaatsen. Hiermee wordt voorkomen dat een eenmaal geopende houder 1 5 weer het uiterlijk verkrijgt van een verse, nog niet geopende houder. Om dit effect te verbeteren kan een desintegreerbare sticker of verzegeling worden aangebracht over het deksel 23 en de ring 10 of een op de ring 10 aansluitend deel van de houder.

In het voorgaande is weinig ingegaan op de positie van de diverse besproken 10 onderdelen. Thans wordt uitgegaan van het centraal in het deksel 2 aanbrengen van het ventiel 3. Het kanaal 19 zal de kamer zijdelings moeten verlaten, zodat de tuit 20 uit het centrum van het deksel 2 geplaatst zal worden. Dit heeft het voordeel dat de aansluiting van het geleidekanaal 14 excentrisch ligt, zodat het geleidekanaal 14 in zijn onwerkzame positie in een rechte lijn in de groef 13 geplaatst kan worden.

15

Het is echter eveneens mogelijk het ventiel 3 excentrisch te plaatsen en de tuit 20 voor het aansluiten van het geleidekanaal 14 op een centrale positie in het kantelelement 12 te plaatsen. Evenmin wordt uitgesloten dat de tuit 20, waarop het geleidekanaal 14 wordt aangesloten tezamen met het ventiel 3 in het centrum van het kantelelement 12 20 wordt geplaatst.

1 02964 6

Claims

1. Houder voor het bevatten van een vloeistof en een drijfgas, waarbij de houder van een ventiel is voorzien voor het bij bediening van het ventiel door een drijfgas uit 5 de houder drijven van de vloeistof, waarbij het ventiel is voorzien van een met het ventiel verbonden bedieningselement en waarbij het ventiel is ingericht om te openen bij het vanuit zijn rustpositie brengen van het bedieningselement, met het kenmerk, dat een kantelelement om een kantelas kantelbaar met de houder is verbonden, dat het kantelelement mechanisch is gekoppeld met het bedieningselement voor het bij 10 kanteling van het kantelelement uit zijn rustpositie brengen van het bedieningselement.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kantelelement ten opzichte van zijn rustpositie naar twee richtingen kantelbaar is en dat de koppeling tussen het kantelement en het bedieningselement is ingericht voor het uit zijn rustpositie 15 brengen van het bedieningselement bij kanteling van het kantelement naar elk van beide richtingen.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het kantelelement door twee zich in de kantelas uitstrekkende verbindingsbruggen met een vast met de houder 20 verbonden structuur is verbonden.

4. Houder volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vast met de houder verbonden structuur door een met de houder verbonden ring wordt gevormd.

5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de ring door middel van een moeilijk losmaakbare klemverbinding met de houder is verbonden.

6. Houder volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de ring voorzien is van ! klemmiddelen voor het losmaakbaar vastklemmen van een zich over het kantelelement 30 heen uitstrekkende deksel.

7. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen het kantelelement en het bedieningselement een koppelelement is geplaatst voor het koppelen van het kantelelement met het bedieningselement. 1 02964 6 A * j

8. Houder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het koppelelement star is verbonden met het kantelelement. 5

' 9. Houder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het bedieningselement is voorzien van een kanaal dat is ingericht voor het geleiden van de uit het ventiel tredende vloeistof, dat het koppelelement van een holte is voorzien waarin het bedieningselement uitmondt en dat een geleidebuis aansluit op de holte van het koppelelement.

10. Houder volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat tussen het bedieningselement en het koppelelement een afdichtorgaan is aangebracht voor het afdichten van de doorgang tussen het zich door het bedieningselement heen uitstrekkende kanaal en de holte in het koppelelement.

11. Houder volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de geleidebuis zich door een in het kantelelement aangebrachte opening heen uitstrekt.

12. Houder volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de geleidebuis flexibel is.

13. Houder volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de geleidebuis van flexibel materiaal is vervaardigd.

14. Houder volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de geleidebuis een asymmetrische doorsnede heeft. 25

15. Houder volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de geleidebuis uitwendig een ovale doorsnede heeft.

16. Houder volgens conclusie 11-15, met het kenmerk, dat het koppelelement van 30 een tuit is voorzien waarop de geleidebuis klemmend is geschoven.

17. Houder volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de tuit zich in de richting van het bedieningselement uitstrekt en dat in het buitenvlak van het kantelement een groef is aangebracht tot waarin de geleidebuis beweegbaar is. 1 02964 6 ,. *

18. Houder volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de groef zich tussen de verbindingsbruggen uitstrekt.

19. Houder volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de doorsnede van de geleidebuis in de richting van de groef groter is dan in de richting dwars op de groef.

. 20. Houder volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat tenminste een van de volgende onderdelen: het kantelelement, de met de houder 10 verbonden structuur, het deksel, het koppelelement en de geleidebuis van kunststof is vervaardigd.

21. · Houder volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder is ingericht om te worden gevuld met een voor menselijke consumptie geschikte 15 vloeistof.

22. Houder volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de houder met een voormenselijke consumptie geschikte vloeistof is gevuld. 20 1029646