NL1027602C2 - Afstandhouder met aanslagorgaan, aanslagorgaan, werkwijze voor het storten van een bouwelement binnen een bekisting met een dergelijke afstandhouder en bouwelement vervaardigd volgens een dergelijke werkwijze. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Afstandhouder met aanslagorgaan, aanslagorgaan, werkwijze voor het storten van een bouwelement binnen een bekisting met een dergelijke afstandhouder en bouwelement vervaardigd volgens een dergelijke 5 werkwijze

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een afstandhouder voor het op een gewenste onderlinge afstand houden van 10 bekistingselementen voor een daar tussen te storten bouwelement, i omvattende een langwerpig drukorgaan voor het tegen de uiteinden daarvan aandrukken van de bekistingselementen, het drukorgaan aan ten minste één zijde voorzien zijnde van een aanslagorgaan, omvattende een afdichtdeel en een aanslagdeel voor het aanslaan van de afstandhouder tegen een 15 bekistingselement, voorzien aan ten minste één uiteinde van het langwerpig drukorgaan.

Dergelijke afstandhouders zijn in het vakgebied algemeen bekend en worden met name gebruikt wanneer in het werk een bouwelement van beton moet worden uitgevoerd. Het langwerpig drukorgaan is in de 20 regel een buis vervaardigd van hard kunststof waardoorheen zich een centerpen uitstrekt, zodat de buis niet vervormt wanneer de centerpen wordt voorgespannen. De buis wordt vooraf of ter plaatse op maat gemaakt waarna op de beide uiteinden ervan een aanslagorgaan wordt aangebracht. Daarna wordt de afstandhouder tussen twee bekistingselementen van 25 bijvoorbeeld een wandbekisting gepositioneerd op een plaats waar de bekistingselementen van gaten zijn voorzien. Tenslotte wordt via één van de bekistingselementen een centerpen door de buis gevoerd tot voorbij de opening in het andere bekistingselement. De centerpen kan aan één of beide uiteinden van schroefdraad zijn voorzien, zodat door het door 30 middel van het op het schroefdraad aandraaien van een moer de twee bekistingselementen tegen de beide aanslagorganen van de afstandhouder 1027602- 2 worden voorgespannen. Hierdoor wordt de bekisting tijdens het storten van betonspecie in de gewenste vorm gehouden. De centerpennen kunnen op iedere gewenste wijze worden gespannen. Wanneer een bepaald aantal afstandhouders, dat voldoende is voor het tijdens het daaropvolgend 5 storten van betonspecie in de gewenste positie handhaven van de bekistingselementen, is voorzien wordt de betonspecie gestort. Na het verharden van de betonspecie worden de bekistingselementen verwijderd en daarna worden de aanslagorganen verwijderd. Uiteindelijk resteert het betonnen bouwelement waarin nog de buizen van de afstandhouders zijn 10 opgenomen. De zichtbare gaten van de aanslagorganen kunnen vervolgens worden afgewerkt, bijvoorbeeld door het plaatsen van doppen in de gaten. De bekende aanslagorganen zijn ook vervaardigd van een relatief hard materiaal, zodat het bij het aanspannen van de centerpen nauwelijks vervormd. Ze hebben een afdichtdeel met een in de richting van het 15 bekistingselement schuin toelopende, tot de iets voorbij het vlak van het aanslagdeel uitstekende, dunne omtrekrand die bij het aanspannen van de centerpen stevig tegen een bekistingselement wordt aangedrukt. Door het voorspannen van de centerpennen slaat het aanslagdeel van het aanslagorgaan aan beide uiteinden van afstandhouder aan tegen de 20 respectievelijke bekistingselementen. Een nadeel van de bestaande af standhouders is dat het niet duidelijk is in welke mate de centerpen moet worden aangespannen om te verzekeren dat het aanslagdeel van het aanslagorgaan daadwerkelijk in contact komt met het betreffende bekistingselement. Omdat de afstandhouders met de aanslagorganen zich 25 binnen de bekisting bevinden zijn ze niet zichtbaar en moet het voorspannen op het gevoel worden uitgevoerd. Dit heeft tot gevolg dat de centerpennen vaak niet voldoende of juist te sterk worden gespannen voor het verschaffen van een goede afdichting tussen de afstandhouders en de bekistingselementen, waardoor er een opening tussen het afdichtdeel en 30 het bekistingselement kan resteren of het afdichtdeel kan vervormen en de afdichtwerking niet meer kan vervullen. Dit leidt vaak tot lekkage van 1027602- 3 betonspecie tot in het aanslagorgaan of zelfs tot in de buis, hetgeen het verder afwerken van een verhard betonnen bouwelement bemoeilijkt.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een afstandhouder volgens de inleiding te verschaffen die lekkage van betonspecie tussen 5 het afdichtdeel en het bekistingselement voorkomt, of althans in grote mate reduceert. Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt doordat het afdichtdeel is vervaardigd van afdichtmateriaal met een elasticiteitsmodulus kleiner dan 600 Mpa. Materiaal met een dergelijke elasticiteitsmodulus wordt in dit document relatief elastisch materiaal 10 genoemd. Hierbij zorgt het langwerpig drukorgaan voor het waarborgen van de gewenste afstand tussen de bekistingselementen terwijl het relatief elastisch materiaal van het afdichtdeel bij het tegen de bekistingselementen aandrukken van de afstandhouder minder weerstand geeft, zodat wanneer het aanslagdeel van het aanslagorgaan aanslaat tegen 15 het bekistingselement, de afdichtwerking door het afdichtdeel blijft gewaarborgd. Bovendien zal het relatief elastisch materiaal minder onderhevig zijn aan inwendige spanning dan het harde materiaal waarvan de afdichtdelen van de afstandhouder volgens de stand van de techniek momenteel zijn vervaardigd. Dit leidt ertoe dat de kans op vervorming van 20 het afdichtdeel, anders dan de gewenste vorming die zorgt voor een goede afdichting, wordt verminderd waardoor de mogelijkheid van lekkage nog verder wordt gereduceerd.

Het afdichtmateriaal heeft verder bij voorkeur een elasticiteitsmodulus kleiner dan 130 MPa en nog meer bij voorkeur een 25 elasticiteitsmodulus kleiner dan 30 MPa. Een lage elasticiteitsmodulus zorgt er namelijk voor dat het materiaal zich nog beter kan zetten, waarmee wordt bedoeld dat het zich kan vormen naar het contactoppervlak van de betreffende bekisting en zich daarbij ook kan herstellen wanneer dat voor een goede aansluiting nodig is, bijvoorbeeld wanneer de spanning 30 op het afdichtdeel verandert.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is 1027602- 4 het afdichtmateriaal een rubberachtig materiaal, dat verder bij voorkeur siliconenrubber is. Siliconenrubber is een makkelijk verkrijgbaar en goed te verwerken materiaal met een combinatie van hardheid en veerkracht die uitermate geschikt is voor deze toepassing.

5 Het heeft verder de voorkeur dat het aanslagdeel is vervaardigd van een aanslagmateriaal met een elasticiteitsmodulus die hoger is dan de elasticiteitsmodulus van het afdichtmateriaal. Aanslagmateriaal met een relatief hoge elasticiteitsmodulus zorgt voor een betrouwbare dimensionering bij het op de gewenste afstand houden van 10 de bekistingselementen. Hierdoor wordt door een afstandhouder volgens de uitvinding een combinatie verschaft van een niet elastisch aanslagvlak voor het in de gewenste vorm houden van de bekisting en een elastisch afdichtvlak, gepositioneerd rondom het aanslagvlak, dat zorgt voor een goede afdichting tegen lekkage.

15 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is het aanslagmateriaal PVC. Ook PVC is een makkelijk verkrijgbaar en goed verwerkbaar materiaal dat voldoende hard en taai is om de aanslagwerking van het aanslagdeel als gewenst te laten plaatshebben.

Het heeft de voorkeur dat het afdichtdeel een afzonderlijk 20 afdichtorgaan is. Hierdoor is het mogelijk om het afdichtorgaan afzonderlijk van de rest van het aanslagorgaan te vervaardigen en kunnen de productieomstandigheden optimaal worden ingericht voor het verwerken van het betreffende materiaal. Met name wanneer het aanslagdeel is vervaardigd van PVC en het afdichtorgaan van siliconenrubber leidt de 25 afzonderlijke vervaardiging van de afzonderlijke elementen tot betere eigenschappen van het eindproduct.

Het heeft verder de voorkeur dat verder een koppel deel voor koppeling van het aanslagorgaan aan het langwerpig drukorgaan is voorzien en dat het aanslagdeel en het koppel deel respectievelijk een afzonderlijk 30 aanslagorgaan en een afzonderlijk koppelorgaan zijn. Ook hier is het voordelig wanneer de beide organen van onderling verschillende materialen 1027602- 5 zijn vervaardigd, waarbij de materiaaleigenschappen geschikt zijn voor de respectievelijke functies van het aanslagorgaan en het koppelorgaan. Daarbij zou het koppelorgaan zachter kunnen zijn dan het aanslagorgaan, maar harder dan het afdichtorgaan. Het koppelorgaan moet voldoende hard 5 zijn om de juiste afmeting van de afstandhouder te garanderen, maar het is ook gewenst dat het koppelorgaan voldoende zacht en veerkrachtig is om tegen het langwerpig drukorgaan van de afstandhouder te worden gepositioneerd en geklemd.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is 10 het afdichtorgaan tussen het koppelorgaan en het aanslagorgaan aangebracht. Hierdoor kan het afdichtorgaan tussen het koppelorgaan en het aanslagorgaan worden geklemd. Deze positionering zorgt er verder voor dat wanneer de bekistingselementen tegen de afstandhouder worden gedrukt het langwerpig drukorgaan druk uitoefent op het koppelorgaan, waarbij het 15 aanslagorgaan een tegendruk uitoefent wanneer het aanslaat tegen het betreffende bekistingselement. Hierdoor wordt het afdichtorgaan nog verder tussen het koppelorgaan en het aanslagorgaan geklemd en met deze wetenschap kan het afdichtorgaan zodanig zijn vormgegeven dat deze klemming de afdichtwerking van het afdichtorgaan verder bevordert.

20 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding heeft het afdichtdeel een omtrekrand die in onbelaste toestand van de afstandhouder verder uitsteekt dan het aanslagdeel. Dit geeft de omtrekrand de mogelijkheid zich stevig tegen het bekistingselement te zetten vooraleer het aanslagdeel aanslaat tegen het bekistingselement.

25 Het heeft verder de voorkeur dat de omtreksrand ten minste 3. mm verder uitsteekt dan het aanslagdeel. Dit geeft de mogelijkheid dat het afdichtelement voldoende wordt voorgespannen voor een nog betere afdichting tegen het bekistingselement.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding is 30 het aanslagorgaan conusvormig. Dit biedt de mogelijkheid om het aanslagorgaan na het verharden van de betonspecie uit het beton te 1027602- 6 verwijderen. Hierdoor ontstaat een opening met voorspelbare afmetingen, vanwege het feit dat het afdichtorgaan lekkage van betonspecie heeft voorkomen, waardoor het afwerken van de opening wordt vereenvoudigd.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een 5 aanslagorgaan voor toepassing bij een afstandhouder als hierboven beschreven. De voordelen van een dergelijk aanslagorgaan zijn hierboven reeds besproken.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het storten van een bouwelement binnen een bekisting, omvattende de 10 stappen van het positioneren van bekistingselementen; het plaatsen van afstandhouders tussen de bekistingselementen; het tegen de bekistingselementen aandrukken van de afstandhouder; het storten of op andere wijze verwerken van betonspecie in 15 de ruimte binnen de bekistingselementen; het laten verharden van de betonspecie; en het verwijderen van de bekistingselementen, waarbij de afstandhouders van een hierboven beschreven type zijn. Het voordeel van een dergelijke werkwijze is dat de vorm van de uitsparingen 20 in het bouwelement na het verwijderen van de aanslagorganen voorspelbaar is, waardoor het eenvoudiger wordt om het bouwelement verder af te werken, bijvoorbeeld door het plaatsen van doppen in de uitsparingen.

De onderhavige uitvinding heeft tenslotte betrekking op een bouwelement vervaardigd volgens bovenstaande werkwijze zoals gesteld is 25 een dergelijk bouwelement makkelijk verder af te werken.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend verder in detail worden beschreven onder verwijzing naar de volgende schetsmatige figuren, waarin:

Figuur 1 een bekisting voor het storten van betonspecie 30 toont, waarbij gebruik wordt gemaakt van een afstandhouder volgens de onderhavige uitvinding; 1027602- 7

Figuur 2 een explosie-aanzicht toont van een deel van een afstandhouder volgens de onderhavige uitvinding; en

Figuren 3a en 3b een afstandhouder en een bekistingselement tonen voor, respectievelijk na het voorspannen van de afstandhouder.

5 Figuur 1 toont een traditionele wandbekisting met demonteerbare schotten, hierna bekisting 1 genoemd voor een bouwelement die is opgebouwd met behulp van een afstandhouder 6 volgens de onderhavige uitvinding, die in figuur 2 in detail wordt getoond. De bekisting 1 is opgebouwd uit twee regelwerken 2, bestaande uit stalen 10 staanders 3 waartussen zich houten dragers 4 bevinden. Tussen de regelwerken 2 bevinden zich houten bekistingsplaten 5 die door middel van afstandhouders 6, waarvan er hier één wordt getoond, op afstand van elkaar worden gehouden. Het geheel wordt voorgespannen door middel van een centerpen 7 die aan beide uiteinden is voorzien van schroefdraad 15 waarop een moer 8 is gedraaid die aangrijpt op een volgplaat 9 die op zijn beurt weer aangrijpt op een stalen regel 10 MPa die op zijn beurt weer aangrijpt op een stalen staander van 3het regelwerk.

Nu kijkend naar het explosie-aanzicht van een deel van de afstandhouder 6 uit figuur 2 omvat de afstandhouder 6 een holle pijp 21 20 die voor de betreffende toepassing op maat is of kan worden gemaakt.

Aangezien de afmetingen van de overige elementen tussen de holle pijp 21 en de bekisting (niet getoond) bij een specifieke toepassing als bekend mogen worden beschouwd, bepaalt uiteindelijk de lengte van de holle pijp 21 de onderlinge afstand tussen twee bekistingsplaten 5. Verder is 25 een koppelorgaan 22 zichtbaar met een zich naar een flens 24 verbredende buitenwand 23 waarover de holle pijp 21 tot aan de flens 24 dient te worden geschoven. Aan het uiteinde aan de andere zijde van de flens 24 van koppelorgaan 22 is de buitenwand 23 zodanig gedimensioneerd dat daar overheen een rubberen afdichtring 25 kan worden geschoven. De rubberen 30 afdichtring 25 heeft aan uiteinde dat bij toepassing is gericht naar de bekistingsplaat 5 een schuin naar binnen verlopende rand 26 die eindigt 1027602- δ bij uitsparing 27. De uitsparing 27 dient voor het opnemen van een flens 29 van aanslagelement 28 waarvan een buisvormig uiteinde 30 MPa klemmend binnen koppel orgaan 22 kan worden opgenomen. Door het samenstellen van de genoemde elementen heeft het uiteinde van afstandhouder 6 een hard 5 aanslagvlak dat wordt gevormd door een oppervlak van flens 29 en een veerkrachtige buitenwand die wordt gevormd door rubberen afdichtring 25. Hierbij steekt het meest vooruitspringende deel van de schuin naar binnen verlopende rand 26 van de rubberen afdichtring 25 over een afstand d vooruit ten opzichte van het aanslagvlak dat wordt gevormd door het 10 oppervlak van de flens 29 van het aanslagelement 28.

Kijkend naar de figuren 3a en 3b wordt de werking van een afstandhouder volgens de onderhavige uitvinding verduidelijkt door een afstandhouder 6 in niet-voorgespannen toestand respectievelijk in voorgespannen toestand van centerpen 7 te tonen. In figuur 3a maakt het 15 meeste naar voren uitstekende deel van de schuin naar binnen verlopende rand 26 juist contact met de bekistingsplaat 5. Bij deze toestand vervult de afstandhouder 6 zijn functie nog niet, aangezien de afstand tussen de flens 29 en de bekistingsplaat 5, d bedraagt. Wanneer nu centerpen 7 wordt voorgespannen, wordt de afstandhouder 6 in de richting van de 20 bekistingsplaat 5 getrokken tot flens 29 aanslaat op bekistingsplaat 5, zoals getoond in figuur 3b. Gedurende dit aanspannen zal enige weerstand worden ondervonden van de rubberen ring 25 waarvan de oorspronkelijk schuin naar binnen verlopende rand 26 zich tegen bekistingsplaat 5 zet. Wanneer flens 29 aanslaat tegen bekistingsplaat 5, zal een duidelijk 25 grotere weerstand worden ondervonden bij het verder voorspannen van centerpen 7 en dit is een teken dat de bekisting juist is gepositioneerd. De oorspronkelijk schuin naar binnen verlopende rand 26 ligt nu vlak aan en is gezet tegen de bekistingsplaat 5. Wanneer er zich ongerechtigheden tussen de houten bekistingsplaat 5 en de rubberen afdichtring 25 zouden 30 bevinden, zorgt de neiging van het rubber om zich te zetten ervoor dat er nog steeds een goede afdichting plaats heeft. Wanneer nu mortel tussen de 1027602“ 9 houten bekistingsplaten 5 (zie figuur 1) wordt gestort, is er geen risico dat mortel tussen de rubberen ring 25 en de bekistingsplaat 5 doordringt tot in het inwendige van de afstandhouder 6.

Wanneer de betonspecie is verhard, worden de centerpen 7 en 5 de bekistingsplaten 5 verwijderd en kunnen de rubberen afdichtring 25 met aanslagelement 28 uit het beton worden verwijderd. Dit wordt vereenvoudigd doordat de buitenste omtrekwand van de rubberen ring 25 bij het zetten van de rubberen afdichtring 25 een conusachtige vorm heeft aangenomen. De in dit document beschreven uitvoeringsvormen dienen 10 slechts als voorbeeld en ter verduidelijking, maar zij beperken in geen enkel opzicht de beschermingsomvang, die wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies. Op de getoonde uitvoeringsvormen zijn vele varianten denkbaar die binnen deze beschermingsomvang vallen. Zo kan dit document worden gelezen als betrekking hebbende op in het werk 15 uitgevoerde betonelementen, maar het is ook mogelijk om de afstandhouders volgens de uitvinding te gebruiken voor geprefabriceerde elementen die op een (geconditioneerde) productielocatie worden vervaardigd. Verder is de toepassing beschreven bij een traditionele wandbekisting met demonteerbare schotten, maar de uitvinding is uiteraard ook toepasbaar 20 bij andere typen bekistingen.

1 02 7 t>Ü2 -

Claims (16)

1. Afstandhouder voor het op een gewenste onderlinge afstand houden van bekistingselementen voor een daar tussen te storten 5 bouwelement, omvattende een langwerpig drukorgaan voor het tegen de uiteinden daarvan aandrukken van de bekistingselementen, het drukorgaan aan ten minste één zijde voorzien zijnde van een aanslagorgaan, omvattende een afdichtdeel en een aanslagdeel voor het aanslaan van de afstandhouder tegen een bekistingselement, voorzien aan ten minste één 10 uiteinde van het langwerpig drukorgaan, met het kenmerk, dat het afdichtdeel is vervaardigd van afdichtmateriaal met een elasticiteits-modulus kleiner dan 600 MPa.

2. Afstandhouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal een elasticiteitsmodulus heeft kleiner dan 130 MPa.

3. Afstandhouder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal een elasticiteitsmodulus heeft kleiner dan 30 MPa.

4. Afstandhouder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afdichtmateriaal een rubberachtig materiaal is.

5. Afstandhouder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het 20 rubberachtig materiaal siliconenrubber is.

6. Afstandhouder volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aanslagdeel is vervaardigd van een aanslagmateriaal met een elasticiteitsmodulus die hoger is dan de elasticiteitsmodulus van het afdichtmateriaal.

7. Afstandhouder volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aanslagmateriaal PVC is.

8. Afstandhouder volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afdichtdeel een afzonderlijk afdichtorgaan is.

9. Afstandhouder volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat verder een koppeldeel voor koppeling van 1027602- het aanslagorgaan aan het langwerpig drukorgaan het aanslagdeel is voorzien en dat het koppel deel respectievelijk een afzonderlijk aanslagorgaan en een afzonderlijk koppel orgaan zijn.

10. Afstandhouder volgens conclusie 8 en conclusie 9, met het 5 kenmerk, dat het afdichtorgaan tussen het koppel orgaan en het aanslagorgaan is aangebracht.

11. Afstandhouder volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afdichtdeel een omtrekrand heeft die in onbelaste toestand van de afstandhouder verder uitsteekt dan het 10 aanslagdeel.

12. Afstandhouder volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de omtrekrand ten minste 3 mm verder uitsteekt dan het aanslagdeel.

13. Afstandhouder volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het aanslagorgaan conusvormig is.

14. Aanslagorgaan voor toepassing bij een afstandhouder volgens één of meer van de voorgaande conclusies.

15. Werkwijze voor het storten van een bouwelement binnen een bekisting, omvattende de stappen van het positioneren van bekistingselementen; 20. het plaatsen van afstandhouders tussen de bekistingselementen; het tegen de bekistingselementen aandrukken van de afstandhouder; het storten of op andere wijze verwerken van betonspecie in de ruimte binnen de bekistingselementen; het laten verharden van de betonspecie; en 25 - het verwijderen van de bekistingselementen met het kenmerk, dat de afstandhouders van een type volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 13 zijn.

16. Bouwelement vervaardigd volgens de werkwijze van conclusie 15 . 30 1027602-