NL1027577C1 - Beschermingsinrichting. - Google Patents

Beschermingsinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1027577C1
NL1027577C1 NL1027577A NL1027577A NL1027577C1 NL 1027577 C1 NL1027577 C1 NL 1027577C1 NL 1027577 A NL1027577 A NL 1027577A NL 1027577 A NL1027577 A NL 1027577A NL 1027577 C1 NL1027577 C1 NL 1027577C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sun protection
vehicle
roof
sun
windscreen
Prior art date
Application number
NL1027577A
Other languages
English (en)
Inventor
Robert Jacobus Fran Wesenbeeck
Original Assignee
Haw
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Haw filed Critical Haw
Priority to NL1027577A priority Critical patent/NL1027577C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1027577C1 publication Critical patent/NL1027577C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J3/00Antiglare equipment associated with windows or windscreens; Sun visors for vehicles
    • B60J3/02Antiglare equipment associated with windows or windscreens; Sun visors for vehicles adjustable in position

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)

Description

« ·
..... iij J
BESCHERMINGSINRICHTING
5
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een beschermingsinrichting voor een voertuig ter bescherming van de inzittenden tegen zonlicht. De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het tegen zonlicht 10 beschermen van de inzittenden van een voertuig.
Door de inzittenden van een voertuig, met name de chauffeur van het voertuig en zijn eventuele passagier, wordt via de voorruit binnentredend fel (zon-) licht als hinderlijk ervaren, met name wanneer de zon laag aan de hemel hangt.
15 Bovendien kan als gevolg van het felle licht de chauffeur verblind geraken, hetgeen gevaarlijke verkeerssituaties kan opleveren.
Voor het beschermen van de inzittenden tegen zonlicht zijn verschillende technische oplossingen voorhanden. Een 20 eerste oplossing betreft het in de voorruit van het voertuig en wel aan de bovenrand daarvan een donkergekleurde transparante strook aan te brengen, zodat het met name van bovenaf binnenvallende licht enigszins getemperd wordt. Een bezwaar van deze oplossing is dat bij relatief fel licht de 25 strook onvoldoende bescherming biedt en dat bij weinig licht de strook onnodig veel licht wegneemt.
Een andere technische oplossing betreft het aanbrengen van zonnekleppen, die zwenkbaar aan het dak van het voertuig worden bevestigd. De zonnekleppen zijn zwenkbaar 30 tussen een zonlicht vrijgevende stand waarin de zonnekleppen zich evenwijdig met het dak uitstrekken, en een zonlicht tegenhoudende stand waarin de zonnekleppen neerwaarts zijn gezwenkt. Het bezwaar van deze oplossing is dat de 1027577 2 zonnekleppen zich niet kunnen uitstrekken tot het gebied rondom de achteruitkijkspiegel die aan het dak en/of aan de voorruit bevestigd is omdat de kleppen op- of neerklapbaar moeten zijn. Dit betekent dat om en nabij de achteruitkijk-5 spiegel vaak een brede strook ontstaat waar het licht door de ! zonneklep, ook wanneer deze zich in de neergeklapte stand bevindt, niet wordt tegengehouden. Dit betekent dat de bestuurder en de eventuele passagiers toch in veel gevallen nog hinder blijven ondervinden van het felle licht, hetgeen 10 de verkeersveiligheid niet ten goede komt.
Een verder bezwaar van de bekende zonnekleppen is dat bij het op- en neerklappen daarvan, de zonnekleppen soms in aanraking komen met het hoofd van de chauffeur of zijn passagier. De zonnekleppen zijn immers zodanig geconstrueerd 15 dat bij het opklappen daarvan de klep in een draaibeweging in de richting van het hoofd van de chauffeur of de gebruiker beweegt.
Een nog verder bezwaar is dat de bekende zwenkbare zonnekleppen praktisch gezien slechts in een geheel 20 ingeklapte stand en een geheel uitgeklapte stand te gebruiken zijn. Tussenliggende standen zijn niet mogelijk zonder de chauffeur op onacceptabele wijze te hinderen.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding een beschermingsinrichting voor het beschermen van de inzittenden 25 van een voertuig tegen zonlicht te verschaffen waarin bovengenoemde bezwaren volgens de stand van de techniek zijn ondervangen.
Het is tevens een doel van de onderhavige uitvinding een werkwijze te verschaffen voor het tegen zonlicht 30 beschermen van de inzittenden van een voertuig waarin eveneens de bovengenoemde bezwaren zijn ondervangen.
Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt daartoe een beschermingsinrichting voor een 1027577_ , « 3 voertuig ter bescherming van de inzittenden tegen zonlicht verschaft, waarbij het voertuig een dak, een aan ten minste het dak bevestigde voorruit, en een aan de voorruit en/of het dak bevestigde steun voorzien van een achteruitkijkspiegel 5 omvat, waarbij de zonbeschermings-inrichting omvat: - een voor een linker deel van de voorruit plaatsbare linker zonweringseenheid en een voor het rechter deel van de voorruit plaatsbare rechter zonweringseenheid, waarbij beide kleppen verplaatsbaar zijn tussen een het betreffende 10 voorruitdeel in hoofdzaak vrijlatende stand en een het betreffende voorruitdeel in hoofdzaak bedekkende stand, - een aan het dak van het voertuig bevestigd geleidingsmechanisme dat werkzaam is gekoppeld met de zonweringseenheden voor het geleiden van de 15 zonweringseenheden tussen de beide standen, waarbij het geleidingsmechanisme is ingericht voor het verschuiven van de zonweringseenheden tussen de voorruit en de achteruitkijkspiegel.
Door de zonweringseenheden tussen de 20 achteruitkijkspiegel en de voorruit te verschuiven, in plaats van zijdelings langs de achteruitkijkspiegel te roteren, en derhalve door de zonweringseenheden een translerende beweging te laten ondergaan, wordt voorkomen dat een zonweringseenheid het hoofd van de chauffeur of zijn passagier raakt. Ten 25 slotte biedt de verschuifbaarheid van de zonweringseenheden, met andere woorden de transleerbaarheid van de zonweringseenheden, de mogelijkheid de zonweringseenheden in willekeurige tussenstanden tussen de twee uiterste standen te gebruiken.
30 Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm is de tussenafstand (a) tussen de zonweringseenheden in uitgeschoven toestand in het gebied rondom de achteruitkijkspiegelsteun minder dan 5 centimeter, en bij 1027577 4 voorkeur minder dan 1 centimeter. Hierdoor wordt het gebied rondom de achteruitkijkspiegel ten minste gedeeltelijk afgeschermd hetgeen de verkeersveiligheid ten goede komt.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de 5 inrichting zodanig uitgevoerd dat de linker en rechter zonweringseenheid in de uitgeschoven toestand in het gebied rondom de achteruitkijkspiegelsteun tegen elkaar aan liggen of, volgens een nog verdere uitvoeringsvorm, is de inrichting uitgevoerd met een tot een enkele eenheid gecombineerde 10 linker en rechter zonweringseenheid. In beide gevallen wordt in uitgeschoven stand het zonlicht volledig afgeschermd, dat wil zeggen ook in het gebied rondom de achteruitkijkspiegel.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het geleidingsmechanisme voor de zonweringseenheden aangebracht 15 tussen het dak van het voertuig en de dakbekleding, zodat het geleidingsmechanisme ten minste gedeeltelijk aan het oog onttrokken wordt. Wanneer het geleidingsmechanisme zich vrijwel geheel of geheel tussen het dak en de dakbekleding uitstrekt, kan de inrichting zodanig zijn uitgevoerd dat in 20 de vrijgevende stand, dat wil zeggen in de ingeschoven stand van de zonweringseenheden, het geleidingsmechanisme en mogelijkerwijs ook de zonweringseenheden zelf vrijwel geheel of zelfs aan het oog zijn onttrokken. Dit betekent dat de zonnekleppen geen gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid 25 van de passagiers en dat bovendien een fraai uiterlijk wordt verschaft.
Volgens een bepaalde voorkeursuitvoeringsvorm omvat het geleidingsmechanisme een aan beide zij stijlen van het voertuig bevestigbare houder, waarin een uitsparing is 30 gedefinieerd, langs welke uitsparingen de zonweringseenheden geleidbaar zijn tussen de vrijlatende en bedekkende stand. De zonweringseenheden kunnen hierbij met de hand naar boven en naar beneden worden geschoven doordat deze aan de naar het \ 0 27 577 5 voertuiginterieur gerichte zijde bij voorkeur voorzien zijn van een handgreep.
In een andere voorkeursuitvoering zijn in de achteruitkijkspiegelsteun uitsparingen gedefinieerd langs 5 welke uitsparingen de uiteinden van de zonweringseenheden geleidbaar zijn. Voor het geleiden van de zonweringseenheden wordt hierbij gebruik gemaakt van de reeds aanwezige steun en kan de eerder genoemde houder nabij de zij stijlen van het voertuig achterwege worden gelaten, hetgeen het uiterlijk van 10 de inrichting ten goede komt. Het is echter tevens denkbaar zowel houders nabij de zij stijlen als uitsparingen in de steun te voorzien voor tweezijdige geleiding van elk van de zonweringseenheden.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm kan het in- en 15 uitschuiven van de zonweringseenheden geschieden door één of meer elektrische aandrijfmotoren, zoals hierna uiteengezet zal worden gezet.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de zonweringseenheid gevormd door een rolgordijn dat tussen de 20 genoemde standen uit- en in te rollen is. Het rolgordijn kan met de hand bediend worden, maar in een bijzonder bevoorkeurde uitvoeringsvorm is het rolgordijn aangedreven door één of meer elektromotoren.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het 25 geleidingsmechanisme: - een aan het dak bevestigbaar steunelement; - een aan het steunelement en de zonweringseenheid bevestigd uitschuifbaar geleidingselement. In deze uitvoeringsvorm waarin een uitschuifbaar geleidingselement, 30 in het bijzonder een telescopisch geleidingselement, is voorzien, kunnen de zonweringseenheden in- en uitgeschoven worden zonder een speciale voorziening aan de zij stijlen van het voertuig te treffen. Dit komt de veiligheid van de 1027577 « 6 inzittenden ten goede en levert bovendien een bijzonder fraai uiterlijk op.
In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm zijn de zonweringseenheden met behulp van een elektrische 5 aandrijfmotor aan te drijven, waarbij de elektromotor te bedienen is met behulp van ter plaatse of op afstand voorziene bedieningsmiddelen. De bedieningsmiddelen kunnen gevormd worden door één of meer met de hand bedienbare elektrische schakelaars waarmee de verplaatsing van de 10 zonweringseenheden handmatig te regelen is. Als alternatief daarvoor of in aanvulling daarop kunnen in een verdere voorkeursuitvoeringsvorm de bedieningsmiddelen zijn gekoppeld met een snelheidsmeter van het voertuig, waarbij de bedieningsmiddelen zijn ingericht voor het tot in de 15 vrijgevende stand brengen of houden van de zonweringseenheden wanneer de snelheid van het voertuig lager is dan een vooraf ingestelde snelheidswaarde. Wanneer het voertuig langzaam rijdt, bijvoorbeeld circa 5 km/uur of minder, of stilstaat, betekent dit vaak dat het voertuig bezig is met een 20 manoeuvre, zoals een parkermanoeuvre, of dat het voertuig een stoplicht tegenkomt. In dergelijke situaties heeft het de voorkeur om de zonweringseenheden in de vrijgevende stand te brengen (of te houden wanneer deze zich al in deze stand bevonden). In plaats van dat de inzittenden dit handmatig 25 moeten doen, worden in deze uitvoeringsvorm de zonweringseenheden automatisch onder invloed van de bedieningsmiddelen omhoog geschoven.
In een andere uitvoeringsvorm zijn de bedieningsmiddelen gekoppeld met een lichtsterkte-detector, 30 die bijvoorbeeld is aangebracht achter de voorruit van het voertuig, en zijn de bedieningsmiddelen ingericht voor het afhankelijk van de gedetecteerde lichtsterkte tot in een geheel of gedeeltelijk bedekkende stand brengen van de 1027577 7 zonweringseenheden. Wanneer de lichtsterkte zeer hoog is (bijvoorbeeld hoger dan een vooraf ingestelde maximum waarde), worden de zonweringseenheden zoveel in een uiterste stand gebracht waarbij het zonlicht zoveel mogelijk wordt 5 geweerd. Bij een lage lichtsterkte (bijvoorbeeld lager dan een vooraf ingestelde minimum waarde) worden de zonweringseenheden geheel in de zonlicht vrijgevende stand gebracht teneinde ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk licht het voertuiginterieur bereikt. Bij lichtsterktes tussen 10 de genoemde minimale en maximale lichtsterktewaarden kunnen de zonweringseenheden in tussenstanden tussen de genoemde uiterste standen worden gebracht teneinde altijd een optimale hoeveelheid licht het interieur van het voertuig binnen te laten treden.
15 Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm hebben de zonweringseenheden een gekromde vorm. De vorm is hierbij aangepast aan die van de voorruit en het dak. Dit betekent dat bij het in- en uitschuiven de zonweringseenheden zoveel mogelijk in de buurt van het vak en/of de voorruit blijven, 20 hetgeen de afstand tussen het hoofd van de inzittenden en de zonweringseenheid maximaal maakt, zodat de inzittenden zo min mogelijk last hebben van de aanwezigheid van de zonweringseenheid. Opgemerkt wordt dat de translatiebeweging van de zonweringseenheden in een dergelijke geval niet een 25 rechte, lineaire baan volgt, maar een gekromde baan zodat de genoemde afstand tijdens de translatie zo klein mogelijk blijft.
Volgens een verdere voorkeursuitvoering zijn de bedieningsmiddelen aansluitbaar op een botsingssensor en zijn 30 deze ingericht voor het in geval van een botsing naar de de voorruit gedeeltelijk bedekkende stand brengen van de genoemde een of meer zonweringseenheden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de reeds voor de in de meeste voertuigen 1027577 ♦ 1 8 reeds aanwezige airbag toegepaste sensoren. Wanneer een dergelijke sensor een botsing detecteert, worden de airbags opgeblazen en de zonweringseenheden naar beneden verplaatst teneinde aanvullende bescherming voor de inzittenden te 5 verschaffen.
Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het tegen zonlicht beschermen van inzittenden van een voertuig, omvattende: - het in het voertuig verschaffen van een inrichting 10 volgens een van de voorgaande conclusies, - het transleren van een of meer zonweringseenheden tussen de het betreffende voorruitdeel in hoofdzaak vrijlatende stand en een het betreffende voorruitdeel in hoofdzaak bedekkende stand.
15 Bij voorkeur omvat de werkwijze: - het afhankelijk van de snelheid van het voertuig en/of van de lichtsterkte buiten het voertuig bedekken of vrijgeven van de voorruit met een of meer zonweringseenheden.
Verdere voordelen, kenmerken en details van de 20 onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de figuren, waarin tonen:
Figuur 1 een aanzicht van een voertuig voorzien van 25 een voorkeursuitvoeringsvorm van de zonwering volgens de uitvinding;
Figuur 2 een meer gedetailleerd bovenaanzicht van de voorkeursuitvoeringsvorm van figuur 1;
Figuren 3A en 3B schematische aanzichten in doorsnede 30 tonen van de in figuur 2 weergegeven uitvoeringsvorm?
Figuren 4A en 4B aanzichten in doorsneden weergeven van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding; 1027577 9
Figuren 5A en 5B aanzichten in doorsneden weergeven van een derde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Figuur 6 een aanzicht in perspectief in doorsnede weergeeft van een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van de 5 uitvinding;
Figuur 7 een aanzicht in doorsnede van een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding; en
Figuren 8 en 9 doorsneden van de steun voor de achteruitkijkspiegel in respectievelijk een zesde en een 10 zevende voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 1 toont een personenvoertuig V waar de beschermingsinrichting 1 volgens de uitvinding is aangebracht. Figuur 2 toont een bovenaanzicht van het voertuig V en laat zien dat de beschermingsinrichting 1 een 15 linker zonneklep 2, die uitgeschoven is, en een rechter zonneklep 3, die ingeschoven is, omvat. Tevens is zichtbaar een achteruitkijkspiegel 4 die in de getoonde uitvoering met een steun 5,7 aan de voorruit is aangebracht.
Figuren 3A en 3B geven op schematische wijze de 20 beschermingsinrichting weer. Tussen het dak 8 van het voertuig V en de bekleding 10 (hier schematisch weergegeven) daarvan is een geleidingsmechanisme (niet weergegeven) aangebracht waarmee de zonnekleppen 2,3 vanuit een de voorruit vrijgevende stand, zoals is weergegeven in figuur 25 3A, naar een de voorruit 6 bedekkende stand, zoals is weergegeven in figuur 3B, en visa versa te geleiden is.
In de in figuur 3A weergegeven stand is de inrichting vrijwel geheel opgenomen tussen het dak 8 en de daaronder aangebrachte bekleding, zodat het samenstel van 30 zonweringskleppen 2,3 en geleidingsmechanisme (vrijwel) geheel aan het oog onttrokken is. In de in figuur 3B weergegeven stand waarin de zonnekleppen 2,3 neerwaarts zijn geschoven, is de tussenruimte (a) tussen de rechterzijde van 1027577 10 1 * de linker zonneklep 2 en de linker zijde van de rechter zonneklep 3 zo klein mogelijk gekozen. In de weergegeven uitvoeringsvorm waarin de achteruitkijkspiegel 4 aan de voorruit is bevestigd, is de tussenafstand (a) enigszins 5 groter gekozen dan de breedte van de steun 5. Op deze wijze wordt vrijwel het gehele gebied rondom de steun 5 door de zonnekleppen 2,3 bedekt.
In andere voorkeursuitvoeringsvormen is het mogelijk om de spiegel aan de onderzijde tegen de bekleding of tegen 10 een aanvullende steun tussen de bekleding 10 en dak 8 aan te brengen, zodat het mogelijk is om de zonnekleppen 2,3 zodanig uit te voeren dat deze in uitgeschoven stand tegen elkaar aan liggen. Als alternatief hiervoor kunnen de zonnekleppen 2,3 ook gecombineerd worden tot een enkele grote zonneklep. In 15 beide gevallen wordt de voorruit over de gehele breedte bedekt, dat wil zeggen ook in het midden, zodat elke verblinding van de chauffeur of de passagier vermeden wordt.
In figuren 4A en 4B is een tweede voorkeursuitvoering van de uitvinding weergegeven. In deze uitvoeringsvorm zijn 20 de zonnekleppen verschuifbaar door deze aan te brengen op een telescopische geleidingsconstructie die tussen het dak 8 en de bekleding 10 is aangebracht. Het geleidingsmechanisme omvat in deze uitvoeringsvorm een aan het dak 8 bevestigde steun 18, waaraan een eerste telescoopbuis 17 is aangebracht. 25 In de telescoopbuis 17 is een tweede buis 15 verschuifbaar aangebracht. De eerste telescoopbuis 17 heeft een zich vernauwend uiteinde, dat in uitgeschoven toestand aanligt tegen aan een uiteinde van de tweede telescoop 15 voorziene krans 16. De getoonde constructie maakt een schuifbeweging 30 tussen een de voorruit geheel vrijgevende stand, zoals is weergegeven in figuur 4A, en een de voorruit bedekkende stand, zoals is weergegeven in figuur 4B, mogelijk. Aan de buis 15 is een bevestigingslip 14 voorzien waaraan een huls 1027577 I * 11 12 bevestigbaar is. De huls 12 fungeert hiermee als zonneklep voor de zonwering.
De aandrijving van het telescoopmechanisme kan met de hand geschieden, maar vindt in de weergegeven 5 voorkeursuitvoering plaats door een elektrisch aangedreven tandwiel 20. De tanden van het tandwiel 20 grijpt aan op een van corresponderende tanden 13 voorziene verlenging 19 van de tweede telescoopbuis 15. Op bekende wijze kan door rotatie van de tandwiel door middel van een elektromotor de 10 zonnekleppen in- en uitgeschoven worden. Bij rotatie rechtsom (PJ wordt de zonneklep 2,3 ingeschoven, terwijl bij rotatie linksom de zonneklep wordt uitgeschoven.
In praktische toepassingen zullen meestal twee of meer steunen 18 per zonneklep 2,3 zijn voorzien. De steunen 15 18 kunnen hierbij op willekeurige posities in transversale richting langs het dak voorzien zijn. In ieder geval biedt de getoonde uitvoeringsvorm de mogelijkheid om ingeschoven toestand het geheel van de zonneklep 2,3 en het geleidingsmechanisme aan het oog van de inzittenden te 20 onttrekken.
Bij de in figuren 5A en 5B getoonde derde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is aan de raamstijlen van het voertuig V telkens een houder 20 aangebracht. De houder 20 definieert een uitsparing 21 waarin 25 een langwerpig zonweringselement 24 verschuifbaar is. De afmeting van de uitsparing 21 en het zonweringselement 24 en de materialen daarvan zijn hierbij zodanig gekozen dat enige wrijving tussen de houder 20 en het zonweringselement 24 aanwezig is. Deze wrijving zorgt ervoor dat het 30 zonweringselement 24 in een stand blijft steken en niet onder invloed van de vaartkracht of de door het voertuig gemaakte bewegingen vanzelf naar beneden zakt.
1027577 12
In de in figuren 5A en 5B weergegeven uitvoeringsvorm is het zonweringselement 24 voorzien van een uitsteeksel 25, dat naar het interieur van het voertuig gericht is. Het uitsteeksel 25 is geleidbaar in een (niet weergegeven) groef 5 in de houder 20 zodat de chauffeur of de passagier eenvoudig door aangrijping van het uitsteeksel 25 het zonweringselement 24 naar beneden of naar boven kan schuiven.
Hoewel zowel in ingeschoven als in uitgeschoven toestand de houder 20 in het zicht blijft van de chauffeur 10 en/of zijn passagier en derhalve de inrichting niet geheel weggewerkt kan worden tussen het dak 8 en de bekleding 10, heeft de tweede voorkeursuitvoeringsvorm het voordeel dat een zeer eenvoudige en betrouwbare constructie is verkregen.
In figuur 6 is een vierde voorkeursuitvoeringsvorm 15 van de uitvinding weergegeven, waarin de zonweringseenheden gevormd worden door een op- en afrolbaar rolgordijn 38. De uitvoering omvat een profiel 30 waarin met behulp van een tussenwand 31 een tweetal kamers 33 en 34 gedefinieerd is. In de eerste kamer 33 strekt zich het rolgordijn uit. Aan een 20 eerste uiteinde van het rolgordijn 38 is een roede 37 aangebracht die zich uitstrekt in de richting van de binnenspiegel en die zodanig verbonden is met het profiel 30 dat de haaksheid gegarandeerd blijft. Aan de zijde tegenover de zijde waaraan het rolgordijn 38 is aangebracht, is aan de 25 roede 37 een koord 43 bevestigd. Koord 43 is langs een omkeerwiel 35 via de tweede kamer 34 van het profiel 30 terug te voeren naar een haspel 41. Haspel 41 is met behulp van de as 42 roteerbaar aan een steunvoet (niet weergegeven) bevestigd. Rolgordijn 38 is op zijn beurt aan een tweede 30 haspel 39 bevestigd. De tweede haspel 39 is met behulp van as 40 roteerbaar aan de genoemde steunvoet aangebracht. Het rolgordijn 38 is op de tweede haspel 40 op- en afrolbaar. Om het rolgordijn neerwaarts te verplaatsen, worden haspel 39 en 1027577 I * 13 41 rechtsom (P2) gedraaid. Andersom, wanneer het gordijn opgetrokken moet worden, worden haspels 39 em 41 linksom gedraaid (P3). Om ervoor te zorgen dat de beide haspels 39,41 op de juiste manier draaien zonder dat daarbij het gordijn 38 5 slap komt te hangen, is een voor de vakman bekende overbrenging 44 (schematisch weergegeven) voorzien.
Figuur 7 toont een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, welke is gebaseerd op de in figuren 4A en 4B tweede uitvoeringsvorm. Alhoewel de vijfde uitvoeringsvorm 10 wordt beschreven aan de hand van de eerder genoemde tweede voorkeursuitvoeringsvorm, kunnen de hierin genoemde maatregelen ook op de andere voorkeursuitvoeringsvormen worden toegepast.
In figuur 7 is weergegeven is dat de zonnekleppen 2 15 en 3 met behulp van een telescopisch systeem in- en uitschuifbaar zijn. Het telescopisch systeem wordt aangedreven door een tandwiel 20 dat wordt aangedreven door een elektromotor 43. De elektromotor 43 is met behulp van voedingsleidingen 44 verbonden met een microcontroller 45. De 20 microcontroller 45 is op zijn beurt via leidingen 42 aangesloten op (niet weergegeven) schakelaars voor handbediening van de zonnekleppen, op een snelheidsmeter (niet weergegeven) in het voertuig en op de lichtsensor 46.
Lichtsensor 46 is met behulp van een 25 bevestigingselement 40 tegen de voorruit van het voertuig V aangebracht. De sensor detecteert licht onder een bepaalde hoek of en geeft een signaal af dat representatief is voor de i gemeten lichtsterkte. Het signaal wordt via leidingen 42 toegevoerd aan de microcontroller 45, die bepaalt of de 30 lichtsterkte hoog genoeg is om de zonnekleppen 2,3 naar beneden te bewegen. Afhankelijk van de lichtsterkte wordt de zonneklep 2,3 dan door middel van bediening van de 1027577 _____I _ ____I I I 11111 _ 14 elektromotor 43 in meer of mindere waarden naar beneden geschoven.
Evenzo is de microcontroller 45 ingericht om afhankelijk van de snelheid van het voertuig de zonnekleppen 5 2,3 te bedienen. De snelheidsmeter (niet weergegeven) geeft een signaal af dat representatief is voor de momentane snelheid van het voertuig. Dit signaal wordt via leidingen 42 naar de microcontroller 45 gevoerd, die op basis daarvan de elektromotor 43 aanstuurt. Wanneer de snelheid van het 10 voertuig zich beneden een bepaalde, op de microcontroller 45 opgeslagen minimumwaarde, bijvoorbeeld minder dan 10 km/uur of bij voorkeur minder dan 5 km/uur, begeeft, gaat de microcontroller 45 ervan uit dat het de voorkeur heeft de zonnekleppen 2,3 naar boven te verschuiven. De 15 microcontroller 45 bedient in een dergelijk geval de motor 43 die de zonnekleppen 2,3 via het telescoopmechanisme naar boven verplaatst. Wanneer het voertuig zijn snelheid weer verhoogt tot boven de eerder genoemde waarde, zorgt de microcontroller 45 ervoor dat de zonnekleppen 2,3 weer in hun 20 oorspronkelijke stand worden teruggebracht.
In een zesde voorkeursuitvoeringsvorm fungeert het deel 5 van de steun van de achteruitkijkspiegel 4 als geleider waarlangs de zonnekleppen verschuifbaar zijn.
Daartoe zijn aan weerszijden van de steun 5 uitsparingen 47 25 aangebracht waarin aan de zonnekleppen 49 voorziene lippen 48 verschuifbaar zijn. De steun kan tevens voorzien zijn van een tweetal in de genoemde uitsparingen 47 voorziene langgerekte houders 50, zoals is weergegeven in figuur 9. In de houders 50 zijn met de lippen 48 corresponderende uitsparingen 30 voorzien.
In de weergegeven uitvoeringen hebben de zonnekleppen over het algemeen een vlakke vorm. De zonnekleppen kunnen echter ook gekromd zijn uitgevoerd. Hierbij komt de kromming 1027577 4 > 15 bij voorkeur in meer of mindere mate overeen met de kromming van het dak en de voorruit teneinde ervoor te zorgen dat de afstand tussen de binnenzijde van de voorruit en de zonnekleppen zo klein mogelijk is en zo klein mogelijk blijft 5 bij het op- en neer schuiven van de zonnekleppen.
De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde rechten voor veeleer bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties 10 denkbaar zijn.
1027577

Claims (22)

1. Beschermingsinrichting voor een voertuig ter bescherming tegen zonlicht, waarbij het voertuig een dak, een aan ten minste het dak bevestigde voorruit, en een aan de voorruit en/of het dak bevestigde steun voorzien van een 5 achteruitkijkspiegel omvat, waarbij de zonbëschermings-inrichting omvat: - een voor een linker deel van de voorruit plaatsbare linker zonweringseenheid en een voor het rechter deel van de voorruit plaatsbare rechter zonweringseenheid, waarbij beide 10 kleppen verplaatsbaar zijn tussen een het betreffende voorruitdeel in hoofdzaak vrijlatende stand en een het betreffende voorruitdeel in hoofdzaak bedekkende stand, - een aan het dak van het voertuig bevestigd geleidingsmechanisme dat werkzaam is gekoppeld met de 15 zonweringseenheden voor het geleiden van de zonweringseenheden tussen de beide standen, waarbij het geleidingsmechanisme is ingericht voor het verschuiven van de zonweringseenheden tussen de voorruit en de achteruitkijkspiegel.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de tussenafstand (a) tussen de zonweringseenheden in uitgeschoven toestand in het gebied rondom de achteruitkijkspiegelsteun minder dan 5 cm, en bij voorkeur minder dan 1 cm bedraagt.
3. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de linker en rechter zonweringseenheid in de uitgeschoven stand in het gebied rondom de achteruitkijkspiegelsteun tegen elkaar aan liggen. 1027577 . > kunnen afschermen van gebied rondom de achteruitkij kspiegelsteun.
5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het voertuigdak voorzien is van 5 dakbekleding en ten minste een deel van het geleidingsmechanisme is aangebracht tussen het dak en de dakbekleding.
6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij in vrijgevende stand het geleidingsmechanisme en de 10 zonweringseenheid zich vrijwel geheel tussen het dak en de dakbekleding uitstrekken.
7. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, waarin het geleidingsmechanisme omvat een aan beide zij stijlen van het voertuig bevestigbare houder waarin een 15 uitsparing is gedefinieerd, langs welke uitsparingen de zonweringseenheden geleidbaar zijn tussen de vrijlatende en bedekkende stand.
8. Inrichting volgens een van de conclusies 1-7, waarin in de achteruitkijkspiegelsteun uitsparingen zijn 20 gedefinieerd langs welke uitsparingen de uiteinden van de zonweringseenheden geleidbaar zijn.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarin een zonweringseenheid aan de naar het voertuiginterieur gerichte zijde voorzien is van een handgreep om de zonweringseenheid 25 handmatig te verschuiven.
10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de zonweringseenheid wordt gevormd door een zonneklep.
11. Inrichting volgens conclusie 7, 8 of 9, waarin de 30 zonweringseenheid wordt gevormd door een rolgordijn dat tussen de genoemde standen uit- en in te rollen is.
12. Inrichting volgens conclusie 11, waarin het geleidingsmechanisme een elektrische aandrijfmotor voor het 1027577 Λ I* aandrijven van de inrol- en uitrolbeweging van het geleidingselement; - bedieningsmiddelen voor het bedienen van de e1ekt ri sche aandri j fmotor.
13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin het geleidingsmechanisme omvat: - een aan het dak bevestigbaar steunelement; - een aan het steunelement en de zonweringseenheid bevestigd uitschuifbaar geleidingselement.
14. Inrichting volgens conclusie 13, omvattende per zonweringseenheid een of meer telescopisch uitschuifbaar elementen waarmee de zonweringseenheid in- en uitschuifbaar is.
15. Inrichting volgens een van de voorgaande 15 conclusies, waarbij het geleidingsmechanisme omvat: - een elektrische aandrijfmotor voor het aandrijven van de uitschuif- en inschuifbeweging van het geleidingselement; - bedieningsmiddelen voor het bedienen van de 20 elektrische aandrijfmotor.
16. Inrichting volgens conclusie 12 of 15, waarin de bedieningsmiddelen zijn gekoppeld met een snelheidsmeter van het voertuig en de bedieningsmiddelen zijn ingericht voor het tot in de vrijgevende stand brengen of houden van de 25 zonweringseenheden wanneer de snelheid van het voertuig lager is dan een vooraf ingestelde snelheidswaarde.
17. Inrichting volgens conclusie 16, waarin de vooraf ingestelde snelheidswaarde tussen circa 0 en 10 km/uur, bij voorkeur circa 5 km/uur, bedraagt.
18. Inrichting volgens conclusie 12 of 15, waarin de bedieningsmiddelen zijn gekoppeld met een lichtsterkte detector en de bedieningsmiddelen zijn ingericht voor het afhankelijk van de gedetecteerde lichtsterkte tot in een 1 027577 » » geheel of gedeeltelijk bedekkende stand brengen van de zonweringseenheden.
19. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de zonweringseenheden een gekromde vorm 5 hebben die is aangepast aan de vorm van de voorruit en het dak.
20. Inrichting volgens conclusie 19, waarin de zonweringseenheid in bedekkende toestand aanligt tegen de voorruit.
21. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de bedieningsmiddelen aansluitbaar zijn op een botsingssensor en ingericht zijn voor het in geval van een botsing naar de de voorruit gedeeltelijk bedekkende stand brengen van de genoemde een of meer zonweringseenheden.
22. Werkwijze voor het tegen zonlicht beschermen van inzittenden van een voertuig, omvattende: - het verschaffen van een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies; - het transleren van een of meer zonweringseenheden 20 tussen de het betreffende voorruitdeel in hoofdzaak vrijlatende stand en een het betreffende voorruitdeel in hoofdzaak bedekkende stand.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, omvattende het afhankelijk van de snelheid van het voertuig en/of van de 25 lichtsterkte buiten het voertuig bedekken of vrijgeven van de voorruit met een of meer zonweringseenheden. 1027577
NL1027577A 2004-11-24 2004-11-24 Beschermingsinrichting. NL1027577C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027577A NL1027577C1 (nl) 2004-11-24 2004-11-24 Beschermingsinrichting.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027577 2004-11-24
NL1027577A NL1027577C1 (nl) 2004-11-24 2004-11-24 Beschermingsinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1027577C1 true NL1027577C1 (nl) 2006-05-29

Family

ID=36741242

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1027577A NL1027577C1 (nl) 2004-11-24 2004-11-24 Beschermingsinrichting.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1027577C1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5404926A (en) Roller shade for non-rectangular openings
US7216917B2 (en) Retractable sun visor and full windshield cover
US8308217B2 (en) Automobile sun visor with electromechanical sun shade and methods of use thereof
KR100923209B1 (ko) 루프내에 햇빛 가리개를 구비한 자동차 및 자동차용 햇빛 가리개
US7854464B2 (en) Sun visor apparatus for vehicle
US6857693B2 (en) Sun screen for a motor vehicle
US6279984B1 (en) Auto visor
US20090250964A1 (en) Motor vehicle having a window pane having a sun visor and a cover
US6131987A (en) Glare shielding assembly for use with an automobile
RU2659673C2 (ru) Солнцезащитная система для моторного транспортного средства (варианты) и способ обеспечения солнцезащитного покрытия
US8371637B2 (en) Motor vehicle with panorama screen and pull-out roller blind
US5040839A (en) Head liner and retractable window screens for an automobile
NL1027577C1 (nl) Beschermingsinrichting.
CN113844242A (zh) 具有在关闭位置覆盖显示装置的变暗装置的机动车辆
US8714621B2 (en) Visor with movable pivot
KR100905081B1 (ko) 자동차용 선바이저
JP2001347837A (ja) ルーフ開口と2個のリッドを備えた車両ルーフ
US20120256442A1 (en) Sun protection apparatus for automobile driver or passenger
US11498395B2 (en) Vehicle sun shield systems
WO1994008811A1 (en) Expandable and adjustable sun visors
US7121610B2 (en) Combination shade and handle device
CN212765972U (zh) 智能型后视镜
US11148509B2 (en) Automated retractable sun shield system
JPH0427686Y2 (nl)
BE1016865A6 (nl) Zonneklep voor voertuigen.

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20090601