NL1027372C2 - Weaving device. - Google Patents

Weaving device. Download PDF

Info

Publication number
NL1027372C2
NL1027372C2 NL1027372A NL1027372A NL1027372C2 NL 1027372 C2 NL1027372 C2 NL 1027372C2 NL 1027372 A NL1027372 A NL 1027372A NL 1027372 A NL1027372 A NL 1027372A NL 1027372 C2 NL1027372 C2 NL 1027372C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
weft
weaving device
thread
tube
compartment
Prior art date
Application number
NL1027372A
Other languages
Dutch (nl)
Inventor
Patrick Puissant
Hendrik Hiemstra
Gerardus Cox
Joannes Josephus Henric Gorris
Antonius Wilhelmus Maria Corte
Original Assignee
Te Strake Textile B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Te Strake Textile B V filed Critical Te Strake Textile B V
Priority to NL1027372A priority Critical patent/NL1027372C2/en
Priority to EP05794265A priority patent/EP1805359A1/en
Priority to PCT/NL2005/000740 priority patent/WO2006046856A1/en
Priority to CNA2005800373345A priority patent/CN101048541A/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1027372C2 publication Critical patent/NL1027372C2/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D49/00Details or constructional features not specially adapted for looms of a particular type
    • D03D49/24Mechanisms for inserting shuttle in shed
    • D03D49/42Mechanisms for inserting shuttle in shed whereby the shuttle is propelled by liquid or gas pressure
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/24Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick by gripper or dummy shuttle

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Description

1 I1 I

Korte aanduiding: Weefinrichting. IShort indication: weaving device. I

I BESCHRIJVING II DESCRIPTION I

De uitvinding heeft betrekking op een weefinrichting IThe invention relates to a weaving device I

5 voorzien van middelen voor het vormen van een inslagvak van ketting- I5 provided with means for forming a weft pocket of warp

draden, waarbij aan één of beide zijden van het inslagvak inbrengmiddelen Ithreads, wherein introducing means I. on one or both sides of the weft compartment

zijn opgesteld voor het inbrengen van een als een samengepakt draadkluwen Iare arranged for inserting a threaded web I as a compacted tangle

gevormde inslagdraad, welk samengepakt draadkluwen zich tijdens het Iweft thread formed, which collapsed thread tangles during the I

inbrengen in het inslagvak tot een langgerekt inslagdraad uitstrekt en Iinsertion into the weft compartment until an elongated weft thread extends and I

10 waarbij de inslagdraad in de inbrengrichting gezien een voorste en een I10, the weft thread viewed in the insertion direction as a front and an I

achterste draadeinde bezit. Ihas the rear end of the thread. I

Een dergelijke weefinrichting wordt bijvoorbeeld ISuch a weaving device becomes, for example, I

geopenbaard uit de niet gepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage nr. Idisclosed from the unpublished Dutch Patent Application No. I

1023943 ten name van de aanvraagster. Bij de hierbij gekozen constructie I1023943 in the name of the applicant. With the chosen construction I

15 valt een gedeelte van de inslagdraad buiten het te vormen weefsel, I15, a portion of the weft thread falls outside the fabric to be formed, I

hetgeen afval betekent. Iwhich means waste. I

De onderhavige uitvinding beoogt een verbetering van de in IThe present invention contemplates an improvement of the method described in I

de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 1023943 beschreven weefinrichting te Ithe weaving device described in Dutch Patent Application No. 1023943

verschaffen en overeenkomstig de uitvinding is de weefinrichting voorzien Iand according to the invention, the weaving device is provided I

20 van middelen, welke het achterste draadeinde nagenoeg samenvallend met I20 of means which substantially coincide the rear wire end with I

een zijde van het inslagvak oriënteren. Zodoende kan de lengte van de in Iorient one side of the weft compartment. Thus, the length of the in I

te brengen inslagdraden volledig afgestemd worden op de breedte van het inslagvak, waardoor onnodig draadafval wordt vermeden.weft threads to be introduced are fully aligned with the width of the weft compartment, thereby avoiding unnecessary thread waste.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm omvatten de oriëntatie-25 middelen ten minste één eerste vasthoudelement voor het vasthouden van het nagenoeg samenvallend met een zijde van het inslagvak te oriënteren achterste draadeinde. Daarbij kunnen de oriëntatie middelen een, in de verplaatsingsrichting van de inslagdraad gezien voor het eerste vasthoudelement geplaatst, tweede vasthoudelement omvatten voor het 30 gedurende een bepaalde tijdsperiode tijdens het inbrengen van de inslagdraad vasthouden van het achterste draadeinde.In a specific embodiment, the orientation means comprise at least one first retaining element for retaining the rear thread end to be oriented substantially coincident with a side of the weft compartment. The orientation means can herein comprise a second holding element, viewed in the direction of movement of the weft thread, for holding the rear thread end during a certain period of time during the insertion of the weft thread.

1027372 21027372 2

De eerste dan wel tweede vasthoudelementen kunnen eventueel bekrachtigbaar zijn uitgevoerd.The first or second retaining elements can optionally be designed to be energizable.

Bij een functionele uitvoeringsvorm omvatten de oriëntatiemiddelen voorts sensormiddelen voor het detecteren van de positie van het 5 na deze bepaalde tijdsperiode vrij verplaatsende achterste draadeinde en het op basis van de gedetecteerde positie bekrachtigen van het eerste vasthoudelement.In a functional embodiment, the orientation means further comprise sensor means for detecting the position of the rear end of the wire freely moving after this determined period of time and energizing the first retaining element on the basis of the detected position.

Deze twee specifieke uitvoeringsvormen zijn erop gericht om bij aanvang van het inbrengen van het tot een draadkluwen gevormde 10 inslagdraad het achterste draadeinde vast te houden, hetgeen door de ruimtelijke constructie van de inbrengmiddelen op enige afstand van een zijde van het inslagvak geschiedt. Door nu tijdens het inbrengen van de inslagdraad, welk zich daarbij in het inslagvak uitstrekt tot een langgerekte inslagdraad het achterste draadeinde op tijd los te laten zal 15 het achterste draadeinde zich verplaatsen in de richting van de zijde van het inslagvak.These two specific embodiments are aimed at holding the rear thread end at the start of the insertion of the weft thread formed into a tangle, which, due to the spatial construction of the insertion means, takes place at some distance from one side of the weft compartment. By now releasing the rear thread end in time during the insertion of the weft thread, which thereby extends into the weft pocket into an elongated weft thread, the rear thread end will move in the direction of the side of the weft pocket.

Door het achterste draadeinde wederom door een ander vasthoudelement vast te houden wordt het achterste draadeinde exact gepositioneerd, waardoor afval wordt gereduceerd en is het ook mogelijk 20 de inslagdraad op de juiste correcte lengte en positie ten opzichte van het te vervaardigen weefsel te positioneren.By again holding the rear thread end by another retaining element, the rear thread end is precisely positioned, reducing waste and it is also possible to position the weft thread at the correct correct length and position relative to the fabric to be produced.

Bij één uitvoeringsvorm wordt het achterste draadeinde door het eerste vasthoudelement ingevangen op basis van enkel tijdbasis gebaseerd op de snelheid van het in het weefvak "ingeschoten" draad-25 kluwen, terwijl bij een andere uitvoeringsvorm het invangen van het achterste draadeinde geschiedt door middel van sensoren, die op basis van het detecteren van het langskomende achterste draadeinde het eerste vasthoudelement bekrachtigen.In one embodiment the rear thread end is trapped by the first retaining element on the basis of a single time basis based on the speed of the thread tangle "injected" into the weaving pocket, while in another embodiment the trapping of the rear thread end takes place by means of sensors which energize the first retaining element on the basis of the detection of the passing rear thread end.

Doordat bij een specifieke uitvoeringsvorm het achterste 30 draadeinde kan zijn voorzien van een verdikking voor samenwerking met het vasthoudelement, waarbij de verdikking als een knoop in de inslagdraad of 1 027372_ _ 3 als een ingedraaid gareneind is gevormd of waarbij de verdikking door een garenvreemd materiaal is gevormd, bijvoorbeeld was, kunststof, verf, (koolzuur)ijs kan op een effectieve wijze een vasthouden of inklemming van het achterste draadeinde van de inslagdraad worden bewerkstelligd 5 door het bekrachtigen van de pal waarna de verdikking en daarmee de draad wordt tegengehouden c.q. vastgehouden.Because in a specific embodiment the rear threaded end can be provided with a thickening for cooperation with the retaining element, the thickening being formed as a knot in the weft thread or as a twisted-in yarn end or the thickening being made by a yarn-foreign material formed, for example wax, plastic, paint, (carbonated) ice, an effective holding or clamping of the rear thread end of the weft thread can be effected by energizing the pawl after which the thickening and thus the thread is retained or retained.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm omvat het eerste vasthoudelement een naast de zijde van het inslagvak opgesteld plaatvormig deel voorzien van een sleuf met een breedte gelijk aan of 10 groter dan de dikte van de inslagdraad, maar kleiner dan de verdikking.In a specific embodiment, the first retaining element comprises a plate-shaped part arranged next to the side of the weft compartment, provided with a slot with a width equal to or greater than the thickness of the weft thread, but smaller than the thickening.

Meer specifiek is het plaatvormig deel tijdens het inbrengen van de inslagdraad in de inbrengrichting van de inslagdraad brengbaar is. Door meer specifiek het plaatvormig deel te monteren op het bewegingsmechanisme van het inslagvak wordt een optimale synchronisatie 15 verkregen met betrekking op het inbrengen van de inslagdraad en het tijdig "invangen" c.q. vasthouden van het achterste draadeinde.More specifically, during the insertion of the weft thread, the plate-shaped part can be brought in the insertion direction of the weft thread. By more specifically mounting the plate-shaped part on the movement mechanism of the weft compartment, an optimum synchronization is obtained with regard to the insertion of the weft thread and the timely "catching-in" or holding of the rear thread end.

Meer in het bijzonder omvat het eerste vasthoudelement voorts een direct naast het plaatvormig deel opgestelde en loodrecht op de inbrengrichting en de sleuf uitstrekkende bekrachtigbare pal, welke 20 pal van een eerste, aan de tegenover de sleuf gelegen zijde gelegen, positie naar een tweede, aan de aan de sleuf gelegen zijde gelegen, positie bekrachtigbaar is.More in particular, the first retaining element further comprises an actuatable pawl disposed immediately adjacent to the plate-shaped part and extending perpendicular to the insertion direction and the slot, which pawl moves from a first position on the side opposite the slot to a second the side located on the slot can be actuated.

Meer specifiek is de pal van de eerste positie naar de tweede positie brengbaar nadat het samengepakt draadkluwen tijdens het 25 inbrengen het plaatvormig deel is gepasseerd.More specifically, the pawl can be brought from the first position to the second position after the packed tangle has passed the plate-shaped part during insertion.

Bij een andere functionele uitvoeringsvorm zijn de oriëntatiemiddelen van en naar de zijde van het inslagvak verplaatsbaar. Daarbij zijn de oriëntatiemiddelen geplaatst op een van en naar de zijde van het inslagvak verplaatsbaar steunelement, waarbij in het bijzonder 30 het steunelement deel uitmaakt van de inbrengmiddelen. Deze functionele uitvoeringsvorm maakt het mogelijk om het draadkluwen als het ware het 1027372 4 inslagvak "in te lanceren", waardoor de oriëntatiemiddelen direct naast het inslagvak worden georiënteerd.In another functional embodiment, the orientation means are displaceable from and to the side of the weft compartment. The orientation means are herein placed on a support element which is displaceable from and towards the side of the weft compartment, wherein in particular the support element forms part of the insertion means. This functional embodiment makes it possible, as it were, to "launch" the tangle into the weft compartment, whereby the orientation means are oriented directly next to the weft compartment.

Bij een andere functionele uitvoeringsvorm omvatten de inbrengmiddelen tenminste één langwerpige buis, welke buis met één open 5 einde naar het inslagvak is gericht en met het andere einde verbindbaar is met toevoermiddelen voor een medium onder druk. Bij een eerste functionele uitvoeringsvorm hiervan zijn de oriëntatiemiddelen verplaatsbaar in de langwerpige buis opgenomen.In another functional embodiment the insertion means comprise at least one elongated tube, which tube is directed with one open end towards the weft compartment and can be connected with the other end to supply means for a medium under pressure. In a first functional embodiment thereof, the orientation means are accommodated for displacement in the elongated tube.

Bij een andere functionele uitvoeringsvorm is het eerste 10 vasthoudelement nabij het open, naar het inslagvak gerichte, bui seinde geplaatst en het achterste draadeinde van de inslagdraad voorafgaand aan het inbrengen van de inslagdraad vasthouden of inklemmen. Daarbij kunnen de plaatsingsmiddelen zijn voorzien voor het via het open, naar het inslagvak gerichte, bui seinde in de buis plaatsen van de in te brengen 15 als een samengepakt draadkluwen gevormde inslagdraad.In another functional embodiment, the first retaining element is placed near the open tube end directed towards the weft compartment and the rear thread end of the weft thread is held in place or clamped in before the weft thread is inserted. The locating means can be provided for placing the weft thread formed as a packed tangle of thread through the open tube end facing the weft compartment in the tube.

Deze uitvoeringsvorm is gericht op het vasthouden of inklemmen van het achterste draadeinde direct naast een zijde van het inslagvak voorafgaand aan het inbrengen van de inslagdraad. Hiertoe wordt de als een draadkluwen gevormde inslagdraad via de uittree-opening in de 20 inbrengbuis geplaatst. Bij een andere uitvoeringsvorm wordt het als een draadkluwen gevormde inslagdraad aan de achterzijde de inbrengbuis ingebracht waarbij vantevoren met behulp van een medium onder druk het vrije achterste draadeinde door de buis wordt verplaatst in de richting voor het eerste vasthoudelement.This embodiment is aimed at holding or clamping the rear thread end immediately adjacent to one side of the weft compartment prior to insertion of the weft thread. For this purpose, the weft thread shaped like a tangle of thread is placed in the insertion tube via the exit opening. In another embodiment, the weft thread formed as a tangle is inserted at the rear side of the insertion tube, the free rear thread end being moved in advance beforehand by means of a medium under pressure in the direction for the first retaining element.

25 Om te voorkomen dat bij het inbrengen van het draadkluwen door de buis in de richting van het inslagvak deze vast komt te zitten of anderszins het naar voren gerichte achterste draadeinde beschadigd is overeenkomstig de uitvinding de buis voorzien van een tussen beide einden verlopende langsgerichte sleuf. Meer specifiek is de sleuf daarbij 30 afsluitbaar.In order to prevent the insertion of the tangle of thread through the tube in the direction of the weft compartment from it getting stuck or otherwise causing the forward rear thread end to be damaged in accordance with the invention, the tube is provided with a longitudinal slot extending between both ends. More specifically, the slot is thereby lockable.

Bij een functionele uitvoeringsvorm is de buis omgeven door 1027372 __ 5 een nauw passende mof, welke mof eveneens is voorzien van een langsgerichte sleuf en waarbij de buis en de mof ten opzichte van elkaar om hun langsgerichte as tijdens het inbrengen van de inslagdraad verplaatsbaar zijn van een eerste positie waarbij de mof de sleuf van de 5 buis afsluit naar een tweede positie waarbij de beide sleuven elkaar overlappen. Zodoende kan het vrije achterste draadeinde tijdens het inbrengen van het als een draadkluwen gevormde inslagdraad in het inslagvak eenvoudig ontwijken zonder dat deze beschadigd raakt of anderszins voor een blokkering en storing zorgt.In a functional embodiment, the tube surrounded by 1027372 een is a closely fitting sleeve, which sleeve is also provided with a longitudinal slot and wherein the tube and the sleeve are displaceable relative to each other about their longitudinal axis during the insertion of the weft thread from a first position at which the sleeve closes the slot of the tube to a second position at which the two slots overlap each other. Thus, the free rear thread end can easily escape during insertion of the weft thread formed as a tangle into the weft compartment without it being damaged or otherwise causing a blockage and malfunction.

10 Bij een andere uitvoeringsvorm van de weefinrichting, waarbij de inbrengmiddelen zijn ingericht voor het vanuit kluwenvormende middelen inbrengen van tot draadkluwen gevormde inslagdraden, welke draadkluwen met behulp van draaddelen met elkaar zijn verbonden, omvatten overeenkomstig de uitvinding de oriëntatiemiddelen een knipelement voor 15 het ter plaatse van de zijde van het inslagvak doorknippen van een draaddeel, daarbij een achterste en een voorste draadeinde vormend, als ook terughaal middel en voor het naar de kluwenvormende middelen terughalen van het voorste draadeinde.In another embodiment of the weaving device, in which the insertion means are arranged for inserting weft threads formed into a threaded web from tangle-forming means, which thread tangle are connected to each other by means of thread parts, according to the invention, the orientation means comprise a cutting element for on-site cutting. cutting a threaded part from the side of the weft compartment, thereby forming a rear and a front thread end, as well as retrieval means and for retrieving the front thread end to the tangle-forming means.

Daarbij kunnen de terughaalmiddel en een doorvoerbuis 20 voorzien van een langsboring omvatten voor het door de langsboring naar de kluwenvormende middelen voeren van de inslagdraad, welke doorvoerbuis voorts is voorzien van tenminste één in de langsboring eindigende opening voor het tot in de langsboring toevoeren van een medium onder druk.The retrieval means and a lead-through tube 20 can herein comprise a longitudinal bore for passing the weft thread through the longitudinal bore to the ball-forming means, which lead-through tube is furthermore provided with at least one opening in the longitudinal bore for supplying a medium into the longitudinal bore under pressure.

Optioneel kan nabij een einde van de doorvoerbuis een 25 luchtdoorlatende buffer zijn voorzien met een op de lengte van het teruggehaalde voorste draadeinde afgestemde inhoud voor het met behulp van een medium onder druk opslaan van het teruggehaalde voorste draadeinde.Optionally, near one end of the lead-through tube, an air-permeable buffer having a content adapted to the length of the retrieved front wire end can be provided for storing the retrieved front wire end with the aid of a medium under pressure.

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader 30 worden toegelicht, welke tekening achtereenvolgens toont in:The invention will now be explained in more detail with reference to a drawing, which drawing successively shows in:

Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een weefinrichting _ 1 0 27 372 _ 6 overeenkomstig de uitvinding;Figure 1 shows a first embodiment of a weaving device according to the invention;

Figuur 2 een nadere uitwerking van de in Figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm;Figure 2 a further elaboration of the embodiment shown in Figure 1;

Figuren 3-11 andere uitvoeringsvormen van een 5 weefinrichting overeenkomstig de uitvinding.Figures 3-11 other embodiments of a weaving device according to the invention.

Voor een beter begrip van de uitvinding zal in de navolgende figuurbeschrijving overeenkomende onderdelen met identieke referentiecijfers worden aangeduid.For a better understanding of the invention, corresponding parts with identical reference numerals will be indicated in the following description of the figures.

Met het referentiecijfer 3 wordt een weef- of inslagvak van 10 een weefinrichting getoond, welk inslagvak is opgebouwd uit kettingdraden 2, 4. Direct naast een zijde van het weefvak kunnen knip- of snijmiddelen 5 staan opgesteld. De weefinrichting is voorts voorzien van inbreng-middelen 30 voor het inbrengen van een tot een draadkluwen gevormde inslagdraad 20. De inslagdraad 20 bezit een voorste draadeinde 23 en een 15 achterste einde 21. Het draadkluwen 20 is gevat in een drager 24 voorzien van een achterste open einde 24a. Het draadkluwen 20 wordt voorafgaand aan het inbrengen door het inslagvak 2, 4 via het achterste open einde 24a in de holle drager 24 geplaatst, zodanig dat het achterste draadeinde 21 uit het achterste open einde 24a steekt. j 20 Zoals omschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage nr. 1023943 wordt het draadkluwen 20 tezamen met de drager 24 door de inbrengmiddelen 30 met hoge snelheid het inslagvak 2, 4 ingebracht waarbij het draadkluwen 20 zich uitstrekt tot een volledige uitgestrekte in het inslagvak 2, 4 gelegen inslagdraad 20. Deze situatie wordt getoond 25 in deel figuur (B) van Figuur 1.Reference numeral 3 indicates a weaving or weft compartment of a weaving device, which weft compartment is made up of warp threads 2, 4. Cutting or cutting means 5 can be arranged directly next to one side of the weaving compartment. The weaving device is furthermore provided with insertion means 30 for inserting a weft thread 20 formed into a threaded knot. The weft thread 20 has a front threaded end 23 and a rearward end 21. The threaded knuckle 20 is mounted in a carrier 24 provided with a rear open end 24a. The wire ball 20 is placed in the hollow carrier 24 via the rear open end 24a prior to insertion through the weft compartment 2, 4, such that the rear thread end 21 protrudes from the rear open end 24a. As described in Dutch patent application No. 1023943, the threaded knot 20 together with the carrier 24 is introduced by the insertion means 30 at high speed into the weft compartment 2, 4, wherein the threaded knot 20 extends to a fully extended location in the weft compartment 2, 4 weft thread 20. This situation is shown in part figure (B) of Figure 1.

Om het inbrengen mogelijk te maken, bezit de inslagdraad 20 een dusdanige lengte dat deze tenminste groter is dan de breedte van het inslagvak 2, 4. Door een geschikte aansturing van de inbrengmiddelen 30 wordt de drager 24 en de erin opgenomen draadkluwen 20 op een dusdanige 30 snelheid en versnelling door het inslagvak 2, 4 ingebracht dat bij volledige uitstrekking van de inslagdraad 20 vanuit de drager 24, de 1027372 7 draad 20 over het volledige inslagvak komt te liggen. Daarbij steekt het achterste draadeinde 21 over enige afstand uit over de zijde van het inslagvak 2, 4.In order to make insertion possible, the weft thread 20 has such a length that it is at least larger than the width of the weft compartment 2, 4. By a suitable control of the insertion means 30, the carrier 24 and the thread knot 20 received therein are mounted on such a Speed and acceleration introduced through the weft compartment 2, 4, which upon full extension of the weft thread 20 from the carrier 24, the thread 27 will come to lie over the entire weft compartment. The rear threaded end 21 protrudes over a certain distance over the side of the weft compartment 2, 4.

Dit extra draadeinde dat uit het te vormen weefsel 3 en/of 5 inslagvak 2, 4 steekt, dient vervolgens door snij- of knipmiddelen 5 te worden verwijderd, hetgeen afval veroorzaakt.This extra thread end protruding from the fabric 3 and / or weft compartment 2, 4 to be formed must then be removed by cutting or cutting means 5, which causes waste.

Om dit bezwaar zoveel mogelijk te ondervangen, wordt in de uitvinding voorgesteld om oriëntatiemiddelen toe te passen, welke in het bijzonder het achterste draadeinde 21 van de inslagdraad 20 nagenoeg 10 samenvallend met de zijde van het inslagvak 2, 4 positioneren.In order to obviate this drawback as much as possible, it is proposed in the invention to use orientation means which, in particular, position the rear thread end 21 of the weft thread 20 substantially coincident with the side of the weft compartment 2, 4.

In Figuur 1 worden de oriëntatiemiddelen aangeduid met het referentiecijfer 10 en worden in het bijzonder gevormd door een vast opgesteld vasthoudelement welke het achterste draadeinde 21 tijdens het in het inslagvak 2, 4 inbrengen van de drager 24 en de erin opgenomen tot 15 een draadkluwen gevormde inslagdraad 20 dusdanig vast te houden dan wel in te klemmen dat het draadeinde 21 nauwkeurig op de zijde van het inslagvak wordt georiënteerd.In Fig. 1, the orientation means are indicated by the reference numeral 10 and are in particular formed by a fixedly arranged retaining element which inserts the rear thread end 21 during the insertion of the carrier 24 into the weft compartment 2, 4 and the weft thread formed therein into a tangle 20 to be held or clamped in such a way that the threaded end 21 is accurately oriented on the side of the weft compartment.

De inbrengmiddelen zijn bij deze uitvoeringsvorm gevormd door een langwerpige buis 30 voorzien van een open uittree-opening 30a en 20 een intree-opening 30b, waarin een medium onder druk P kan worden ingevoerd. De drager 24 en de erin opgenomen draadkluwen 20 wordt in de buis 30 gebracht en behulp van het medium onder druk P met hoge snelheid het inslagvak "ingeschoten". Hiertoe is het buiseinde 30b aangesloten op een toevoer voor een medium onder druk P.In this embodiment the insertion means are formed by an elongated tube 30 provided with an open exit opening 30a and an entrance opening 30b, into which a medium under pressure P can be introduced. The carrier 24 and the threaded ball 20 contained therein are introduced into the tube 30 and "impacted" into the weft compartment with the aid of the medium under pressure P at a high speed. To this end, the tube end 30b is connected to a supply for a medium under pressure P.

25 Tijdens het in het inslagvak 2, 4 inbrengen van de houder 24 met inslagdraad 20 strekt de inslagdraad 20 zich volledig in het inslagvak 2, 4 uit. Om ervoor zorg te dragen dat het achterste draadeinde 21 van de inslagdraad 20 precies op de zijde van het inslagvak 2, 4 wordt georiënteerd door de oriëntatiemiddelen 10 is bij deze uitvoeringsvorm 30 een achterste draadeinde 21 eventueel voorzien van een verdikking 22, dat bijvoorbeeld een knoop kan zijn. De verdikking kan ook uitgevoerd zijn _1 027372__ 8 als een in elkaar gedraaid gareneind. Een andere vorm van verdikking kan gevormd worden door een garenvreemd materiaal, zoals was, kunststof, lijm of droog ijs of iets dergelijks.During the insertion of the holder 24 with weft thread 20 into the weft compartment 2, 4, the weft thread 20 extends completely into the weft compartment 2, 4. In order to ensure that the rear thread end 21 of the weft thread 20 is oriented precisely on the side of the weft pocket 2, 4 by the orientation means 10, in this embodiment 30 a rear thread end 21 is optionally provided with a thickening 22, which for example has a knot could be. The thickening can also be designed as a twisted yarn end. Another form of thickening can be formed by a yarn-foreign material, such as wax, plastic, glue or dry ice or the like.

De verdikking 22 zorgt ervoor dat het achterste 5 gareneinde 21 door de oriëntatiemiddelen 10 worden ingevangen, welke oriëntatiemiddelen 10 zijn uitgevoerd als een vasthoudelement.The thickening 22 ensures that the rear yarn end 21 is caught by the orientation means 10, which orientation means 10 are designed as a retaining element.

Een uitvoeringsvorm van een dergelijk vasthoudelement wordt getoond in de Figuur 2. Hiertoe is het oriëntatiemiddel 10 opgesteld aan de rand van het doek of weefsel 3 (zijde van het inslagvak 2,4). Het 10 oriëntatiemiddel 10 is uitgevoerd als een plaatvormig deel voorzien van een opening 10a, waardoor de drager 24 tijdens het inbrengen door naar het inslagvak 2, 4 geleid kan worden. Nabij het achterste bui seinde 30b is een tweede vasthoudelement 31 opgenomen dat het achterste draadeinde 21 met de verdikking 22 vasthoudt of -klemt, zodat tijdens het inbrengen 15 van de drager 24 en het draadkluwen 20 de inslagdraad 20 zich uitstrekt in het inslagvak 2, 4.An embodiment of such a retaining element is shown in Figure 2. For this purpose, the orientation means 10 is arranged on the edge of the cloth or fabric 3 (side of the weft compartment 2,4). The orientation means 10 is designed as a plate-shaped part provided with an opening 10a, through which the carrier 24 can be guided through to the weft compartment 2,4 during the insertion. Near the rear tube end 30b a second retaining element 31 is included which holds or clampes the rear thread end 21 with the thickening 22, so that during the insertion of the carrier 24 and the thread jumble 20 the weft thread 20 extends into the weft compartment 2, 4 .

Op het moment dat de drager 24 de opening 10a in het plaatvormig deel is gepasseerd, wordt een pal 10b bekrachtigd welke i vanuit de positie zoals getoond in het deel aanzicht (A) en (B) wordt 20 verplaatst naar de positie zoals getoond in het deel aanzicht (C). Het bekrachtigen van de pal 10b geschiedt door middel van geschikte bekrachtigingsmiddelen (niet weergegeven) welke op basis van signalen de pal bekrachtigt. Deze bekrachtigingssignalen kunnen worden afgegeven door middel van geschikte sensoren 70, welke het door de opening 10a passeren 25 van de drager 24 detecteren.As soon as the carrier 24 has passed the opening 10a in the plate-shaped part, a pawl 10b is actuated which is moved from the position as shown in the part view (A) and (B) to the position as shown in the plate-shaped part partial view (C). The pawl 10b is actuated by means of suitable energizing means (not shown) which energizes the pawl on the basis of signals. These excitation signals can be supplied by means of suitable sensors 70 which detect the passage 24 of the carrier 24 through the opening 10a.

Het tijdig aansturen van de pal 10b kan bij een andere eveneens in Figuur 2 getoonde uitvoeringsvorm ook op basis van een tijdbasis geschieden, waarbij gebruikt wordt gemaakt van de (initiële) snelheid van het langskomende garen, die bijvoorbeeld bepaald wordt door 30 de pulskarakteristiek van het medium onder druk P. Hierdoor zijn de aanvullende sensoren 70 overbodig.In another embodiment, also shown in Fig. 2, the pawl 10b can be steered in time on the basis of a time basis, wherein use is made of the (initial) speed of the passing yarn, which is for instance determined by the pulse characteristic of the medium under pressure P. As a result, the additional sensors 70 are superfluous.

1027372 91027372 9

Het tweede vasthoudelement 31 wordt afgeschakeld (aangeduid met referentiecijfer 31'), zodra de drager 24 de inbrengbuis 30 heeft verlaten, zodat het achterste draadeinde 21 tezamen met de verdikking 22 door de inbrengbuis 30 in de richting van het inslagvak 2, 4 wordt 5 verplaatst.The second retaining element 31 is switched off (indicated by reference numeral 31 ') as soon as the carrier 24 has left the insertion tube 30, so that the rear threaded end 21 together with the thickening 22 is moved by the insertion tube 30 in the direction of the weft compartment 2, 4 .

Beide in de Figuur 2 getoonde uitvoeringsvormen kunnen ook gebruikt worden bij het inbrengen van inslagdraden, waarvan het achterste draadeinde niet is voorzien van een verdikking.Both embodiments shown in Figure 2 can also be used for the insertion of weft threads, the rear thread end of which is not provided with a thickening.

Hoewel niet weergegeven, is het plaatvormig deel 10 10 voorzien van een in de opening 10a reikende sleuf, welke sleuf een diameter bezit welke nagenoeg gelijk is aan de dikte van de inslag-draad 20. Doordat de pal 10b naar de positie in de deel figuren (C) en (D) is gebracht, zal de inslagdraad 20 door de sleuf worden geleid en stil komen te liggen op het moment dat de verdikking 22 door de pal 10b en de 15 sleuf wordt tegengehouden. Op het moment ligt de inslagdraad 20 volledig uitgestrekt in het inslagvak en is het achterste draadeinde 21 nagenoeg gelijk met de zijde van het inslagvak 2, 4 georiënteerd. Restafval wordt hierdoor voorkomen.Although not shown, the plate-shaped part 10 is provided with a slot extending into the opening 10a, which slot has a diameter which is substantially equal to the thickness of the weft thread 20. Because the pawl 10b to the position in the part figures (C) and (D), the weft thread 20 will be guided through the slot and come to a standstill the moment the bulge 22 is retained by the pawl 10b and the slot. At the moment the weft thread 20 is fully extended in the weft compartment and the rear thread end 21 is oriented substantially flush with the side of the weft compartment 2,4. Residual waste is prevented as a result.

Bij een andere uitvoeringsvorm is het plaatvormig deel 10 20 niet voorzien van een opening 10a, maar enkel van een open sleuf, waarin de inslagdraad 20 opneembaar is voor het tot stilstand brengen van de inslagdraad door middel van de verdikking 22 die in de sleuf blijft haken. Meer specifiek is het plaatvormig deel 10 tijdens het inbrengen van de inslagdraad 20 in de inbrengrichting van de inslagdraad 20 25 brengbaar is. Dit houdt in dat de inslagdraad 20 tijdens het inbrengen langs het plaatvormig deel "scheert" en zo het inslagvak 2, 4 wordt ingebracht.In another embodiment, the plate-shaped part 10 is not provided with an opening 10a, but only with an open slot, in which the weft thread 20 can be received for bringing the weft thread to a halt by means of the bulge 22 which catches in the slot. . More specifically, during the insertion of the weft thread 20, the plate-shaped part 10 can be brought in the insertion direction of the weft thread 20. This means that the weft thread 20 "shears" along the plate-shaped part during insertion and thus the weft compartment 2, 4 is inserted.

IOp het moment dat de inslagdraad 20 tot stilstand dient te worden gebracht, wordt het plaatvormig deel 10 in de inbrengrichting van 30 de inslagdraad 20 gebracht, waarbij de inslagdraad in de sleuf wordt "ingevangen". Door de verdikking 22 blijft de inslagdraad 20 in de sleuf __ 1027372 10 haken en wordt zo tot stilstand gebracht, waarbij het achterste draadeinde 21 tot op de rand van het inslagvak 2, 4 wordt gepositioneerd.At the moment that the weft thread 20 has to be brought to a standstill, the plate-shaped part 10 is brought in the insertion direction of the weft thread 20, the weft thread being "trapped" in the slot. As a result of the bulge 22, the weft thread 20 hooks into the slot 1027372 10 and is thus brought to a halt, the rear thread end 21 being positioned up to the edge of the weft compartment 2, 4.

Een praktische uitvoering hiervan kan bestaan door het plaatvormig deel 10 te monteren op het bewegingsmechanisme van het 5 inslagvak 2, 4, zodat een optimale synchronisatie verkregen wordt met betrekking op het inbrengen van de inslagdraad 20 en het tijdig "invangen" c.q. vasthouden van het achterste draadeinde 21 door de sleuf.A practical embodiment of this can consist of mounting the plate-shaped part 10 on the movement mechanism of the weft compartment 2, 4, so that an optimum synchronization is obtained with regard to the insertion of the weft thread 20 and the timely "catching in" or retention of the rear end threaded end 21 through the slot.

Een andere uitvoeringsvorm wordt getoond in Figuur 3 welke echter grote overeenkomsten toont met de uitvoeringsvorm uit Figuur 2.Another embodiment is shown in Figure 3 which, however, shows great similarities with the embodiment of Figure 2.

10 Ook hier zijn aan weerszijden van de inbrengmiddelen 30 (de langwerpige inbrengbuis 30) eerste respectievelijk tweede vasthoud-elementen 36a-36b opgesteld. Bij het inbrengen van de drager 24 met de erin opgenomen draadkluwen 20 is het eerste vasthoudelement 36a dat bij de open uittreebuiseinde 30a is opgesteld niet bekrachtigd, terwijl het 15 tweede vasthoudelement 36b, dat nabij het achterste bui seinde 30b is opgesteld, bekrachtigd is en het achterste draadeinde 21 vasthouden of inklemt. Bij het inbrengen van de drager 24 en de inslagdraad 20 in het inslagvak 2, 4 zal de inslagdraad 20 zich uitstrekken.Here too first and second retaining elements 36a-36b are arranged on either side of the insertion means 30 (the elongated insertion tube 30). When introducing the carrier 24 with the threaded balls 20 accommodated therein, the first retaining element 36a arranged at the open exit tube end 30a is not energized, while the second retaining element 36b, which is arranged near the rear tube end 30b, is energized and the hold or clamp the rear threaded end 21. Upon introduction of the carrier 24 and the weft thread 20 into the weft compartment 2, 4, the weft thread 20 will extend.

Na een bepaalde tijdsperiode tijdens het inbrengen zal het 20 tweede vasthoudelement 36b worden afgeschakeld, waardoor het vrije einde 21 door de inbrengbuis 30 in de richting van het inslagvak 2, 4 mee verplaatst. Met behulp van een nauwkeurige (tijd)aansturing van het eerste vasthoudelement 36a, eventueel met behulp van sensoren analoog aan de uitvoeringsvormen uit Figuur 2, wordt het achterste draadeinde 21 25 ingevangen en nauwkeurig georiënteerd ten opzichte van de zijde van het inslagvak 2, 4.After a certain period of time during insertion, the second retaining element 36b will be switched off, as a result of which the free end 21 moves with it through the insertion tube 30 in the direction of the weft compartment 2, 4. With the aid of an accurate (time) control of the first retaining element 36a, optionally with the aid of sensors analogous to the embodiments in Figure 2, the rear thread end 21 is captured and accurately oriented with respect to the side of the weft compartment 2, 4.

Optioneel kan het invangen van het achterste draadeinde 21 worden vereenvoudigd door het draadeinde 21 te voorzien van een verdikking 22, zoals reeds hiervoor toegelicht.Optionally, the trapping of the rear threaded end 21 can be simplified by providing the threaded end 21 with a thickening 22, as already explained above.

30 In Figuur 4 wordt een derde uitvoeringsvorm van een weefinrichting overeenkomstig de uitvinding getoond waarbij aan de 1 027372_ _ 11 oriëntatiemiddelen 33 voor het samenvallend met een zijde van het inslagvak 2, 4 oriënteren van het achterste draadeinde 21 van de inslagdraad 20 tijdens de inslag een verplaatsing wordt opgedrongen in de richting van het inslagvak 2, 4.Figure 4 shows a third embodiment of a weaving device according to the invention, wherein orientation means 33 for coinciding with one side of the weft compartment 2, 4 of the rear thread end 21 of the weft thread 20 during the weft displacement is forced in the direction of the impact box 2, 4.

5 Hiertoe zijn de oriëntatiemiddelen 33 uitgevoerd als een vasthoud- of klemelement en geplaatst op een van en naar de zijde van het inslagvak 2, 4 verplaatsbaar steunelement 32. Meer in het bijzonder maakt het steunelement 32 deel uit van de inbrengmiddelen voor het inbrengen van de drager 24 met de erin opgenomen draadkluwen 20.To this end, the orientation means 33 are designed as a retaining or clamping element and are placed on a support element 32 movable from and towards the side of the weft compartment 2, 4. More particularly, the support element 32 forms part of the insertion means for inserting the carrier 24 with the threaded ball 20 included therein.

10 Zoals duidelijk getoond in het deel aanzicht (B) vanAs clearly shown in the partial view (B) of

Figuur 4 is het van de inbrengmiddelen deel uitmakende steunelement 32 naar het inslagvak 2, 4 toe verplaatst zodat het achterste draadeinde 21 door het vasthoudelement 33 ten opzichte van de zijde van het inslagvak 2, 4 is georiënteerd.Fig. 4 the support element 32 forming part of the insertion means is moved towards the weft compartment 2, 4 so that the rear threaded end 21 is oriented by the retaining element 33 relative to the side of the weft compartment 2,4.

15 Door het vasthoudelement 33 te deactiveren en tezamen met het steunelement 32 weer terug te verplaatsen naar de positie zoals getoond in het deel aanzicht (A) kan de weefinrichting gereed worden gemaakt voor een volgend "schot" voor het inbrengen van een volgende drager 24 met een tot een draadkluwengevormde inslagdraad 20.By deactivating the retaining element 33 and moving it back together with the supporting element 32 to the position as shown in the partial view (A), the weaving device can be made ready for a next "shot" for inserting a next carrier 24 with a weft thread 20 formed into a tangle of yarn.

20 In Figuur 5 wordt een andere uitvoeringsvorm getoond van de weefinrichting overeenkomstig de uitvinding, waarbij de oriëntatiemiddelen voor het nauwkeurig ten opzichte van een zijde van het inslagvak 2, 4 oriënteren van het achterste draadeinde 21 van en naar het inslagvak 2, 4 verplaatsbaar zijn. Bij deze uitvoeringsvorm zijn de inbrengmiddelen 25 wederom uitgevoerd in de vorm van een langwerpige buis 30 voorzien van een naar het inslagvak 2, 4 gerichte open bui seinde 30a en een achterste bui seinde 30b. In de buis 30 wordt telkens een in te brengen drager 24 met een tot een draadkluwengevormde inslagdraad 20 gevoerd.Figure 5 shows another embodiment of the weaving device according to the invention, wherein the orientation means for accurately orienting the rear thread end 21 relative to one side of the weft compartment 2, 4 from and towards the weft compartment 2, 4. In this embodiment the insertion means 25 are again in the form of an elongated tube 30 provided with an open tube end 30a directed towards the weft compartment 2, 4 and a rear tube end 30b. In the tube 30, each time a carrier 24 to be introduced is introduced with a weft thread 20 formed into a threaded ball.

In de inbrengbuis 30 zijn nabij het achterste bui seinde 30b 30 de oriëntatiemiddelen 35 opgenomen die hier als een vasthoudelement zijn uitgevoerd. Het vasthoudelement 35 houdt of klemt het uit de drager 24 _1 027372 12 stekende draadeinde 21 vast. Bij aanvang van het inbrengen van de drager 24 en de inslagdraad 20 bevindt de drager 24 zich tussen de oriëntatiemiddelen 35 en het voorste bui seinde 30a.In the insertion tube 30, near the rear tube end 30b 30, the orientation means 35 are incorporated, which here are designed as a retaining element. The retaining element 35 holds or clamps the thread end 21 protruding from the carrier 24. At the start of the introduction of the carrier 24 and the weft thread 20, the carrier 24 is located between the orientation means 35 and the front tube end 30a.

Het inbrengen van de drager 24 geschiedt door middel van 5 een puls van een medium onder druk P, die via het achterste bui seinde 30b de buis 30 wordt ingeleid. De oriëntatiemiddelen 35 worden tezamen met de drager 24 (en de inslagdraad 20) door de inbrengbuis 30 in de richting van het voorste bui seinde 30a verplaatst. De drager 24 verlaat de inbrengbuis 30 en wordt het inslagvak 2, 4 "ingeschoten", terwijl de 10 oriëntatiemiddelen 35 nabij het voorste bui seinde 30a in de inbrengbuis 30 worden gestuit door stuitmiddelen 34, bijvoorbeeld uitgevoerd als aan de binnenzijde van de inbrengbuis 30 aangebrachte nokken.The introduction of the carrier 24 is effected by means of a pulse of a medium under pressure P, which is introduced into the tube 30 via the rear tube end 30b. The orientation means 35 together with the support 24 (and the weft thread 20) are moved through the insertion tube 30 in the direction of the front tube end 30a. The carrier 24 leaves the insertion tube 30 and is "punched in" into the weft compartment 2, 4, while the orientation means 35 near the front tube end 30a are pushed into the insertion tube 30 by stop means 34, for example designed as arranged on the inside of the insertion tube 30 cams.

Daar de inslagdraad door de oriëntatiemiddelen 35 wordt vastgehouden strekt de inslagdraad 20 zich in het inslagvak 2, 4 uit.Since the weft thread is retained by the orientation means 35, the weft thread 20 extends into the weft compartment 2, 4.

15 Vervolgens worden oriëntatiemiddelen 35 afgeschakeld en weer terug verplaatst naar het achterste bui seinde 30b ten behoeve van het volgende "schot".Orientation means 35 are then switched off and moved back to the rear tube end 30b for the next "bulkhead".

In Figuur 6 wordt een vijfde uitvoeringsvorm van een weefinrichting overeenkomstig de uitvinding getoond. Hierbij is direct 20 naast een zijde van het inslagvak 2, 4 een vasthoudelement 36 opgenomen voor het vasthouden van het achterste einde 21 van de inslagdraad 20. Het vasthouden van het achterste draadeinde 21 geschiedt voorafgaand aan het inbrengen van de drager 24 met de tot een draadkluwengevormde inslagdraad 20 in de inbrengbuis 30. Bij deze uitvoeringsvorm wordt de drager 24 met 25 de inslagdraad 20 via de voorste naar het inslagvak 2, 4 gerichte open bui seinde 30a in de buis 30 geplaatst.Figure 6 shows a fifth embodiment of a weaving device according to the invention. A holding element 36 is herein immediately adjacent to one side of the weft compartment 2, 4 for holding the rear end 21 of the weft thread 20. Holding the rear thread end 21 takes place prior to the insertion of the carrier 24 with the filament-shaped weft thread 20 in the insertion tube 30. In this embodiment, the carrier 24 with the weft thread 20 is placed in the tube 30 via the front open tube end 30a directed towards the weft compartment 2, 4.

Hierdoor strekt het achterste draadeinde 21 zich vanuit het vasthoudelement 36 in de buis 30 uit tot naar het achterste open einde 24a van de drager 24. De drager 24 wordt door het via het achterste 30 bui seinde 30b toevoeren van een puls van een medium onder druk P uit de buis 30 "gelanceerd" en in het inslagvak 2, 4 ingebracht. Het achterste 1 0 27372_ _ 13 draad-einde 21 is daarbij direct nauwkeurig georiënteerd ten opzichte van de zijde van het inslagvak 2, 4.As a result, the rear threaded end 21 extends from the retaining element 36 in the tube 30 to the rear open end 24a of the carrier 24. The carrier 24 is supplied by applying a pulse of a medium of pressure through the rear pipe end 30b P "launched" from the tube 30 and inserted into the weft compartment 2, 4. The rear thread end 21 at the rear is then directly accurately oriented with respect to the side of the weft compartment 2, 4.

In Figuur 7 wordt een zesde uitvoeringsvorm van een weefinrichting overeenkomstig de uitvinding getoond. Deze uitvoeringsvorm 5 is een variant op de in de Figuur 6 getoond uitvoeringsvorm waarbij het achterste draadeinde 21 voorafgaand aan elk "schot" door de oriëntatiemiddelen 37 (hier uitgevoerd als een vasthoudelement 37) vastgehouden c.q. ingeklemd.Figure 7 shows a sixth embodiment of a weaving device according to the invention. This embodiment 5 is a variant of the embodiment shown in Figure 6, wherein the rear threaded end 21 is held or clamped by the orientation means 37 (here embodied as a retaining element 37) prior to each "baffle".

Hiertoe wordt het achterste draadeinde 21 vanuit de 10 achterste drageropening 24a met behulp van een puls medium onder druk P door de buis 30 geleid in de richting van het vasthoudelement 37. Vervolgens wordt de drager 24 tezamen met de tot een draadkluwengevormde inslagdraad 20 via de achterste buiszijde 30b in de inbrengbuis 30 geleid. Het inbrengen van de drager 24 en de inslagdraad 20 geschiedt 15 vervolgens op een identieke wijze zoals getoond in de Figuur 6.For this purpose, the rear thread end 21 is guided from the rear support opening 24a by means of a pulse medium under pressure P through the tube 30 in the direction of the retaining element 37. Subsequently, the support 24, together with the weft thread 20 formed into a threaded knot, is passed through the rear tube side 30b into the insertion tube 30. The insertion of the carrier 24 and the weft thread 20 then takes place in an identical manner as shown in Figure 6.

Figuur 8 openbaart een zevende uitvoeringsvorm van de weefinrichting overeenkomstig de uitvinding. Ook deze uitvoeringsvorm is een variant op de uitvoeringsvormen zoals getoond in de Figuren 6 en 7. Tijdens het inbrengen van de drager 24 met de inslagdraad 20 is het 20 achterste draadeinde 21 buiten de buis 30 om naar de zijde van het inslagvak 2, 4 geleid en aldaar voorafgaand aan het inbrengen van de inslagdraad 20 vastgehouden door een vasthoudelement 37. Om tijdens het "schot" de doorgang van de inslagdraad 20 door de buis 30 mogelijk te maken, is de buis 30 voorzien van een langsgerichte sleuf 30f.Figure 8 discloses a seventh embodiment of the weaving device according to the invention. This embodiment is also a variant of the embodiments as shown in Figs. 6 and 7. During the insertion of the carrier 24 with the weft thread 20, the rear thread end 21 is guided outside the tube 30 to the side of the weft compartment 2,4 and there prior to the introduction of the weft thread 20 retained by a retaining element 37. To allow the passage of the weft thread 20 through the tube 30 during the "baffle", the tube 30 is provided with a longitudinal slot 30f.

25 Dit heeft met name voordeel bij die uitvoeringsvormen waarbij de buitendiameter van de drager 24 nagenoeg gelijk is aan de binnendiameter van de holle inbrengbuis 30 waardoor de naar het inslagvak 2, 4 door de buis geleide en door het vasthoudelement 37 vastgehouden achterste draadeinde 21 tussen de drager 24 en de buis 30 wordt 30 vastgehouden. Bij een bijzondere niet getoonde uitvoeringsvorm is de buis 30 omgeven door een nauw passende mof, welke mof eveneens is voorzien van 1027372 14 een langsgerichte sleuf en waarbij de buis 30 en de mof ten opzichte van elkaar op een langsgerichte as tijdens het inbrengen van de inslagdraad 20 verplaatsbaar zijn van een eerste positie, waarbij de mof de sleuf 30f van de buis 30 afsluit naar een tweede positie, waarbij de beide sleuven 5 elkaar overlappen.This is in particular advantageous in those embodiments in which the outer diameter of the carrier 24 is substantially equal to the inner diameter of the hollow insertion tube 30, so that the rear thread end 21, which is guided through the tube to the weft compartment 2, 4 and held by the retaining element 37, carrier 24 and tube 30 is retained. In a special embodiment not shown, the tube 30 is surrounded by a closely fitting sleeve, which sleeve is also provided with a longitudinal slot and wherein the tube 30 and the sleeve are relative to each other on a longitudinal axis during the insertion of the weft thread 20 can be moved from a first position, the sleeve closing the slot 30f of the tube 30 to a second position, the two slots 5 overlapping each other.

In Figuur 9 wordt een alternatieve uitvoeringsvorm van de in de Figuren 6-8 getoonde uitvoeringsvormen van een weefinrichting overeenkomstig de uitvinding weergegeven. Bij deze uitvoeringsvorm is de buis 30 voorzien van een aanvullende boring 40, die enerzijds met één 10 einde 40a in verbinding staat met het open bui seinde 30b en met het andere einde 40b nabij het eerste vasthoudelement 37 is georiënteerd. De buis 40 dient voor het doorleiden van het achterste vrij uitstekende draadeinde 21 in de richting van het eerste vasthoudelement 37.Figure 9 shows an alternative embodiment of the embodiments of a weaving device according to the invention shown in Figures 6-8. In this embodiment, the tube 30 is provided with an additional bore 40, which on the one hand is in communication with the open tube end 30b and is oriented with the other end 40b near the first retaining element 37. The tube 40 serves to pass through the rear, freely protruding, threaded end 21 in the direction of the first retaining element 37.

Dit doorleiden van het vrije achterste draadeinde 21 kan 15 geschieden door middel van een medium onder druk dat voorafgaand aan elk "schot" door de boring 40 wordt geleid en zo het vrije achterste draadeinde 21 in de richting van het vasthoudelement 37 verplaatst alwaar het wordt ingeklemd. De boring 40 staat over zijn volledige lengte in verbinding met de in de buis 30 aangebrachte langsgerichte en door een 20 mof afsluitbare sleuf, zoals reeds beschreven in combinatie met Figuur 8.This passage of the free rear threaded end 21 can be done by means of a pressurized medium which is passed through the bore 40 prior to each "baffle" and thus displaces the free rear threaded end 21 in the direction of the retaining element 37 where it is clamped. . The entire length of the bore 40 is in communication with the longitudinal and lockable slot provided in the tube 30, as already described in combination with Figure 8.

Op het moment dat de drager 24 met het draadkluwen 20 door de inbrengbuis 30 het inslagvak 2, 4 wordt "ingeschoten" wordt op de reeds hierboven toegelichte wijze de langsgerichte sleuf in open verbinding gebracht met de boring 40, zodat het achterste draadeinde 21 25 vanaf het open bui seinde 30b tot aan het andere open bui seinde 30a door de sleuf en de ermee in verbinding staande boring 40 wordt gevoerd, zodanig dat, zoals in het deelaanzicht (B) van Figuur 9 getoond, het achterste draadeinde exact georiënteerd is door het vasthoudelement 37 op de rand van het inslagvak 2, 4.As soon as the carrier 24 with the threaded ball 20 is "inserted" into the weft compartment 2, 4 through the insertion tube 30, the longitudinal slot is brought into open connection with the bore 40 in the manner already explained above, so that the rear thread end 21 starts from the open tube end 30b to the other open tube end 30a is passed through the slot and the bore 40 in communication with it, such that, as shown in the partial view (B) of Figure 9, the rear thread end is precisely oriented by the retaining element 37 on the edge of the impact pocket 2, 4.

30 In Figuur 10 wordt een negende uitvoeringsvorm van een weefinrichting overeenkomstig de uitvinding getoond. Deze uitvoeringsvorm 1027372 15 is met name functioneel indien de weefinrichting gebruik maakt van kluwenvormende middelen 45 welke voorafgaand aan elk "schot" een draadkluwen 20 vormen in een drager 24. Hiertoe wordt de inslagdraad 20 afgenomen van een voorraadspoel 6 waarvan telkens een bepaalde lengte van 5 de inslagdraad 20 gelijk aan de breedte van het inslagvak 2, 4 wordt afgenomen en met behulp van de kluwenvormende middelen 45 in de holle drager 24 gebracht. Vervolgens werd met behulp van de inbrengbuis 30 de drager 24 met het draadkluwen 20 het inslagvak 2, 4 "ingeschoten". Na het "schot" wordt de inslagdraad 20 aan de rand van het weefsel 3 geknipt.Figure 10 shows a ninth embodiment of a weaving device according to the invention. This embodiment 1027372 is in particular functional if the weaving device makes use of ball-forming means 45 which, prior to each "baffle", form a thread ball 20 in a carrier 24. For this purpose the weft thread 20 is taken from a supply spool 6, each of which has a specific length of 5 the weft thread 20 equal to the width of the weft compartment 2, 4 is removed and introduced into the hollow carrier 24 by means of the ball-forming means 45. Subsequently, with the aid of the insertion tube 30, the carrier 24 with the threaded ball 20 was "inserted" into the weft compartment 2,4. After the "shot", the weft thread 20 is cut at the edge of the fabric 3.

10 Het in de inbrengbuis 3 aanwezige hoeveelheid inslagdraad 20 zal vervolgens met terughaalmiddelen 50 door de inbrengbuis 30 worden teruggevoerd in de richting van de kluwenvormende middelen 45. De terughaalmiddelen zijn uitgevoerd als een door middel van een aanstuureenheid 51 bekrachtigbare pal 52 die op en neer verplaatsbaar is 15 en de inslagdraad 20 over een bepaalde, instelbare afstand terughalen totdat het doorgesneden draadeinde van de inslagdraad 20 aangeboden kan worden aan de kl uwenvormende middelen 45. Het doorgesneden achterste draadeinde 21 vormt het voorste draadeinde 23 voor de volgende, in het inslagvak 2, 4 in te brengen draadkluwen 20.The amount of weft thread 20 present in the insertion tube 3 will then be returned with retrieval means 50 through the insertion tube 30 in the direction of the ball-forming means 45. The retrieval means are designed as a pawl 52 which can be actuated up and down by means of a control unit 51 and which can be moved up and down. is 15 and the weft thread 20 is retrieved over a certain, adjustable distance until the severed thread end of the weft thread 20 can be presented to the liner forming means 45. The severed rear thread end 21 forms the front thread end 23 for the following, in the weft compartment 2, 4 threaded balls 20 to be inserted.

20 In Figuur 11 wordt een tiende uitvoeringsvorm van een weefinrichting overeenkomstig de uitvinding getoond, die als alternatief voor de in Figuur 10 beschreven uitvoeringsvorm kan dienen. Bij de in de figuur 11 getoonde uitvoeringsvorm zijn de terughaalmiddelen gevormd als een doorvoerbuis 60 voorzien van een langsboring 61 en een voorste 25 bui seinde 61b en een achterste bui seinde 60a (gezien in de inbrengrichting van de inslagdraad 21). Op het moment dat een drager 24 door middel van de inbrengbuis 30 het inslagvak 2, 4 is ingebracht wordt het achterste draadeinde 23 door het knipelement 5 doorgeknipt.Figure 11 shows a tenth embodiment of a weaving device according to the invention, which can serve as an alternative to the embodiment described in Figure 10. In the embodiment shown in Figure 11, the retrieval means are formed as a lead-through tube 60 provided with a longitudinal bore 61 and a front tube end 61b and a rear tube end 60a (viewed in the insertion direction of the weft thread 21). As soon as a carrier 24 has been inserted into the weft compartment 2, 4 by means of the insertion tube 30, the rear thread end 23 is cut through by the cutting element 5.

Om vervolgens het in de inbrengbuis 30 aanwezige achterste 30 draadeinde 23 (dat het voorste draadeinde voor de nieuw in te brengen draadkluwen vormt) terug te brengen ten behoeve van het volgende "schot" 1 0 27372 16 is de doorvoerbuis 60 voorzien van althans 1, maar bij deze uitvoeringsvorm 2 openingen 63 die in open verbinding staan met de langsboring 61. Meer specifiek zijn de openingen 23 onder een hoek ten opzichte van de langsboring 61 aangebracht waarbij ze een 5 gemeenschappelijk, convergerend punt in de langsboring 61 bezitten. Door het op een geschikte manier toevoeren van een medium onder druk via de openingen 63 wordt het vrije draadeinde dat ter plaatse van het knipelement 5 is losgeknipt door de inbrengbuis 30 teruggeblazen in de richting van de kluwen vormende middelen 45. Het teruggevoerde draadeinde 10 wordt daarbij als een kluwen 65 opgevangen in een luchtdoorlatend buffer 64. Vervolgens kan een nieuwe lege drager 24 voor het invoerbuiseinde 30b worden geplaatst, waarna via de toevoeropening 62 een medium onder druk de langsboring 61 wordt ingeleid, zodat met behulp van de kluwen vormende middelen 45 de drager 24 weer wordt gevuld met een 15 hoeveelheid inslagdraad gelijk aan althans de breedte van het inslagvak 2, 4.In order to subsequently return the rear threaded end 23 present in the insertion tube 30 (which forms the front threaded end for the newly introduced threaded ball) for the next "baffle" 1 0 27372 16, the feed-through tube 60 is provided with at least 1, but in this embodiment 2 openings 63 which are in open connection with the longitudinal bore 61. More specifically, the openings 23 are arranged at an angle with respect to the longitudinal bore 61, wherein they have a common, converging point in the longitudinal bore 61. By supplying a medium under pressure through the openings 63 in a suitable manner, the free wire end that is cut loose at the location of the cutting element 5 is blown back by the insertion tube 30 in the direction of the tangling means 45. The returned wire end 10 is thereby as a tangle 65 collected in an air-permeable buffer 64. A new empty carrier 24 can then be placed in front of the inlet pipe end 30b, whereafter via the supply opening 62 a medium under pressure is introduced into the longitudinal bore 61, so that by means of the tangle forming means 45 the carrier 24 is again filled with an amount of weft thread equal to at least the width of the weft compartment 2, 4.

Ook bij deze uitvoeringsvorm kan op een efficiënte wijze garenafval worden gereduceerd.In this embodiment too, yarn waste can be reduced in an efficient manner.

20 1 027372___20 1 027372___

Claims (27)

1. Weefinrichting voorzien van middelen voor het vormen van een inslagvak van kettingdraden, waarbij aan één of beide zijden van het 5 inslagvak inbrengmiddelen zijn opgesteld voor het inbrengen van een als een samengepakt draadkluwen gevormde inslagdraad, welk samengepakt draadkluwen zich tijdens het inbrengen in het inslagvak tot een langgerekt inslagdraad uitstrekt en waarbij de inslagdraad in de inbrengrichting gezien een voorste en een achterste draadeinde bezit, met 10 het kenmerk, dat de weefinrichting is voorzien van middelen, welke het achterste draadeinde nagenoeg samenvallend met een zijde van het inslagvak oriënteren.1. Weaving device provided with means for forming a weft compartment of warp threads, wherein insertion means are arranged on one or both sides of the weft compartment for introducing a weft thread formed as a packed threaded joint, which packed threaded joint forms itself during insertion into the weft compartment extending into an elongated weft thread and wherein the weft thread, viewed in the insertion direction, has a front and a rear thread end, characterized in that the weaving device is provided with means which orient the rear thread end substantially coincident with a side of the weft pocket. 2. Weefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de oriëntatie middelen tenminste één eerste vasthoudelement omvatten voor 15 het vasthouden van het nagenoeg samenvallend met een zijde van het inslagvak te oriënteren achterste draadeinde.2. Weaving device as claimed in claim 1, characterized in that the orientation means comprise at least one first holding element for holding the rear thread end to be oriented substantially coincident with one side of the weft compartment. 3. Weefinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de oriëntatie-middelen een, in de verplaatsingsrichting van de inslagdraad gezien voor het eerste vasthoudelement geplaatst, tweede vasthoudelement 20 omvatten voor het gedurende een bepaalde tijdsperiode tijdens het inbrengen van de inslagdraad vastgehouden van het achterste draadeinde.3. Weaving device as claimed in claim 2, characterized in that the orientation means comprise a second holding element 20, viewed in front of the direction of movement of the weft thread, for holding the weft thread during a certain period of time during the insertion of the weft thread rear threaded end. 4. Weefinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het eerste en/of tweede vasthoudelement bekrachtigbaar zijn.A weaving device according to claim 2 or 3, characterized in that the first and / or second holding element can be energized. 5. Weefinrichting volgens conclusie 2, 3 of 4, met het 25 kenmerk, dat de oriëntatie-middelen voorts sensormiddelen omvatten voor het detecteren van de positie van het na deze bepaalde tijdsperiode vrij verplaatsende achterste draadeinde en het op basis van de gedetecteerde positie bekrachtigen van het eerste vasthoudelement.5. A weaving device as claimed in Claim 2, 3 or 4, characterized in that the orientation means further comprise sensor means for detecting the position of the rear end of the wire freely moving after this determined period of time and energizing, based on the detected position, the first retaining element. 6. Weefinrichting volgens één of meer van de conclusies 2-5, 30 met het kenmerk, dat het achterste draadeinde is voorzien van een verdikking voor samenwerking met het vasthoudelement. 10273726. A weaving device as claimed in one or more of the claims 2-5, 30, characterized in that the rear thread end is provided with a thickening for cooperation with the retaining element. 1027372 7. Weefinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de verdikking als een knoop of een ingedraaid gareneind in de inslagdraad is gevormd.A weaving device according to claim 6, characterized in that the thickening is formed in the weft thread as a knot or a twisted yarn end. 8. Weefinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de 5 verdikking door een garenvreemd materiaal is gevormd, bijvoorbeeld was, kunststof, verf, (koolzuur)ijs.8. Weaving device as claimed in claim 6, characterized in that the thickening is formed by a non-yarn material, for example wax, plastic, paint, (carbonic) ice. 9. Weefinrichting volgens één of meer van de conclusies 2-8, met het kenmerk, dat het eerste vasthoudelement een naast de zijde van het inslagvak opgesteld plaatvormig deel omvat voorzien van sleuf met een 10 breedte nagenoeg gelijk aan de dikte van de inslagdraad, maar kleiner dan de verdikking.9. Weaving device as claimed in one or more of the claims 2-8, characterized in that the first retaining element comprises a plate-shaped part arranged next to the side of the weft compartment provided with a slot with a width substantially equal to the thickness of the weft thread, but smaller than the thickening. 10. Weefinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat tijdens het inbrengen van de inslagdraad het plaatvormig deel in de inbrengrichting van de inslagdraad brengbaar is.A weaving device according to claim 9, characterized in that during the insertion of the weft thread the plate-shaped part can be brought in the insertion direction of the weft thread. 11. Weefinrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat het eerste vasthoudelement voorts een direct naast het plaatvormig deel opgestelde en loodrecht op de inbrengrichting en de sleuf uitstrekkende bekrachtigbare pal omvat, welke pal van een eerste, aan de tegenover de sleuf gelegen zijde gelegen, positie naar een tweede, aan de 20 aan de sleuf gelegen zijde gelegen, positie bekrachtigbaar is.A weaving device as claimed in claim 9 or 10, characterized in that the first retaining element further comprises an actuatable pawl disposed directly adjacent to the plate-shaped part and extending perpendicularly to the insertion direction and the slot, which pawl of a first, opposite the slot side, position to a second position located on the side located on the slot can be energized. 12. Weefinrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de pal van de eerste positie naar de tweede positie brengbaar is nadat het samengepakt draadkluwen tijdens het inbrengen het plaatvormig deel is gepasseerd.12. A weaving device as claimed in Claim 11, characterized in that the catch can be brought from the first position to the second position after the collapsed wire ball has passed the plate-shaped part during insertion. 13. Weefinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de oriëntatie middelen van en naar de zijde van het inslagvak verplaatsbaar zijn.A weaving device according to claim 1 or 2, characterized in that the orientation means are displaceable from and towards the side of the weft compartment. 14. Weefinrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de oriëntatie middelen geplaatst zijn op een van en naar de zijde van het 30 inslagvak verplaatsbaar steunelement.14. Weaving device as claimed in claim 13, characterized in that the orientation means are placed on a support element that can be moved from and to the side of the weft compartment. 15. Weefinrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat 1 0 27 372___ het steunelement deel uitmaakt van de inbrengmiddelen.15. A weaving device as claimed in Claim 14, characterized in that the support element forms part of the insertion means. 16. Weefinrichting volgens één of meer van de conclusies 1-13, met het kenmerk, dat de inbrengmiddelen tenminste één langwerpige buis omvatten, welke buis met één open einde naar het inslagvak is gericht en 5 met het andere einde verbindbaar is met toevoermiddelen voor een medium onder druk.16. A weaving device as claimed in one or more of the claims 1-13, characterized in that the insertion means comprise at least one elongated tube, which tube is directed with one open end towards the weft compartment and can be connected with the other end to feed means for a medium under pressure. 17. Weefinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de oriëntatie-middelen verplaatsbaar in de langwerpige buis zijn opgenomen.17. Weaving device as claimed in claim 16, characterized in that the orientation means are accommodated for displacement in the elongated tube. 18. Weefinrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het eerste vasthoudelement nabij het open, naar het inslagvak gerichte, bui seinde is geplaatst en het achterste draadeinde van de inslagdraad voorafgaand aan het inbrengen van de inslagdraad vasthouden.A weaving device according to claim 16, characterized in that the first retaining element is placed near the open tube end directed towards the weft compartment and holds the rear thread end of the weft thread prior to insertion of the weft thread. 19. Weefinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat 15 plaatsingsmiddelen zijn voorzien voor het via het open, naar het inslagvak gerichte, bui seinde in de buis plaatsen van de in te brengen als een samengepakt draadkluwen gevormde inslagdraad.19. Weaving device as claimed in claim 18, characterized in that locating means are provided for placing the weft thread formed in the tube as a packed tangle via the open tube end directed towards the weft compartment. 20. Weefinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat blaasmiddelen zijn voorzien voor het met behulp van een medium onder druk 20 door de buis in de richting van het eerste vasthoudelement verplaatsen van het achterste draadeinde.20. Weaving device as claimed in claim 18, characterized in that blowing means are provided for displacing the rear thread end through the tube in the direction of the first retaining element by means of a medium under pressure. 21. Weefinrichting volgens één of meer van de conclusie 17-20, met het kenmerk, dat de buis is voorzien van een tussen beide einden verlopende langsgerichte sleuf.A weaving device according to one or more of the claims 17-20, characterized in that the tube is provided with a longitudinal slot running between the two ends. 22. Weefinrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de sleuf afsluitbaar is.A weaving device according to claim 21, characterized in that the slot can be closed. 23. Weefinrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de buis is omgeven door een nauw passende mof, welke mof eveneens is voorzien van een langsgerichte sleuf en waarbij de buis en de mof ten 30 opzichte van elkaar om hun langsgerichte as tijdens het inbrengen van de inslagdraad verplaatsbaar zijn van een eerste positie waarbij de mof de 1027372 sleuf van de buis afsluit naar een tweede positie waarbij de beide sleuven elkaar overlappen.23. A weaving device as claimed in claim 22, characterized in that the tube is surrounded by a closely fitting sleeve, which sleeve is also provided with a longitudinal slot and wherein the tube and the sleeve relative to each other about their longitudinal axis during insertion of the weft thread can be moved from a first position where the sleeve closes the 1027372 slot of the tube to a second position where the two slots overlap. 24. Weefinrichting volgens één of meer van de conclusies 20-23, met het kenmerk, dat de buis is voorzien van een boring voor het opnemen 5 van het achterste draadeinde, welke boring met een eerste einde in verbinding staat met het andere einde van de buis en met een tweede einde nabij het eerste vasthoudelement is georiënteerd.24. A weaving device as claimed in one or more of the claims 20-23, characterized in that the tube is provided with a bore for receiving the rear thread end, which bore with a first end communicates with the other end of the tube and with a second end adjacent the first retaining element. 25. Weefinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de inbrengmiddelen zijn ingericht voor het vanuit 10 kluwenvormende middelen inbrengen van tot draadkluwen gevormde inslagdraden, welke draadkluwen met behulp van draaddelen met elkaar zijn verbonden, met het kenmerk, dat de oriëntatie middelen een knipelement omvatten voor het ter plaatse van de zijde van het inslagvak doorknippen van een draaddeel, daarbij een achterste en een voorste draadeinde 15 vormend, als ook terughaalmiddel en voor het naar de kluwenvormende middelen terughalen van het voorste draadeinde.25. Weaving device as claimed in one or more of the foregoing claims, wherein the introducing means are adapted for introducing weft threads formed into threaded knots from tangle forming means, said thread knotted being connected to each other by means of threaded parts, characterized in that the orientation means include cutting element for cutting a threaded portion at the side of the weft compartment, thereby forming a rear and a front thread end, as well as retrieval means and for retrieving the front thread end to the tangle-forming means. 26. Weefinrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de terughaal middel en een doorvoerbuis voorzien van een langsboring omvatten voor het door de langsboring naar de kluwenvormende middelen 20 voeren van de inslagdraad, welke doorvoerbuis voorts is voorzien van tenminste één in de langsboring eindigende opening voor het tot in de langsboring toevoeren van een medium onder druk.A weaving device as claimed in claim 25, characterized in that the retrieval means and a lead-through tube comprise a longitudinal bore for passing the weft thread through the longitudinal bore to the tangle-forming means 20, which lead-through tube is furthermore provided with at least one end of the longitudinal bore opening for feeding a pressurized medium into the longitudinal bore. 27. Weefinrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat nabij een einde van de doorvoerbuis een luchtdoorlatende buffer is 25 voorzien met een op de lengte van het teruggehaalde voorste draadeinde afgestemde inhoud voor het met behulp van het medium onder druk opslaan van het teruggehaalde voorste draadeinde. 30 102737227. A weaving device according to claim 26, characterized in that an air-permeable buffer is provided near one end of the feed-through tube with a content adapted to the length of the retrieved front thread end for storing the retrieved front with the aid of the medium under pressure. threaded end. 30 1027372
NL1027372A 2004-10-29 2004-10-29 Weaving device. NL1027372C2 (en)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027372A NL1027372C2 (en) 2004-10-29 2004-10-29 Weaving device.
EP05794265A EP1805359A1 (en) 2004-10-29 2005-10-14 Weaving device
PCT/NL2005/000740 WO2006046856A1 (en) 2004-10-29 2005-10-14 Weaving device
CNA2005800373345A CN101048541A (en) 2004-10-29 2005-10-14 Weaving device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027372 2004-10-29
NL1027372A NL1027372C2 (en) 2004-10-29 2004-10-29 Weaving device.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1027372C2 true NL1027372C2 (en) 2006-05-03

Family

ID=34974303

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1027372A NL1027372C2 (en) 2004-10-29 2004-10-29 Weaving device.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP1805359A1 (en)
CN (1) CN101048541A (en)
NL (1) NL1027372C2 (en)
WO (1) WO2006046856A1 (en)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2982315A (en) * 1956-09-05 1961-05-02 Wille Rudolf Pneumatic weaving method
US4046174A (en) * 1976-02-25 1977-09-06 Weuger Karl W Pneumatic loom
US4527598A (en) * 1982-11-08 1985-07-09 Sulzer Brothers Limited Control apparatus for a weaving machine
US5224521A (en) * 1991-04-30 1993-07-06 Sulzer Brothers Limited Weft catcher with gripping device
JPH06287837A (en) * 1993-04-02 1994-10-11 Tsudakoma Corp Weft yarn controller in looms

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3831640A (en) * 1972-07-24 1974-08-27 Crompton & Knowles Corp Pneumatic loom
NL1023943C2 (en) * 2003-07-17 2005-01-18 Te Strake Textile B V Weaving device.

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2982315A (en) * 1956-09-05 1961-05-02 Wille Rudolf Pneumatic weaving method
US4046174A (en) * 1976-02-25 1977-09-06 Weuger Karl W Pneumatic loom
US4527598A (en) * 1982-11-08 1985-07-09 Sulzer Brothers Limited Control apparatus for a weaving machine
US5224521A (en) * 1991-04-30 1993-07-06 Sulzer Brothers Limited Weft catcher with gripping device
JPH06287837A (en) * 1993-04-02 1994-10-11 Tsudakoma Corp Weft yarn controller in looms

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1995, no. 01 28 February 1995 (1995-02-28) *

Also Published As

Publication number Publication date
EP1805359A1 (en) 2007-07-11
CN101048541A (en) 2007-10-03
WO2006046856A1 (en) 2006-05-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6719013B1 (en) Bead-weaving system
JP2547492B2 (en) Transfer method, positioning method, installation device, transfer device, handling device, and transfer device for cylindrical members
US7344058B2 (en) Automatic washer feeder for automatic nailer
US4356692A (en) Method and apparatus for removing an irregularity in a thread
RU98105517A (en) TWO SPINNLE WINDING MACHINE FOR OPTICAL FIBER WITH AUTOMATIC FILLING AND WINDING
BE1019614A3 (en) DEVICE AND METHOD FOR THE CATCHING AND PIECE OF IMPACT WIRES IN WEAVING MACHINES.
NL1027372C2 (en) Weaving device.
NO853203L (en) PROCEDURE AND EQUIPMENT FOR AA MOUNTING HINGES FOR POELS.
EP2223591B1 (en) Tag applicator and method of using the same
CN208632726U (en) A kind of full-automatic leased line knotting mechanism of ball warping machine
BE1001508A3 (en) METHOD FOR REMOVING A FAULTY IMPOSITION THREAD OF WEAVING MACHINES.
CS209408B2 (en) Pneumatic device for loading the weft
US5012844A (en) Weft yarn threading device for a jet loom
NL1023943C2 (en) Weaving device.
JPS6215355A (en) Weft yarn insert method and shuttleless loom
US4461112A (en) Apparatus for use in fishing
CS256386B2 (en) Loom
US5082030A (en) Pneumatic threading-in tubes for repairing warp yarn breaks in a weaving machine
CZ221494A3 (en) Device for handling healds for drawing-in machines for healding warp threads
EP0534633B1 (en) Method of forming transfer tail and apparatus thereof
US4989301A (en) Drawing device
US4264402A (en) Automatic tape winding machine
JPH03504624A (en) A device that draws the weft thread into the loom
US5551827A (en) Device for loading and unloading cops in textile winding apparatus
US20030065852A1 (en) System and method to implement a cost-effective remote system management mechanism using a serial communication controller and interrupts

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20090501