NL1027310C2 - Inrichting voor het vervaardigen van latex matrassen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het vervaardigen van latex matrassen.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het 5 vervaardigen van latex matrassen omvattende een transportsysteem voor matrasvormen, waarbij elke matrasvorm uit een scharnierbaar met elkaar verbonden onder- en bovenvormdeel is samengesteld en gevuld met latex tijdens de verplaatsing door het transportsysteem aan één of meer matrasvormende bewerkingsstappen onderwerpbaar is.

10 Bij een inrichting volgens bovenvermelde aanhef worden doorlopend latex matrassen in matrasvormen vervaardigd. Deze matrasvormen zijn als een "trein" achter elkaar opgenomen in een transportsysteem, welk systeem bijvoorbeeld een gesloten, rondgaande transportbaan omvat, waarop de matrasvormen zijn geplaatst. Tijdens de verplaatsing over de 15 transportbaan worden de matrasvormen aan verschillende matrasvormende bewerkingsstappen onderworpen, zoals 1) het vullen van de matrasvorm met een bepaalde hoeveelheid vloeibare latex, 2) het vulkaniseren, 3) het aan het einde van de transportgang ontvormen van de matrasvorm, dat wil zeggen uit de matrasvorm nemen van het gevormde latex matras ten behoeve 20 van verdere bewerkingsstappen zoals het drogen van het matras, etc. en 4) het conditioneren van de ontvormde matrasvorm ten behoeve van het vormen van een nieuw latex matras.

Het uit de matrasvorm nemen van een zojuist gevormd matras vindt momenteel nog handmatig plaats. Aan het einde van de transportgang 25 wordt elke matrasvorm (al dan niet geautomatiseerd) geopend door de beide onder- en bovenvormdelen van elkaar af te scharnieren. Het aldus vrijliggende net gevormde latex matras dient met de hand uit het ondervormdeel of bovenvormdeel genomen worden.

De bedrijfsomstandigheden, waaronder het met de hand 30 uitnemen van een net gevormd latex matras uit een matrasvorm plaatsvindt, zijn niet optimaal te noemen. Veelal bezit het net gevormde en uit te nemen latex matras nog een redelijk hoge temperatuur (dit naar aanleiding 1027310 2 van het fabricage-proces), waardoor het personeel beschermende kledij dient te gebruiken. Voorts resulteert het met de hand uitnemen van de latex matrassen tot onnodige beschadigingen aan de matrassen en derhalve in een relatief hoog uitvalspercentage Ook zijn de handwerkzaamheden 5 weinig ergonomisch, hetgeen blessures en ziekteverzuim bij het personeel in de hand werkt.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren te ondervangen en overeenkomstig de uitvinding is de inrichting voorzien van middelen voor het uit een matrasvorm nemen van een latex matras. Hierdoor zijn 10 handwerkzaamheden door personeel niet meer noodzakelijk, waardoor enerzijds de ergonomische omstandigheden verbeteren, maar ook uitval en beschadigingen aan de matrassen gereduceerd wordt.

Bij een eerste uitvoeringsvorm de uitneemmiddelen tenminste één tegen het latex matras plaatsbaar vervormingsorgaan omvatten, waarbij 15 de uitneemmiddelen eerste klemmiddelen omvatten, tenminste samengesteld uit een eerste en een tweede ten opzichte van elkaar verplaatsbare klemelement, waarbij een van de eerste of tweede klemelementen tussen een omtreksrand van het onder- of bovenvormdeel en het door het vervormingsorgaan van deze omtreksrand af verplaatst latex matras 20 brengbaar is.

Het uit te nemen latex matras wordt allereerst door het vervormingsorgaan dusdanig vervormd, dat het matras langs een langsafmeting lost komt van de omtreksrand van het (onder of boven) vormdeel, waarin het matras is opgenomen. Door in de aldus gecreerde 25 ruimte tussen de omtreksrand en het matras een, met het andere klemelement samenwerkend, klemelement op te nemen, is het mogelijk het latex matras in te klemmen en automatisch - zonder tussenkomst van handarbeid - uit het vormdeel te nemen. Doordat het in contact brengen van de uitneemmiddelen met het matras gecontroleerd plaatsvindt, is het 30 risico op beschadigingen en uitval minimaal.

Een verbeterd uitnemen van het latex matras, waarbij beschadigingen en uitval nog meer wordt beperkt, wordt bereikt doordat 1027310 3 bij een andere uitvoeringsvorm de uitneemmiddelen voorts tweede klemmiddelen omvatten, tenminste samengesteld uit een ten opzichte van het vervormingsorgaan verplaatsbaar derde klemelement.

Meer specifiek strekken tenminste het vervormingsorgaan, 5 het eerste klemelement, het tweede klemelement en/of het derde klemelement zich over nagenoeg een gehele langsafmeting van het latex matras uit, waardoor een betere inklemming kan worden gerealiseerd en derhalve beschadigingen voorkomen.

Een compacte en eenvoudig aan te sturen constructie kan 10 worden gerealiseerd indien bij een specifieke uitvoeringsvorm de uitneemmiddelen op een ten opzichte van het transportsysteem verplaatsbaar juk zijn gemonteerd.

Bij een eerste uitvoeringsvorm is het juk gemonteerd op een aandrijfbare arm van bijvoorbeeld een robotaandrijving. Dit biedt een 15 meer flexibel bedrijven van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, waarbij het gevormde matras uit zowel het ondervormdeel danwel het bvovenvormdeel genomen kan worden.

Bij een andere uitvoeringsvorm het juk verplaatsbaar is opgenomen tussen twee, op enige afstand van elkaar gelegen parallelle 20 geleiders. Daarbij is het juk in verticale richting verplaatsbaar verbonden met een over een roteerbaar wikkel lichaam gewikkeld flexibel verbindingsorgaan.

Meer specifiek is het roteerbaar wikkel lichaam gemonteerd op een over de twee geleiders verplaatstbare steun.

25 De uitvinding heeft tevens betrekking op uitneemmiddelen zoals in de octrooiaanvrage omschreven.

De uitvinding zal nu aan de hand van een tekening nader worden toegelicht, tekening achtereenvolgens toont:

Figuur 1 een schematisch overzicht van een inrichting 30 overeenkomstig de stand van de techniek;

Figuur 2a een schematisch overzicht van een uitvoeringsvorm van de uitneemmiddelen overeenkomstig de uitvinding in een eerste 1027310 4 bedrijfstoestand;

Figuur 2b een schematisch overzicht van de uitvoeringsvorm van de uitneemmiddelen uit Figuur 2a in een tweede bedrijfstoestand;

Figuur 3 een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting 5 overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 4 een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding.

Voor een beter begrip van de uitvinding worden in de nu volgende gedetailleerde figuurbeschrijving de overeenkomende onderdelen 10 met identieke referentie-cijfers aangeduid.

In Figuur 1 wordt schematisch een uitvoeringsvorm overeenkomstig de stand van de techniek getoond waarin latex matrassen worden vervaardigd. De inrichting 1 is opgebouwd uit een transportsysteem 2, dat bij voorkeur een rondgaand transportsysteem is. Over dit 15 rondgaande transportsysteem 2 worden achter elkaar een aantal matrasvormen 3 getransporteerd, waarbij in elke matrasvorm 3 een latex matras wordt vervaardigd. Tijdens de verplaatsing van de matrasvormen 3 over het transportsysteem 2 wordt de in de matrsvorm 3 opgenomen hoeveelheid latex aan een aantal matrasvormende bewerkingen onderworpen.

20 Enkel bedoeld als illustratie en toelichting van het op zich bekende systeem zijn in de Figuur 1 met de referentiecijfers 4a-4d een aantal van dergelijke matrasvormende fabricagebewerkingen weergegeven.

Met het referentiecijfer 4a wordt een vul station 25 geopenbaard van waaruit elk passerende matrasvorm 3 met een zekere hoeveelheid vloeibare latex wordt gevuld. Referentiecijfer 4b duidt een verwarmingsstraat of een vulkanisatiestraat aan, waarin de in elke matrasvorm 3 opgenomen hoeveelheid latex wordt gevulkaniseerd ter vorming van het matras.

30 Referentie-ci jfer 4c duidt de plaats aan in het transportsysteem 2, waar het in elke matrasvorm 3 vervaardigde latex matras wordt uitgenomen en naar een afvoerstation 5 wordt gevoerd. Dit 1027310_ 5 afvoerstation is mede opgebouwd uit een transportband, waarop elk uitgenomen gevormd matras voor verdere verwerking wordt afgevoerd.

Vervolgens wordt ter plaatse van het referentiecijfer 4c elke matrasvorm 3, waaruit het latex matras is genomen, geconditioneerd 5 (voorbereid) alvorens wederom door het laadstation 4a met een hoeveelheid vloeibare latex te worden gevuld, waarna de gehele fabricage-cyclus wordt herhaald.

Figuur 2 toont in detail het afvoerstation 5, zijnde de plek in het transportsysteem 2 waar de gevormde matrassen uit elke 10 matrasvorm wordt weggenomen. Zoals Figuur 2 toont is het transportsysteem 2 opgebouwd uit twee aandrijfbare geleidingsbanen lOa-lOb waarover de matrasvorm 3 verplaatsbaar is. De matrasvorm 3 is opgebouwd uit een tweetal schaal del en 3a en 3b, die door middel van een scharnier 13 met elkaar zijn verbonden.

15 Elk schaal deel 3a respectievelijk 3b is voorzien van een ondervormdeel 14a respectievelijk bovenvormdeel 14b, welke -indien de schaal del en 3a en 3b naar elkaar toe worden bewogen- exact op elkaar passen en daarbij een vormruimte 17 creëren waarin (niet weergegeven) latex kan worden ingebracht ter vorming van het latex matras. Daarbij 20 bezit het ondervormdeel 14a een opstaande rand 15, die echter ook op het bovenvormdeel 14b kan zijn aangebracht.

Opgemerkt moet worden, dat het voor het begrip van de uitvinding niet relevant is hoe de matrasvorm 3 met vloeibare latex wordt gevuld. Bij één fabricage-methode wordt de matrasvorm 3 in geopende vorm 25 gevuld, waarbij de vloeibare latex met de gewenste hoeveelheid in het ondervormdeel 14a wordt ingebracht. De opstaande rand 15 voorkomt dan een onverhoopt weglekken van vloeibare latex. Bij een andere fabricagemethode wordt de matrasvorm 3 in gesloten vorm gevuld, waarbij de juiste hoeveelheid vloeibare latex via een opening aangebracht in het 30 bovenvormdeel 14b in de door de beide gesloten vormdelen 14a-14b omsloten vormruimte 17 wordt geïnjecteerd.

In elk onder- respectievelijk bovenvormdeel 14-14b zijn een 1027310 _ _ 6 aantal opstaande pennen 16a-16b aangebracht, welke tijdens het vormingsproces van het latex matras tot in het latex matras reiken. De functie van deze opstaande pennen is een efficiënter doorleiden van warmte tot in de kern van het matras teneinde zo het matrasvormingsproces 5 beter te kunnen beheersen dan wel te bevorderen.

Aan het eind van het fabricageproces wordt de (dan gesloten) matrasvorm 3 in de richting van het uitneemstation 4d (zie Figuur 1) getransporteerd. Op een - voor het begrip van deze uitvinding -niet relevante wijze wordt het schaal deel 3b van de matrasvorm 3 omhoog 10 gescharnierd, zodat de beide vormdelen 14a-14d vrij toegankelijk zijn. Het in deze matrasvorm 3 gevormde matras (niet weergegeven) kan door het vooraf inbrengen van een zogenoemd losmiddel zijn losgelaten van zowel de onder- als bovenvormdeel 14a-14b en ligt derhalve min of meer vrij toegankelijk in enerzijds het ondervormdeel 14a of het bovenvormdeel 14b. 15 Zoals reeds hierboven geschetst wordt momenteel ter plaatse van het uitneemstation 4d het in de geopende matrasvorm 3 aanwezige matras met de hand uit het betreffende onder- respectievelijk bovenvormdeel 14a-14b genomen.

Overeenkomstig de uitvinding is de inrichting voorzien van 20 uitneemmiddelen, welke het gevormde matras uit het onder- dan wel bovenvormdeel wegnemen. Deze uitneemmiddelen zijn aangeduid met het referentiecijfer 30 en zijn bij deze uitvoeringsvorm vrij verplaatsbaar ten opzichte van de matrasvorm 3. Bij deze uitvoeringsvorm zijn de uitneemmiddelen 30 verplaatsbaar in horizontale en verticale richting 25 opgenomen in de inrichting 1. De uitneemmiddelen 30 zijn in verticale richting verplaatsbaar van en naar de geopende matrasvorm 3 door middel van een soepel verbindingsorgaan 24.

Het verbindingsorgaan 24 is met één einde verbonden met de uitneemmiddelen 30 en over een katrol 23 geleid naar een roteerbaar 30 aandrijfbaar wikkellichaam 22, dat door middel van een aandrijfmotor 22a kan worden aangedreven. Het soepel verbindingsorgaan 24 is met één of meer wikkelingen om het roteerbaar aandrijfbare wikkellichaam 22 1 0273 1 0 7 i i gewikkeld, zodat door een geschikt op- of afwikkelen van het wikkel -lichaam 22 door middel van de aandrijfmotor 22a de uitneemmiddelen 30 in verticale richting verplaatsbaar zijn.

Het wikkellichaam 22 alsmede de aandrijfmotor 22a zijn 5 opgenomen in een steunconstructie 20 dat in horizontale richting verplaatsbaar is over een tweetal op enige afstand van elkaar parallel opgestelde geleiders 21a-21b. De verplaatsing over deze geleiders 21a-21b i I kan bijvoorbeeld geschieden door middel van geschikte geleidingswielen 25a-25b.

| 10 De werking van de uitneemmiddelen overeenkomstig de ; uitvinding zal nu aan de hand van een uitvoeringsvorm zoals getoond in de

Figuren 3A én 3B worden getoond.

Zoals getoond in de Figuur 3A omvatten de uitneemmiddelen 30 een vervormingsorgaan 33 dat op het gevormde latex matras direct langs 15 een langsafmeting van het matras en de opstaande rand 15 van het onder- of bovenvormdeel wordt geplaatst. De positie waar het vervormingsorgaan 33 op het uit te nemen latex matras (dat opgenomen is in de vormruimte 17) wordt in Figuur 2 aangeduid met A. Het vervormingsorgaan 33 strekt zich daarbij over de volledige langsafmeting van het uit te nemen matras 20 parallel aan de opstaande rand 15 uit.

Het vervormingsorgaan 33 maakt deel uit van een juk 31 dat gekoppeld is aan het soepele verbindingsorgaan 24 ten behoeve van de verticale verplaatsing ten opzichte van het uit te nemen matras. Het juk 31 bezit een aanzienlijk gewicht wat nog verder verhoogd kan worden door 25 een hulpgewicht 31a. Als gevolg van de zwaartekracht en het aanzienlijke gewicht van het juk 31 (en het hulpgewicht 31a) zakt het vervormingsorgaan 33 over een bepaalde afstand tot in het soepele, flexibele latex matras. Als gevolg hiervan zal de omtreksrand van het latex matras dat direct aanligt tegen de omtreksrand 15 ter plaatse loskomen.

30 De uitneemmiddelen 30 zijn tevens voorzien van eerste klem- middelen, welke zijn samengesteld uit eerste en tweede klemelementen 34r 35, die ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn. Bij de 1027310 8 uitvoeringsvorm zoals getoond in de Figuren 3A en 3B is het eerste klem-element 34 vast verbonden aan het juk 31 ter plaatse van het vervormings-orgaan 33. Tijdens het vervormen van het uit te nemen latex matras door het vervormingsorgaan 33 zal ook het eerste klemelement 34 wegzakken in 5 het soepele, flexibele matrasmateriaal.

Het tweede klemelement 35 is scharnierbaar om het punt 36 verbonden met het juk 31. Het tweede klemelement 35 is voorzien van een flens 35a die om het scharnierpunt 43a verbonden is met een spindel-as 42 die deel uitmaakt van eerste verplaatsingsmiddelen 40. De spindel 42 is 10 verschuifbaar opgenomen in een uitzetcilinder 41. De uitzetcilinder 41 is op zijn beurt weer met het scharnierpunt 43b verbonden met de bovenzijde van het juk 31.

Met behulp van de eerste klemmiddelen 34-35 kan de door het vervormingsorgaan 33 van de omtreksrand 15 losgekomen langsafmeting van 15 het latex matras worden ingeklemd door een geschikte bekrachtiging van de eerste verplaatsingsmiddelen 40 zodat het tweede klemelement 35 zich scharnierend om het scharnierpunt 36 in de richting van het eerste klemelement 34 verplaatst zoals getoond in Figuur 3B.

Nu de van de omtreksrand 15 van de matrasvorm 17 losgekomen 20 langsafmeting van het latex matras tussen de eerste en tweede klem- elementen 34-35 is ingeklemd kan het matras door een omhoog verplaatsen van de uitneemmiddelen 30 (door het soepele verbindingsorgaan 24 met behulp van het wikkel1ichaam 22 op te wikkelen) uit de onderste vormdeel 14a worden genomen dan wel getrokken.

25 Om te voorkomen dat het matras door zijn gewicht ter plaatse van de tussen de eerste en tweede klemelementen 34-35 ingeklemde langsafmeting beschadigt dan wel afscheurt, zijn de uitneemmiddelen 30 voorzien van tweede klemmiddelen samengesteld uit een door tweede verplaatsingsmiddelen 50 ten opzichte van het vervormingsorgaan 33 30 verplaatsbaar derde klemelement 38. Dit derde klemelement 38 is scharnierbaar verbonden om het scharnierpunt 39 met het juk 31 en is voorts met het punt 53a verbonden met de uitzetspindel 52. De spindel 52 1027310 i 9 is verplaatsbaar opgenomen in de uitzetcilinder 51, dat bij het punt 53b met het juk 31 is verbonden. Het derde klemelement 38 is voorzien van een klempunt 37, dat zoals getoond in Figuur 3B in bekrachtigde toestand in de richting van het vervormingsorgaan 33 brengbaar is.

5 Met behulp van het derde klemelement 38 kan het al dan niet gedeeltelijk uit het vormdeel 14a genomen matras volledig worden ingeklemd zodat beschadigingen dan wel scheuren worden voorkomen.

Ten behoeve van een goede inklemming, zulks om beschadigingen aan het matras tijdens het uitnemen en het verplaatsen te 10 voorkomen, strekken zowel het vervormingsorgaan 33, als ook de eerste, tweede en derde klemelementen 34-35-38 (inclusief het klempunt 37) zich over de volledige langsafmeting van het uit te nemen matras uit. Hierdoor wordt een goede inklemming van het matras verkregen met een goede drukverdeling. Drukpunten die onvermijdelijk tot beschadigingen aan het 15 uit te nemen matras kunnen leiden, worden zo voorkomen.

Voorts is het juk 31 voorzien van een aanligrand 32 dat op de bovenrand van een omtreksrand 15 van het vormdeel 14a op komt te rusten. Zodoende wordt een goede oriëntatie van het vervormingsorgaan 33 als ook de eerste, tweede en derde klemelementen 34-35-38 ten opzichte 20 van het uit te nemen matras verkregen.

In Figuur 4 wordt schematisch een andere uitvoeringsvorm van de inrichting overeenkomstig de uitvinding getoond. Hierbij zijn de uitneemmiddelen 30 die hier in Figuur 4 schematisch zijn weergegeven gemonteerd op een bekrachtigbare arm 60 die deel uitmaakt van een 25 aandrijfeenheid 61. De arm 60 is geleed opgebouwd en samengesteld uit bijvoorbeeld twee armdelen 62a-62b, die door middel van flexibele koppelingen of scharnieren 63a-63b met de aandrijfeenheid 61 zijn verbonden. De aandrijfeenheid 61 is gemonteerd op een boven het transportsysteem 2 uitstrekkende ondersteuning. Met behulp van de 30 robotarm 60 is het mogelijk om met de uitneemmiddelen 30 zowel matrassen die zich in het ondervormdeel 14a als in het bovenvormdeel 14b bevinden uit te nemen en op eenvoudige wijze in de richting van het afvoerstation 1027310 10 5 (Figuur 2) worden afgevoerd.

Indien het matras door de uitneemmiddelen 30 volledig uit het vormdeel 14a is uitgenomen hangt het matras in verticale richting tussen het derde klemelement 38 en het vervormingsorgaan 33. Door de 5 steunconstructie 22 met behulp van geschikte (niet weergegeven) aandrijfmiddelen over de geleiders 21a-21b terug te verplaatsen in de richting van het afvoerstation 5 (zie Figuur 2) komt het ingeklemde matras boven een transportband 5a te liggen, welke transportband is uitgevoerd als een eindloze drager 11 die over aandrijfbare rollen 12a-10 12b is geleid.

Door het juk 31 met behulp van het soepele flexibele verbindingsorgaan 24 (bijvoorbeeld een kabel) met behulp van het wikkel lichaam 22 naar beneden te verplaatsen wordt het matras ter plaatse van het referentie-cijfer Q op de transportband 11 geplaatst. Door 15 vervolgens het derde klemelement terug te verplaatsen naar de positie zoals getoond in de Figuur 3A komt het matras vrij en kan het via de transportbandsectie 5a en de volgende transportbandsectie 5b verder worden afgevoerd naar bijvoorbeeld een drooginrichting ten behoeve van verdere verwerking.

20 1027310

Claims (11)

1. Inrichting voor het vervaardigen van latex matrassen omvattende een transportsysteem voor matrasvormen, waarbij elke 5 matrasvorm uit een scharnierbaar met elkaar verbonden onder- en bovenvormdeel is samengesteld en gevuld met latex tijdens de verplaatsing door het transportsysteem aan één of meer matrasvormende bewerkings-stappen onderwerpbaar is, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van middelen voor het uit een matrasvorm nemen van een latex matras.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uitneemmiddelen tenminste één tegen het latex matras plaatsbaar vervormingsorgaan omvatten.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de uitneemmiddelen eerste klemmiddelen omvatten, tenminste samengesteld uit 15 een eerste en een tweede ten opzichte van elkaar verplaatsbaar klemelement, waarbij één van de eerste of tweede klemelementen tussen een omtreksrand van het onder- of bovenvormdeel en het door het vervormingsorgaan van deze omtreksrand af verplaatst latex matras brengbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de uitneemmiddelen tweede klemmiddelen omvatten, tenminste samengesteld uit een ten opzichte van het vervormingsorgaan verplaatsbaar derde klemelement.

5. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 2-4, met 25 het kenmerk, dat tenminste het vervormingsorgaan, het eerste klemelement, het tweede klemelement en/of het derde klemelement zich over nagenoeg een gehele langsafmeting van het latex matras uitstrekken.

6. Inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitneemmiddelen op een ten opzichte 30 van het transportsysteem verplaatsbaar juk zijn gemonteerd.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het 1027310 ___ _ juk gemonteerd is op een aandrijfbare arm.

8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het juk verplaatsbaar is opgenomen tussen twee, op enige afstand van elkaar gelegen parallelle geleiders.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het juk in verticale richting verplaatsbaar is verbonden met een over een roteerbaar wikkel lichaam gewikkeld flexibel verbindingsorgaan.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat het roteerbaar wikkel1ichaam is gemonteerd op een over de twee geleiders 10 verplaatstbare steun.

11. Uitneemmiddelen zoals omschreven in één of meer van de voorgaande conclusies. 15 1027310