NL1026590C2 - Inrichting voor het verplaatsen van objecten zoals bedden en karren. - Google Patents

Description

f.

*··.

Inrichting voor het verplaatsen van objecten zoals bedden en karren

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen van objec-: ten zoals bedden, operatietafels, karren en pallets, omvattende een verrijdbaar geraamte, 5 een hefmechanisme dat kan samenwerken met een hefbaar deel van het te verplaatsen object, en middelen voor de bediening en besturing van de inrichting, waarbij de inrichting is voorzien van een afneembare bedieningseenheid.

Een dergelijke inrichting is bekend uit de praktijk. De bekende inrichting bestaat uit een verrijdbaar geraamte, met op het geraamte een door een motor aangedreven hef-10 mechanisme dat kan samenwerken met een op te heffen object, zoals met het onderstel van een ziekenhuisbed, en een stuurinrichting, welke is voorzien van een stuureenheid en een aandrijving, waarmee de inrichting verplaatst en gestuurd kan worden.

De stuureenheid bestaat in hoofdzaak uit een horizontale stang die als handgreep kan fungeren en een praktisch verticaal gerichte, roteerbare, vaste stuurstang die de stang 15 verbindt met het geraamte van de inrichting. De aandrijving van de inrichting bestaat in hoofdzaak uit een elektrische aandrijfmotor die een looprol kan aandrijven. De looprol is op gebruikelijke wijze gelagerd en verbonden met een stuurtandwiel. Voor de verdraaiing van het stuurtandwiel is er voorzien in een stuurmotor waarvan de uittredende cis voorzien is van een tandwiel dat ingrijpt met het stuurtandwiel.

20 De bedieningseenheid, die afneembaar is en in haar ruststand gewoonlijk aange bracht is op de horizontale stang van de stuureenheid, omvat een stuurhendel met het doel afhankelijk van de positie van de stuurhendel een stuursignaal te zenden aan de stuureenheid om het stuurtandwiel in de gekozen draaizin aan te drijven.

Het gebruik en de werking van de bekende inrichting is als volgt. De inrichting, 25 met het hefmechanisme in zijn neergelaten stand, wordt onder een uiteinde van en tussen de steunwielen van het te verplaatsen object gebracht. Met bekrachtiging van het hefmechanisme wordt vervolgens ten minste een deel van het onderstel van het bed van de vloer getild. De bedieningseenheid wordt van de horizontale stang van de stuureenheid afgenomen en aangebracht op dat uiteinde van het object, dat zich bevindt tegenover het 30 uiteinde waar het verrijdbare geraamte onder het bed is aangebracht.

Voor de aandrijving van het geheel van inrichting en bed wordt de benodigde stroom geleverd door batterijen waarmee de aandrijfmotor de looprol aandrijft. De aandrijfmotor wordt anders vervangen door menselijke spierkracht, waarbij de gebruiker de inrichting door middel van de vaste stuurstang voor zich uit duwt of achter zich aan 1028590« ψ 2 trekt. Voor de sturing van het geheel van inrichting en bed wordt de stuurhendel op de bedieningseenheid verplaatst waardoor de stuureenheid een stuursignaal zendt aan de stuurmotor die het stuurtandwiel in de gewenste richting doet draaien.

In het bijzonder is een inrichting van het hierboven beschreven soort bekend uit 5 de publicatie WO 03/024378 van Hill-Rom Services, Ine. De afneembare bedieningseenheid van deze bekende inrichting is, in aanvulling op de hierboven genoemde maatregelen, verder voorzien een klem 146 als middel voor het aangrijpen op het ziekenhuisbed. Bij aangrijpen oefent de klem een kracht uit op het ziekenhuisbed, welke kracht is gericht tegen het afnemen van de bedieningseenheid van het bed. De klem omvat een hoekvor-10 mige plaat 160 welke bij gebruik samenwerkt met twee van schroefdraad voorziene knoppen 162. Bij gebruik wordt de bedieningseenheid boven een stang van het bed geplaatst, zodanig dat de stang aan de onderzijde van de bedieningseenheid zich bevindt tussen enerzijds de plaat 160 en anderzijds de knoppen 162. Door de knoppen aan te draaien wordt de bedieningseenheid aan het bed vastgezet. De knoppen 162 functioneren 15 derhalve ook als middelen voor het vergrendelen van de plaat 160 (van de afneembare bedieningseenheid) op het bed. Deze bekende inrichting wordt bij gebruik overigens vanaf een langszijde van het bed onder het bed gepositioneerd.

Een nadeel van een dergelijke inrichting betreft het gebruik van de afneembare bedieningseenheid. Bij gebruik, zowel wanneer de bedieningseenheid op het te verplaat-20 sen bed aangebracht is of door de gebruiker vrijelijk ter hand genomen wordt als wanneer zij in haar ruststand aangebracht is op de horizontale stang van de stuureenheid, moet de gebruiker zijn ene hand gebruiken voor het vasthouden van de bedieningseenheid en zijn andere hand voor het bedienen van de stuurhendel van de bedieningseenheid. Hij wordt daardoor beperkt in zijn mogelijkheid tot het tegelijkertijd verrichten van 25 verdere handelingen. Een bijzonder nadeel van de uit WO 03/024378 bekende inrichting is dat de knoppen met veel kracht moeten worden aangedraaid om te voorkomen dat een op de bedstang aangebrachte bedieningseenheid niet om de stang kan roteren. Dit is bepaald arbeidsintensief, te meer wanneer bij gebruik de bedieningseenheid veelvuldig moet worden aangebracht en verwijderd.

30

Het is een doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrichting volgens de aanhef waarvan de bedieningseenheid met weinig handelingen en snel kan worden aangebracht op of afgenomen van het te verplaatsen object.

1026590- 9 3 >

Het is een ander doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrich-; ting volgens de aanhef waarvan de bedieningseenheid een eenvoudige en begrijpelijke gebruiksinterface heeft.

Het is nog een doel van de uitvinding om te voorzien in een verbeterde inrichting 5 volgens de aanhef waarbij bij gebruik van de bedieningseenheid de gebruiker ruime mogelijkheden heeft tot het tegelijkertijd verrichten van verdere handelingen.

Volgens de uitvinding worden een of meer van deze doelen bereikt met een inrichting voor het verplaatsen van objecten zoals bedden, operatietafels, karren en pallets, 10 omvattende een verrijdbaar geraamte, een hefmechanisme dat kan samenwerken met een hefbaar deel van het te verplaatsen object, en middelen voor de bediening en besturing van de inrichting, waarbij de inrichting is voorzien van een afneembare bedieningseenheid, met het kenmerk, dat de bedieningseenheid is voorzien van middelen voor het aangrijpen op het object en, bij aangrijpen, het uitoefenen van een kracht op het object welke 15 gericht is tegen het afnemen van de bedieningseenheid van het object.

Doordat de aangrijpmiddelen, bij aangrijpen, een voorspanning gericht tegen het afnemen van de bedieningseenheid uitoefenen op het object, is de besturingseenheid geschikt voor het aangrijpen op objecten van verschillende vormen of afmetingen waardoor gebruik van hulpmiddelen zoals opvulstukken of passtukken tussen de aangrijpmiddelen 20 en het object overbodig wordt.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de bedieningseenheid voorzien van middelen voor het vergrendelen van de aangrijpmiddelen op het object.

Dit verschaft het voordeel, dat bij aangrijpen de positie van de aangrijpende bedieningseenheid ten opzichte van het aangegrepen object kan worden vastgezet of geïm-25 mobiliseerd. In een dergelijke situatie weerstaat de aangrijpende bedieningseenheid een eventueel zijdelingse beweging of draaiing daarvan ten opzichte van het aangegrepen object. Wanneer de bedieningseenheid in haar positie is vergrendeld, bijvoorbeeld op een stang aan een uiteinde van een ziekenhuisbed, dan kan de gebruiker met één hand tegelijkertijd een stuurknop of stuurhendel daarvan bedienen en tevens het bed aanraken om 30 het aan te drijven of om de beweging daarvan te stabiliseren, waarbij hij zijn tweede hand vrij heeft voor eventueel iets anders dan voor het besturen van het bed. De gebruiker kan zijn tweede hand ook gewoon laten rusten pp de stang waarop zijn eerste hand en de bedieningseenheid afsteunen, dus praktisch gesproken in hetzelfde horizontale vlak. Dit 1026590- * 4 > levert het verdere voordeel, dat zijn handen niet asymmetrisch worden belast, met alle positieve gezondheidseffecten vandien.

Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm is de bedieningseenheid voorzien van middelen voor het bekrachtigen van de aangrijpmiddelen, bij verdere voorkeur zelf-5 stellende bekrachtigingsmiddelen.

Dit verschaft het voordeel, dat de bedieningseenheid zonder aanpassing of zonder gebruik van pas- of hulpmiddelen kan worden gebruikt voor het aangrijpen op verschillende soorten objecten.

Dit verschaft ook het voordeel, dat de voor bediening van de vergrendelmiddelen 10 benodigde kracht beperkt blijft.

Bij voorkeur is ten minste een deel van de werking van de bedieningseenheid, met name het aangrijpen daarvan op het object, elektromechanisch van aard.

i | De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van de tekening.

15 Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht een bedieningseenheid van de inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont in een ander perspectivisch aanzicht de bedieningseenheid volgens Figuur 1 met een partiële uitsnede van het huis van de bedieningseenheid.

Figuur 3 toont schematisch een enkelvoudige uitvoering van de aangrijpmiddelen 20 en van de vergrendelmiddelen van de bedieningseenheid volgens Figuur 2, waarbij de vergrendelmiddelen anders dan in Figuur 2 zich in hun vergrendelstand bevinden.

Figuur 4 toont schematisch de enkelvoudige uitvoering van de aangrijpmiddelen en de vergrendelmiddelen volgens Figuur 3, waarbij ook de positie van een in dit geval ronde stang aan een uiteinde van een bed waarop de aangrijpmiddelen aangrijpen, wordt 25 getoond.

Figuren 5,6 en 7 tonen in zijaanzicht en schematisch een doorsnede van het huis van de bedieningseenheid volgens de uitvinding, waarbij de mechanische werking van de aangrijpmiddelen en vergrendelmiddelen in een drietal bedrijfsstanden wordt getoond, te weten de ruststand, een tussenstand en de vergrendelstand.

30 Figuur 8 toont in perspectivisch aanzicht een dubbeluitvoering van andere aan grijpmiddelen en enkelvoudig uitgevoerde vergrendelmiddelen volgens de uitvinding, waarbij ook een aantal stuurhendels wordt getoond.

1029590- t 5

Figuren 9 en 10 tonen schematisch en in verschillende perspectivische aanzichten de dubbeluitvoering van andere aangrijpmiddelen en enkelvoudig uitgevoerde vergren-delmiddelen volgens Figuur 8.

5 Figuur 1 toont een bedieningseenheid 1, omvattende een huis 2 voorzien van een handgreep 3. Aan de buitenzijde van het huis zijn tevens zichtbaar een opening 4 voor het opnemen van een deel van het te verplaatsen object (niet getoond), een klemorgaan 5 dat deel uitmaakt van de middelen voor het doen aangrijpen van de bedieningseenheid op het te verplaatsen object, een schuiforgaan 6 dat deel uitmaakt van de middelen voor 10 het vergrendelen van de aangrijpmiddelen van de bedieningseenheid op het object, een contactslot 7 waarin een sleutel 8 is ingestoken voor het in bedrijf stellen van een aantal functies van de bedieningseenheid, middelen voor een noodstopfunctie, hier getoond in de vorm van een aandrukpaneel 9, bij voorkeur in een signaalkleur zoals rood, stuurmid-delen in dit voorbeeld in de vorm van een kantelbaar, vleugelvormig orgaan 10, en een 15 aantal drukknopen 11,12,13 voor een aantal verdere bedieningsfuncties. Tevens wordt getoond een draaiknop 14 die een snelheidsbegrenzer voorstelt.

Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht een gedeeltelijk opengewerkt huis van de bedieningseenheid 1. Hierin is een overzicht van een zijde van de (elektromechani-sche) constructie en de opstelling daarvan in het inwendige van het huis duidelijk te zien. 20 Figuur 3 toont de aangrijpmiddelen 15 en de vergrendelmiddelen 16 van de be dieningseenheid volgens Figuur 2, beide in enkelvoudige uitvoering en aangebracht op een steundeel 18. Het steundeel 18 omvat een praktisch verticaal, langwerpig deel 19, dat aan het bovenste uiteinde daarvan overgaat in een praktisch horizontale arm 20 die zich van het deel 19 afgekeerd uitstrekt in de richting waarin het huis van de bedieningseen-25 heid bij gebruik ten opzichte van het te verplaatsen object dient te worden geörienteerd, en waarbij het deel 19 aan het onderste uiteinde daarvan overgaat in een praktisch horizontale arm 21 die zich uitstrekt in een richting afgekeerd van zowel het deel 19 als de arm 20. De opening 4 wordt aan een verticale zijde daarvan begrensd door een klemorgaan 22, aan haar bovenzijde door een sensor 23, hier een druksensor, en aan haar vertica-30 le zijde gelegen tegenover het klemorgaan 22 door een deel van (de buitenzijde) van het huis (niet zichtbaar). De sensor 23 is verbonden met een trekstangenstelsel 24, in dit voorbeeld door middel van een pen 25 die in verbinding staat met een schamieroog 26, waarbij de bewegingmogelijkheid van de pen 25 is gedempt door toepassing van een veer 27. Het schamieroog 26 verbindt twee trekstangen 28 en 29 met elkaar. Aan de ene zijde 1020590- 9 6 van het scharnieroog 26 bevindt zich aan het van het scharnieroog 26 afgekeerde uiteinde van de trekstang 28 het klemorgaan 22. Aan de andere zijde van het scharnieroog 26 bevindt zich de trekstang 29 die zich uitstrekt tot aan een scharnieroog 30 door middel waarvan de trekstang 29 in verbinding staat met een arm 31 die is voorzien van een heu-5 gelvertanding 32. De heugelvertanding 32 werkt samen met een tandheugel 33. De tandheugel 33 wordt aan weerszijden langs zijn lengte geflankeerd door geleidingsplaten 34 en 35. De tandheugel 33 staat aan zijn van de heugelvertanding 32 afgekeerde uiteinde in verbinding met een stelsel van trekstangen 36 en 37. De trekstangen 36,37 zijn tevens verbonden met een uiteinde van de trekstang 38, die aan zijn andere uiteinde buiten het 10 huis (niet getoond) van de bedieningseenheid steekt en aan dat uiteinde van het schui-forgaan 6 is voorzien.

Figuur 4 toont schematisch dezelfde uitvoering van de bedieningseenheid volgens Figuur 3, waarbij nu ook de oriëntatie van, bijvoorbeeld, een ronde buis 39, die zich bevindt aan een uiteinde van een ziekenhuisbed en opgenomen is in de opening 4 van het 15 huis gevormd tussen het klemorgaan 22 (gedeeltelijk zichtbaar), de sensor 23 en de tegenover het klemorgaan gelegen deel van het huis, duidelijk te zien is. i Figuren 5, 6 en 7 tonen in zijaanzicht een doorsnede van het huis van de bedie ningseenheid, waarbij ter onderlinge vergelijking de aangrijpmiddelen en vergrendel-middelen in een drietal bedrijfsstanden zijn weergegeven.

20 Figuur 5 toont de bedieningseenheid 1 in een ruststand. Het huis 2 is nog niet op een object geplaatst, de opening 4 is onbezet, de sensor 23 bevindt zich in zijn laagste stand, het scharnieroog 26 bevindt zich in zijn ruststand, de heugelvertanding 32 en de tandheugel 33 zijn niet in onderlinge aangrijping, middelen voor het geleiden van de beweging van de tandheugel zoals een geleidepen 40 bevinden zich in een lage positie bin-25 nen een spoor 41 aangebracht in een van de geleideplaten 34,35, en de trekstang 38 wijst schuin omhoog en bevindt zich in zijn hoogste stand.

Figuur 6 toont de bedieningseenheid in een bedrijfstussenstand. Het huis 2 is nog niet op een object geplaatst, of de opening 4 voor het opnemen van een object is nog te ruim om in aanraking te komen met het object, de sensor 23 bevindt zich in (praktisch) 30 zijn laagste werkstand, het scharnieroog 26 bevindt zich praktisch nog in zijn ruststand, de heugelvertanding 32 en de tandheugel (niet zichtbaar) zijn niet in onderlinge aangrijping, de geleidepen 40 bevindt zich in een tussenpositie in het spoor 41 aangebracht in een van de geleideplaten 34,35, en de trekstang 38 wijst schuin omlaag en bevindt zich in een tussenstand.

1026590- 9 7

Figuur 7 toont de bedieningseenheid 1 in haar vergrendelstand. Het huis 2 bevindt zich in aanraking met het object 39, waarbij in het getoonde voorbeeld een ronde buis, die zich bevindt aan een uiteinde van een ziekenhuisbed, is opgenomen in de ope-ning 4 gevormd tussen het klemorgaan 22, de sensor 23 en de tegenover het klemorgaan 5 gelegen deel 42 van het huis 1, waardoor hét scharnieroog 26 zich bevindt in een hogere stand in vergelijking met zijn ruststand, de heugelvertanding 32 en de tandheugel 33 zich in onderlinge aangrijping bevinden, en de trekstang 38 schuin omlaag wijst en zich bevindt in zijn laagste stand waardoor de ronde buis 39 in de opening 4 wordt vastgezet, ! zodanig dat het huis 2 en daarmee de bedieningseenheid 1 praktisch gezien niet zijde- 10 lings kan verschuiven ten opzichte van de ronde buis 39 of niet kan draaien om de ronde buis 39.

Figuur 8 toont in perspectivisch aanzicht een dubbeluitvoering van andere aan-grijpmiddelen 15 en enkelvoudig uitgevoerde vergrendelmiddelen 16 volgens de uitvinding. De vlakken 43,44 van het klemorgaan of de klauw 5 die in aanraking komen met 15 het te verplaatsen object (niet getoond) zijn voorzien van een hoekig profiel en van een bekleding. De bekleding kan overigens wisselbaar zijn, met het oog op bijvoorbeeld de gewenste mate van wrijving tussen het klemorgaan 5 en het object, of om beschadiging van de lak van het object te voorkomen. Ook een aantal stuurmiddelen, hier in de vorm van vleugelvormige organen 10, wordt getoond.

20 Figuren 9 en 10, tot slot, tonen schematisch en in verschillende perspectivische aanzichten de dubbeluitvoering van andere aangrijpmiddelen 15 en enkelvoudig uitgevoerde vergrendelmiddelen 16 volgens Figuur 8. Deze figuren bieden detaillering van de zijden van de mechanische constructie van de aangrijpmiddelen en vergrendelmiddelen die niet zichtbaar zijn in Figuren 3 en 4.

25

Toepassing van de inrichting volgens de uitvinding wórdt nu beschreven aan de hand van een voorbeeld van het verplaatsen van een ziekenhuisbed. Met de nodige en binnen het bereik van een gemiddelde vakman liggende wijzigingen zal het een en ander met betrekking tot het verplaatsen van andere objecten zoals operatietafels, karren en pal-30 Iets duidelijk zijn.

De contactsleutel 8 wordt gebracht in het slot 7, en het slot 7 wordt in een ontsloten stand gebracht. Het verrijdbare geraamte van de inrichting wordt bij een bed gebracht, zodanig dat het hefmechanisme van de inrichting ten minste voor een deel onder het bed steekt. Met het hefmechanisme wordt vervolgens het onderstel van het bed, ten 1026590- 8 minste bij een uiteinde van het bed, van de vloer getild. Vervolgens wordt de afneembare bedieningseenheid 1 aangebracht op een geschikte plaats aan de periferie van het bed, bij voorkeur aan een rail of stang, bij verdere voorkeur aan een uiteinde van het bed dat, gezien in de beoogde rijrichting, zich aan de achterzijde van het geheel van inrichting en 5 bed zal bevinden. Het is ook mogelijk, bijvoorbeeld wanneer er weinig bewegingsruimte voor het bed beschikbaar is, om zowel de aandrijving als de bedieningseenheid van de inrichting aan dezelfde zijde van het bed te gebruiken.

Bij het aanbrengen van de bedieningseenheid 1 op het bed wordt de ronde buis 39 van het bed opgenomen in de opening 4 gevormd tussen de contactvlakken 43,44 van de 10 klauw 5 en het daar tegenover gelegen deel 42 van het huis 1, waardoor de druksensor 23 de veer 27 omhoog drukt. Doordat de druksensor 23 de veer 27 en daarmee ook de pen 25 omhoog drukt komt het schamieroog 26 in een hogere stand in vergelijking met zijn ruststand. De heugelvertanding 32 en de tandheugel 33 gaan met elkaar samenwerken totdat zij zich in onderlinge aangrijping bevinden. Hierbij is de geleidepen 40 van de tandheugel 15 33 omhoog in het spoor 41 in een van de geleideplaten 34,35 komen te bewegen. Tevens is de trekstang uit zijn ruststand steeds meer schuin omlaag gaan wijzen. Deze laatstgenoemde beweging biedt de gebruiker een zichtbare verificatie van de totstandkoming van de aangrijping van de bedieningseenheid op de ronde buis 39 van het bed. De buis 39 komt allengs vast te zitten in de opening 4.

20 Door nu de schuifgreep 6 nog lager te drukken tot aan zijn laagste stand vergren delt de gebruiker het huis 2, zodanig dat het huis 2 praktisch gezien niet zijdelings kan verschuiven ten opzichte van de ronde buis 39 of niet kan draaien om de ronde buis 39. Hierbij ervaart de gebruiker bij het vergrendelen een maximum, gevolgd door een dood punt of vrije loop, in de aangrijping van de klauw 5 op de ronde buis 39. Deze ervaring 25 biedt de gebruiker verificatie dat de vergrendeling is verwezenlijkt.

Door te voorzien in een maximum in de mate van aangrijping van de klauw 5 op de ronde buis 39 wordt bereikt dat de veer 27 de opening 4 automatisch aanpast zodat de inrichting zonder aanpassing van de klauw 5 kan worden gebruikt voor het aanbrengen van het huis 2 op rails of stangen met verschillende vormen of afmetingen. Hierbij wordt 30 er ook rekening mee gehouden dat de trekstang 38 een voldoende slaglengte heeft zodat het maximum in de mate van aangrijping van de klauw 5 op de buis 39 in een breed bereik mogelijk is.

Na de gewenste verplaatsing wordt de bedieningseenheid 1 eenvoudig van de buis 39 afgenomen door de greep 6 omhoog te schuiven, waardoor de aangrijping van de 1026590- ν' 9 buis 39 in de opening 4 door en tussen de klauw 5 en het daartegenover gelegen deel 42 van het huis 2 wordt ontgrendeld en vervolgens vrijgegeven. De inrichting volgens de uitvinding is alsdan beschikbaar voor verder gebruik, bijvoorbeeld met een ander object.

Het ontwerp en de constructie van de bedieningseenheid 1 zijn zodanig, dat bij 5 gebruik de functies en bediening van de diverse hendels, knoppen, schuiven en dergelijk zelfverklarend zijn en dat de gebruiker een logisch consistente terugkoppeling van de gevolgen van zijn handelingen ervaart. Als het bed voorwaarts moet bewegen, dan wordt de vleugel 10, gezien in de rijrichting, naar voren gekanteld. Andersom, door de vleugel ! naar achteren te kantelen, wordt het bed achterwaarts bewogen. Mutatis mutandis geldt 10 dit ook voor zijwaartse verplaatsing van het bed. Evenzo geldt dit aspect van een logisch consistente en waarneembare terugkoppeling van de gevolgen van de handelingen aan de gebruiker ook voor de aangrijping van het huis 2 op de buis 39 en voor de vergrendeling en ontgrendeling van de aangrijpmiddelen, zie hierboven de beschrijving van de beweging van de trekstang 38 die buiten het huis 2 waarneembaar is door het volgen van 15 de stand van de schuif 6. Dit is voordelig, omdat er niet veel tijd nodig is voor het trainen van een gebruiker hoe met de bedieningseenheid te werken.

Het contactslot heeft bij voorkeur een aantal bedrijfsstanden. Met verschillende bedrijfsstanden kan worden geregeld dat in bepaalde standen bepaalde functies van de bedieningseenheid zijn aangeschakeld en daardoor zijn uit te oefenen, of juist zijn uitge-20 schakeld en daardoor niet beschikbaar zijn. Hiermee kan een bepaald protocol van handelingen worden gevolgd, hetgeen de veiligheid van zowel de gebruiker als zijn omgeving (bijvoorbeeld de patiënt en andere omstanders, en de fysieke omgeving) ten goede komt. Er kan naar keuze een verandering in de stand van de sensor worden gekoppeld aan het aanschakelen, of juist het uitschakelen, van bepaalde functies van de be-25 dieningseenheid. Bijvoorbeeld, in een situatie waarin de druksensor 23 aangeeft dat de opening 4 onbezet is, zouden de functies van verandering van snelheid en richting kunnen zijn uitgeschakeld. Ook dit is bevorderlijk voor een veilig gebruik van de bedienings-eenheid en het daarmee te verplaatsen object. Er zijn veel relevante keuzes met betrekking tot het meten-en-regelen met de besturingseenheid denkbaar.

30 Met de combinatie van een bedieningseenheid (het huis 2) die praktisch onbe weeglijk, doch afneembaar kan worden vastgezet op het te verplaatsen object (de buis 39 van het bed) en een zelfspannende bekrachtiging van de aangrijpmiddelen (de klauw 5) waarbij de functies van de bedieningseenheid ook onder het verplaatsen van het object met één hand kunnen worden uitgeoefend, wordt het voordeel bereikt dat dezelfde hand 1026590- ·* 10 tevens kan worden gebruikt om het object in zijn beweging te geleiden of daarbij zelfs aan te drijven, terwijl de gebruiker zijn tweede hand volledig tot zijn beschikking heeft voor eventueel andere handelingen.

Wanneer de afneembare bedieningseenheid niet geheel onbeweeglijk, maar met 5 een acceptabele mate van beweeglijkheid wordt vastgezet aan het bed (bijvoorbeeld wanneer er gebruik wordt gemaakt van een of meer klippen of klemmen, zoals bekend van tasjes voor mobiele telefoons en GPS-inrichtingen die door de gebruiker aan de riem kunnen worden gedragen), dan zal het voordeel van één-handsbedienbaarheid ook worden bereikt, zij het niet optimaal.

10 Onder verwijzing naar het getoonde in Figuren 1, 2 en 8 zal het duidelijk zijn dat de bedieningseenheid 1 is voorzien van elektromechanische componenten voor verschillende functies, zoals een startonderbreker, een controlesysteem voor de accuspanning, een aan/uit schakelaar, een hefmechanisme, hendels voor verandering van de snelheid en de richting van het bed, een snelheidsbegrenzer, en een noodstop.

15 Met aanpassing van de vorm en prestaties van het hefmechanisme kan de inrich ting volgens de uitvinding geschikt worden gemaakt voor toepassing met objecten die zwaarder zijn dan ziekenhuisbedden, zoals operatietafels, en karren en onderstellen die in de zware industrie worden gebruikt.

Door de inrichting volgens de uitvinding te voorzien van middelen voor samen- 20 werking met een of meer disselbomen, kan een enkele inrichting worden gebruikt voor i ! het verplaatsen van een aantal aan elkaar gekoppelde objecten. Dit biedt voordelen zoals het groepsgewijs verplaatsen van, bijvoorbeeld, een aantal Voedselverdeelkarren of afvalcontainers.

Het zal duidelijk zijn dat van een inrichting (voor het verplaatsen van objecten 25 zoals bedden, operatietafels, karren en pallets) volgens de uitvinding de afneembare bedieningseenheid inter-operabel kan worden gemaakt voor gebruik met andere uitvoeringen van de inrichting volgens de uitvinding.

30 1028590-

Claims (4)

1. Inrichting voor het verplaatsen van objecten zoals bedden, operatietafels, karren en pallets, omvattende een verrijdbaar geraamte, een hefmechanisme dat kan samen-5 werken met een hefbaar deel van het te verplaatsen object, en middelen voor de be diening en besturing van de inrichting, waarbij de inrichting is voorzien van een afneembare bedieningseenheid, waarbij de bedieningseenheid is voorzien van middelen voor het aangrijpen op het object en, bij aangrijpen, het uitoefenen van een kracht op het object welke gericht is tegen het afnemen van de bedieningseenheid van het 10 object, en waarbij de bedieningseenheid is voorzien van middelen voor het vergrendelen van de aangrijpmiddelen op het object, met het kenmerk, dat de bedieningseenheid is voorzien van middelen voor het bekrachtigen van de aangrijpmiddelen, bij verdere voorkeur zelfstellende bekrachtigingsmiddelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aangrijpmiddelen en/ of de bekrachtigingsmiddelen voor de aangrijpmiddelen een veer of demper omvatten. j

3. Inrichting volgens een van de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de aangrijpmiddelen en/ of de vergrendelmiddelen en/ of de bekrachtigingsmiddelen voor de aan- 20 grijpmiddelen elektromechanisch van aard zijn.

4. Afneembare bedieningseenheid die separabel is van en wisselbaar (inter-operabel) is tussen verschillende inrichtingen voor het verplaatsen van objecten zoals bedden, operatietafels, karren en pallets volgens een van de voorgaande conclusies. 25 -0-0-0- 1026590-