NL1026578C2 - Tankvaartuig met drooginrichting voor de laadruimte. - Google Patents

Description

t

Tankvaartuig met drooginrichting voor de laadruimte

De uitvinding betreft een vaartuig, omvattende tenminste een ruimte, zoals een laadruimte voor een vloeibare lading en/of een ballastruimte, alsmede een 5 drooginrichting voor het drogen van de lege ruimte, welke drooginrichting een ventilator omvat voor het opwekken van een luchtstroming alsmede middelen voor het aansluiten van de ventilator op de ruimte.

Dergelijke vaartuigen zijn bekend. Zij worden toegepast voor het transport van verschillende typen vloeistoffen, zoals benzine, nafta en dergelijke. Veelal worden deze 10 vloeistoffen afwisselend in dezelfde laadruimte getransporteerd. Voordat een ander type vloeistof wordt geladen, moet de laadruimte volledig geledigd en gedroogd worden teneinde vervuiling met resten van de voorgaande lading te vermijden.

Door middel van de drooginrichting, waarmee buitenlucht door de laadruimte wordt geblazen, worden de vochtige wanden van de laadruimte en eventuele 15 vloeistofresten op de bodem verwijderd door verdamping en afvoer van de dampen via de ontluchting van de laadruimte. Deze bekende drooginrichting heeft het nadeel dat het volledig drogen van de laadruimte veel tijd in beslag kan nemen, vooral indien de omgevingstemperatuur laag is. Dat brengt een relatief lange wachttijd mee voordat de volgende lading kan worden ingenomen, en derhalve verlies aan inkomsten.

20 Doel van de uitvinding is daarom een vaartuig van het hiervoor beschreven type te verschaffen dat dit nadeel mist. Dat doel wordt bereikt doordat de drooginrichting verwarmingsmiddelen omvat voor het verwarmen van de luchtstroming.

Het inblazen van verwarmde lucht versnelt het verdampen van de vloeistofresten in de laadruimte, zodat het vaartuig sneller beschikbaar is voor het transporteren van 25 een vloeistof van een ander type. De verwarming van de lucht kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Bij voorkeur zijn daartoe de verwarmingsmiddelen direct aan de uitlaat van de ventilator gekoppeld. De verwarmingsmiddelen kunnen een warmtewisselaar, zoals een radiator omvatten waar doorheen of waarlangs de luchtstroming geleidbaar is.

30 De drooginrichting moet met het oog op de te transporteren vloeistoffen explosieveilig zijn. In dat verband is de radiator bij voorkeur verwarmbaar met thermische olie. Daartoe kan de radiator zijn opgenomen in een circuit dat tevens een 1026578 2 pomp en een verwarmingsbron omvat en eventueel een expansievat. In het bijzonder kunnen de verwarmingsmiddelen een elektrische verwarmingsbron omvatten.

De drooginrichting behoeft niet permanent te zijn gekoppeld met de laadruimte; met behulp van geschikte koppelmiddelen kan de drooginrichting aangekoppeld en 5 ontkoppeld worden. Elke laadruimte heeft een laadopening voor het toevoeren in, respectievelijk het afvoeren uit, de laadruimte van de lading. Bij voorkeur wordt de drooginrichting aangesloten op de laadopening.

Zoals gebruikelijk kan het vaartuig meerdere laadruimten bezitten die elk via een aftakleiding zijn aangesloten op een hoofdleiding. In dat geval is de drooginrichting 10 aansluitbaar op de hoofdleiding. Bij voorkeur bevinden de drooginrichting en de verwarmingsmiddelen zich op het dek van het vaartuig. Aangezien de drooginrichting explosieveilig kan worden uitgevoerd, kan deze midscheeps worden geplaatst, zodanig dat een reeks achter elkaar opgestelde laadruimten zo gelijkmatig mogelijk met één en dezelfde drooginrichting kan worden bediend.

15 De uitvinding betreft verder een drooginrichting voor gebruik bij een vaartuig zoals hiervoor beschreven, omvattende een ventilator voor het opwekken van een luchtstroming alsmede middelen voor het aansluiten van de ventilator op de laadruimte en/of op de ballastruimte. Deze drooginrichting is gekenmerkt door verwarmingsmiddelen voor het verwarmen van de luchtstroming.

20 Tevens betreft de uitvinding een werkwijze voor het drogen van de laadruimte van een vaartuig voor het transport van vloeistoffen, omvattende het toevoeren van een luchtstroming in de lege laadruimte en het afvoeren van de vloeistofdampen met de luchtstroming, gekenmerkt door het verwarmen van de lucht voordat deze wordt toegevoerd in de laadruimte.

25 De drooginrichting kan ook worden aangesloten op de ballastruimten teneinde deze te drogen.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een vaartuig volgens de uitvinding in zijaanzicht.

30 Figuur 2 toont een vergroot bovenaanzicht op een gedeelte van het vaartuig.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede volgens ΙΠ van figuur 1 en 2.

Figuur 4 toont een bovenaanzicht op de drooginrichting volgens IV van figuur 3.

Figuur 5 toont het aanzicht volgens V van figuur 4.

1026578 3

Figuur 6 toont de doorsnede volgens VI-VI van figuur 4.

Het in figuur 1 weergegeven vaartuig omvat een middenstuk 1 met aan de voorzijde een boeg 2 en aan de achterzijde het achterschip. Het middengedeelte 1 omvat, zoals weergegeven in het bovenaanzicht van figuur 2, een reeks laadruimten 4 5 die van elkaar zijn gescheiden door zogenaamde tankwanden 5. Over het dek 6 van het vaartuig loopt van voor naar achter een hoofdleiding 7, die door middel van aftakleidingen 8 is aangesloten op de laadruimten 4. Elke laadruimte bezit twee ontluchtingen 9.

Op het dek 6 van het vaartuig is de in zijn geheel met 10 aangeduide 10 drooginrichting opgesteld. Deze drooginrichting 10 kan door middel van een soepele leiding 11 worden gekoppeld met de hoofdleiding 7, voor het toevoeren van een luchtstroming aan de respectievelijke aftakleidingen. Door middel van het manipuleren van de afsluiters in de hoofdleiding 7 en de aftakleiding 8 kan elke laadruimte 4 apart worden behandeld; ook is het mogelijk om alle laadruimten 4 tegelijkertijd te drogen.

15 Zoals weergegeven in de figuren 4-6 bezit de drooginrichting 10 een centrifugaal ventilator 12. Door middel van de motor 13 wordt de ventilator 12 aangedreven. De uitlaat 14 van de ventilator 12 is door middel van een verloopstuk 15 aangesloten op de, in zijn geheel met 16 aangeduide verwarmingsinrichting. Deze verwarmingsinrichting 16 omvat een warmtewisselaar 17, bestaande uit een huis 18 20 over de doorsnede waarvan de zich in figuur 6 weergegeven warmtewisselaar 19 uitstrekt. Deze warmtewisselaar 19 is via een leidingsysteem 20 aangesloten op de verwarmingsinrichting 21, bij voorkeur een elektrische verwarmingsinrichting. Door middel van de pomp 22 wordt thermische olie rondgepompt door het circuit 23, dat bestaat uit de verwarmingsinrichting 21, leidingen 20, pomp 22 en behuizing 17. 25 Tevens is een expansievat 24 voorzien.

De door de ventilator 12 geleverde lucht, die aangezogen wordt via de inlaat 25 van de ventilator, wordt in de verwarmingsinrichting 16 verwarmd alvorens deze via de slang 11 in de betreffende laadruimte 4 terecht komt. Het droogproces van de wanden van de laadruimte 4 wordt daardoor aanzienlijk versneld. Via de ontluchting 9 kan de 30 dampen bevattende lucht worden afgevoerd.

Zoals weergegeven in de figuren 1-3 bezit het vaartuig tevens ballastruimten 26, van elkaar gescheiden door schotten 30. Deze ballastruimten 26 bezitten ontluchtingen 29 en kunnen worden gevuld respectievelijk geledigd met water via de hoofdleiding 27 1026578 % 4 en de bijbehorende aftakleidingen 28. Zoals met onderbroken lijnen weergegeven in figuren 2 en 3 kan de slang 11 ’ ook op deze hoofdleiding 27 worden aangesloten voor het drogen van de ballastmimten 26.

1026578

Claims (16)

1. Vaartuig, omvattende tenminste ruimte (4, 26), zoals een laadruimte (4) voor een vloeibare lading en/of een ballastruimte (26), alsmede een drooginrichting (10) 5 voor het drogen van de lege ruimte (4, 26), welke drooginrichting (10) een ventilator (12) omvat voor het opwekken van een luchtstroming alsmede middelen (11) voor het aansluiten van de ventilator op de ruimte (4, 26), met het kenmerk dat de drooginrichting (10) verwarmingsmiddelen (16) omvat voor het verwarmen van de luchtstroming. 10

2. Vaartuig volgens conclusie 1, waarbij de verwarmingsmiddelen (16) direct aan de uitlaat (14) van de ventilator (12) zijn gekoppeld.

3. Vaartuig volgens conclusie 2, waarbij de verwarmingsmiddelen (16) 15 warmtewisselaar, zoals een radiator (19) omvatten waar doorheen of waar langs de luchtstroming geleidbaar is.

4. Vaartuig volgens conclusie 3, waarbij de radiator (19) verwarmbaar is met thermische olie. 20

5. Vaartuig volgens conclusie 4, waarbij de radiator (19) is opgenomen in een circuit (23) dat tevens een pomp (22) en een verwarmingsbron (21) omvat.

6. Vaartuig volgens conclusie 5, waarbij het circuit (23) een expansievat (24) 25 omvat.

7. Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verwarmingsmiddelen (16) een elektrische verwarmingsbron (21) omvatten.

8. Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke laadruimte (4) een laadopening (8) heeft voor het toevoeren in, respectievelijk het afvoeren uit, de laadruimte (4) van de lading en de drooginrichting (10) koppelbaar is met de laadopening van een laadruimte (4). 1026578 I* «

9. Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de laadruimte (4) tenminste een ontluchtingsopening (8) heeft.

10. Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij meerdere laadruimten (4) zijn voorzien die elk via een aftakleiding (8) zijn aangesloten op een hoofdleiding (7), waarbij de drooginrichting (10) aansluitbaar is op de hoofdleiding (7).

11. Vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de drooginrichting 10 (10) en de verwarmingsmiddelen (16) zich bevinden op het dek (6) van het vaartuig.

12. Vaartuig volgens conclusie 10 en 11, waarbij de drooginrichting (10) midscheeps is opgesteld.

13. Vaartuig volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de ballastruimten (26) zijn aangesloten op een leidingnet (27, 28), op welk leidingnet de drooginrichting (10) aansluitbaar is.

14. Vaartuig volgens conclusie 13, waarbij de ballastruimten (26) een ontluchting 20 (29) bezitten.

15. Drooginrichting (10) voor gebruik bij een vaartuig volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een ventilator (12) voor het opwekken van een luchtstroming alsmede middelen voor het aansluiten van de ventilator (12) op de ruimte 25 (4, 26), met het kenmerk dat de drooginrichting (10) verwarmingsmiddelen (16) omvat voor het verwannen van de luchtstroming.

16. Werkwijze voor het drogen van een ruimte (4), zoals een laadruimte (4) en/of een ballastruimte (26), van een vaartuig voor het transport van vloeistoffen, omvattende 30 het toevoeren van een luchtstroming in de lege ruimte (4, 26) en het afvoeren van de vloeistofdampen met de luchtstroming, gekenmerkt door het verwannen van de lucht vóór het toevoeren daarvan in de ruimte (4,26). a λ λ r "7 O