NL1026480C2 - Werkwijze voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau; werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren; opgerold plaat-vormig materiaal. - Google Patents
Werkwijze voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau; werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren; opgerold plaat-vormig materiaal. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1026480C2 NL1026480C2 NL1026480A NL1026480A NL1026480C2 NL 1026480 C2 NL1026480 C2 NL 1026480C2 NL 1026480 A NL1026480 A NL 1026480A NL 1026480 A NL1026480 A NL 1026480A NL 1026480 C2 NL1026480 C2 NL 1026480C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- ebb
- outlet
- water
- culture
- flood
- Prior art date
Links
- 241001465754 Metazoa Species 0.000 title claims description 49
- 238000012364 cultivation method Methods 0.000 title 1
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 claims abstract description 140
- 239000000463 material Substances 0.000 claims abstract description 35
- 239000007788 liquid Substances 0.000 claims abstract description 30
- 230000001105 regulatory effect Effects 0.000 claims abstract description 9
- 238000000034 method Methods 0.000 claims description 37
- 238000009395 breeding Methods 0.000 claims description 34
- 230000001488 breeding effect Effects 0.000 claims description 34
- 238000004519 manufacturing process Methods 0.000 claims description 12
- 239000012530 fluid Substances 0.000 claims description 5
- 241000238424 Crustacea Species 0.000 claims description 4
- 238000003975 animal breeding Methods 0.000 claims description 4
- 241000680905 Alitta virens Species 0.000 claims description 3
- 241000243813 Arenicola Species 0.000 claims description 3
- 239000004698 Polyethylene Substances 0.000 claims description 3
- 241001137927 Solea senegalensis Species 0.000 claims description 3
- 241000292574 Solea solea Species 0.000 claims description 3
- -1 polyethylene Polymers 0.000 claims description 3
- 229920000573 polyethylene Polymers 0.000 claims description 3
- 241000243827 Nereis Species 0.000 claims description 2
- 241000512303 Scophthalmus Species 0.000 claims description 2
- 241000512310 Scophthalmus maximus Species 0.000 claims description 2
- 241001137926 Solea Species 0.000 claims description 2
- 235000013405 beer Nutrition 0.000 claims description 2
- 230000002431 foraging effect Effects 0.000 claims description 2
- 241000121184 Monodon Species 0.000 claims 1
- 230000004907 flux Effects 0.000 claims 1
- 235000003385 Diospyros ebenum Nutrition 0.000 description 4
- 241000792913 Ebenaceae Species 0.000 description 4
- 238000004140 cleaning Methods 0.000 description 4
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 4
- 238000000746 purification Methods 0.000 description 4
- 241000251468 Actinopterygii Species 0.000 description 3
- 235000001674 Agaricus brunnescens Nutrition 0.000 description 3
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 3
- 241000269911 Hippoglossus hippoglossus Species 0.000 description 2
- 241000269978 Pleuronectiformes Species 0.000 description 2
- 238000011109 contamination Methods 0.000 description 2
- 150000003839 salts Chemical class 0.000 description 2
- 241000894007 species Species 0.000 description 2
- 241000196324 Embryophyta Species 0.000 description 1
- 241000269910 Hippoglossus Species 0.000 description 1
- 241000489861 Maximus Species 0.000 description 1
- 241000144816 Parasa bicolor Species 0.000 description 1
- 241000238552 Penaeus monodon Species 0.000 description 1
- 241000269980 Pleuronectidae Species 0.000 description 1
- 241000157468 Reinhardtius hippoglossoides Species 0.000 description 1
- 238000009360 aquaculture Methods 0.000 description 1
- 244000144974 aquaculture Species 0.000 description 1
- 230000002301 combined effect Effects 0.000 description 1
- 239000012141 concentrate Substances 0.000 description 1
- 238000005260 corrosion Methods 0.000 description 1
- 230000007797 corrosion Effects 0.000 description 1
- 201000010099 disease Diseases 0.000 description 1
- 208000037265 diseases, disorders, signs and symptoms Diseases 0.000 description 1
- 230000002349 favourable effect Effects 0.000 description 1
- 239000004459 forage Substances 0.000 description 1
- 238000009434 installation Methods 0.000 description 1
- 239000002245 particle Substances 0.000 description 1
- 238000009372 pisciculture Methods 0.000 description 1
- 229920003023 plastic Polymers 0.000 description 1
- 239000004033 plastic Substances 0.000 description 1
- 238000004023 plastic welding Methods 0.000 description 1
- 238000005096 rolling process Methods 0.000 description 1
- 238000004513 sizing Methods 0.000 description 1
- 239000002689 soil Substances 0.000 description 1
- 230000032258 transport Effects 0.000 description 1
- 238000003466 welding Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K63/00—Receptacles for live fish, e.g. aquaria; Terraria
- A01K63/04—Arrangements for treating water specially adapted to receptacles for live fish
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K61/00—Culture of aquatic animals
- A01K61/10—Culture of aquatic animals of fish
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K63/00—Receptacles for live fish, e.g. aquaria; Terraria
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01K—ANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
- A01K63/00—Receptacles for live fish, e.g. aquaria; Terraria
- A01K63/10—Cleaning bottoms or walls of ponds or receptacles
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Marine Sciences & Fisheries (AREA)
- Animal Husbandry (AREA)
- Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
- Zoology (AREA)
- Farming Of Fish And Shellfish (AREA)
Description
Werkwijze voor het kweken van aquatieche dieren; inrichting voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau; werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van 5 aquatische dieren; opgerold plaat-vorxnig materiaal.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op het gebied van de visteelt.
Meer in het bijzonder heeft de uitvinding volgens een 10 eerste aspect betrekking op een werkwijze voor het kweken van aquatische dieren.
Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het kweken van aquatische dieren.
15 Volgens een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau, die toepasbaar is in de inrichting voor het kweken van aquatische dieren.
Volgens een verder aspect heeft de uitvinding 20 betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren.
Volgens een laatste aspect heeft de uitvinding betrekking op een opgerold plaat-vormig materiaal. Het plaatvormig materiaal is van nut in de werkwijze voor het 25 vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren volgens de uitvinding.
De kweek van vissen in ondiepe kweekbassins is beschreven door 0iestad (Aquaculture Research 1999, 30, 831-840). De door deze auteur beschreven ondiepe kweekbassins 30 zijn langgerekte smalle ondiepe kweekbassins. De kweekbassins hebben nabij de voorwand een waterinlaat en nabij de achterwand een wateruitlaat. Er wordt een constante waterstroom in stand gehouden tussen de waterinlaat en de 1 n 0 R A ft Π I ι 2 wateruitlaat en er wordt gevoerd met een drijvend voer.
Vermeld wordt, dat de zelf-reiniging van de kamer, waar de gekweekte vissen zich bevinden, plaatsvindt door een gecombineerd effect van de waterstromingen en de beweging van 5 de vissen.
Voor de teelt van op de bodem foeragerende aquatische dieren is het gebruik van een drijvend voer niet optimaal, en heeft het gebruik van een zinkend voer de voorkeur. Bij het gebruik van een zinkend voer, zal echter bij het 10 kweekbassinontwerp, zoals beschreven door 0iestad, makkelijk vervuiling optreden, daar de kans groot is dat voerresten achterblijven op de bodem van het kweekbassin. Dit is met name het geval indien de kweker overvoert, om een maximale groei (productie) te verkrijgen.
15 Ten gevolge van de vervuiling kan een slechte hygiënische situatie in het kweekbassin ontstaan, die een negatieve invloed op de groei van de productiedieren kan hebben en in het ergste geval ziekte en/of dood van productiedieren kan veroorzaken.
20 De uitvinding heeft tot doel een oplossing voor dit probleem van vervuiling van ondiepe kweekbassins te bieden.
Gevonden is dat overmatige vervuiling van een ondiep kweekbassin voorkomen kan worden door periodiek de waterstroomsnelheid in het kweekbassin te verhogen. Door de 25 hogere stroomsnelheid zullen voederresten en/of andere bezinkende vuilresten, zoals dode aquatische dieren, meegevoerd worden met de waterstroom. Grotere vuilresten kunnen zich hierbij concentreren tegen een rooster dat zich in het bassin bevindt in de nabijheid van de wateruitlaat, 30 waarna de vuilresten eenvoudig verwijderd kunnen worden, bijvoorbeeld door ze weg te scheppen. Fijne vuilresten kunnen het rooster passeren en door de wateruitlaat afgevoerd worden, bijvoorbeeld naar een waterzuiveringsinstallatie.
_10P o n 1 ____
I I
3
Bovenstaand doel wordt volgens de uitvinding bereikt met de werkwijze volgens conclusie 1. In deze werkwijze worden de aquatische dieren gehouden in één of meerdere kweekbassins. De kweekbassins hebben een in hoofdzaak 5 uitgestrekte configuratie en zijn bijvoorbeeld van het type zoals beschreven door 0iestad. Alternatieve vormen van het kweekbassin zijn echter denkbaar. Van belang is met name dat de breedte van het kweekbassin relatief klein is ten opzichte van de lengte.
10 Het kweekbassin heeft in de nabijheid van de voorwand een waterinlaat, waardoor water het kweekbassin in kan stromen. In de nabijheid van de achterwand omvat het kweekbassin een eerste wateruitlaat, de vloeduitlaat, die in verbinding staat met een eerste uitstroomleiding, de 15 vloedleiding. De wateruitlaat heeft een loodrechte afstand tot de bodem van het kweekbassin. Deze loodrechte afstand wordt bepaald door het laagste punt van de wateruitlaat t.o.v. de bodem. Het water, dat door de waterinlaat het kweekbassin instroomt, kan het kweekbassin weer verlaten door 20 de wateruitlaat en de uitstroomleiding, die hiermee verbonden is. Hierdoor kan een waterstroom lopen tussen de waterinlaat en een wateruitlaat. Vanaf de wateruitlaat kan het water terug geleid worden naar de waterinlaat. Hierdoor wordt een gesloten watercircuit gevormd. Optioneel kan dit gesloten 25 watercircuit een bufferbassin, om fluctuaties in de waterstroom op te vangen, en/of een reinigingsinstallatie omvatten.
De wateruitlaat heeft een dusdanige configuratie en grootte, dat deze voldoende capaciteit heeft om het 30 toegevoerde water af te voeren.
De werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het kweekbassin in de nabijheid van de achterwand verder een tweede wateruitlaat, de ebuitlaat, omvat. Deze 1026480 4 ebuitlaat staat tevens in verbinding met een uitstroomleiding, de ebleiding. De ebuitlaat heeft een kortere loodrechte afstand tot de bodem dan de vloeduitlaat.
Tevens is de ebuitlaat afsluitbaar door middel van 5 een afsluitmiddel, zoals een klep of een stop. Een gesloten toestand van de ebuitlaat is hierbij een toestand waarbij water niet vrij kan stromen van de ebuitlaat naar de ebleiding. Indien de ebuitlaat afgesloten is zal het water, dat aangevoerd wordt door de waterinlaat, door de 10 vloeduitlaat het kweekbassin verlaten. Hierbij wordt aldus vanwege de vloeibare eigenschappen van water een waterniveau in het kweekbassin gecreëerd, dat in hoofdzaak overeenkomt met de loodrechte afstand van (het laagste punt van) de vloeduitlaat tot de bodem. Naar deze gesloten toestand van de 15 ebuitlaat zal verwezen worden als vloedstand. Indien de ebuitlaat echter geopend wordt, zal het water wegstromen door de ebuitlaat en zal uiteindelijk na verloop van tijd het waterniveau in het kweekbassin gelijk zijn aan de loodrechte afstand van (het laagste punt van) de ebuitlaat tot de bodem. 20 Naar deze geopende toestand van de ebuitlaat zal verwezen worden als de ebstand.
Indien de watertoevoer constant (of tenminste nagenoeg constant)gehouden worden, zal de stroomsnelheid aangeduid met Φ in de ebstand (Φε„) groter zijn dan de 25 stroomsnelheid in de vloedstand (Φνΐοβ<ι) · Door deze hogere stroomsnelheid in de ebstand zullen de bezonken delen beter meegevoerd worden met de waterstroom in de richting van de ebuitlaat. Dit zal een reinigend effect hebben op het kweekbassin.
30 De duur van de open toestand van de ebuitlaat is relatief kort ten opzichte van de duur van de gesloten toestand van de ebuitlaat. Daarnaast is het niet noodzakelijk om de ebuitlaat frequent te openen. Zo is het bijvoorbeeld 1026480
I I
5 voldoende om de ebuitlaat gedurende een etmaal eenmaal te openen. De tijdsperiode (t), van deze opening is hierbij bij voorkeur minimaal gelijk aan de doorlooptijd van het water door het kweekbassin bij een geopende toestand van de 5 ebuitlaat. Deze doorlooptijd wordt gedefinieerd door de relatie tdoorloop=l/<£>eb, waarbij 1 de afstand in centimeters is tussen de waterinlaat en de ebuitlaat, en <I>eb de stroomsnelheid door het kweekbassin is bij een geopende toestand van de ebuitlaat, uitgedrukt in cm/s. Doordat de 10 tijdsduur van de opening van de ebuitlaat minimaal gelijk is aan de doorlooptijd van het water in de ebstand, wordt bereikt dat het water over minimaal de afstand tussen de waterinlaat en de ebuitlaat stroomt met het verhoogd debiet. Hierdoor wordt het reinigend effect van de verhoogde 15 waterstroom uitgevoerd over minimaal de afstand tussen de waterinlaat en de ebuitlaat. Dit komt in hoofdzaak overeen met de lengte van het kweekbassin. Indien een scherm in het kweekbassin geplaatst is om de wateruitlaten af te schermen van de aquatische dieren, kan 1 tevens overeenkomen met de 20 lengte van de waterinlaat tot het scherm.
Het heeft echter de voorkeur, dat de openingsduur van de ebuitlaat niet te lang is, en derhalve heeft het de voorkeur dat de ebuitlaat gedurende een tijdsperiode, die maximaal gelijk is aan 10-20 keer, zoals 15 keer de 25 doorlooptijd, in de ebstand geopend wordt. Veelal komt dit overeen met een opening van de ebuitlaat gedurende 10 minuten-1¾ uur, zoals 30 minuten-1½ uur. Indien de ebuitlaat te lang geopend wordt is er onvoldoende mogelijkheid voor de aquatische dieren om te foerageren, daar het voer te snel 30 wordt afgevoerd. Verder kan het te lang aanhouden van een snelle waterstroom onprettig zijn voor de productiedieren en kunnen ze hier in sommige gevallen zelfs hinder van ondervinden.
1026480
• I
6
De hoogte van het waterniveau in de ebstand en vloedstand, alsmede het waterdebiet in de ebstand en vloedstand, wordt bepaald door het soort aquatisch dier dat gekweekt wordt in het kweekbassin, alsmede het levensstadium 5 van de gehouden dieren. Met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding kunnen diverse aquatische dieren gekweekt worden. Deze aquatische dieren zijn bij voorkeur bodem-foeragerende aquatische dieren, zoals die geselecteerd uit het geslacht Solea, zoals Solea solea of Solea senegalensis; 10 het geslacht Scophthalmus, zoals Scophthalmus maximus; het geslacht Hippoglossus, zoals Hippo glossus hippoglossus; de orde der crustacea, zoals Penaeus monodon of Lithopenaeus vannamex; zagers zoals Nereis virens of Nereis bicolor; of zeepieren, zoals Arenicola marinus.
15 Tabel 1 toont voor verscheidene aquatische dieren geschikte waterdiepten in de vloedstand. Tabel 2 toont voor deze aquatische dieren geschikte waarden voor de stroomsnelheid in de vloedstand. De waterdiepte in de ebstand is enigszins lager dan de waterdiepte in de vloedstand.
20 Derhalve kan de waterdiepte in de ebstand liggen tussen 0,5-15 cm, zoals 0,5-10 cm, op alternatieve wijze tussen 0,5-5 cm.
De stroomsnelheid in de ebstand is enigszins hoger dan in de vloedstand, en bedraagt bijvoorbeeld 1,5-10 keer, 25 zoals 1,5-5 keer, de stroomsnelheid in de vloedstand.
Tabel 1
Waterdiepte in de vloedstand (cm) Soort/gewicht <1 g 1-5 g 5-50 >50 30 div. platvis* 1-2 2-10 5-15 8-20 crustacea 1-5 2-10 5-20 zee-aas** 1-3 3-7 3-10 1026480 7
Tabel 2 stroomsnelheid in de vloedstand (cm/s) Soort/gewicht <1 g 1-5 g 5-50 >50 div. platvis* <1 1-3 3-5 4-7 5 crustacea <1 1-2 2-4 zee-aas** <1 1-3 2-5 * bijvoorbeeld: tong (S. solea en S. senegalensis), tarbot (Scopthalmua maximus) en heilbot (Hippoglossus hippoglossus).
** bijvoorbeeld: zager (Nereis virens en N. bicolor en zeepier (Arenicola 10 marinus) .
Bij voorkeur wordt in de werkwijze volgens de uitvinding gebruik gemaakt van meerdere kweekbassins. Door het gebruik van meerdere kweekbassins kan een groot 15 productieoppervlak verkregen worden, zonder een buitensporig grote dimensionering van de individuele kweekbassins. Het gebruik van meerdere kweekbassins maakt het tevens mogelijk om de kweekbassins te stapelen boven elkaar. Indien meerdere kweekbassins gebruikt worden heeft het de voorkeur, dat de 20 ebuitlaten van de verschillende kweekbassins niet gelijktijdig worden geopend. De opening van de ebuitlaten veroorzaakt namelijk een verhoogde watertoestroom naar het systeem, dat buiten het kweekbassin gelegen is tussen de wateruitlaat en de waterinlaat. Met name indien een groot 25 aantal kweekbassins wordt toegepast, die gezamenlijk zijn aangesloten op een enkel systeem, zal bij een gelijktijdige opening van de ebuitlaten een "vloedstroom" van water naar het bufferbassin en/of het reinigingssysteem toestromen. Hierdoor zou een grote capaciteit van het bufferbassin 30 noodzakelijk zijn, om te voorkomen dat dit overstroomt. Door nu de ebuitlaten van verschillende kweekbassins achtereenvolgend te openen wordt een grote vloedstroom van watér naar het bufferbassin voorkomen. Op alternatieve wijze 1026480 8 kunnen de ebuitlaten van de kweekbassins in groepen geopend worden. Begrepen zal worden dat deze groepen bij voorkeur zo klein mogelijk zijn.
Zoals gezegd, wordt met de werkwijze volgens de 5 uitvinding een gunstigere kweekbassinhygiëne bereikt, doordat bezinkend vuil beter kan worden afgevoerd. Een belangrijke bron van bezinkend vuil zijn voerresten, met name indien een zinkend voer wordt toegepast. De uitvinding is derhalve met name geschikt voor gebruik in een kweeksysteem waarbij een 10 zinkend voer wordt toegepast. Echter, ook indien een ander voer wordt toegepast, kan het gebruik van de werkwijze volgens de uitvinding van nut zijn, doordat ook andere vormen van bezinkend vuil verwijderd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld dode dieren.
15 Volgens een ander aspect heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het kweken van aquatische dieren, omvattende een aantal waterdichte ondiepe kweekbassins met een in hoofdzaak uitgestrekte configuratie gevormd door, tenminste een bodem, tenminste twee zijwanden 20 en een, ten opzichte van de zijwanden kortere, voor- en achterwand, met in de nabijheid van de voorwand een waterinlaat en in de nabijheid van de achterwand een eerste wateruitlaat, de vloeduitlaat, met een loodrechte afstand tot de bodem, die in verbinding staat met een eerste 25 uitstroomleiding, de vloedleiding, met het kenmerk dat de inrichting in de nabijheid van de achterwand verder een tweede wateruitlaat, de eb-uitlaat, omvat, die in verbinding staat met een tweede uitstroomleiding, de ebleiding en de eb-uitlaat zich op een kortere loodrechte afstand tot de bodem 30 bevindt dan de vloeduitlaat en verder de eb-uitlaat afsluitbaar is door middel van een afsluitmiddel. Een dergelijke inrichting is in het bijzonder van nut voor gebruik in de werkwijze volgens de uitvinding.
1026480 9
Het heeft voordelen indien de vloedleiding en de ebleiding samenkomen en/of samenvallen. Hiermee wordt bereikt dat enkel één doorboring van de kweekbassinwand noodzakelijk is om de vloedleiding en ebleiding uit het kweekbassin te 5 leiden.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm heeft het de voorkeur indien de inrichting meerdere kweekbassins omvat. Deze kweekbassins zijn bij voorkeur boven elkaar geplaatst in een draagconstructie met meerdere boven elkaar gestapelde 10 lagen. Door het gebruik van een gelaagd systeem wordt vloeroppervlak bespaard.
Volgens een verdere voorkeursvorm van de inrichting volgens de uitvinding, worden bodem en zijwanden van het kweekbassin gevormd uit een enkel plaat-vormig materiaal, dat 15 gevouwen is als een waterdichte goot met twee open uiteinden, eri zijn de voor- en achterwanden van het kweekbassin waterdicht verbonden aan de open uiteinden van dé goot. Gebleken, is dat een dergelijk kweekbassin eenvoudig geconstrueerd kan worden. Een dergelijke constructiewerkwijze 20 vormt een verder aspect van deze uitvinding en zal hierna nader toegelicht worden.
Bij voorkeur omvat de inrichting volgens de uitvinding meerdere kweekbassins. Door het gebruik van meerdere kweekbassins kan een groot productieoppervlak 25 verkregen worden, zonder een buitensporig grote dimensionering van de kweekbassins. Het gebruik van meerdere ondiepe kweekbassins maakt het tevens mogelijk om de kweekbassins te stapelen boven elkaar. Indien meerdere kweekbassins gebruikt worden heeft het de voorkeur dat de 30 ebuitlaat van de verschillende kweekbassins van de inrichting niet gelijktijdig geopend hoeven te worden. De opening van de ebuitlaat veroorzaakt namelijk een verhoogde watertoestroom naar een eventueel bufferbassin en/of waterzuiveringssysteem, 1026480 ( 10 dat buiten het kweekbassin gelegen is tussen de wateruitlaat en de waterinlaat. Met name indien een groot aantal kweekbassins wordt toegepast, zal bij een gelijktijdige opening van de ebuitlaten een "vloedstroom" van water naar 5 het bufferbassin en/of het waterzuiveringssysteem toestromen. Hierdoor zou het gebruik van een bufferbassin met een relatief grote capaciteit noodzakelijk zijn, overstroming van een gesloten watersysteem buiten het kweekbassin te voorkomen.
10 Derhalve wordt een inrichting voor het kweken van aquatische dieren volgens de uitvinding bijvoorkeur gekenmerkt doordat deze meerdere kweekbassins omvat en de ebuitlaten achtereenvolgend geopend en/of gesloten kunnen worden. Op alternatieven wijze kunnen de eb-uitlaten bij 15 voorkeur in groepen geopend en/of gesloten kunnen worden. Begrepen zal worden dat deze groepen bij voorkeur zo klein mogélijk zijn.
Het is. verder mogelijk dat het openen/sluiten van de . eb-uitlaten mechanisch aangedreven wordt. Indien de eb-20 uitlaten mechanisch aangedreven worden kan deze mechanische aandrijving automatisch gestuurd worden met op zich bekende regelmiddelen. Indien er meerdere kweekbassins worden toegepast sturen deze regelmiddelen het openen/sluiten van de eb-uitlaten bij voorkeur dusdanig aan, dat de eb-uitlaten 25 achtereenvolgend geopend en/of gesloten worden. Op alternatieven wijze sturen de regelmiddelen het openen/sluiten van de eb-uitlaten bij voorkeur dusdanig aan dat deze in groepen geopend en/of gesloten kunnen worden.
Met de inrichting voor het kweken van aquatische 30 dieren volgens de uitvinding kunnen diverse aquatische dieren gekweekt worden. Deze aquatische dieren zijn bij voorkeur bodem-foeragerende aquatische dieren, zoals die welke reeds 1026480 11 zijn opgesomd in relatie tot de werkwijze voor het kweken van aquatische dieren volgens de uitvinding.
Met de inrichting voor het kweken voor aquatische dieren volgens de uitvinding kan derhalve bij voorkeur in de 5 vloedstand een water niveau gedefinieerd worden binnen de spreidingen, zoals weergegeven in tabel 1. In de inrichting voor het kweken van aquatische dieren volgens de uitvinding bedraagt derhalve bij voorkeur de loodrechte afstand van de vloedinlaat tot de bodem 1-20 cm en bedraagt de loodrechte 10 afstand van de eb-inlaat tot de bodem bij voorkeur 0,5-15 cm.
De keuze van materialen, die geschikt zijn voor toepassing binnen de inrichting voor het kweken van aquatische dieren ligt binnen de kennis van de vakman. Van belang is enkel dat de toegepaste materialen, indien 15 noodzakelijk voor hun functie, voldoende waterdicht zijn. Het heeft dé voorkeur dat materialen, die in direct contact komen met water voldoende Corrosie resistent zijn. Dit is met name van belang indien zoutwater wordt toegepast om de aquatische dieren te kweken.
20 Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau. Een dergelijk inrichting kan toegepast worden in de inrichting voor het kweken van aquatische dieren. De inrichting omvat een eerste buisvormig lichaam met 25 een bovenuiteinde, een onderuiteinde en een eerste binnenruimte met een binnendiameter, met het kenmerk dat de inrichting verder omvat een tweede buisvormig lichaam, met een buiten diameter, een bovenuiteinde, een onderuiteinde en een tweede binnenruimte, dat tenminste gedeeltelijk, 30 beweegbaar ingebracht is in de eerste binnenruimte; een vloeistof uitstroom opening aan de onderzijde van het eerste lichaam; een eerste vloeistof instroomopeningen de eb instroomopening, waardoor vloeistof de binnenruimte van het 1026480 12 eerste lichaam bereiken kan; een tweede vloeistof instroomopening, de vloed instroomopening, waardoor vloeistof de binnenruimte van het tweede lichaam bereiken kan, welke eb instroomopening ten opzichte van de vloed instroomopening 5 naar de onderzijde van het eerste lichaam is geplaatst; en de doorgang van de vloeistof van de eb instroomopening naar de vloeistof uitstroomopening afsluitbaar is door een beweging van het tweede lichaam ten opzichte van het eerste lichaam.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de 10 inrichting voor het reguleren van een vloeistofstroom gekenmerkt doordat de binnendiameter van de eerste binnenruimte vernauwd is tussen de eb instroomopening en de vloeistof uitstroomopening en het afsluiten van de doorgang tussen de eb instroomopening en de vloeistof uitstroom 15 opening geschiedt door het in verticale richting in de richting van de onderzijde bewegen van het tweede lichaam tegen deze vernauwing.
Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een 20 inrichting voor het kweken van aquatische dieren. Een dergelijke werkwijze omvat de navolgende stappen: (1) het verschaffen van een aantal waterdichte ondiepe kweekbassins met een in hoofdzaak uitgestrekte configuratie gevormd door, tenminste een bodem, tenminste 2 zijwanden en 25 een, ten opzichte van de zijwanden kortere, voor- en achterwand, (2) het in de nabijheid van de voorwand aanbrengen van een waterinlaat, (3) het in de nabijheid van de achterwand aanbrengen van 30 een eerste wateruitlaat, de vloeduitlaat, met het kenmerk dat (4) verder een tweede wateruitlaat, de eb-uitlaat, in de nabijheid van de achterwand aangebracht wordt, zodanig dat _1 Π9 RA S fl___ 13 deze eb-uitlaat zich op een kortere verticale afstand van de bodem bevindt dan de vloeduitlaat en verder middelen verschaft worden waarmee de eb-uitlaat afsluitbaar is.
In de werkwijze worden één of meerder waterdichte 5 ondiepe kweekbassins verschaft. De kweekbassins hebben een in hoofdzaak uitgestrekte configuratie en kunnen van een type zijn, zoals bekend is binnen het vakgebied. In het kweekbassin wordt in de nabijheid van de voorwand een waterinlaat aangebracht. Dit kan geschieden op een op zich 10 bekende wijze, bijvoorbeeld zoals beschreven door 0iestad. Nabij de achterwand wordt een eerste wateruitlaat, de vloeduitlaat, aangebracht. Dit kan geschieden op een op zich bekende wijze. De werkwijze wordt gekenmerkt doordat een tweede wateruitlaat, de ebuitlaat, in de nabijheid van de 15 achterwand aangebracht wordt. De verticale afstand van de bodem tót dezè ebuitlaat is korter dan de verticale afstand van.de vloeduitlaat tot de bodem. De ebuitlaat kan uit bekende middelen bestaan en verbonden worden met een tweede afvoerleiding. De ebuitlaat wordt verder voorzien van een 20 afsluitmiddel. Het afsluitmiddel kan een klep omvatten.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze worden meerdere kweekbassins verschaft en een draagconstructie met meerdere dragende lagen. De kweekbassins worden hierbij boven elkaar gestapeld in de draagconstructie. 25 Met deze voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze kan een inrichting vervaardigd worden die een gering vloeroppervlak heeft ten opzichte van het totaaloppervlak van de kweekbassins.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de 30 werkwijze worden de kweekbassins gevormd uit een plaat-vormig materiaal met een aantal inkervingen in de lengterichting van de plaat. De inkervingen lopen parallel aan de lengte-as van het plaat-vormig materiaal. Bij voorkeur omvat het plaat- 1026480 14 vormig materiaal twee inkervingen. Het plaat-vormig materiaal wordt langs de inkervingen gevouwen onder vorming van een waterdichte goot met twee open uiteinden. Indien het plaat -vormig materiaal twee inkervingen omvat, heeft de goot in een 5 dwarsdoorsnede een U-vorm.
Aari de open uiteinden van de waterdichte goot worden vervolgens een voor- en achterwand waterdicht verbonden. Het waterdicht verbinden van de voor- en achterwand kan geschieden op elke geschikte wijze, zoals bijvoorbeeld door 10 middel van lassen, inclusief het lassen van kunststof.
Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een opgerold plaat-vormige materiaal. Het opgerold plaat-vormig materiaal heeft een materiaaldikte van 2-3 mm en omvat twee parallel aan de lengte-as van het 15 uitgerold materiaal verlopende inkervingen. Een dergelijk opgerold plaat-vormig materiaal is geschikt om gebruikt te worden in de bovenbeschreven werkwijze voor.het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren. De inkervingen van het opgerold plaat-vormig materiaal bevinden 20 zich bijvoorbeeld op 10/156 en 155/156 deel of op alternatieve wijze op 15/166 en 151/166 deel, of 20/176 en 156/176 deel van de breedte van het uitgerold materiaal. Hiermee kan een.kweekbassin gevormd worden met een hoogte:breedte verhouding van 10:136, 15:136, 20:136. De 25 breedte van 136 komt overeen met de breedte van stellages, die gebruikelijk worden toegepast bij de teelt van champignons. Deze stellages zijn bijzonder geschikt als draagconstructie binnen de meer-lagige inrichting voor het kweken van aquatische dieren volgens de uitvinding.
30 Hoogte:breedte verhoudingen binnen deze spreiding zijn verder over het algemeen geschikt voor een ondiep kweekbassin.
Het plaat-vormig materiaal is bij voorkeur gevormd uit polyetheen. Gebleken is dat polyetheen een bijzonder 1026480 15 geschikt materiaal is voor de constructie van een ondiep kweekbassin. Dit vanwege de eenvoudige verwerking. Daarnaast is het materiaal voldoende resistent tegen zout water.
De uitvinding wordt verder nader toegelicht aan de 5 hand van de figuren, waarin niet limiterende uitvoeringsvormen van de uitvinding afgebeeld zijn en waarbij:
Figuur 1 een schematisch overzicht toont van de werking van het eb- en vloed mechanisme, dat onderhevig is aan 10 diverse aspecten van de uitvinding.
Figuur 2 een overzicht toont van de inrichting voor het kweken van aquatische dieren volgens de uitvinding,
Figuur 3 een aanzicht toont van de inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau volgens de uitvinding, 15 Figuur 4a een doorsnede toont door de inrichting van figuur 1 in de vloedstand, terzijde van de pijl aangeduid met III,
Figuur 4b een doorsnede toont door dezelfde inrichting in de ebstand, en 20 Figuur 5 een aanzicht toont van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren, met meerdere lagen, tijdens de constructie hiervan.
Figuur 1 toont op schematische wijze het eb- en vloedmechanisme, dat onderhevig is aan diverse aspecten van 25 de uitvinding. In figuur la is een ondiep kweekbassin 1 zichtbaar met een voorwand 2, een achterwand 3 en een bodem 7. In de nabijheid van de voorwand 2 bevindt zich een waterinlaat 5, waardoor het water het ondiepe bassin instroomt. In de nabijheid van de achterwand 3 is een eerste 30 pijp 8 aangebracht, waarvan de opening 9 dienst doet als vloedinlaat. Tevens is een tweede pijp 30 aangebracht, waarvan de opening 31 dienst doet als ebuitlaat. In figuur la is de ebuitlaat afgesloten door middel van een bolvormig 1026480 16 afsluitmiddel 32. In de vloedstand stroomt het water vanuit de waterinlaat 5 door de vloeduitlaat 9 naar de vloed uitstroomleiding 33, die doorloopt in de uitstroomleiding 6.
Figuur lb geeft de situatie weer in de ebstand. In 5 deze stand is het bolvormig afsluitmiddel verwijderd uit de opening 31 van de ebuitlaat 31. Hierdoor kan het water vrij de ebuitlaat 31 instromen, en van daaruit naar de eb uitstroomleiding 34, die doorloopt in de uitstroomleiding 6. Doordat de toelopende hoeveelheid water vanuit de waterinlaat 10 5 hetzelfde blijft als in de vloedstand, zal het water in de ebstand met een grotere snelheid stromen dan in de vloedstand. Door de vloedbuis 8 en ebbuis 30 uit te wisselen met andere buizen met een afwijkende lengte (verticale hoogte van de instroomopening) kan het bassin ingericht worden om 15 een ander waterniveau te definiëren in de vloed- en/of ebstand.
Figuur 2 toont een ondiep kweekbassin 1 met een voorwand 2, een achterwand 3, twee zijwanden 4 en een bodem aan de onderzijde (niet zichtbaar in figuur 1). Aan de zijde 20 van de voorwand 2 is een waterinlaat 5 aanwezig. Door de waterinlaat 5 stroomt water het kweekbassin in. Ter hoogte van de achterwand 3 zijn twee wateruitlaten, de ebuitlaat en de vloeduitlaat, aanwezig (niet zichtbaar in figuur 1), die in verbinding staan met een wateruitstroomleiding 6. In de in 25 figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm is de wateruitstroomleiding 6 een gecombineerde eb en vloed uitstroomleiding. Het is echter tevens mogelijk dat de ebuitlaat en vloeduitlaat elk separaat verbonden zijn met een ebleiding respectievelijk een vloedleiding. Hoewel dit niet strikt noodzakelijk is, kan een 30 gesloten watercircuit gevormd worden, doordat de uitstroomleiding middels een systeem van pijpen en/of buizen in verbinding staat met de waterinlaat 5. In een dergelijk systeem kan water van de waterinlaat door het kweekbassin, 1026480 i 17 via de uitstroomleiding, terug geleid worden naar de waterinlaat. Een dergelijk systeem kan verder een zuiveringssysteem omvatten om de waterkwaliteit te garanderen, en/of een bufferbassin om fluctuaties van de 5 waterhoeveelheid in het systeem te bufferen. De eb- en vloeduitlaat worden afgeschermd van de aquatische dieren door middel van een scherm 22.
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van de inrichting voor het reguleren van een waterniveau volgens de uitvinding.
10 Deze uitvoeringsvorm combineert een ebuitlaat met een vloeduitlaat, die in contact staan met een enkele uitstroomleiding. De inrichting omvat een eerste buisvormig lichaam 10. In de binnenruimte van het eerste buisvormig lichaam 10 is een tweede buisvormig lichaam 11 geplaatst, dat 15 op en neer beweegbaar is in de binnenruimte van het eerste buisvormig lichaam 10. De wand van het eerste buisvormig lichaam 10 heeft perforaties 12, die een eerste vloeistof-instroomopening vormen, welke dienst doet als de ebinlaat. De bovenopening 13 van het tweede buisvormig lichaam 11 doet 20 tevens dienst als vloeistof-instroomopening en van hieruit kan vloeistof de binnenruimte van het tweede buisvormig lichaam 11 bereiken. Met behulp van het hendelmechanisme, dat aan de bovenzijde van het tweede buisvormig lichaam bevestigd is, kan het tweede buisvormig lichaam op en neer bewogen 25 worden in de binnenruimte van het eerste buisvormig lichaam j 10. Aan de onderzijde van de vloeistofniveau-regulerende inrichting is een uitstroomleiding 6 aanwezig, waardoor vloeistof weg kan stromen.
Figuur 4a toont een dwarsdoorsnede door het 30 kweekbassin, zoals getoond in figuur 1, ter hoogt van de pijl weergegeven met III. In de dwarsdoorsnede is de binnenconfiguratie van een variatie op de inrichting, zoals uitgebeeld in figuur 2, tevens zichtbaar. In de 1026480 18 dwarsdoorsnede is de binnenruimte 15 van het eerste buisvormig lichaam 10 en de binnenruimte 16 van het tweede buisvormig lichaam 11 zichtbaar. De inrichting is in deze figuur weergegeven in de vloedstand. In deze stand wordt het 5 tweede buisvormig lichaam 11 met behulp van het hendelmechanisme 14 in de richting van de onderzijde van het eerste buisvormig lichaam geduwd. Aan deze onderzijde van het eerste buisvormig lichaam 10 is een vernauwing aanwezig tussen de perforaties 12 van de eerste vloeistof 10 instroomopening (de ebuitlaat) en de wateruitstroomleiding.
Met behulp van de kunststof stop 18 wordt een waterdichte afdichting verkregen tegen de vernauwing 17. In deze alternatieve uitvoeringsvorm doen de perforaties 22 dienst als vloedinlaat. Om verschillende waterniveaus te kunnen 15 definiëren in de vloedstand kunnen de perforaties op het laagste niveau afgesloten worden door middel van de schuifbare mof 20, die om het tweede buisvormig lichaam aanwezig is. Hetzelfde is mogelijk voor de perforaties 22 van het eerste buisvormig lichaam, die dienstdoen als ebuitlaat 20 van deze perforaties, kunnen die op het laagste niveau afgesloten worden door de verschuifbare mof 23, die om het eerste buisvormig lichaam is aangebracht. Hierdoor is het waterniveau in de ebstand variabel te definiëren. Het effect van deze maatregel kan vergroot worden door de rijen van 25 perforaties verder uit elkaar te plaatsen.
Figuur 4b toont dezelfde doorsnede als figuur 4a, maar in de weergegeven situatie is de ebstand aangenomen. Hierbij is de hendelinrichting 14 in de richting van de pijl 19 bewogen. Dit heeft tot gevolg dat het tweede buisvormig 30 lichaam naar boven, van de vernauwing 17 af, beweegt.
Hierdoor is de weg vanuit de eerste water instroomopening (die dienst doen als ebuitlaat) naar de wateruitstroomopening vrijgemaakt en kan het water naar de wateruitstroomleiding 1026480 19 toe stromen. Dit heeft tot gevolg dat een lager waterniveau wordt gedefinieerd in het kweekbassin, aangezien de verticale afstand van de perforaties 12 tot de bodem van het kweekbassin kleiner is dan de voorgaande verticale afstand 5 van de bovenopening 13 van het tweede buisvormig lichaam naar de bodem. Daar de watertoestroom via de waterinlaat in hoofdzaak gelijk blijft, is de stroomsnelheid van de waterstroom door het kweekbassin in deze ebstand aldus groter dan in de vloedstand. Hierdoor wordt vuil in het kweekbassin 10 afgevoerd in de richting van de ebuitlaat. Dit vuil kan fijn verdeeld vuil omvatten, dat het scherm 22 kan passeren en achter het scherm (aan de zijde van de wateruitlaten) weggeschept kan worden. Tevens kan het vuil grotere deeltjes omvatten, zoals dode aquatische dieren 24, die het scherm 22 15 niet kunnen passeren. Deze kunnen aan de zijde voor het scherm weggeschept worden.
Figuur 5 toont een gestapelde variant van de inrichting voor het kweken van aquatische dieren volgens de uitvinding. De figuur toont een draagconstructie met drie 20 boven elkaar gestapelde dragende lagen. Elk niveau van de draagconstructie heeft twee zijsteunen 25. Een dergelijke draagconstructie is bijvoorbeeld bekend uit de champignonteelt. En deze draagconstructies uit de champignonteelt zijn bijzonder geschikt voor gebruik binnen 25 de inrichting voor het kweken van aquatische dieren. Op hét onderste niveau van de draagconstructie is een waterdicht kweekbassin geplaatst. Dit kweekbassin is vervaardigd door een opgerold plaat-vormig materiaal met twee parallel aan de lengte-as van het uitgerold materiaal verlopende inkervingen 30 27 uit te rollen en door de goot, die tussen de zijsteunen 25 wordt gevormd, te trekken in de richting van de pijl 28. Hierbij wordt in eerste instantie een U-vormige goot gevormd, met twee open uiteinden. Aan deze twee open uiteinden worden 1026480 20 uiteindelijk de voorwand 2 en achterwand 3 vast gelast.
Hierna kan ter hoogte van de voorwand 2 de waterinlaat aangebracht worden. Ter hoogte van de achterwand 3 worden een ebuitlaat en vloeduitlaat aangebracht, het aanbrengen van de 5 waterinlaat en de eb- en vloeduitlaat kan echter ook op een ander geschikt moment plaatsvinden, afhankelijk van de exacte positie waar deze worden aangebracht.
1026480
Claims (30)
1. Werkwijze voor het kweken van aquatische dieren, omvattende 5 (i) het houden van aquatische dieren in een inrichting omvattende een aantal waterdichte ondiepe kweekbassins (1) met een in hoofdzaak uitgestrekte configuratie gevormd door, tenminste een bodem (7), tenminste twee zijwanden (4) en een, ten opzichte van de zijwanden kortere, voor- en achterwand 10 (3), met in de nabijheid van de voorwand (2) een waterinlaat (5) en in de nabijheid van de achterwand (3) een eerste wateruitlaat, de vloeduitlaat (9, 13, 21), met een loodrechte afstand tot de bodem (7), die in verbinding staat met een eerste wateruitstroomleiding, de vloedleiding (33), 15 (ii) het laten lopen van een waterstroom tussen de waterinlaat (5) en een wateruitlaat (33, 31, 12), met het kenmerk dat de inrichting in de nabijheid van de achterwand verder een tweede wateruitlaat, de eb-uitlaat (12, 31), omvat, die 20 in verbinding staat met een tweede uitstroomleiding, de ebleiding (34), de eb-uitlaat zich op een kortere loodrechte afstand tot de bodem (7) bevindt dan de vloeduitlaat (9, 13, 21), de eb-uitlaat (12, 31) afsluitbaar is door middel van een afsluitmiddel (22, 18)en de eb-uitlaat (12, 31) met 25 behulp van het afsluitmiddel (32, 18) afwisselend wordt gesloten en geopend.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat gedurende een etmaal de eb-uitlaat (12, 31) tenminste één maal wordt geopend gedurende een tijdsperiode (t), die 30 minimaal gelijk is aan, de doorlooptijd (td) van het water bij een geopende toestand van de eb-uitlaat, die gedefinieerd wordt door de relatie v=l/<ï>eb, waarbij 1 de afstand in centimeters is tussen de waterinlaat en de eb-uitlaat en 3>eb 1026480 de waterflux door het kweekbassin is bij een geopende toestand van de eb-uitlaat, uitgedrukt in cm/s.
3. Werkwijze volgens een der conclusies 1-2, met het kenmerk dat de eb-uitlaat (12, 31)gedurende een tijdsperiode, 5 die maximaal gelijk is aan 10-20 keer de doorlooptijd (td) van het water bij een geopende toestand van de eb-uitlaat, geopend wordt.
4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk dat de hoogte van het waterniveau bij een gesloten 10 toestand van de eb-uitlaat 1-20 cm bedraagt.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk dat de hoogte van het waterniveau bij een geopende toestand van de eb-uitlaat 0,5-15 cm bedraagt.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het 15 kenmerk dat de stroomsnelheid bij een gesloten toestand van de eb-uitlaat (Φνΐ0ε£ΐ) 0 / 5-7 cm/s bedraagt.
7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk dat de stroomsnelheid bij een geopende toestand van de ebuitlaat (Oeb) 1,5-5 keer de stroomsnelheid bij een 20 gesloten toestand van de eb-uitlaat (Φν1οε<ι) bedraagt.
8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk dat meerdere kweekbassins (1) worden toegepast en van de verschillende kweekbassins (1) achtereenvolgend de eb-uitlaat (12, 31) wordt geopend.
9. Werkwijze volgens eèn der conclusies 1-8, met het kenmerk dat meerdere kweekbassins (1) worden toegepast en van de kweekbassins (1) groepsgewijs de eb-uitlaat (12, 31) wordt geopend.
10. Werkwijze volgens een der conclusies 1-9, met het 30 kenmerk dat een zinkend voeder wordt toegepast voor het voeden van de aquatische dieren.
11. Werkwijze volgens een der conclusies 1-10, met het kenmerk dat de aquatische dieren op de bodem foeragerende 1026480 aquatische dieren omvatten, zoals die geselecteerd uit het geslacht Solea, zoals Solea solea of Solea senegalensis; het geslacht Scophthalmus, zoals Scophthalmus maximus; de orde der crustacea, zoals Paneus monodon of Lithopaneus vannamei; 5 zagers zoals Nereis virens of Nereis bicolor; of zeepieren, zoals Arenicola marinus.
12. Inrichting voor het telen van aquatische dieren omvattende: een aantal waterdichte ondiepe kweekbassins (1) met een 10 in hoofdzaak uitgestrekte configuratie gevormd door, tenminste een bodem (7), tenminste twee zijwanden (4) en een, ten opzichte van de zijwanden kortere, voor (2)- en achterwand (3), met in de nabijheid van de voorwand (2) een waterinlaat (5) en in de nabijheid van de achterwand (3) een 15 eerste wateruitlaat, de vloeduitlaat (9, 13, 21), met een loodrechte afstand tot de bodem, die in verbinding staat met een eerste wateruitstroomleiding (33), de vloedleiding, met het kenmerk dat de inrichting in de nabijheid van de achterwand verder een tweede wateruitlaat, de eb-uitlaat (12, 20 31), omvat, die in verbinding staat met een tweede wateruitstroomleiding, de ebleiding (34) en de eb-uitlaat (12, 31) zich op een kortere loodrechte afstand tot de bodem (7) bevindt dan de vloeduitlaat (9, 13, 21) en verder de eb-uitlaat (12, 31) afsluitbaar is door middel van een 25 afsluitmiddel (32, 18).
13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het afsluitmiddel een klep omvat.
14. Inrichting volgens een der conclusies 12-13, met het kenmerk dat de vloedleiding (33) en de ebleiding (34) 30 samenkomen en/of samenvallen.
15. Inrichting volgens een der conclusies 12-14, met het kenmerk dat deze meerdere kweekbassins (1) omvat, en verder een draagconstructie met meerdere boven elkaar 1026480 gestapelde dragende lagen, waarop de kweekbassins geplaatst zijn.
16. Inrichting volgens een der conclusies 12-15, met het kenmerk dat bodem (7) en zijwanden (4) van het 5 kweekbassin (1) gevormd zijn uit een enkel plaatvormig materiaal, dat gevouwen is als een waterdichte goot met twee open uiteinden en de voor (2)- en achterwanden (3) van het kweekbassin waterdicht verbonden zijn aan de open uiteinden van de goot.
17. Inrichting volgens een der conclusies 12-16, met het kenmerk dat deze meerdere kweekbassins (1) omvat en de eb-uitlaten (12, 31) achtereenvolgend geopend en/of gesloten kunnen worden.
18. Inrichting volgens een der conclusies 12-17, met 15 het kenmerk dat deze meerdere kweekbassins (1) omvat en de eb-uitlaten (12, 31) in groepen geopend en/of gesloten kunnen worden.
19. Inrichting volgens een der conclusies 12-18, met het kenmerk dat de loodrechte afstand van de vloedinlaat (9, 20 13, 21) tot de bodem (7) 1-20 cm bedraagt.
20. Inrichting volgens een der conclusies 12-19, met het kenmerk dat de loodrechte afstand van de eb-inlaat (12, 31) tot de bodem (7) 0,5-15 cm bedraagt.
21. inrichting voor het reguleren van een 25 vloeistofniveau omvattende een eerste buisvormig lichaam (10) met een bovenuiteinde, een onderuiteinde en een eerste binnenruimte (15) met een binnendiameter, met het kenmerk dat de inrichting verder omvat een tweede buisvormig lichaam (11), met een buiten diameter, een bovenuiteinde, een 30 onderuiteinde en een tweede binnenruimte (16), dat tenminste gedeeltelijk, beweegbaar ingebracht is in de eerste binnenruimte (15); een vloeistof uitstroom opening (40) aan de onderzijde van het eerste lichaam; een eerste vloeistof 1026480 m ί instroomopeningen de eb instroomopening (12), waardoor vloeistof de binnenruimte (15) van het eerste lichaam bereiken kan; een tweede vloeistof instroomopening (13, 21), de vloed instroomopening, waardoor vloeistof de binnenruimte 5 (16) van het tweede lichaam (11) bereiken kan, welke eb instroomopening (12) ten opzichte van de vloed instroomopening (13, 21) naar de onderzijde van het eerste lichaam (10) is geplaatst; en de vloeistof doorgang van de eb instroomopening (12) naar de vloeistof uitstroomopening (40) 10 afsluitbaar is door een beweging van het tweede lichaam (11) ten opzichte van het eerste lichaam (10).
22. Inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk dat de binnendiameter van de eerste binnenruimte (15) vernauwd is tussen de eb instroomopening (12) en de vloeistof 15 uitstroomopening (40) en de doorgang tussen de eb instroomopening (12) en de vloeistof uitstroom opening (40) afsluitbaar is door het in verticale richting in de richting van de onderzijde bewegen van het tweede lichaam (11) tegen, deze vernauwing.
23. Werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het telen van aquatische dieren omvattende: (i) het verschaffen van een aantal waterdichte ondiepe kweekbassins (1) met een in hoofdzaak uitgestrekte configuratie gevormd door, tenminste een bodem (7), tenminste 25. zijwanden (4) en een, ten opzichte van de zijwanden kortere, voor- (2) en achterwand (3), (ii) het in de nabijheid van de voorwand (2) aanbrengen van een waterinlaat (5), (iii) het in de nabijheid van de achterwand aanbrengen 30 van een eerste wateru.itlaat (9, 13, 21) , de vloeduitlaat, met het kenmerk dat (iv) verder een tweede wateruitlaat, de eb-uitlaat (12, 31), in de nabijheid van de achterwand (3) aangebracht wordt, 1026480 zodanig dat deze eb-uitlaat (12, 31) zich op een kortere verticale afstand van de bodem (7) bevindt dan de vloeduitlaat (9, 13, 21) en verder middelen (32, 18) verschaft worden waarmee de eb-uitlaat afsluitbaar is.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk dat het afsluitmiddel een klep omvat.
25. Werkwijze volgens een der conclusie 23-24, met het kenmerk dat het aantal verschafte kweekbassins (1) een langwerpig ondiep kweekbassin omvat.
26. Werkwijze volgens een der conclusies 23-25, met het kenmerk dat meerdere kweekbassins (1) worden verschaft, en verder een draagconstructie met meerdere dragende lagen wordt verschaft, en de kweekbassins (1) boven elkaar gestapeld worden in de draagconstructie.
27. Werkwijze volgens een der conclusies 23-26, met het kenmerk dat het kweekbassin gevormd wordt door het verschaffen van een plaatvormig materiaal met een aantal . inkervingen (27) in de lengte richting van de plaat, het vouwen van het plaatvormig materiaal langs de inkervingen 20 (27), onder vorming van een waterdichte goot met twee open uiteinden, en het waterdicht verbinden van een voor- (2) en achterwand (3) aan de open uiteinden van de goot.
28. Opgerold plaatvormig materiaal (26) met een materiaaldikte van 2-3 mm, met het kenmerk dat het materiaal 25 twee parallel aan de lengte as van het uitgerold materiaal verlopende inkervingen (27) omvat.
29. Opgerold plaatvormig materiaal (26) volgens conclusie 28, met het kenmerk dat de inkervingen (27) zich bevinden op 15/166 en 151/166 van de breedte van het 30 uitgerold materiaal.
30. Opgerold plaatvormig materiaal (26) volgens een der conclusies 28-29, met het kenmerk dat het gevormd is uit polyetheèn. 1026480 '
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1026480A NL1026480C2 (nl) | 2004-06-22 | 2004-06-22 | Werkwijze voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau; werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren; opgerold plaat-vormig materiaal. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1026480A NL1026480C2 (nl) | 2004-06-22 | 2004-06-22 | Werkwijze voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau; werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren; opgerold plaat-vormig materiaal. |
NL1026480 | 2004-06-22 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1026480C2 true NL1026480C2 (nl) | 2005-12-23 |
Family
ID=34973903
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1026480A NL1026480C2 (nl) | 2004-06-22 | 2004-06-22 | Werkwijze voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau; werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren; opgerold plaat-vormig materiaal. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL1026480C2 (nl) |
Cited By (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
GB2458534A (en) * | 2008-03-26 | 2009-09-30 | Univ Aberdeen | Apparatus for variably cycling the depth of water in a water tank |
EP2157850A1 (en) * | 2007-06-11 | 2010-03-03 | Artec Aqua As | Current producing means for fish rearing vessel. |
Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1985001858A1 (en) * | 1983-11-01 | 1985-05-09 | Nystroem Stig Goeran | Plant for growing fish |
FR2847767A1 (fr) * | 2002-12-03 | 2004-06-04 | Michel Lopuszanski | Dispositif de conditionnement d'organismes aquatiques offrant une duree de conservation accrue |
-
2004
- 2004-06-22 NL NL1026480A patent/NL1026480C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
WO1985001858A1 (en) * | 1983-11-01 | 1985-05-09 | Nystroem Stig Goeran | Plant for growing fish |
FR2847767A1 (fr) * | 2002-12-03 | 2004-06-04 | Michel Lopuszanski | Dispositif de conditionnement d'organismes aquatiques offrant une duree de conservation accrue |
Cited By (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP2157850A1 (en) * | 2007-06-11 | 2010-03-03 | Artec Aqua As | Current producing means for fish rearing vessel. |
EP2157850A4 (en) * | 2007-06-11 | 2014-05-28 | Artec Aqua As | POWER GENERATING DEVICE FOR A FISH STORAGE CONTAINER |
GB2458534A (en) * | 2008-03-26 | 2009-09-30 | Univ Aberdeen | Apparatus for variably cycling the depth of water in a water tank |
GB2458534B (en) * | 2008-03-26 | 2012-09-19 | Univ Aberdeen | Apparatus for variably cycling the water depth in a tank |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP6817338B2 (ja) | 死骸トラップを有する水産養殖用魚囲い | |
Kahler et al. | Summer movement and growth of juvenile anadromous salmonids in small western Washington streams | |
AU2002336790B2 (en) | A raceway for cultivating aquatic organisms | |
CN210352770U (zh) | 一种鳜鱼苗种驯食装置 | |
AU2002336790A1 (en) | A raceway for cultivating aquatic organisms | |
KR20160126966A (ko) | 피양식 생물의 양식 방법 및 그 양식 시설 | |
JP2013517003A (ja) | 魚胚の大量生成のための方法およびシステム | |
CN106305584A (zh) | 一种龙虾养殖池塘的排污系统 | |
CN217364197U (zh) | 一种实验猴饲养笼具 | |
KR101642778B1 (ko) | 해상 가두리 양성용 입체형 전복쉘터 | |
CN109811735B (zh) | 河道水库漂浮植物收集处理设备 | |
Carriker | Preliminary study of behavior of newly hatched oyster drills, Urosalpinx cinerea (Say) | |
NL1026480C2 (nl) | Werkwijze voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het kweken van aquatische dieren; inrichting voor het reguleren van een vloeistofniveau; werkwijze voor het vervaardigen van een inrichting voor het kweken van aquatische dieren; opgerold plaat-vormig materiaal. | |
Loadman et al. | Method for the intensive culture of walleye | |
Moore et al. | Influence of stocking densities on walleye fry viability in experimental and production tanks | |
KR101580435B1 (ko) | 트랩을 이용한 바이오플락 시스템 양식수조의 슬러지 제어 장치 | |
KR20160001443A (ko) | 전복 중간육성용 고밀도 입체형 셀터 | |
GB2349786A (en) | Apparatus and method for rearing and collection of aquatic organisms | |
CN116267752A (zh) | 一种不同规格的罗非鱼筛选装置 | |
JP7170253B2 (ja) | 貝類の養殖装置 | |
RU2431250C1 (ru) | Станок для содержания свиней | |
KR20160096956A (ko) | 해삼 양식 장치 | |
KR102102047B1 (ko) | 지류식 송어순치 양식장을 이용한 친환경 복합양식방법 | |
CN210642005U (zh) | 一种便于清理的水产品养殖设备 | |
Backman et al. | Comparison of three techniques for the capture and transport of impounded subyearling American shad |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20110101 |