NL1025225C2

NL1025225C2 - Inrichting voor het ophalen en het laten zakken van een raambekleding.

Info

Publication number: NL1025225C2
Application number: NL1025225A
Authority: NL
Inventors: Christiaan Johannes Roetgering
Original assignee: C T R Trading B V
Priority date: 2004-01-13
Filing date: 2004-01-13
Publication date: 2005-07-14
Also published as: DE602004003669D1; DK1555384T3; EP1555384B1; DE602004003669T2; EP1555384A1; ATE348239T1

Description

1

Inrichting voor het ophalen én laten zakken van een raambekleding

Bekend zijn inrichtingen voor het ophalen en laten zakken van een raambekleding, zoals een zonwering. Voor een dergelijke inrichting die geschikt is om samen 5 te werken met eèn rond een horizontale scharnierlijn kantelbaar raam, bijvoorbeeld een dakraam, zijn vaak relatief gecompliceerde constructies nodig om de raambekleding op de juiste wijze te geleiden en in gewenste standen vast te zetten.

10 Het is een doel van de uitvinding, een inrichting te bieden waarmee op onder gebruikmaking van een zeer eenvoudige structuur nagenoeg zonder bewegende delen een zeer betrouwbare en verouderingsvrij e werking kan worden gegarandeerd.

15 Het is een verder doel van de uitvinding, de inrichting zodanig uit te voeren, dat hij zeer goedkoop kan worden vervaardigd..

Met het oog op bovenstaande doelstellingen verschaft de uitvinding een inrichting voor , het ophalen 20 en laten zakken van een flexibel, bijvoorbeeld onder veerspanning oprolbaar element, zoals een doek, een vel, een gaas, of dergelijke, dat dienst kan doen als raambekleding, bijvoorbeeld een rolgordijn, een rolhor, een zonwering, een raamdecoratie, welke inrichting omvat: 25 twee verticale, op een gekozen onderlinge afstand gelegen prismatische profielen, bijvoorbeeld van geëxtrudèerd aluminium, waarvan althans een deel een doorsnede met eèn algemene U-vorm bezit, de openingèn van welke U's naar elkaar gericht zijn; 30 twee in de respectieve y's op en neer 025225 2 schuifbare glijders, waartussen zich een stang uitstrekt dié met de onderrand van het flexibele element verbonden is; een aan de bovenzijde van de profielen 5 aangebrachte, bijvoorbeeld onder veerbelasting roteerbare wikkelstang, waarop het flexibele element door de veerbelasting in opwaartse richting kan worden opgewikkeld; welke glijders twee stabiele zwenkstanden ten 10 opzichte van de U’s bezitten, in de ene van welke standen de glijders zonder noemenswaardige wrijving in de U's kunnen glijden en in de andere van welke standen de glijders voor verplaatsing geblokkeerd zijn, zodanig dat de stand van het flexibele élement ten opzichte van de 15 profielen gefixeerd is.

Het begrip "prismatisch" houdt in, dat de profielen op elke langspositie dezelfde dwarsdoorsnede bezitten.

Zeer eenvoudig en buitengewoon effectief is een 20 uitvoering waarin elke glijder twee met een profiel samenwerkende uitsteeksels bezit, die beidé aan de respectieve zijvlakken van een been van de betreffende U aangrijpen, waarbij het ene uitsteeksel een flauwe V-vorm vertoont en tussen de daardoor bepaalde twee standen 25 zwenkbaar is en het andere uitsteeksel een zodanige vorm bezit, dat het in de vrije stand zonder noemenswaardige druk op het andere been van de U drukt of daarvan vrij is en in de geblokkeerde stand met kracht tegen dat andere been drukt.

30 De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen van een willekeurig uitvoeringsvoorbeeld. In de tekeningen tonen:

Fig. 1 een kantelraam, in het kozijn waarvan een inrichting volgens de uitvinding is opgenomen; 35 Fig. 2 het kantelraam volgens Fig. 1, waarbij een deel van de inrichting volgens de uitvinding in losgenomen toestand is getekend; . . Fig. 3 een dwarsdoorsnede door een verticaal 102522 5 3 geleidingsprofiel;

Fig. 4A een perspectivisch aanzicht van een glijder?

Fig. 4B een perspectivisch aanzicht van de 5 glijder volgens Fig. 4A vanuit een andere gezichtshoek;

Fig. 5A een schematische weergave van een profiel waarop de twee uitsteeksels van de glijder volgens Fig. .4 aangrijpen in de vrije stand;

Fig. 5B een met Fig. 5A corresponderend 10.aanzicht van de situatie, waarin de glijder gekanteld is ten opzichte van de in Fig. 5A getoonde positie en aldus zijn geblokkeerde stand heeft ingenomen;

Fig. 6A een plof aanzicht van een stang met de glijders; en 15 Fig. 6B de samengestelde constructie volgens

Fig. 6A.

Fig. 1 toont een dakraam 1 met een kozijn 2 dat twee verticale geleidingsprofielen 3, 4 draagt. Aan de bovenzijde bevindt zich een oprolmechanisme 5 voor een 20 zonweringsdoek 23. Het doek 23 is opwikkelbaar op een niet-getekende wikkelstang die door middel van veermiddelen zodanig is belast, dat het zonweringsdoek onder opwikkeling op de genoemde stang omhoog wordt getrokken naar de getoonde open stand. Aan de onderzijde 25 van het doek is een stang 6 bevestigd die aan zijn beide zijden een glijder respectievelijk 7, 8 draagt, welke glijders 7, 8 glijdend respectievelijk blokkerend kunnen samenwerken met de profielen.respectievelijk 3, 4.

Fig. 2 toont, op welke wijze de opwikkeleenheid 30 5 uit de constructie van het kozijn 2 verwijderd kan worden. Daartoe vertoont het binnenwerk van het kozijn uitsparingen 9, 10 voor het accomoderen van de einden van de opwikkeleénheid 5. Door middel van nokken 11, 12; 13, .14 kan de eenheid 5 worden vastgezet. Dit dient zodanig 35 te gebeuren, dat de geleiders 7, 8 op de juiste wijze tot samenwerking worden gebracht met de profielen 3, 4, zoals hierna zal worden beschreven.

Fig. 3 toont een doorsnede door het profiel 3.

025225' BNSDOCID: <NL 1025225C2 I > 4

Opgemerkt wordt, dat het profiel 4 een spiegelbeeldige vorm ten opzichte van dit profiel 3 bezit. Het lijf van de U is met 15 aangeduid, terwijl de benen de verwijzingsget.allen 16 respectievelijk 17 dragen. Het 5 been 17 vertoont aan zijn eindzone een verbreed deel 18. Dit is het deel, waarop de hierna te beschrijven uitsteeksels van de betreffende glijder aangrijpen.

De Pig. 4A en 4B tonen de glijder 7. Deze omvat een lijf 21 met een eerste uitsteeksel 19, een tweede 10 uitsteeksel 20 en een derde uitsteeksel 22. Het derde uitsteeksel 22 dient voor koppeling met de onderstang 6, die verbonden is met de onderrand van het zonweringsdoek 23, dat in de Fig. 2 getoonde situatie nagenoeg geheel opgewikkeld is in de opwikkeleenheid 5. Opgemerkt wordt, 15 dat in het aanzicht volgens Fig. 4B de andere zijde van het lijf 21 duidelijk zichtbaar is.. Dit lijf vertoont een zodanige structuur, dat het geschikt is voor klemmende stevige koppeling met de stang 6.

Het uitsteeksel 19 vertoont een flauwe V-vorm 20 en het uitsteeksel 21 vertoont aan zijn buitenzijde een nok 24. Het bovenste binnenvlak 25 van het eerste uitsteeksel 19 is plat, evenals het binnenvlak 26 van het tweede uitsteeksel 20. Deze platte vlakken zijn onderling evenwijdig en vertonen een onderlinge afstand die in 25 hoofdzaak overeenkomt met de dikte van de verbreding 18 van het profiel 3 (zie Fig. 3).

Ter toelichting wordt nu verwezen naar de Fig.

5A en 5B.

Deze figuren tonen schematisch de uitsteeksels 30 19 en 20 in samenwerking met het verbrede deel 18 van het been 17 en het been 16 van het U-vormige deel 15, 16, 17, 18 van het profiel 3 (zie Fig. 3).

Fig. 5A toont, , op welke wijze de uitsteeksels 19, 20 samenwerken met het verbrede deel 18. De platte 35 vlakken 25, 26 liggen ter weerszijden aan tegen de zijvlakken van het verbrede deel 18.

Door het uitoefenen van een drukkracht 27 op het onderste deel van het eerste uitsteeksel 19 vindt een 02522 5 , (ΙΊΕΟΟΕΛΛ I - DMonnr»ir*. -M' 5 kanteling plaats rond de rotatiehartlijn 28 die wordt bepaald door de flauwe V-vorm van het uitsteeksel 19.

Daardoor vindt tevens een kanteling volgens een pijl 29 van het tweede uitsteeksel 20 plaats.

5 Door deze kanteling wordt het uitsteeksel 20 vanuit de in Fig. 5A getoonde positie onihoog gekanteld vanuit de getekende stand waarin hij geen noemenswaardig contact heeft mét het been 16. De bovenrand 30, die zich volgens Fig. 5A onder de scharnierhartlijn 28 bevindt,

10 wordt nu omhoog verplaatst en neemt de in Fig. 5B

getekende stand in. Hierin bevindt de bovenrand 30 zich bovén de scharnierhartlijn 28 en is de nok 24, die in de vrije toestand volgens Fig. 5A geen noemenswaardige kracht op het been 16 uitoefent, verplaatst naar een 15 toestand, waarin hij met kracht tegen het been 16 drukt, en dat zelfs enigszins elastisch wegdrukt. Dit veroorzaakt een zeer stevige klemming waardoor de positie van de glijder 7 in de in Fig. 5B getoonde situatie volledig ten opzichte van het profiel 3 gefixeerd is.

20 Fig. 6A toont een plof aanzicht, waarbij de onderbalk 6, de glijders 7 en 8 en een rubberen fixatie-element 31 voor het doek 23 op onderlinge afstand van elkaar zijn getekend.

Fig. 6B toont de geassembleerde toestand die 25 ook te zien is in Fig. 2.

2 522 5 BNSDOCID: <NL 1025225C2 I > . ,

Claims

1. inrichting voor het ophalen en laten zakken van een flexibel, bijvoorbeeld onder veerspanniiig oprolbaar element, zoals een doek, een vel, een gaas, of dergelijke, dat dienst kan doen als raambekleding, 5 bijvoorbeeld een rolgordijn, een rolhor, een zonwering, een raamdecoratie, welke inrichting omvat: twee verticale, op een gekozen onderlinge afstand gelegen prismatische profielen, bijvoorbeeld van geêxtrudeerd aluminium, waarvan althans een deel een 10 doorsnede met een algemene U-vorm bezit, de openingen van welke U's naar elkaar gericht zijn; twee iri de respectieve U's op en neer schuifbare glijders, waartussen zich een stang uitstrekt die met de onderrand van het flexibele element verbonden . 15 is; een aan de bovenzijde van de profielen aangebrachte, bijvoorbeeld onder veerbelasting roteerbare wikkelstang, waarop het flexibele element door de veerbelasting in opwaartse richting kan worden 20 opgewikkeld; welke glijders twee stabiele zwenkstanden ten opzichte van de U's bezitten, in de ené van welke standen de glijders zonder noemenswaardige wrijving in. de U's kunnen glijden en in de andere van welke standen de 25 glijders voor verplaatsing geblokkeerd zijn, zodanig dat de stand van het flexibele element ten opzichte van de profielen gefixeerd is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin elke glijder twee met een profiel samenwerkende uitsteeksels 30 bezit, die beide aan de respectieve zijvlakken van een been van de betreffende U aangrijpen, waarbij, het ene 1025225 BNSnnom· <ni 1 np.wsn? i * · uitsteeksel een flauwe V-vorm vertoont eii tussen de daardoor bepaalde twee standen zwenkbaar is en het andere uitsteeksel een zodanige vorm bezit, dat het in de vrije stand zonder noemenswaardige druk op het andere been van 5 de U drukt of daarvan vrij is en in de geblokkeerde stand met kracht tegen dat andere been drukt. 102522 5 BNSDOCID: <NL 1025225C2 I >