NL1024390C2 - Kabelvasthouder voor gebruik in een kabelgoot. - Google Patents

Description

i *

Korte aanduiding: Kabelvasthouder voor gebruik in een kabelgoot.

De uitvinding heeft betrekking op een kabelvasthouder volgens de.aanhef van conclusie 1.

Een kabelvasthouder van deze soort is bekend uit de praktijk.

De bekende kabelvasthouder heeft, gezien in de lengterichting van een 5 goot waarin het geplaatst wordt, een C-vorm waarvan de uiteinden zich op een kleinere afstand van elkaar bevinden dan de diameter van een kabel die in de vasthouder opgenomen en tegen ongewild verlies vastgehouden moet worden. Een afmeting van de kabelvasthouder gezien in de lengte van de goot is klein, bijvoorbeeld ongeveer 1 cm. Voor het 10 kunnen toepassen van de bekende kabelvasthouder moeten de uiteinden van de wanden van de goot naar elkaar gebogen zijn en zich over een zodanige afstand naar elkaar uitstrekken dat de kabelvasthouder tussen de genoemde uiteinden van de wanden en de bodem van de goot vastgehouden kan worden.

15 Bij toepassing van de/bekende kabelvasthouder kanteen eerste kabel gemakkelijk door de tussen de uiteinden ervah vrijgelaten spleet gedrukt worden. Het plaatsen van een tweede kabel'wordt echter verhinderd doordat de eindgedeelten van de vasthouder niet zodanig naar binnen gebogen kunnen worden dat de tweede kabel kan passeren en 20 vervolgens toch ruimte overlaten voor het laten terugbuigen van de eindgedeelten van de vasthouder die tegen of dichtbij naast de zijwanden van de goot liggen. De zijwanden van de goot verhinderen dat ernaast liggende gedeelten van de vasthouder van elkaar gebogen worden. De enige manier om een tweede kabel in de vasthouder aan te 25 brengen bestaat daarom uit het van het basisgedeelte wegbuigen van een daaraan evenwijdig eindgedeelte van de vasthouder, het in de houder drukken van de tweede kabel en het laten terugbuigen van dat eindgedeelte. Voor het uitvoeren van deze handelingen is het nodig dat een monteur twee handen gebruikt. Omdat de monteur dan geen hand 30 vrij heeft om tijdens het aanbrengen van de tweede kabel een vast object vast te pakken kunnen hierdoor ongewilde, onveilige situaties voor de monteur ontstaan.

De uitvinding beoogt de bezwaren van de bekende kabelvasthouder op te heffen.

1024390

-2 - I

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door het ver- I

schaffen van een kabelvasthouder volgens conclusie 1. I

Hierdoor kan een monteur met één hand één of meer kabels in de I

vasthouder plaatsen. De handelingen hiervoor kunnen sneller en veili- I

5 ger gedaan worden dan wanneer twee handen gebruikt moeten worden. I

Andere eigenschappen en voordelen van de uitvinding zullen I

duidelijk worden uit de hierna volgende toelichting van uitvoerings- I

vormen van de kabelvasthouder volgens de uitvinding. In de tekeningen I

tonen: I

10 fig. 1 een vooraanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een I

kabelvasthouder volgens de uitvinding; I

fig. 2 tot en met 7 situatievoorbeelden voor het in een kabel- I

goot plaatsen van kabels waarin de vasthouder volgens fig. 1 aange- I

bracht is; I

15 fig. 8 een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoerings- I

vorm van de kabelvasthouder volgens de uitvinding; I

fig. 9 een bovenaanzicht van de kabelvasthouder van fig. 8 die I

in een goot aangebracht is; I

fig. 10 een vooraanzicht van de kabelvasthouder en de goot van I

20 fig. 9; I

fig. 11 een vooraanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een I

kabelvasthouder volgens de uitvinding en aangebracht in de aldus ge- I

vormde goot; I

fig. 12 een vooraanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van I

25 een kabelvasthouder volgens de uitvinding, aangebracht in een goot; I

en I

fig. 13 een doorsnede van een vijfde uitvoeringsvorm van een I

kabelvasthouder volgens de uitvinding. I

Fig. 1 toont een eerste uitvoeringsvorm 1 van een kabelvast- I

30 houder volgens de uitvinding. De vasthouder 1 omvat een basisgedeelte I

3 en een vanuit een tussengebied, bijvoorbeeld het midden, van het I

basisgedeelte 3 opstaand gedeelte 4 dat op afstand van het I

basisgedeelte 3 een verbreding 5 heeft. De verbreding 5 heeft bij- I

voorbeeld de vorm van een schijf waarvan het midden de rest van het I

35 opstaand gedeelte 4 raakt en die evenwijdig aan het basisgedeelte 3 I

is. I

Het opstaand gedeelte 4 van de kabelvasthouder is flexibel. I

Fig. 2 tot en met 7 tonen de kabelvasthouder 1 van fig. 1 die I

in een kabelgoot 7 aangebracht is. De kabelgoot 7 heeft een bodem 8 I

1024390 I

- 3 - en zijwanden 9. Fig. 2 tot en met 7 tonen verder een eerste.kabel 11 en een tweede kabel 12. Het basisgedeelte 3 wordt in het voorbeeld van fig. 2 tot en met 7 door wrijvingskrachten met de zijwanden 9 van de goot 7 in de goot 7 vastgehouden. De verbreding 5 strekt zich 5 zover vanaf het opstaand gedeelte 4 naar de zijwanden 9 van de goot 7 uit dat een ruimte 13 die daartussen vrijgelaten wordt in een rustsituatie kleiner is dan de diameter van de kabels 11 en 12.

Om de eerste kabel 11 in de goot 7 te plaatsen en door de vasthouder 1 te laten vasthouden kan het opstaand gedeelte 4 zoals 10 getoond in fig. 2 en 3 op verschillende wijzen flexibel gebogen worden voor het vergroten van de ruimte 13. Wanneer de ruimte 13 voldoende groot gemaakt is kan de kabel 11 passeren en kunnen het opstaand gedeelte 4 en de verbreding 5 flexibel terugveren.

Hierdoor wordt uitgaande van de situatie van fig. 2 de situa-15 tie van fig. 4 bereikt en wordt uitgaande van de situatie van fig. 3 de situatie van fig. 5 bereikt.

Om vervolgens een tweede kabel 12 in de goot 7 te plaatsen en door de vasthouder 1 vast te laten houden kan het opstaand gedeelte 4 opnieuw op verschillende wijzen flexibel gebogen worden, zoals ge-20 toond in fig. 6 en 7. Ook nu wordt het opstaand gedeelte 4 zo ver gebogen dat de betreffende ruimte 13 zo groot wordt dat het de kabel 12 kan doorlaten, waarna het opstaand gedeelte 4 en de verbreding 5 terug kunnen veren.

Zoals uit de in fig. 2 en 6 getoonde situaties volgt is het 25 voor het buigen van het opstaand gedeelte 4 en/of de verbreding 5 ervan niet nodig dat een monteur de verbreding 5 vastpakt. In plaats daarvan kan hij de eerste kabel 11 en de tweede kabel 12 eenvoudig in de ruimte tussen het basisgedeelte 3 en de verbreding 5 van de vasthouder 1 duwen. Hierdoor worden onveilige situaties vermeden en 30 kan het aanbrengen van kabels in goten op de hiervoor toegelichte wijze snel en goedkoop plaatsvinden.

Fig. 8 toont een perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm 15 van de kabelvasthouder volgens de uitvinding. De vasthouder 15 omvat een basisgedeelte 16 van welke, net als bij de 35 vasthouder 1 van fig. 1, een opstaand gedeelte 4 uitgaat dat een verbreding 5 heeft. Het basisgedeelte 16 heeft langs randen ervan die tijdens gebruik evenwijdig aan de lengterichting van een goot zijn flexibele benen 17, die evenwijdig aan het basisgedeelte 16 zodanig van elkaar uitstaan, dat een afmeting die twee tegenoverliggende 1024390

- 4 - I

benen 17 in ongebruikte toestand van de vasthouder 15 overbrugt I

kleiner is dan een afmeting tussen wanden 19 van een goot 20 (zie I

fig. 9 en 10). Hierdoor duwen de benen 17 tijdens gebruik van de I

vasthouder 15 in de goot 20 met kracht tegen de binnenwanden 19, I

5 zodat de vasthouder 15 in de goot 20 wordt vastgehouden. De I

vasthouder 15 is zeer gemakkelijk in een goot 20 zonder naar elkaar I

gerichte uiteinden of in een goot 7 met naar elkaar gerichte uit- I

einden te plaatsen. I

De in fig. 11 getoonde derde uitvoeringsvorm 23 van de kabel- I

10 vasthouder volgens de uitvinding verschilt van de kabelvasthouder 1 I

volgens fig. 1 tot en met 7 doordat een basisgedeelte 24 langs twee I

tegenoverliggende randen opstaande gedeelten 25 heeft die geschikt I

zijn om na plaatsing van de vasthouder 23 in een goot 7 met naar el- I

kaar gerichte uiteinden 10 tussen de bodem 8 en de uiteinden 10 van I

15 de goot 7 tegen verlies geborgd te worden. I

De in fig. 12 getoonde vierde uitvoeringsvorm 28 van de kabel- I

vasthouder volgens de uitvinding verschilt van de in fig. 1 tot en I

met 7 getoonde vasthouder 1 doordat de vasthouder 28 een flexibel I

basisgedeelte 29, een opstaand gedeelte 30 en een verbreding 31 aan I

20 het uiteinde van het opstaande gedeelte 30 heeft. Het opstaande ge- I

deelte 30 en de verbreding 31 kunnen net als het opstaande gedeelte 4 I

en de verbreding 5 van de vasthouder 1 flexibel zijn. Er moet opge- I

merkt worden dat fig. 12 de vasthouder 28 toont in een situatie die I

geen eindsituatie of rustsituatie is. In een rustsituatie ligt het I

25 basisgedeelte 29 namelijk in hoofdzaak vlak tegen de bodem 8 van de I

goot 7 en drukt met de zijranden ervan tegen de wanden 9 van de goot I

De in fig. 13 getoonde vijfde uitvoeringsvorm 33 van de kabel- I

vasthouder volgens de uitvinding verschilt van de vasthouder 1 vol- I

30 gens fig. 1 doordat het basisgedeelte 3 daarvan geïntegreerd is met I

de bodem 34 van een goot 35. De kabelvasthouder 33 maakt derhalve I

deel uit van het profiel van de goot 35. I

Binnen de omvang van de conclusies zijn verschillende combina- I

ties en wijzigingen van hiervoor toegelichte eigenschappen van de I

35 kabelvasthouder volgens de uitvinding mogelijk. I

Afhankelijk van de breedte van de goot en het aantal te plaat- I

sen kabels kan elk van de toegelichte kabelvasthouders bijvoorbeeld I

uitgebreid zijn met meerdere opstaande gedeelten met verbredingen aan I

hun uiteinden voor het aan weerskanten van elk opstaand gedeelte op- I

1024390 I

- 5 - nemen en vasthouden van een kabel. Tussen twee van dergelijke naburige opstaande gedeelten kunnen dan twee kabels opgenomen en geborgd worden.

Verder zouden de benen 17 van de vasthouder 15 niet boven het 5 basisgedeelte 16 uit hoeven te steken maar kunnen bij een geschikte keuze van materiaal, vorm en afmetingen geheel in het vlak van het basisgedeelte 16 liggen.

1024390

Claims (10)

1. Kabelvasthouder voor gebruik in een kabelgoot, die een bodem, I I twee zijwanden en tegenover de bodem een open zijde, omvattende een I I basisgedeelte en tenminste een van het basisgedeelte uitgaand op- I I staand gedeelte, dat tenminste gedeeltelijk flexibel is, waarbij het I I 5 opstaande gedeelte op afstand van het basisgedeelte een zodanige ver- I I breding evenwijdig aan de bodem van de goot heeft dat door middel van I I flexibel buigen van het opstaande gedeelte van buiten de goot een I I kabel langs de verbreding in de goot geplaatst kan worden en de ver- I I breding ongewild verlies van de kabel uit de goot verhindert,, nat het I I 10 kenmerk, dat het tenminste ene opstaande gedeelte uitgaat van een I I zodanige locatie van het basisgedeelte dat het flexibel naar een wand I I van de goot gebogen kan worden voor het tussen de andere wand van de I I goot en het opstaande gedeelte kunnen doorlaten van een kabel en I I waarbij de verbreding zich aan weerszijden van het opstaande gedeelte I I 15 uitstrekt om verlies van een tussen het basisgedeelte en de verbre- I I ding geplaatste kabel te verhinderen. I

2. Kabelvasthouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat I I het basisgedeelte geschikt is om door middel van wrijving met de I I 20 wanden van de goot tussen de wanden van de goot vastgehouden te I I worden. I

3. Kabelvasthouder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, I I dat het basisgedeelte dwars op de goot een afmeting heeft die tijdens I I 25 gebruik in de goot groter is dan een afstand tussen gedeelten van de I I wanden van de goot die zich op grotere afstand van de bodem dan het I I basisgedeelte bevinden. I

4. Kabelvasthouder volgens een voorgaande conclusie, met het I I 30 kenmerk, dat randen van het basisgedeelte die tijdens gebruik in de I I goot in hoofdzaak evenwijdig aan de lengterichting van de goot zijn I I veerkrachtig zijn en tijdens gebruik tegen de wanden drukken. I

5. Kabelvasthouder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat I I 35 het basisgedeelte zodanig flexibel is dat het tijdens het buigen van I I het opstaande gedeelte meebuigt. I I S 024 39 0 I - 7 -

6. Kabel vasthouder volgens conclusie 4 of 5, net het kenmerk, dat de veerkrachtige randen in een richting evenwijdig aan het opstaande gedeelte een afmeting hebben die in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van de binnenzijden van de wanden van de goot. 5

7. Kabelvasthouder volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de verbreding van het opstaande gedeelte een in hoofdzaak vlak gedeelte met afgeronde hoeken is die evenwijdig aan het basisgedeelte is. 10 -

8. Kabelvasthouder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een afmeting van het opstaande gedeelte die evenwijdig aan de lengterichting van de goot is vanaf de verbreding naar het basisgedeelte geleidelijk toeneemt. 15

9. Kabelvasthouder volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat er van het basisgedeelte meerdere opstaande gedeelten uitgaan die elk geschikt zijn voor het aan weerszijden ervan plaatsen en tegen ongewild verlies vasthouden van een kabel. 20

10. Kabelvasthouder volgens een voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de houder met de goot geïntegreerd is, waarbij het basisgedeelte een gedeelte van de bodem van de goot is. 1024390 -