NL1024280C2 - Wagen voor het verplaatsen van een object, zoals een biervat. - Google Patents

Description

Titel: Wagen voor het verplaatsen van een object, zoals een biervat

De uitvinding heeft betrekking op een wagen voor het verplaatsen van een object, zoals een biervat, over een ondergrond, omvattende een gestel en twee wielen die om 5 een gemeenschappelijke hartlijn draaibaar zijn aangebracht aan het gestel, welk gestel ten minste een steel omvat die radiaal is gericht ten opzichte van de draaihartlijn

Een dergelijke wagen is bekend uit NL 9301202. Een gebruiker kan een biervat, dat op de ondergrond rust aan de wagen vastmaken. De wagen bevindt zich dan in een belaste toestand. Als het biervat nog op de ondergrond rust staat de steel verticaal 10 omhoog. Door het kantelen van de steel, komt het biervat van de ondergrond los. De wagen met het biervat is dan verrijdbaar.

Het kantelen van de wagen is echter lastig. In de praktijk plaatst een gebruiker een voet tegen de benedenzijde van het gestel, bijvoorbeeld een dwarsligger die zich tussen de wielen bevindt. Vervolgens oefent de gebruiker een koppel uit door 15 tegelijkertijd met een hand de steel naar zich toe te trekken en met een voet de dwarsligger van zich af te duwen. Hierdoor kantelt de wagen. De wielen bewegen echter tijdens het kantelen snel voorbij het zwaartepunt van de wagen. De draaihartlijn beweegt dan onder het zwaartepunt door, zodat de wagen door zijn dode punt gaat terwijl de wielen vooruitrollen. Daarom bestaat het risico van doorschieten van de 20 wagen.

Het doel van de uitvinding is een wagen te verschaffen waarbij het kantelen in belaste toestand is vereenvoudigd.

Dit doel is volgens de uitvinding bereikt, doordat het gestel een radiaal ten opzichte van de hartlijn gericht steunorgaan heeft dat zich ten minste gedeeltelijk 25 bevindt binnen het prismatische gebied waarvan de omtrek samenvalt met de buitenomtrek van de wielen, zodanig dat de wagen een hefstand heeft waarin het steunorgaan op de ondergrond steunt

De kantelbeweging is volgens de uitvinding nauwkeurig te dosaren. Als een gebruiker aan de steel van de wagen trekt terwijl de wagen met een biervat of ander 30 object is verbonden, vormt het steunorgaan een scharnierpunt voor de kantelbeweging.

Hierbij tilt het steunorgaan de wagen enigszins omhoog, waarbij de wielen al dan niet van de ondergrond losraken. De wagen bevindt zich dan in de hefstand. Volgens de uitvinding is het dus niet nodig met een voet een kracht uit te oefenen tegen een 1024200

I 2 I

I benedenzijde van het gestel. Als de gebruiker de steel verder kantelt, zal de wagen weer I

I met de wielen op de ondergrond rusten, terwijl het steunorgaan zich boven de I

I ondergrond bevindt. De wagen is dan verrijdbaar. Tijdens het kantelen is dus het risico I

I van doorschieten sterk gereduceerd of uitgesloten. Het kantelen van een wagen die is I

I 5 belast met bijvoorbeeld een biervat is hierdoor vereenvoudigd. I

I Een verder voordeel van de uitvinding is dat het steunorgaan een draaipunt I

I verschaft In de hefstand is de wagen gemakkelijk om een verticale hartlijn door het I

I steunorgaan verdraaibaar. De handelingssnelheid en het gebruiksgemak van de wagen I

I zijn hierdoor verder verhoogd. I

I 10 Volgens de uitvinding kan het steunorgaan radiaal uitstéken ten opzichte van die I

I omtrek. Het is mogelijk dat het steunorgaan uitsteekt over een afstand van 1-15 mm, bij I

I voorkeur 3-10 mm, zoals 5 mm. Het steunorgaan is in deze uitvoeringsvorm gevormd I

I door een uitsteeksel dat permanent uitsteekt ten opzichte van de buitenomtrek van de I

I wielen. In de hefstand bevindt ten minste één van de wielen zich dan min of meer I

I 15 boven de ondergrond. I

I Opgemarkt wordt dat uit NL 8900002 een steekwagen bekend is die eveneens een I

I trap kan vormen. Deze steekwagen heeft weliswaar een uitsteeksel, maar dit uitsteeksel I

I is geen steunorgaan voor het verschaffen van een hefstand van de wagen tijdens het I

I opheffen van een last I

I 20 Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen de wielen elk een soepele I

I band hebben. In dat geval kan het steunorgaan zich ongeveer uitstrekken tot aan de I

I rand van die omtrek, zodat het steunorgaan in de onbelaste toestand de ondergrond niet I

I of bijna niet raakt Als de wagen is belast, zullen de soepele banden enigszins worden I

I ingedrukt Het steunorgaan kan in die belaste toestand wel reiken tot de buitenomtrek I

I 25 van de wielen en een scharnierpunt voor de kantelbeweging vormen. I

I Het is zelfs mogelijk dat het steunorgaan zich geheel binnen die omtrek bevindt I

De afstand tussen de hartlijn van de wielen en het kopeind van het steunorgaan ligt bij I

I voorkeur tussen 70-95% van de wielstraal, bijvoorbeeld 80% of 90%. De afstand is I

I aftiankelijk van de eigenschappen van de banden, bijvoorbeeld de stijfheid. Het I

I 30 steunorgaan heeft een zodanige afmeting, dat in belaste toestand van de wagen het I

steunorgaan afsteunt tegen de ondergrond. I

I Het steunorgaan kan star zijn verbonden met het gestel. In een alternatieve I

uitvoeringsvorm kan het steunorgaan beweegbaar zijn tussen twee standen, in de eerste I

I 1024280 I

3 stand waarvan het steunorgaan zich geheel binnen die omtrek bevindt en in de tweede stand waarvan het steunorgaan in radiale richting ten opzichte van de hartlijn verder uitsteekt dan in de eerste stand. Het steunorgaan kan bijvoorbeeld schamierbaar zijn verbonden met het frame.

5 Het gestel heeft bij voorkeur een dwarsligger die zich tussen de wielen bevindt, en het steunorgaan is aangebracht aan de dwarsligger. De dwarsligger neemt bijvoorbeeld een gemeenschappelijke as van de wielen op. Deze uitvoering is eenvoudig in gebruik.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de 10 bijgaande tekening.

Figuur 1 toont een aanzicht in perspectief van een eerste uitvoeringsvorm van een wagen volgens de uitvinding.

Figuur 2a toont een vooraanzicht van de in figuur 1 getoonde wagen.

Figuur 2b toont een zijaanzicht van de in figuur 1 getoonde wagen.

15 Figuur 3 toont een zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een wagen volgens de uitvinding.

De in figuur 1 getoonde wagen 1 is bestemd voor het verplaatsen van een biervat 5 over een ondergrond 6. De wagen 1 omvat een gestel 2 en twee wielen 3. Het gestel 2 bezit een holle, buisvormige dwarsligger 4. De wielen 3 zijn aangebracht aan een 20 gemeenschappelijke as die zich door de dwarsligger 4 uitstrekt De wielen 3 hébben daarom een gemeenschappelijke draaihartlijn 7. De wielen kunnen echter ook op een andere wijze draaibaar zijn aangebracht aan het gestel.

Het gestel 2 omvat verder een omhoogstekende steel 10, waarvan het benedeneind aan de dwarsligger 4 is bevestigd. De bevestiging van de steel 10 aan de 25 dwarsligger 4 is verstevigd door de verstijvingsflenzen 12. Het boveneind 11 van de steel 10 is omgebogen en dient als handgreep voor het kantelen en verplaatsen van de wagen 1.

Daarnaast bezit het gestel 2 van de wagen 1 middelen voor het opnemen van het biervat 5. Deze middelen omvatten een haak 14 en een steunprofiel 15. De haak 14 30 grijpt aan op de kraag 16 van het biervat 5.

Volgens de uitvinding heeft het gestel 2 een steunorgaan 18. Het steunorgaan 18 is getoond als steunpen. De steunpen 18 bevindt zich ten minste gedeeltelijk binnen het prismatische gebied waarvan de omtrek samenvalt met de buitenomtrek van de wielen 1024280 Η I 4 I 3. De steunpen 18 strekt zich radiaal ten opzichte van de hartlijn 7 uit tot voorbij de I buitenomtrek van de wielen 3, zoals weergegeven in figuur 2a en 2b.

I Het steunorgaan 18 strekt zich bij de wagen van figuur 1 uit in het verlengde van I de steel 10, dw.z. vanaf het midden van de dwarsligger 4. Het steunorgaan zou echter I 5 ook een andere positie kunnen innemen.

I De werking van de wagen is als volgt. Eerst zal een gebruiker het biervat 5 I aanbrengen aan de wagen 1, zodat de wagen 1 is belast. De belaste wagen 1 rust met de I steunpen 18, het biervat 5 en een wiel 3 pp de ondergrond. Het andere wiel 3 zal daarbij enigszins “loshangen”.

I 10 Vervolgens trekt de gebruiker het boveneind 11 van de steel 2 naar zich toe in de I richting van pijl A om de belaste wagen 1 te kantelen. Doordat de steunpen 18 op de I ondergrond 6 rust, vormt de steunpen 18 een scharnierpunt voor de kantelbeweging.

Hierbij tilt de steunpen de wagen 1 enigszins omhoog, waarbij de wielen 3 al dan niet I volledig van de ondergrond 6 losraken. De wagen 1 bevindt zich dan in de hefstand. | 15 Als de gebruiker de wagen 1 verder kantelt, zal deze met de wielen 3 op de I ondergrond 6 komen te rusten, terwijl de steunpen 18 zich dan boven de ondergrond 6 I bevindt. De wagen 1 is dan verrijdbaar.

I Volgens de uitvinding is het dus niet nodig dat de gebruik»: met een voet een . kracht uitoefent tegen de dwarsligger 4. Tijdens het kantelen is het risico van I 20 doorschieten sterk gereduceerd of uitgesloten. Bovendien verschaft het steunorgaan 18 I een draaipunt. In de hefstand is de wagen 1 gemakkelijk om een verticale hartlijn door I het steunorgaan 18 verdraaibaar. De wagen lis hierdoor eenvoudig te manoeuvreren.

Een tweede uitvoeringsvorm van de wagen is getoond is figuur 3. Dezelfde onderdelen van de wagen zijn aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers als in figuur I 25 1. In deze uitvoeringsvorm steekt het steunorgaan 18 in de onbelaste toestand van de I wagen 1 niet uit ten opzichte van de buitenomtrek van de wielen 3. De wielen 3 bezitten banden 20, die rubber omvatten of een ander soepel, flexibel materiaal, hl de belaste toestand van de wagen zijn deze banden 20 enigszins ingedrukt, waardoor het H steunorgaan 18 stevig tegen de ondergrond 6 steunt Het steunorgaan 18 vormt dan toch 30 een scharnierpunt voor de kantelbeweging.

I In deze uitvoeringsvorm zal het steunorgaan 18 zich tijdens het verrijden van de I wagen, zowel in belast als onbelaste toestand, verder boven de ondergrond 6 bevinden.

I Vooral tijdens het verrijden over een niet geheel vlakke ondergrond is dit een voordeel, 5 omdat het risico is verkleind dat het steunorgaan tijdens het verrijden een oneffenheid in de ondergrond raakt

In een verdere uitvoeringsvorm is het steunorgaan schamierbaar verbonden met de dwarsligger, waarbij het steunorgaan tijdens het kantelen tegen de ondergrond kan 5 worden gedwongen (niet weergegeven).

Het steunorgaan volgens de uitvinding hoeft dus niet permanent uit te steken ten t opzichte van de wielen. In de hefstand van de belaste wagen steunt het steunorgaan af tegen de ondergrond. Daarbij kan het steunorgaan in de onbelaste toestand van de wagen zowel binnen als buiten de buitenomtrek van de wielen liggen.

10 In de tekening is een wagen voor het verplaatsen van een biervat getoond. Het steunorgaan volgens de uitvinding is echter toepasbaar bij elke wagen voor het verplaatsen van een object. De uitvinding is bijvoorbeeld eveneens geschikt voor een zogenaamde steekwagen. Een steekwagen heeft in het algemeen een langs de ondergrond brengbare heiplaat waarop een of meer objecten kunnen worden 15 opgenomen.

20 1024200

Claims (15)

1. Wagen (1) voor het verplaatsen van een object, zoals een biervat (5), over een I ondergrond (6), omvattende een gestel (2) en twee wielen (3) die om een I S gemeenschappelijke hartlijn (7) draaibaar zijn aangebracht aan het gestel (2), welk I gestel (2) ten minste een steel (10) omvat die radiaal is gericht ten opzichte van de I draaihartlijn (7), met het kenmerk, dat het gestel (2) een radiaal ten opzichte van de I hartlijn (7) gericht steunorgaan (18) heeft dat zich ten minste gedeeltelijk bevindt I binnen het prismatische gebied waarvan de omtrek samenvalt met de buitenomtrek van I 10 de wielen (3), zodanig dat de wagen (1) een hefstand heeft waarin het steunorgaan (18) I op de ondergrond (6) steunt I

2. Wagen volgens conclusie 1, waarbij het steunorgaan (18) radiaal uitsteekt ten I opzichte van die omtrek. I

15 I

3. Wagen volgens conclusie 2, waarbij het steunorgaan (18) uitsteekt over een I afstand van 1-15 mm, bij voorkeur 3-10 mm, zoals 5 mm. I

4. Wagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de wielen (3) elk een I 20 soepele band (20) hebben. I

5. Wagen volgens conclusie 4, waarbij het steunorgaan (18) zich ongeveer uitstrekt I tot aan de rand van die omtrek. I

6. Wagen volgens conclusie 4, waarbij het steunorgaan (18) zich binnen die omtrek I bevindt I

6 I Conclusies I

7. Wagen volgens conclusie 6, waarbij de afstand tussen de hartlijn (7) van de I wielen (3) en het kopeind van het steunorgaan (18) tussen 70-95% van de wielstraal I 30 ligt bijvoorbeeld 80% of 90%. I

8. Wagen volgens conclusie 1, waarbij het steunorgaan (18) beweegbaar is tussen I twee standen, in de eerste stand waarvan het steunorgaan (18) zich geheel binnen die I 1024280 I » omtrek bevindt en in de tweede stand waarvan het steunorgaan (18) in radiale richting ten opzichte van de hartlijn (7) verder uitsteekt dan in de eerste stand.

9. Wagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het gestel (2) een 5 dwarsligger (4) heeft die zich tussen de wielen (3) bevindt, en het steunorgaan (18) is aangebracht aan de dwarsligger (4).

10. Wagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het steunorgaan (18) zich in hoofdzaak midden tussen de wielen (3) bevindt 10

11. Wagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de steel (10) middelen (14,15) heeft voor het opnemen van het biervat (5).

12. Wagen volgens conclusie 11, waarbij de middelen een haak (14) omvatten voor 15 het aangrijpen op een kraag (16) van het biervat (5).

13. Wagen volgens conclusie 11 of 12, waarbij de middelen een steunprofiel (15) omvatten voor het afsteunen van de omtrekswand van het biervat (5), welk steunprofiel (15) zich dwars ten opzichte van de steel (10) uitstrekt. 20

14. Wagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de steel (10) en het steunorgaan (18) tegenover elkaar liggen.

15. Wagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het steunorgaan (18) 25 penvonnig is. 1024280