NL1024260C1 - Inrichting voor het vastzetten van een container aan een laad- en losstation. - Google Patents

Inrichting voor het vastzetten van een container aan een laad- en losstation. Download PDF

Info

Publication number
NL1024260C1
NL1024260C1 NL1024260A NL1024260A NL1024260C1 NL 1024260 C1 NL1024260 C1 NL 1024260C1 NL 1024260 A NL1024260 A NL 1024260A NL 1024260 A NL1024260 A NL 1024260A NL 1024260 C1 NL1024260 C1 NL 1024260C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
arm
locking
locking member
container
loading
Prior art date
Application number
NL1024260A
Other languages
English (en)
Inventor
Fridericus Maria Van Henegouw
Original Assignee
Machf Markan B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Machf Markan B V filed Critical Machf Markan B V
Priority to NL1024260A priority Critical patent/NL1024260C1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1024260C1 publication Critical patent/NL1024260C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G69/00Auxiliary measures taken, or devices used, in connection with loading or unloading
    • B65G69/003Restraining movement of a vehicle at a loading station using means not being part of the vehicle

Description

-1-
Inrichting voor het vastzetten van een container aan een laad- en losstation.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrich-5 ting voor het vastzetten van een container aan een laad-en losstation.
Op zich zijn er diverse inrichtingen bekend die een overeenkomstig doel hebben, namelijk het fixeren van de posi-10 tie van een container ten opzichte van een vast punt, zoals bijvoorbeeld een laad- en losstation. De achterliggende gedachte hierbij is te voorkomen dat een container kan opschuiven door de daarop werkende krachten veroorzaakt door het in de container afremmen en optrekken van 15 een beladingsvorkheftruck tijdens het beladen of ontladen van de container. Een opschuivende container kan tot gevolg hebben dat de afstand tussen container en het laad-en losstation zodanig groot wordt dat een vorkheftruck tussen container en het laad- en losstation in valt met 20 mogelijk de meest ernstige gevolgen voor de bestuurder van de vorkheftruck.
Een bekend systeem voorziet er in dat op de wielen van het voertuig, waarop de container aangebracht is, aange-25 grepen wordt, zie hiervoor bijvoorbeeld US-A-5 375 965. Hierbij wordt voorkomen dat het voertuig in tenminste voorwaartse richting verplaatst kan worden. Een ander bekend systeem voorziet er in dat op een chassisbalk van het voertuig, waar de container op aangebracht is, aange-30 grepen wordt, zie hiervoor bijvoorbeeld US-A-6 074 157. Deze bekende systemen dienen in een laad- en losstation geïntegreerd te worden, waardoor deze systemen eigenlijk alleen een optie zijn bij een nieuw te bouwen laad- en losstation. Verder moeten dergelijke systemen op afstand 35 bediend worden, hetgeen een elektrische of hydraulische besturing vereist met de daarbij benodigde regelsystemen 1024260
-2- I
en beveiligingen, waardoor de complexiteit verder toe- I
neemt en daarmee de totale kosten van de gehele inrich- I
ting. I
5 Verder zijn ook nog systemen bekend om geparkeerde con- I
tainers, derhalve containers die op een vrijstaand gestel I
steunen in een voorafbepaalde positie vast te zetten, zie I
hiervoor bijvoorbeeld US-B1-6 520 472. Deze bekende in- I
richting heeft een verankering in de grond en grijpt aan I
10 op het vrije uiteinde van de container. Voor het bedienen I
van de inrichting is een man buiten het laad- en lossta- I
tion nodig. I
De uitvinding beoogt in een inrichting te voorzien voor I
15 het vastzetten van containers, die eenvoudig vanuit het I
laad- en losstation te bedienen is, tegen verhoudingsge- I
wijs relatief lage kosten vervaardigd kan worden en die I
bovendien ook makkelijk in reeds bestaande laad- en los- I
stations of vergelijkbare lokaties aangebracht kan wor- I
2 0 den. I
Dienovereenkomstig voorziet de uitvinding in een inrich-
ting voor het vastzetten van een container aan een laad- I
en losstation, waarbij de inrichting één of meer vastzet- I
25 organen heeft, die elk een uit tenminste twee delen be- I
staande arm omvatten waarbij een eerste uiteinde van de
arm van een vastzetorgaan verbonden is met het laad- en I
losstation, een tweede tegenovergelegen uiteinde van de I
arm van een vastzetorgaan uitgevoerd is aan te kunnen I
30 grijpen op een hoekvergrendelstuk van een container en in
middelen is voorzien om de lengte van de arm van een I
vastzetorgaan te kunnen verstellen. I
De vastzetorganen van de inrichting volgens de uitvinding I
35 worden aangebracht direkt naast het in hoogte verstelbare
laadplateau, die aan komt te sluiten op de laadvloer van I
1024260 I
-3- een te laden of lossen container, en kunnen dan eenvoudig met de hand door bijvoorbeeld de bestuurder van de vorkheftruck met de container verbonden worden. De vastzetor-ganen zijn uitgevoerd om aan te grijpen op de gestandaar-5 diseerde hoekvergrendelstukken van een container, zodat de vastzetorganen ook werkelijk voor alle bestaande containers te gebruiken zijn.
Aangezien een voertuig met container over een bepaalde 10 marge naar links of recht kan afwijken van de positie die recht aansluit op het verstelbare laadplateau van het laad- en losstation is het noodzakelijk dat de lengte van de arm van het vastzetorgaan aangepast kan worden. Daarnaast is er eveneens in voorzien dat de vastzetorganen 15 over een bepaalde hoek ten opzichte van het punt waar deze met het laad- en losstation verbonden zijn kunnen draaien. Met deze twee maatregelen kunnen de vastzetorganen aan elke van de gewenste stand afwijkende stand aangepast worden.
20
Volgens een nadere uitwerking is er daarbij verder in voorzien dat aan het tweede uiteinde van de arm een gren-delorgaan is aangebracht, waarbij het grendelorgaan een vaste pen heeft, bedoeld om opgenomen te worden in een 25 opening aangebracht in een eerste zijde van een hoekver-grendelstuk, en een draaibare haak, bedoeld om opgenomen te worden in een opening aangebracht in een tweede zijde van een hoekvergrendelstuk die haaks op de genoemde eerste zijde staat. Het grendelorgaan wordt eerst met de 30 vaste pen in de opening van een hoekvergrendelstuk gebracht dat zich aan de achterzijde van de container bevindt, waarna vervolgens de draaibare haak in de opening van een hoekvergrendelstuk gebracht wordt dat zich aan de zijkant van de container bevindt. Zonder verdere maatre-35 gelen is het bij deze uitvoering noodzakelijk om in borg-middelen te voorzien om te voorkomen dat de draaibare 1024260
-4- I
haak uit de desbetreffende opening kan schieten.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm wordt er in voorzien
dat het grendelorgaan draaibaar op het tweede uiteinde I
5 van de arm is aangebracht, het grendelorgaan een rechte I
zijde heeft waar de vaste pen op aangebracht is en de I
draaibare haak een draaipunt heeft dat nabij de vaste pen I
is gelegen en gezien in een richting evenwijdig aan de I
lengterichting van de vaste pen bij een op een hoekver- I
10 grendelstuk van een container aangehaakt grendelorgaan
tussen de openingen aan respectievelijk de eerste en I
tweede zijde van een hoekvergrendelstuk is gelegen. Bij I
deze uitvoeringsvorm wordt de haak door de keuze van het I
draaipunt bij een op de container uitgeoefende, naar vo-
15 ren gerichte kracht in de opening vast getrokken. Bij een I
tegengesteld gerichte kracht wordt de container tegenge- I
houden door de rechte zijde waar de vaste pen op aange- I
bracht is. I
20 Hoewel dat op zich niet nodig is kan ook bij deze uitvoe- I
ringsvorm in borgmiddelen voor de draaibare haak voorzien I
worden, of kan de draaibare haak onder veerspanning gezet I
worden. Op deze manier kan de draaibare haak tijdens het I
laden of lossen zeker op geen enkele wijze uit de opening I
25 komen. I
Teneinde een goede passing van het grendelorgaan met de I
vaste pen en de draaibare haak op een grendelhoekstuk van
een container te verkrijgen, wordt in opsluitmiddelen I
30 voorzien om het grendelorgaan in een gewenste stand ten I
opzichte van de arm van het vastzetorgaan op te kunnen I
sluiten. Hiermee wordt bereikt dat de vlakke zijde van
het grendelorgaan altijd vlak tegen het hoekvergrendel- I
stuk aangebracht kan worden. Door er verder in te voor- I
35 zien dat de vorm van de draaibare haak, bij een in de I
tweede zijde aangebrachte opening opgenomen haak, aan- I
1024260 I
-5- sluit op de rechte zijde van het grendelorgaan en verder de buitenomtrek van het hoékvergrendelstuk volgt, worden de vaste pen en de draaibare haak en daarmee het grendelorgaan, bij een in de juiste positie opgesloten grendel-5 orgaan vrijwel zonder speling in aangrijping met het hoekvergrendelstuk gebracht. Hierdoor wordt de draaibare haak geheel opgesloten en kan derhalve geen kant meer op.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bestaan de opsluit-10 middelen uit aan weerszijden van de arm in het grendelorgaan aangebrachte spieën, waartoe het grendelorgaan voorzien is van spiegaten voor het opnemen van de spieën. De spieën hebben een taps verloop en worden na het positioneren van het grendelorgaan in de spiegaten gebracht, 15 waarbij deze reeds met een geringe kracht in voldoende mate vastgezet kunnen worden om de arm onder alle omstandigheden in de juiste stand opgesloten te houden.
De uitvinding voorziet er verder in dat het eerste uit-20 einde van de arm aangrijpt op een op het vaste punt aangebrachte vertikale geleiding en ten opzichte van de ver-tikale geleiding verdraaid kan worden. Een dergelijke geleiding bestaat in de meest eenvoudige uitvoeringsvorm uit een vertikale buis waar de arm van het vastzetorgaan 25 met bijvoorbeeld een bus op aangrijpt. De juiste hoogte-instelling kan gerealiseerd worden met bijvoorbeeld een serie gaten in de vertikale geleiding en een in die gaten te steken pen. De bus kan daarbij op de pen komen te rusten of de pen kan door een stel in de bus aangebrachte 30 gaten gestoken worden. Teneinde in dit laatste geval het vastzetorgaan draaibaar om een voorafbepaalde hoek om de vertikale geleiding te laten zijn, dienen dergelijk gaten in de bus langwerpige sleuven in de omtreksrichting van de bus te zijn. De vertikale geleiding kan vast in de 35 draagvloer aangebracht worden of uitneembaar en zonodig verstelbaar in een in de draagvloer opgenomen koker.
1024260
I -6- I
I Een dergelijke hoogte-instelling is niet traploos, het- I I geen bij voldoende speling in de aangrijping van de bus I I op de vertikale geleiding en een voldoend grote lengte I I 5 van de arm van het vastzetorgaan doorgaans geen problemen I I zal opleveren. I
I Volgens een nadere uitwerking wordt er in voorzien dat I I het eerste uiteinde van de arm middels een flexibel ver- I I 10 bindingsdeel op het vaste punt aangrijpt of op het vaste I I punt aangebrachte vertikale geleiding. Met een dergelijk I I flexibel verbindingsdeel kan het vastzetorgaan vanuit een I I vast punt over een zeker bereik in hoogte op een hoekver- I I grendelstuk van een container aangrijpen. Door dit te I I 15 combineren met een verstelbare bus op een vertikale ge- I I leiding kan het aantal instelposities op de vertikale ge- I I leiding minder zijn dan bij de voorgaande uitvoerings- I I vorm. I
I 20 Teneinde te voorkomen dat bij breuk van het flexibele I I deel de verbinding tussen het vastzetorgaan en het vaste I I punt of de daar aangebrachte geleiding verloren zou gaan, I I wordt er volgens een nadere uitwerking in voorzien dat I I tussen het eerste uiteinde van de arm en het flexibele I I 25 verbindingsdeel een cilindrisch verbindingsdeel is aange- I I bracht, waarbij het cilindrische verbindingsdeel om de I I vertikale geleiding grijpt. I
I De uitvinding wordt in het navolgende nader toegelicht I I 30 aan de hand van de in de tekening gegeven voorbeeld, I I waarin: I
I fig.l een doorsnede, zijaanzicht toont van een deel I I van een laad- en losstation en een voertuig met I I 35 container, I I fig.2 een doorsnede, bovenaanzicht toont van de op- I
I 1024260 I
-7- stelling volgens fig.l, fig.3 een doorsnede, zijaanzicht toont van een deel van een laad- en losstation en een anders ten opzichte daarvan gepositioneerd voertuig met 5 container, fig.4 een doorsnede, bovenaanzicht toont van de opstelling volgens fig.3, fig.5 een deel van een eerste uitvoeringsvorm van een vastzetorgaan in rechte stand toont, 10 fig.6 een deel van een tweede uitvoeringsvorm van een vastzetorgaan in schuine stand toont, fig.7 een deel van een vierde uitvoeringsvorm van een vastzetorgaan in rechte stand toont, fig.8 een vijfde uitvoeringsvorm van een vastzetorgaan 15 met grendelorgaan toont met een deel van een flexibele verbindingsdeel met de vertikale geleiding, fig.9 het flexibele verbindingsdeel en de vertikale geleiding in meer detail toont, en 20 fig.10 een verdere uitvoeringsvorm van het flexibele verbindingsdeel toont.
In fig.l,2 is een deel van een laad- en losstation 1 getoond met een voertuig 2 waar een container 3 op aange-25 bracht is. De container 3 is op de gebruikelijke wijze op het voertuig 2 vastgezet met een vergrendeling die aangrijpt op de op de hoekpunten van de container 3 aangebrachte hoekvergrendelstukken 4. Het laad- en losstation l is voorzien van een in hoogte verstelbaar laadplateau 30 5, dat aan het uiteinde een daar met een scharnier mee verbonden verbindingsplaat 6 heeft, die uiteindelijk de verbinding tussen het laadplateau 5 en de laadvloer 7 van de container 3 vormt.
Aangezien een dergelijke verbindingsplaat 6 vanwege de 35 lading in een container 3 niet bijzonder ver de container 3 in gebracht kan worden, kan deze maar een beperkte 1024260 I -8-
I lengte hebben. Daarom is het dan ook van bijzonder belang I
I om het voertuig 2 binnen een zekere afstand ten opzichte I
I van het laad- en losstation te kunnen houden. I
I 5 Zonder verder op de precieze opbouw van een laad- en los- I
I station in te gaan is direkt naast het verstelbare laad- I
I plateau 5 doorgaans een betonnen constructie aanwezig, in I
I de tekening de randen 8,9 waar een verankering voor de I
I vastzetorganen 10,11 in aangebracht kan worden. In het I
I 10 voorbeeld volgens de fig.1,2 zijn vast in de betoncon- I
I structie buizen 12,13 aangebracht. In deze buizen 12,13 I
zijn vertikale geleidingsbuizen 14,15 voor de vastzetor- I
I ganen 10,11 geplaatst. Het vastzetorgaan 10,11 grijpt met I
een bus 16 aan op de geleidingsbuis 14,15 en wordt op een I
I 15 bepaalde hoogte gehouden met een door de geleidingsbuis I
I 14,15 gestoken pen 17. De geleidingsbuis 14,15 kan met I
I behulp van een ook door de geleidingsbuis 14,15 te steken I
I pen 18 in hoogte versteld worden zodat deze niet verder I
dan noodzakelijk boven het oppervlak van de betonnen rand I
I 20 8,9 hoeft uit te steken. Voor het kunnen aanbrengen van I
I de pennen 17,18 is de geleidingsbuis 14,15 voorzien van I
een reeks op afstand van elkaar aangebrachte gaten. I
Door de bus 16 op de pen 17 te plaatsen is de bus 16 vrij I
25 draaibaar om de geleidingsbuis 14,15, hetgeen noodzake- I
I lijk is aangezien een voertuig 2 met container 3 niet al- I
I tijd recht voor het verstelbare laadplateau 5 zal komen I
I te staan. Deze situatie is in fig.3,4 getoond. Hierbij is I
I nagenoeg de maximaal mogelijk afwijking getoond, waarbij I
30 de verbindingsplaat 6 tegen de binnenzijde van de wand 19 I
I van de container 3 aan komt te liggen. In deze stand zijn I
I de vastzetorganen 10,11 over een aanzienlijke hoek ten I
I opzichte van de rechte stand verdraaid en is ook de leng- I
I te van de vastzetorganen aan deze stand aangepast. I
I 35 I
I De vastzetorganen 10,11 zijn aan het uiteinde dat aan- I
I 1024260 -9- grijpt op de hoekvergrendelstukken 4 van een container 3 voorzien van grendelorganen 20,21, die afhankelijk van de positie van het voertuig 2 ook versteld dienen ten worden ten opzichte van de lengterichting van de vastzetorganen 5 10,11.
In fig.5 is een deel van een vastzetorgaan 10 getoond.
Het vastzetorgaan 10 heeft een uit twee antidelen 22,23 bestaande verbinding tussen de bus 16 en het grendelor-10 gaan 20. Het armdeel 23 schuift in het armdeel 22 en voor het op de juiste lengte kunnen afstellen van het samenstel is voorzien in een reeks op afstand van elkaar aangebrachte openingen 24 in het armdeel 23, twee tegenovergelegen sleufvormige openingen 25 in het armdeel 22, een 15 pen 26 en opsluitmiddelen 28,29, hier schroefhulzen, voor het opsluiten van pen 26. De sleufvormige openingen 25 j overspannen twee opeenvolgende openingen 24, waardoor j door opsluiting van de pen 26 met de schroefhulzen 28,29 ! elke lengte-instelling van het samenstel van de armdelen 20 22,23 mogelijk is.
De pen 26 steekt geheel door beide armdelen 22,23 zodat de schroefhulzen ook aan beide zijden tegen de pen 26 aan komen te liggen. De pen 26 is verder voorzien van een 25 beugel 27 die geheel om de armdelen heenloopt en''de pen 26 voldoende ruimte geeft om in en uit de openingen 24,25 gebracht te kunnen worden. De beugel 27 voorkomt dat de pen 26 weg zou kunnen raken.
30 Het grendelorgaan 20 bestaat uit een tweezijdige behuizing 30 waartussen een vaste pen 31 en een draaibare haak 32 is aangebracht, waarbij de draaibare haak om een tussen de zijden van de behuizing 30 aangebrachte as 33 draaibaar is. Het grendelorgaan 20 is middels een in de 35 behuizing aangebrachte verdere as 34 draaibaar met het armdeel 23 verbonden. In de tegenovergelegen zijden van
102426Q
-10- I
de behuizing 30 zijn sleuven aangebracht voor het kunnen I
opnemen van taps verlopende spieën 35,36. Met deze spieën I
35,36 die tegen het armdeel 23 aan komen te liggen kan I
het grendelorgaan 20 in alle voorkomende hoekstanden ten I
5 opzichte van het armdeel 23 gefixeerd worden. I
De hoekfixatie van het grendelorgaan 20 ten opzichte van I
het armdeel 23 is belangrijk aangezien daarmee de rechte
zijde 37 van de behuizing 30 tegen het hoekvergrendelstuk I
10 4 aan gebracht kan worden en tegelijkertijd ook de zijden I
38,39 van de draaibare haak 32, waardoor deze opgesloten I
komt te zitten. I
Bij het aanbrengen van het grendelorgaan 20 zijn de spie- I
15 en 35,36 uit de betreffende sleuven genomen en is deze ' I
vrij te bewegen ten opzichte van het hoekvergrendelstuk I
4. De vaste pen 31 wordt vervolgens in opening 40 gesto- I
ken en de draaibare haak 32 wordt in opening 41 gedraaid. I
De draaibare haak is hiertoe voorzien van een handvat 42. I
20 Dit is bij een niet gefixeerd grendelorgaan 20 makkelijk I
uit te voeren. Vervolgens wordt de hoek tussen armdeel 23 I
en het grendelorgaan 20 gefixeerd en het samenstel van de I
armdelen 22,23 op de juiste lengte vastgezet. Met vast- I
zetorganen 10,11 aan beide zijden van de container en een I
25 nagenoeg spelingvrije opsluiting daarvan is een container I
in ruim voldoende mate vast te zetten om ook tegen de I
zwaarste belastingen bestand te zijn. I
In fig.6 is een uitvoeringsvorm getoond waarbij de spieën I
30 35,36 vervangen zijn door een opsluitmoer 43. Bij een I
container 3 recht tegenover de vastzetorganen 10,11 komt I
de opsluitmoer 43 recht tegen de behuizing 30 aan te lig- I
gen en wordt een goede opsluiting verkregen. In andere I
standen komt de opsluitmoer 43 schuin tegen de behuizing I
35 30 aan te liggen en wordt de stand gefixeerd door het ge- I
lijktijdig in tegenoverliggende standen aanliggen van de I
1024260 I
-11- opsluitmoeren van de beide vastzetorganen 10,11.
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig.7 worden de opsluit-middelen voor het fixeren van de hoek tussen het grendel-5 orgaan 20 en het armdeel 23 gevormd door opsluitbouten 44,45. Deze opsluitbouten 44,45 hebben het voordeel dat makkelijk een grote opsluitkracht aangelegd kan worden.
In fig.8 is een uitvoeringsvorm getoond waarbij de armde-10 len 22,23 ten opzichte van elkaar vastgezet worden met behulp van een klemorgaan 46. Het klemorgaan bestaat uit twee met elkaar verbonden delen 47,48 die met behulp van een draaibare klem 49 tegen de beide armdelen 22,23 geklemd kunnen worden. De armdelen 22,23 zijn voorzien van 15 overlappende sleuven teneinde de draaibare klem 49 door de beide armdelen 22,23 te kunnen laten steken. Ook mogelijk is om de armdelen 22,23 elkaar niet te laten overlappen. De delen 47,48 en de armdelen 22,23 zijn bij voorkeur voorzien van op elkaar aangrijpende ribben en 2 0 groeven.
Het uiteinde van het armdeel 22 is voorzien van een flexibel verbindingsdeel 50 waarmee de arm 22 aan de bus 16 gekoppeld is, zie fig.9, of direkt aan een vertikale 25 buis 14,15 gekoppeld kan worden.
In fig.10 is een uitvoeringsvorm getoond waarbij tussen het uiteinde van het armdeel 2 en het flexibele verbindingsdeel 50 een kokerdeel 51 is aangebracht. Bij eventu-30 ele breuk van het flexibele verbindingsdeel 50 zorgt het kokerdeel 51 er voor dat een verbinding tussen het armdeel 22 en de vertikale buis 14 behouden blijft.
1024260

Claims (19)

1. Inrichting voor het vastzetten van een container aan I I een laad- en losstation, waarbij de inrichting één of I I 5 meer vastzetorganen heeft, die elk een uit tenminste twee I I delen bestaande arm omvatten waarbij een eerste uiteinde I I van de arm van een vastzetorgaan verbonden is met het I I laad- en losstation, een tweede tegenovergelegen uiteinde I I van de arm van een vastzetorgaan uitgevoerd is aan te I I 10 kunnen grijpen op een hoekvergrendelstuk van een contai- I I ner en in middelen is voorzien om de lengte van de arm I I van een vastzetorgaan te kunnen verstellen. I
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat I 15 aan het tweede uiteinde van de arm een grendelorgaan is I I aangebracht, waarbij het grendelorgaan is voorzien van I I een vaste pen, bedoeld om opgenomen te worden in een ope- I I ning aangebracht in een eerste zijde van een hoekvergren- I I delstuk, en een draaibare haak, bedoeld om opgenomen te I I 20 worden in een opening aangebracht in een tweede zijde van I I een hoekvergrendelstuk haaks op de genoemde eerste zijde. I
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat I I het grendelorgaan draaibaar op het tweede uiteinde van de I 25 arm is aangebracht, het grendelorgaan een rechte zijde I heeft waar de vaste pen op aangebracht is en de draaibare I I haak een draaipunt heeft dat nabij de vaste pen is gele- I I gen en gezien in een richting evenwijdig aan de lengte- I richting van de vaste pen bij een op een hoekvergrendel- I I 30 stuk van een container aangehaakt grendelorgaan tussen de I I openingen aan respectievelijk de eerste en tweede zijde I van een hoekvergrendelstuk is gelegen. I
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de I I 35 draaibare haak nabij het draaipunt een vlak deel heeft I I dat bij een met een hoekvergrendelstuk in aangrijping I I 1024260 -13- zijnd grendelorgaan nagenoeg in het vlak van de rechte zijde van het grendelorgaan ligt.
5. Inrichting volgens conclusies 2-4, met het kenmerk dat 5 in blokkeermiddelen is voorzien voor het in tenminste één stand kunnen blokkeren Van de draaibare haak ten opzichte van het grendelorgaan.
6. Inrichting volgens conclusies 3-5, met het kenmerk dat 10 in opsluitmiddelen is voorzien om het grendelorgaan in een gewenste stand ten opzichte van de arm van het vast-zetorgaan op te sluiten.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de 15 opsluitmiddelen bestaan uit een op de arm aangebrachte moer, waarbij de arm nabij het grendelorgaan voorzien is van schroefdraad.
8. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de 20 opsluitmiddelen bestaan uit aan weerszijden van de arm in het grendelorgaan aangebrachte stelhouten.
9. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de opsluitmiddelen bestaan uit aan weerszijden van de arm in 25 het grendelorgaan aangebrachte spieën, waartoe het grendelorgaan voorzien is van spiegaten voor het opnemen van de spieën.
10. Inrichting volgens conclusies 1-9, met het kenmerk 30 dat de arm van het vastzetorgaan uit twee telescopische delen bestaat, waarbij in de delen gaten zijn aangebracht voor het opnemen van een vaszetpen.
11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk dat 35 in een eerste deel op afstand van elkaar gaten zijn aangebracht en in het tweede deel een langwerpig gat waarvan 1024260 I -14- I de lengte zodanig is dat deze twee opeenvolgende gaten in I het eerste deel overspant.
12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat I 5 het tweede deel aan weerszijden van het langwerpige gat I voorzien is van schroefdraad voor het opnemen van twee I opsluitmoeren voor het opsluiten van de vastzetpen in het I langwerpige gat.
13. Inrichting volgens conclusies 1-9, met het kenmerk I dat de opeenvolgende delen van de arm bijeengehouden wor- I den door een klemorgaan dat aangrijpt op de beide opeen- volgende delen. I 15
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat I het klemorgaan uit twee delen bestaat die zich tenminste I om een deel van de omtrek van beide delen van de arm I voortzetten, waarbij de delen van het klemorgaan en de I twee delen van de arm van een structuur met ribben en 20 groeven zijn voorzien.
15. Inrichting volgens conclusies 1-14, met het kenmerk I I dat het eerste uiteinde van een arm van een vastzetorgaan I uitgevoerd is om op tenminste één vast punt met het laad- I 25 en losstation aan te kunnen grijpen.
16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk dat het eerste uiteinde van de arm aangrijpt op een op het vaste punt aangebrachte vertikale geleiding en ten op- 30 zichte van de vertikale geleiding verdraaid kan worden.
17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat I het eerste uiteinde van de arm voorzien is van een cilindrisch deel dat om de vertikale geleiding grijpt 35 en waarbij in tenminste de vertikale geleiding doorgaande I gaten zijn aangebracht voor het opnemen van een pen. I 1024260 -15-
18. Inrichting volgens conclusies 15-17, met het kenmerk dat het eerste uiteinde van de arm middels een flexibel verbindingsdeel op het vaste punt aangrijpt of op het 5 vaste punt aangebrachte· vertikale geleiding.
19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk dat tussen het eerste uiteinde van de arm en het flexibele verbindingsdeel een cilindrisch verbindingsdeel is aange- 10 bracht, waarbij het cilindrische verbindingsdeel om de vertikale geleiding grijpt. 1024260
NL1024260A 2003-09-10 2003-09-10 Inrichting voor het vastzetten van een container aan een laad- en losstation. NL1024260C1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1024260A NL1024260C1 (nl) 2003-09-10 2003-09-10 Inrichting voor het vastzetten van een container aan een laad- en losstation.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1024260A NL1024260C1 (nl) 2003-09-10 2003-09-10 Inrichting voor het vastzetten van een container aan een laad- en losstation.
NL1024260 2003-09-10

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1024260C1 true NL1024260C1 (nl) 2005-03-14

Family

ID=34464880

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1024260A NL1024260C1 (nl) 2003-09-10 2003-09-10 Inrichting voor het vastzetten van een container aan een laad- en losstation.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1024260C1 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1748009A3 (de) * 2005-07-29 2008-08-06 Alfred Arnold Verladesysteme Blockiervorrichtung für ein Nutzfahrzeug

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1748009A3 (de) * 2005-07-29 2008-08-06 Alfred Arnold Verladesysteme Blockiervorrichtung für ein Nutzfahrzeug

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5540474A (en) Folding ramp for trucks
US8857880B2 (en) Cargo box extension assembly for vehicle
US6913305B1 (en) Tailgate ramp system
US6089430A (en) Bicycle mount apparatus for vehicles
US5375867A (en) Weight distributing hitch
US20170349111A1 (en) Vehicle hitch mounted bicycle rack
US6505708B2 (en) Ladder mounting system
US6692055B2 (en) Loading ramp anchor bar
US6935656B2 (en) Combination hitch-mountable utility cart
EP1442940A1 (en) Rail Bar roof rack
US20120139281A1 (en) Modular ramp assembly for vehicle
US10220759B2 (en) Mounting system for vehicle underride
US7704034B1 (en) Motorcycle towing device and method
US9623778B2 (en) Transport system
US6427891B1 (en) Vehicle mounted hand truck carrier
NL1024260C1 (nl) Inrichting voor het vastzetten van een container aan een laad- en losstation.
US7246731B1 (en) Transport rack
CN112591254B (zh) 用于方位准确地定位运输托盘的设备
US6082800A (en) Cargo load support system
US10875482B2 (en) Mounting system for vehicle underride
US20080181760A1 (en) Fork attachment
EP1393979B1 (de) Lastenträger für ein Kraftfahrzeug
NL1019787C2 (nl) Instelbare bevestigingsinrichting, in het bijzonder voor een transportcontainer, en daarmee te verbinden verlengingsmiddelen.
CA2441358C (en) Vehicle ramp and hitch tie-down structure
GB2292731A (en) Lifting Bridge With Pivotable Feet

Legal Events

Date Code Title Description
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20080401