NL1023352C2

NL1023352C2 - Hooibouwmachine.

Info

Publication number: NL1023352C2
Application number: NL1023352A
Authority: NL
Inventors: Joris Jan Hiddema
Original assignee: Lely Entpr Ag
Priority date: 2003-05-07
Filing date: 2003-05-07
Publication date: 2004-11-09

Description

HOOIBOUWMACHINE

De uitvinding heeft betrekking op een 5 hooibouwmachine volgens de aanhef van conclusie 1.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een hooibouwmachine volgens de aanhef van conclusie 9.

Een dergelijke hooibouwmachine, in het bijzonder rollenkneuzer, is op zich bekend, ïo Het is onder meer een doel van de onderhavige uitvinding een compacte hooibouwmachine te verschaffen. Het is een verder doel van de uitvinding een hooibouwmachine te verschaffen met verminderd onderhoud.

Hiertoe bevat volgens een eerste aspect van de 15 uitvinding een hooibouwmachine van de in de aanhef genoemde soort de maatregelen van het kenmerk van conclusie 1. Doordat in de bekende hooibouwmachine het aangedreven element zich tot buiten het cilindrische dragerdeel uitstrekt wordt een redelijk omvangrijke hooibouwmachine verkregen. Doordat 20 volgens de uitvinding het aangedreven element zich althans gedeeltelijk in de uitsparing bevindt wordt het mogelijk een hooibouwmachine met een compactere constructie te verschaffen.

Bij voorkeur is het cilindrische dragerdeel 25 buisvormig is, opdat geen aparte uitsparing in het cilindrische dragerdeel hoeft te worden gevormd.

Wanneer ook het aandrijvende element althans gedeeltelijk tot in de uitsparing reikt, wordt een nog compactere constructie verkregen.

30 In een voorkeursuitvoering van een hooibouwmachine volgens de uitvinding is het aandrijvende element door middel van een lagerelement bevattende een lager in de uitsparing gelagerd. Bij voorkeur omvat het lagerelement een buisvormig inzetstuk dat althans gedeeltelijk in de uitsparing is I aangebracht, waarbij het lager het aandrijvende element in I het inzetstuk lagert.

I Aangezien de afstand tussen de rollen van de I hooibouwmachine kan veranderen als gevolg van bijvoorbeeld I 5 grotere stukken gewas of stenen, heeft het vanwege een nauwkeurige aandrijving van de rollen voordeel wanneer het I aandrijvende element een aandrijfas omvat, en wanneer het I lager zodanig is dat de hoek tussen de aandrijfas en een I centrale as van het cilindrische dragerdeel veranderbaar is.

I 10 In het bijzonder is het lager een tweerijig hoekcontactlager.

I In uitermate betrouwbare en nauwkeurige aandrijving I wordt verkregen wanneer het aangedreven element en het I aandrijvende element een kruiskoppeling vormen.

I Volgens een tweede aspect van de uitvinding, en in I 15 een uitvoeringsvorm van het eerste aspect volgens de uitvinding is de hooibouwmachine voorzien van een I aandrijfoverbrenging voor het overbrengen van de aandrijving H van de eerste rol op de tweede rol.

I Een verminderd onderhoud aan de hooibouwmachine 20 wordt verkregen wanneer de aandrijfoverbrenging een eerste en I een tweede afsluitbare tandwielkast omvat, waarbij elke tandwielkast een aantal tandwielen omvat, waarbij één tandwiel van de eerste tandwielkast via een as draaivast verbonden is met één van de tandwielen van de tweede 25 tandwielkast. Doordat de tandwielkasten afsluitbaar zijn, en tijdens normaal gebruik van de hooibouwmachine afgesloten zijn, wordt vervuiling van de aandrijfoverbrenging gereduceerd.

Een uitermate nauwkeurige aandrijfoverbrenging 30 wordt verkregen wanneer de eerste tandwielkast drie tandwielen en de tweede tandwielkast vier tandwielen omvat.

Bij voorkeur is het tweede uiteinde van het aandrijvende element van de eerste rol draaivast verbonden met een verder tandwiel van de eerste tandwielkast, en het tweede uiteinde 3 van het aandrijvende element van de tweede rol draaivast verbonden met een verder tandwiel van de tweede tandwielkast.

Teneinde ongewenste slijtage te voorkomen is de hooibouwmachine voorzien van een in de uitsparing plaatsbaar 5 positioneringelement voor het in de uitsparing en/of ten opzichte van elkaar positioneren van het aangedreven element en het aandrijvende element. Bij voorkeur omvat het positioneringelement een elastische, in het bijzonder een rubberen, ring omvat.

10

De uitvinding zal hierna aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden verduidelijkt. Hierin toont:

Figuur 1 schematisch in perspectief een 15 hooibouwmachine volgens de uitvinding;

Figuur 2 schematisch in perspectief, een opengewerkt deel van de hooibouwmachine van figuur 1; en

Figuur 3 schematisch in doorsnede een deel van de hooibouwmachine van figuur 1.

20

In figuur 1 is schematisch in perspectief een hooibouwmachine volgens de uitvinding weergegeven. De hooibouwmachine bevat in het weergegeven voorbeeld een maaieenheid 1 en een kneuseenheid 2.

25 De kneuseenheid 2 bevat een eerste kneusrol 3 en een tweede, in hoofdzaak identieke kneusrol 4, die in elkaar grijpen en althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn geplaatst. De kneusrollen 3, 4 hebben een geprofileerde buitenzijde, hetgeen op zich bekend is. Elke kneusrol 3, 4 30 omvat een cilindrisch dragerdeel 5, 6 (figuur 2) met een aangedreven element 7, 8 aan een uiteinde daarvan.

Een aandrijvend element 9, 10 (figuur 3) is met een eerste uiteinde in aangrijping met het aangedreven element 7, 8.

4 t

Het cilindrische dragerdeel 5, 6 bevat althans nabij het uiteinde een coaxiale uitsparing 11, 12 waarin het betreffende aangedreven element 7, 8 is aangebracht.

Zoals in figuur 3 is weergegeven is het 5 cilindrische dragerdeel 5, 6 buisvormig is, en bevat stompen 13, 14 waarin het aangedreven element 7, 8 is bevestigd. Het aandrijvende element 9, 10 reikt althans gedeeltelijk tot in de uitsparing 11, 12, zodat een uiterst compacte constructie wordt verkregen. De aangedreven elementen 7, 8 en de ïo aandrijvende elementen 9, 10 vormen in het weergegeven voorbeeld een kruiskoppeling.

Een buisvormig inzet stuk 15, 16 is althans gedeeltelijk in de uitsparing 11, 12 aangebracht. Door middel van een tweerijig hoekcont act lager 17, 18 wordt het 15 aandrijvende element 9, 10 in het inzetstuk 15, 16 gelagerd, zodat de as 19, 20 van het aandrijvende element 9, 10 een hoek kan maken ten opzichte van de centrale as 21, 22 van het cilindrische dragerdeel 5, 6.

Zoals duidelijk is weergegeven in figuur 2 is de 20 hooibouwmachine voorzien van een aandrijfoverbrenging 23 voor het overbrengen van de aandrijving van de eerste rol 3 op de tweede rol 4. Hierbij wordt opgemerkt dat de eerste rol 3 vanuit het trekkende voertuig door middel van een aftakas 24 (figuur 1) wordt aangedreven aan de zijde gelegen tegenover 25 de aandrijfoverbrenging 23.

De aandrijf overbrenging 23 omvat een eerste 25 en een tweede 26 afsluitbare tandwielkast, waarbij opgemerkt wordt dat voor de duidelijkheid het afsluitende deksel niet in de figuren is weergegeven. De eerste tandwielkast 25 omvat 30 drie tandwielen 27, 28, 29, waarbij het aandrijvende element 9 draaivast met het tandwiel 27 is verbonden. De tweede tandwielkast 26 bevat vier tandwielen 30, 31, 32, 33, waarbij het aandrijvende element 10 draaivast met het tandwiel 30 is verbonden. Eén tandwiel 29 van de eerste tandwielkast 25 is 35 via een as 34 draaivast verbonden met één tandwiel 33 van de 5 tweede tandwielkast 26. Het zal duidelijk zijn dat de op deze wijze verbonden tandwielkasten rond de as 34 ten opzichte van elkaar zwenkbaar zijn.

Een rubberen ring 35, 36 is in de uitsparing 11, 12 5 aangebracht voor het in de uitsparing 11, 12 en ten opzichte van elkaar positioneren van het aangedreven element 7, 8 en het aandrijvende element 9, 10.

Claims

1. Hooibouwmachine voorzien van een eerste rol en een I tweede, in hoofdzaak identieke rol, die in elkaar grijpen en I 5 althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar zijn geplaatst, I waarbij elke rol een cilindrisch dragerdeel met een I aangedreven element aan een uiteinde daarvan omvat, en van I een aandrijvend element met een eerste uiteinde dat in I aangrijping is met het aangedreven element, met het kenmerk, I ïo dat het cilindrische dragerdeel althans nabij het uiteinde een coaxiale uitsparing bevat, in welke uitsparing het I aangedreven element is aangebracht.

2. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, met het I kenmerk, dat het cilindrische dragerdeel buisvormig is. I 15

3. Hooibouwmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het aandrijvende element althans gedeeltelijk I tot in de uitsparing reikt.

4. Hooibouwmachine volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het aandrijvende element door middel van een I 20 lagerelement bevattende een lager in de uitsparing gelagerd I is.

5. Hooibouwmachine volgens conclusie 4, met het I kenmerk, dat het lagerelement een buisvormig inzetstuk dat I althans gedeeltelijk in de uitsparing aangebracht is omvat, I 25 waarbij het lager het aandrijvende element in het inzetstuk lagert.

6. Hooibouwmachine volgens conclusie 5 of 6, met het I kenmerk, dat het aandrijvende element een aandrijfas omvat, I en dat het lager zodanig is dat de hoek tussen de aandrijfas I 30 en een centrale as van het cilindrische dragerdeel I veranderbaar is.

7. Hooibouwmachine volgens conclusie 6, met het I kenmerk, dat het lager een tweerijig hoekcontactlager is.

8. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande I conclusies, met het kenmerk, dat het aangedreven element en het aandrijvende element een kruiskoppeling vormen.

9. Hooibouwmachine, in het bijzonder volgens een der 5 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I hooibouwmachine is voorzien van een aandrijfoverbrenging voor I het overbrengen van de aandrijving van de eerste rol op de tweede rol.

10. Hooibouwmachine volgens conclusie 9, met het ïo kenmerk, dat de aandrijfoverbrenging een eerste en een tweede afsluitbare tandwielkast omvat, waarbij elke tandwielkast een I aantal tandwielen omvat, waarbij één tandwiel van de eerste tandwielkast via een as draaivast verbonden is met één van de tandwielen van de tweede tandwielkast. I 15

11. Hooibouwmachine volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de eerste tandwielkast drie tandwielen en de I tweede tandwielkast vier tandwielen omvat.

12. Hooibouwmachine volgens conclusie 10 of 11, met het I kenmerk, dat het tweede uiteinde van het aandrijvende element I 20 van de eerste rol draaivast is verbonden met een verder I tandwiel van de eerste tandwielkast, en dat het tweede I uiteinde van het aandrijvende element van de tweede rol I draaivast is verbonden met een verder tandwiel van de tweede I tandwielkast. I 25

13. Hooibouwmachine volgens een der voorgaande I conclusies, met het kenmerk, dat de hooibouwmachine is I voorzien van een in de uitsparing plaatsbaar I positioneringelement voor het in de uitsparing en/of ten opzichte van elkaar positioneren van het aangedreven element 30 en het aandrijvende element.

14. Hooibouwmachine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het positioneringelement een elastische, in het bijzonder een rubberen, ring omvat.