NL1023116C2 - Meervoudig steunelement. - Google Patents

Description

ψ

MEERVOUDIG STEUNELEMENT

De uitvinding heeft betrekking op een steunelement voor ten minste een stang van een stangenstructuur voor het 5 uitoefenen van krachten op een constructie, waarbij het steunelement omvat: een lichaam dat van tenminste een gedeeltelijk bolvormige holte is voorzien ter opname van een taats en dat tenminste een afzetvlak heeft, dat is ingericht om de 10 constructie te raken en tenminste een met een koppeling verbonden taats die is ingericht om met de stang te worden gekoppeld.

Een dergelijke steunelement is bekend uit NL-A- 9202239.

15 Een dergelijk tot de stand van de techniek behorend steunelement is slechts geschikt voor het uitoefenen van een slechts van een stang afkomstige kracht op een constructie. Dit betekent dat in de praktijk de stang zich dwars op het vlak moet uitstrekken waarop de kracht moet worden 20 uitgeoefend, of dat een combinatie van verscheidene steunelementen moet worden gemaakt om, zoals in de praktijk veelal het geval is, met meerdere stangen te kunnen werken.

Samenstellen van een combinatie van dergelijke steunelementen vereist het samenvoegen van twee of meer van 25 dergelijke steunelementen. Dit brengt het gevaar met zich mee dat de steunelementen onderling verschuiven, hetgeen tot instabiele en dus gevaarlijke situaties aanleiding kan geven.

Bovendien is het met dergelijke losse steunelementen opbouwen van een stangenstructuur lastig; veelal moeten losse 30 steunelementen op moeilijk bereikbare plaatsen worden vastgehouden eerdat zij door de werking van met andere steunelementen van dezelfde groep het aanvankelijk genoemde steunelement fixeren.

1023116 I Het doel van de onderhavige uitvinding is het I verschaffen van een dergelijk steunelement dat niet aan deze I nadelen leidt.

Dit doel wordt bereikt, doordat het lichaam voorzien I 5 is van tenminste een tweede holte voor een tweede taats en I dat de inrichting een tweede taats omvat die is ingericht om met een tweede stang van de stangenstructuur te worden gekoppeld.

I Aldus is het met deze steuninrichting mogelijk door I 10 middel van twee stangen een resulterende kracht uit te oefenen op een vlak van de constructie.

I Hiermee is het aantal vrijheidsgraden reeds met één I toegenomen ten opzichte van de stand van de techniek. Een I dergelijk steunelement is bijvoorbeeld geschikt om in een 15 hoek tussen twee vlakken van de constructie te worden I geplaatst. Dit is bijzonder aantrekkelijk wanneer het lichaam tenminste een tweede afzetvlak omvat dat is ingericht om met I de constructie in contact te zijn. Met beide steunvlakken kan I het steunelement in een hoek van de constructie worden I 20 geplaatst, waarbij de twee stangen een resulterende kracht I uitoefenen op het steunelement.

Een meer de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm is I echter voorzien van een derde holte voor een derde taats waarbij de inrichting een derde taats omvat die is ingericht 25 om met een derde stang van de stangenstructuur te worden gekoppeld.

I Met deze uitvoeringsvorm is het mogelijk ook bij afsteuning op een vlak steunvlak een stabiele situatie te I creëren door elk van de drie stangen een kracht te laten I 30 uitoefenen, waarbij een resulterende, loodrecht op het I steunvlak uitstrekkende kracht ontstaat. Dit constructiedeel I waarop de kracht wordt uitgeoefend kan bijvoorbeeld een I vlakke plaat zijn. Het is overigens mogelijk beide 3 uitvoeringsvormen te combineren; er ontstaat dan een steunelement met drie bol scharnieren en een eerste en een tweede steunvlak.

Een toepassingsgebied vein deze uitvoeringsvorm ligt 5 bijvoorbeeld bij het tijdelijk herstellen van openingen in een scheepswand. Een bij bijvoorbeeld een aanvaring of bij oorlogshandelingen ontstane opening in een scheepswand moet op korte termijn worden afgedicht om vollopen van het achter de opening gelegen compartiment van het schip en de daarmee 10 gepaard gaande instabiliteit van het schip te voorkomen.

Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de uitvinding voor het bijvoorbeeld tijdelijk tegen een dergelijke opening asui fixeren van een de opening af dichtende plaat. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een stangenstructuur, die door 15 middel van een aantal steunelementen volgens de uitvinding is ingericht voor het uitoefenen van een zich hoofdzakelijk loodrecht op het vlak van de afdichtende plaat uitstrekkende kracht waarmee de plaat tegen de opening wordt aangedrukt. Voor het afsteunen van het stangenstelsel tegen de overige 20 wanden of eventuele constructieve onderdelen van het betreffende compartiment kan eveneens gebruik gemaakt worden van dergelijke steunelementen.

Om een door het verschil van de aangrijpingspunten van de diverse krachten op het steunelement ontstaan moment 25 zoveel mogelijk te verkleinen, is het aantrekkelijk wanneer het middelpunt van de drie taatsen in een vlak is gelegen dat zich loodrecht ten opzichte van het steunvlak uitstrekt.

Er ontstaat een klein resulterend moment wanneer de middelste taats dichter bij het steunvlak ligt dan de andere 30 twee taatsen. In sommige situaties kan dit aantrekkelijk zijn.

Om de stabiliteit van het stangenstelsel te vergroten, verschaft een verdere uitvoeringsvorm de maatregel dat het lichaam gevormd is voor het beperken van de hoekuitslag van de taatsen tot posities waarin een stabiele situatie van de stangenstructuur verkrijgbaar is. Hiermee worden potentieel instabiele, en aldus onveilige situaties 5 vermeden.

I Dit wordt verder gepreciseerd door de verdere uitvoeringsvorm, welke de maatregelen verschaft, dat de uiterste taatsen draaibaar zijn tussen een positie waarin de I met de betreffende taats verbonden as zich parallel aan het I 10 steunvlak uitstrekt en een positie waarin de as zich I loodrecht op het steunvlak uitstrekt; en tussen een positie waarin de as zich parallel aan de verbindingslijn tussen het middelpunt van de taatsen I uitstrekt en een positie waarin de as zich onder een 15 loodrechte hoek tussen de verbindingsas en parallel aan het I steunvlak uitstrekt; en I dat de binnenste taats draaibaar is tussen een positie waarin de met de taats verbonden as zich parallel aan het afzetvlak uitstrekt en een positie waarin de as zich I 20 loodrecht op_het afzetvlak uitstrekt; en tussen twee zich aan weerszijden van het I middenloodvlak van de buitenste taatsen onder een hoek van 60 I graden uitstrekkende posities.

I Met deze maatregelen wordt verkregen, dat de as van I 25 elk van de buitenste taatsen zich binnen een bolsegment kan I uitstrekken, welk bolsegment overeenkomt met 1/8 van een bol.

I De as van de middelste taats kan zich binnen een bolsegment I uitstrekken dat overeenkomt met ongeveer 1/6 van een bol. De I op het steunelement werkende krachten, vermijden een I 30 instabiele situatie van het steunelement.

De stangen worden in het algemeen gebruikt voor het I uitoefenen van drukkrachten. In sommige situaties is het I nuttig trekkrachten over te brengen. Hiervoor gebruikt men 5 bij voorkeur banden of kabels. Met behulp van aan het steunelement aangebrachte ogen kunnen ook dergelijke, flexibele elementen veilig met het steunelement worden verbonden.

5 Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningenen waarin voorstellen: figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een steunelement volgens de onderhavige uitvinding; 10 figuur 2: een perspectivisch aanzicht vanuit een andere hoekpositie van het in figuur 1 afgebeelde steunelement; figuur 3: een schematisch aanzicht van de hoeken waaronder de aan het steunelement bevestigde stangen zich 15 kunnen bewegen; figuur 4: een detailaanzicht van figuur 3; en figuur 5: een schematisch perspectivisch aanzicht van een ruimte waarin een van steunelementen volgens de onderhavige uitvinding voorzien stangenstelsel is geplaatst. 20 In figuur 1 is een steunelement volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld, dat in zijn geheel met 1 is aangeduid. Het steunelement bevat een van bijvoorbeeld gegoten metaal vervaardigd steunlichaam 2, waarin bijvoorbeeld door machinale bewerking een aantal holten 3, 4 25 en 5 is aangebracht. In elk van deze holten 3, 4, 5 is een taats 6, 7, 8 aangebracht, waaraan een koppelelement 9, respectievelijk 10 en 11 is bevestigd. Ter bevestiging van de taatsen 6, 7, 8 in de bolvormige holten 3, 4, 5 zijn Seegerringen toegepast, die in een daartoe aangebrachte groef 30 zijn geplaatst.

Aan zijn onderzijde is het steunlichaam 2 van een niet in de tekening weergegeven steunvlak of afzetvlak voorzien. Tevens toont figuur 1 dat het steunlichaam 2 H voorzien is van een secundair afzetvlak 26, dat wordt gebruikt voor het aan een tweede zijde ondersteunen van het steunelement. ' I De door de bolvormige holten 3, 4, 5 en de taatsen 6, 5 7, 8 gevormde bolschamieren maken een rotatie van de aan de taatsen bevestigde koppelelementen 9, 10, 11 mogelijk binnen zekere hoeken.

I Deze koppelelementen zijn ingericht om te worden gekoppeld met stangelementen zoals deze door aanvraagster I 10 worden verkocht onder het "Powershore" programma. Met behulp I van deze stangelementen is het mogelijk structuren op te bouwen zoals in figuur 4 is weergegeven.

In figuur 4 is een ruimte 12 weergegeven die gevormd I wordt door een bodem 13, een buitenwand 14 en een zijwand 15.

I 15 Verder is in de ruimte een structurele drager 16 aangebracht.

I Hierbij wordt aangenomen dat de buitenwand 14 een scheepshuid voorstelt waarin een opening 17 is ontstaan. De opening 17 I wordt afgedicht door een plaat 18, bijvoorbeeld een metalen I plaat, welke door een stangenstelsel op zijn plaats wordt I 20 gedrukt.

I Hiertoe is tegen de plaat 18 een steunelement 1 volgens de onderhavige uitvinding geplaatst, waarvan de I koppeling 9 verbonden is met een eerste stang 17. De stang 17 I is aan zijn andere einde verbonden met een enkelvoudig I 25 steunelement. Dit tot de stand van de techniek behorende I steunelement 19 dient als enkelvoudig steunelement.

Een stang 21 is verbonden met het tweede I koppelelement 10 van het steunelement. Deze is verbonden met I wederom een enkelvoudig steunelement 22 volgens de stand van I 30 de techniek.

I Het derde koppelelement 11 is verbonden met een derde I stang 23 die verbonden is met een koppelelement van een I tweede steunelement volgens de onderhavige uitvinding dat in 7 figuur 4 is weergegeven met de aanduiding 1'.

Het steunelement 1' komt overeen met het steunelement 1, en is aldus eveneens voorzien van een eerste koppelelement 9' dat met de stang 23 is verbonden en tweede koppelelement 5 10' dat met een zich schuin naar boven uitstrekkende stang 24 is verbonden waarvan de andere zijde verbonden is met een enkelvoudig steunelement 25 volgens de stand van de techniek.

Het derde koppelelement 11' is niet verbonden met een stang. In de configuratie waarin dit steunelement 1' wordt 10 gebruikt is dit niet noodzakelijk omdat het steunelement met zijn steunvlak niet alleen rust tegen de zijwand 15, maar met zijn secundaire steunvlak rust op de bodem 12.

Voor het opwekken van een mechanische spanning in de stangen 19, 21, 23 en 24 is in een van deze stangen een 15 hydraulische cilinder aangebracht. Hiermee kan.een druk- spanning in het aldus gevormde samenstel van stangen worden opgewekt, welke kracht gebruikt kan worden voor het tegen de buitenwand 14 aanduwen van de plaat 18 en het daarmee afdichten van de opening 17 in de zijwand 15.

20 Het zal duidelijk zijn dat hiervoor talloze andere configuraties van stangen kunnen worden gebruikt. Bij het steunelement volgens de uitvinding is van belang dat naar keuze één, twee of drie stangen kunnen worden aangesloten. In het algemeen zal een dergelijk steunelement voor het 25 verkrijgen van een stabiele situatie met alle drie de koppeling op een stang moeten zijn aangesloten. In situaties waarin het steunelement in een hoeknaad is geplaatst, kan, zoals in figuur 4 voor het element 1' is weergegeven, volstaan worden met twee stangen.

30 Voor de stabiliteit is het verder van belang dat de uitslagen van de assen van de stangen door de vormgeving van het steunelement zijn beperkt. Deze beperking is schematisch weergegeven in figuur 3.

I In figuur 3 is een lichaam 1" weergegeven, dat een rechthoekige vorm heeft, en dat voorzien is van 3 op een lijn H 30 gelegen draaipunten 31, 32 en 33. Deze draaipunten 31, 32 en 33 stellen de draaipunten voor van de door de bol vormige I 5 holten 3, 4, respectievelijk 5 en de taatsen 6, 7, I respectievelijk 8 gevormde kogelscharnieren. De as van het I eerste kogelschamier is beperkt tot een met 1/8 bol I overeenkomend bolsegment dat gericht is naar links, naar achter en naar boven ten opzichte van het punt 31. Van het 10 derde bolscharnier is de as beperkt tot bewegingen binnen de I richting van het met ongeveer 1/6 bol overeenkomend I bolsegment dat zich vanaf het punt 33 uitstrekt naar I achteren, naar rechts en naar boven.

I Van het middelste bolscharnier is de uitslag van de I 15 daarbij behorende as beperkt tot een bolsegment, waarvan de I uitstrekking in het verticale vlak zich tot de bovenste helft beperkt, en in het horizontale vlak beperkt wordt door de I hoek «. Deze hoek « kan een grootte hebben van bijvoorbeeld 120*.

20 Voor het uitvoeren van deze beperkingen zijn desbetreffende vormen aangebracht in het steunelement 1. De beperkingen van het linkerbolsegment worden gevormd door de rand 34, van het middelste bolscharnier door de rand 35 en van het rechterbolscharnier door de rand 36.

25 Het zal duidelijk zijn dat door desbetreffende vormgeving diverse variaties in deze beperkingen kunnen worden opgelegd.

Het gevolg van deze beperking van richtingen is dat potentieel onveilige situaties waarbij het stangenstelsel 30 niet in evenwicht is kunnen worden vermeden.

In figuren 1 en 2 van de tekeningen is weergegeven hoe twee ogen 27, 28 aan het steunelement zijn bevestigd.

Deze ogen 27, dienen voor het bevestigen van kabels of banden 9 aan het steunelement. Ook deze kabels of banden kunnen worden gebruikt voor het overdragen van krachten, die een rol spelen in het krachtenspel van het stangenstelsel. Het zal echter duidelijk zijn dat deze kabels of banden alleen trekkrachten 5 kunnen overbrengen.

4 r\ 1 i C*

Claims (8)

1. Steunelement voor tenminste een stang van een stangenstructuur voor het uitoefenen van krachten op een 5 constructie, waarbij het steunelement omvat: I - een lichaam dat van tenminste een gedeeltelijk I bolvormige holte is voorzien ter opname van een taats en dat I tenminste een afzetvlak heeft, dat is ingericht om de I constructie te raken; 10. tenminste een met een koppeling verbonden taats, I die is ingericht om met de stang te worden gekoppeld, I met het kenmerk, I dat het lichaam voorzien is van tenminste een tweede I holte voor een tweede taats en dat de inrichting een tweede I 15 taats omvat die is ingericht om met een tweede stang van de I stangenstructuur te worden gekoppeld.

2. Steunelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, I dat het lichaam tenminste een tweede afzetvlak heeft dat is I ingericht om de constructie te raken.

3. Steunelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, I dat het lichaam voorzien is van tenminste een derde holte I voor een derde taats en dat de inrichting een derde taats omvat die is ingericht om met een derde stang van de I stangenstructuur te worden gekoppeld.

4. Steunelement volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het middelpunt van de drie taatsen in een vlak is I gelegen dat zich parallel aan het afzetvlak uitstrekt.

5. Steunelement volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de middelste taats verplaatst is ten opzichte van de I 30 verbindingslijn tussen beide buitenste taatsen.

6. Steunelement volgens een van de voorafgaande I conclusies, met het kenmerk, dat het lichaam is gevormd voor het beperken van de hoekuitslag van de taatsen to posities waarin een stabiele situatie verkrijgbaar is.

7. Steunelement volgens conclusie 6, met het kenmerk, - dat de uiterste taatsen draaibaar zijn 5 - - tussen een positie waarin de met de taats verbonden as zich parallel aan het steunvlak uitstrekt en een positie waarin de as zich loodrecht op het steunvlak uitstrekt; en - - tussen een positie waarin de as zich parallel aan 10 de verbindingslijn tussen het middelpunt van de taatsen uitstrekt en een positie waarin de as zich onder een loodrechte hoek tussen de verbindingsas en parallel aan het steunvlak uitstrekt; en - dat de binnenste taats draaibaar is 15 - - tussen een positie waarin de met de taats verbonden as zich parallel aan het afzetvlak uitstrekt en een positie waarin de as zich loodrecht op het afzetvlak uitstrekt; en - - tussen twee zich aan weerszijden van het 20 middenloodvlak van de buitenste taatsen onder een hoek van 60 * uitstrekkende posities.

8. Steunelement volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het steunelement tenminste twee ogen omvat. 25 4 ft Λ O 4 4 ft