NL1022992C2 - Afdichting en bodemplaat voor een roterend filter. - Google Patents

Description

Titel: Afdichting en bodemplaat voor een roterend filter.

De uitvinding heeft betrekking op een afdichting voor gebruik in een roterende behuizing.

Uit NL 1006186 is een filter bekend omvattende een tijdens gebruik om een in hoofdzaak verticale as roterende cilindrische behuizing 5 met deksel en bodem. Binnen de behuizing zijn borstels opgesteld voor het filteren van doorstromend fluïdum. Als gevolg van de rotatiesnelheid wordt vuil naar de buitenzijde geslingerd, tegen de binnenzijde van de behuizing. Nadat het filter enige tijd is gebruikt dient dit te worden gereinigd. Daartoe wordt de behuizing relatief ten opzichte van de bodem en borstels bewogen, 10 in axiale richting. Teneinde dit mogelijk te maken, is de bodem langs zijn omtrek voorzien van een afdichting die tijdens gebruik van het filter aanligt tegen de binnenzijde van de behuizing. Aan deze afdichting worden tegenstrijdige eisen gesteld. Tijdens gebruik dient de afdichting, gevormd door één of meer O-ringen, relatief sterk tegen de binnenzijde van de 15 behuizing te worden gedrukt, teneinde voldoende afdichting te verkrijgen, terwijl voor het reinigen van het filter de cilindrische behuizing van ten minste de bodem dient te worden weggetrokken, hetgeen door de afdichting wordt bemoeilijkt. Het terugplaatsen van de cilindrische behuizing leidt eveneens tot moeilijkheden, hetgeen kan leiden tot beschadiging van de 20 afdichting. Deze problemen worden nog versterkt doordat het filter, althans de borstels en bodemplaat tijdens reinigen van het filter eveneens met relatief hoog toerental worden geroteerd rond genoemde in hoofdzaak verticale as, zonder dat de afdichting aanligt tegen de behuizing. Dit leidt er toe dat de afdichting als gevolg van middelpuntvliedende kracht wordt 25 opgerekt en van de bodemplaat kan loskomen.

De uitvinding beoogt een afdichting te verschaffen voor een bodemplaat van een roterende behuizing, zoals in een hiervoor beschreven filter, waarbij genoemde nadelen worden vermeden. Daartoe wordt een 1099000 H afdichting volgens onderhavige uitvinding gekenmerkt door de maatregelen H volgens conclusie 1.

Bij een afdichting volgens onderhavige uitvinding wordt tijdens gebruik op verrassende en effectieve wijze gebruik gemaakt van de H 5 middelpuntvliedende kracht. Immers, als gevolg van genoemde middelpuntvliedende kracht zal de buitenzijde van het profiel onder invloed van de verzwaringsmiddelen in de kamer buitenwaarts worden gedwongen, waardoor een gewenste aanligdruk wordt verkregen van genoemde I buitenzijde van de afdichting tegen de binnenzijde van de behuizing.

10 Daarmee wordt een gewenste goede afdichting verkregen. Bij stilstand, I althans lage toeren zal de middelpuntvliedende kracht wegvallen, althans significant afnemen, waardoor de aanligdruk grotendeels wegvalt, althans I in hoge mate wordt verlaagd, zodat de behuizing eenvoudig in axiale I richting kan worden weggetrokken of kan worden teruggeplaatst, zonder I 15 dat overmatige slijtage optreedt of anderszins beschadiging zal I plaatsvinden. In het bijzonder bij rotatie van de afdichting wanneer de I behuizing als hiervoor beschreven is weggetrokken, bijvoorbeeld bij I reiniging van het filter als beschreven, wordt door de wapening er voor I zorggedragen dat de afdichting niet in ongewenste mate buitenwaarts wordt I 20 weggedrukt.

Als verzwaringsmiddel kunnen vaste elementen zoals metalen platen of dergelijke worden toegepast. Het verdient evenwel de voorkeur dat I hiertoe een vloeistof wordt gebruikt, bijvoorbeeld water. Gebruik van een I vloeistof biedt het voordeel dat deze zich eenvoudig verplaatst en het profiel I 25 de mogelijkheid behoudt zich op ideale wijze aan te passen aan de te I verkrijgen afdichting. Bovendien zal bij wegvallen van de middelpuntvliedende kracht vloeistof eenvoudig terugstromen.

I De uitvinding heeft voorts betrekking op een bodemplaat, voorzien I van een afdichting volgens de uitvinding. De afdichting strekt zich bij I 30 voorkeur uit langs een buitenrand van de bodemplaat, waarbij bij voorkeur 3 ten minste één kanaal is voorzien in de bodemplaat dat in verbinding staat met de ten minste ene genoemde kamer in het profiel. Een vloeistof kan zijn voorzien in het kanaal, welke bij rotatie van de bodemplaat rond een zich ongeveer haaks op de bodemplaat uitstrekkende as naar buiten zal worden 5 gedwongen tot in de betreffende kamer. Toenemende rotatiesnelheid zal leiden tot toenemende druk in de betreffende kamer en daarmee tot een hogere afdichtingsdruk.

Het verdient de voorkeur dat een serie zich ongeveer radiaal uitstrekkende kanalen is voorzien, in het bijzonder vanaf een centrale 10 kamer, zodat een geschikt volume vloeistof beschikbaar is.

In een verdere voordelige uitvoeringsvorm zijn pompmiddelen of dergelijke opgenomen voor het tijdens gebruik in de of een kamer dwingen van vloeistof dan wel daaruit verwijderen daarvan. Hiermee kan actief de druk in de of elke betreffende kamer worden geregeld. Het is daarbij 15 bijzonder voordelig indien tijdens rotatie van de bodemplaat zonder dat de behuizing zich daaromheen uitstrekt in de of elke betreffende kamer een onderdruk wordt opgewekt, waardoor tijdens rotatie van de bodemplaat buitenwaarts bewegen van het afdichtprofiel, in het bijzonder een buitenste wanddeel daarvan actief kan worden tegengegaan, althans verminderd.

20 Daardoor worden krachten op het profiel verminderd.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een filter, in het bijzonder een filter volgens Nederlands octrooi NL 1006186 , voorzien van een afdichting volgens onderhavige uitvinding en/of ten minste één bodemplaat volgens onderhavige uitvinding.

25 Het zal duidelijk zijn dat een bodemplaat volgens de uitvinding, I althans een afdichting volgens de uitvinding zowel nabij een onderzijde als nabij een bovenzijde van een kamer van een roterende behuizing kan zijn I voorzien. Zo kan bijvoorbeeld bij een hiervoor genoemd type filter een I bodemplaat volgens de uitvinding zowel nabij de onderzijde als nabij de I 30 bovenzijde daarvan zijn aangebracht. Een afdichting en bodemplaat volgens I 1 nV) O, ~ * U vj H de uitvinding zijn bijzonder voordelig voor gebruik bij een filter als hiervoor beschreven, aangezien dit filter regelmatig dient te worden geopend voor reiniging. Bovendien is een dergelijke afdichting relatief ongevoelig voor vervuiling.

5 Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een afdichting, bodemplaat en filter volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont:

Figuur 1 in axiale doorsnede in perspectivisch aanzicht 10 schematisch een filterinrichting volgens NL 1006186; figuur 2 in perspectivisch aanzicht met weggebroken delen een filter volgens NL 1006186, in een uitwerpstand; figuur 3 in doorgesneden zijaanzicht een afdichting volgens de I uitvinding; I 15 figuur 4 in doorgesneden zijaanzicht een afdichting volgens de uitvinding, op genomen in een gedeelte van een bodemplaat volgens de I uitvinding; en figuur 5 in doorgesneden bovenaanzicht volgens de lijn V-V in figuur 4 schematisch een bodemplaat volgens de uitvinding.

20 In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen I gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. Voor een volledige I beschrijving van een filter als getoond in de figuren 1 en 2, waarvoor een afdichting en bodemplaat volgens de uitvinding bijzonder geschikt zijn, I wordt verwezen naar NL 1006186, welke publicatie hierin door referentie I 25 geacht wordt te zijn opgenomen. Een dergelijk filter zal hier slechts worden I besproken voor zover voordelig voor een goed begrip van de uitvinding.

I Figuur 1 toont een filter 1, voorzien van een in hoofdzaak cilindrische behuizing 2, afgesteund op een as 3. In de in figuur 1 getoonde I uitvoeringsvorm is de as 3 in hoofdzaak verticaal opgesteld, in figuur 2 in I 30 hoofdzaak horizontaal. De behuizing 2 omvat een bovenwand 4 en een

Bde bodemplaat 5 vast integraal deel van de : bodemplaten 5 worden (huizing 6 opgehangen op ;rekt zich uit door de n de bodemplaat 5. Een te d afvalwater kan, als ï ingevoerd tussen de mzijde van de ! strekken zich uit vanaf de e binnenzijde van de 8 bij voorkeur enigszins ng 6 en de behuizing 2 is 8.

olie as 3 een binnenmantel (innenmantel 9 aan de )innenzijde van een m medium als aangegeven or de borstelharen 8 over nbehuizing 6 het eden en via de binnenbuis L4.

ige snelheid geroteerd, als zing 2 en de binnenmantel dheid, zodat de i ten opzichte van de It onder druk door de ige vervuiling, zoals vaste ;ht tussen de borstelharen 8 itelharen 8 worden I vastgehouden, zoals schematisch weergegeven als deeltjes 16 in figuur 1.

Gereinigd fluïdum stroomt door het filtermateriaal 10 weg, als aangegeven door 14.

Binnen de behuizing 2 ontstaat als gevolg van de deeltjes 16 een 5 relatief vaste massa, schematisch aangegeven door de onderbroken lijn 17. Periodiek zal het filter moeten worden gereinigd. Dit gebeurt door de bodemplaat 5 en de behuizing 2 relatief ten opzichte van elkaar te verplaatsen, in axiale richting, zodanig dat de borstels 8 vrij komen te liggen buiten de behuizing 2. Vervolgens wordt de as 3 met de borstels 8 10 wederom met hoge snelheid geroteerd in de richting van de pijl 15, zodat de vaste deeltjes buitenwaarts worden geslingerd. Aldus wordt de massa 17 uit de borstelharen verwijderd, waarna de behuizing 2 en de bodemplaat 5 wederom relatief ten opzichte van elkaar in axiale richting van de as 3 worden verplaatst naar de in figuur 1 getoonde stand, zodat een volgende 15 filtercyclus kan worden doorgevoerd.

In figuur 2 is een horizontale opstelling van een dergelijke filter 1 getoond, binnen een mantel 18. Gelijke delen hebben wederom gelijke verwijzingscijfers. Ter linker zijde is schematische een aandrijfunit 19 getoond. Bij deze uitvoeringsvorm is de behuizing 2 met behulp van een 20 glijlichaam 20 verschuifbaar in de richting P, terwijl de beide einden van het filter 1 in deze uitvoeringsvorm worden gevormd door identieke, althans vergelijkbare bodemplaten 5. In figuur 2 is het filter 1 in een reinigingsstand getoond, waarbij de behuizing 2 maximaal naar rechts is bewogen, zodanig dat de borstels 8 vrij liggen, zoals eerder beschreven.

25 Deeltjes 16 zijn hierbij uitgeworpen en binnen de mantel 18 opgevangen in een opvangbak 21.

Het zal duidelijk zijn dat de bodemplaat 5 en, in het geval als getoond in figuur 2, beide bodemplaten 5 langs hun omtrek moeten zijn voorzien van een afdichting, in figuur 2 aangeduid met verwijzingscijfer 22. 30 Dit is een radiale afdichting die de behuizing 2 afdicht tegen de bodemplaat 7 5. Bij de bekende filterinrichting betreft dit een O-ring. Volgens de uitvinding is hier een aparte afdichting 30 toegepast, zoals nader zal worden beschreven, in samenhang met een bodemplaat volgens de uitvinding. Overigens wordt reeds hier op gemerkt dat een dergelijke afdichting en/of 5 bodemplaat volgens de uitvinding ook bij andere radiale afdichtingen van vergelijkbaar type kunnen worden toegepast.

In figuur 3 is in dwarsdoorsnede een afdichting 30 volgens de uitvinding getoond. Deze afdichting omvat een profiel 31 dat, zoals getoond in figuur 5, zich volledig rond de bodemplaat 5 uitstrekt en als zodanig in 10 zichzelf gesloten is. Het profiel 31 heeft een in hoofdzaak D-vormige I dwarsdoorsnede met een centrale kamer 32 die gesloten is, afgezien van ten I minste één kanaal 33 dat zich vanuit de bodemplaat 5 uitstrekt tot in genoemde kamer 32, om nog nader te benoemen redenen. Aan de tijdens I gebruik naar de bodemplaat 5 gekeerde zijde is het profiel 31 voorzien van I 15 een in hoofdzaak vlakke zijde, verder binnenzijde 34 te noemen, terwijl het profiel 31 aan de tegenovergelegen, verder buitenzijde 35 te noemen zijde is I voorzien van een profilering 36. In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld wordt I deze profilering 36 gevormd door een drietal rondlopende halfronde ribben 37 die naast elkaar zijn opgesteld onder tussenkomst van groeven 38. Indien 20 dit profiel 31 met genoemde buitenzijde 35 wordt aangedrukt tegen I bijvoorbeeld een vlak (schematisch weergegeven door een streep-stippellijn I V in figuur 3) zal een drietal afdichtingen worden verkregen op de toppen van de ribben 36, waardoor een extra goede afdichting kan worden verkregen.

25 Aan de nabij de vlakke achterzijde 34 gelegen zijde van de kamer 32 is in het profiel 31, althans in een tegen genoemde achterzijde 34 bevestigde, eveneens rondlopende strip 39 als wapening een inlay 40 voorzien, welke inlay een bijzonder lage rek en hoge treksterkte heeft. In het bijzonder is de rek ten minste kleiner dan de rek van het materiaal 30 waaruit het profiel 31 is vervaardigd. In het bijzonder kunnen bijvoorbeeld I 102299·? als inlay 40 aramide vezels worden toegepast. Het profiel 31 en genoemde strip 39 zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, bijvoorbeeld door lijmen, vulkaniseren of der gelijke. Het profiel 31 is bij voorkeur vervaardigd uit relatief elastische kunststof of rubber, evenals de strip 39.

5 Tijdens gebruik is in de kamer 32 en/of het kanaal 33 een verzwaringsmiddel voorzien, in het bijzonder een vloeistof zoals water.

Indien de bodemplaat 5 binnen de behuizing 2 is opgenomen, waarbij bijvoorbeeld in figuur 3 het vlak V de binnenzijde van de behuizing 2 vormt, wordt de bodemplaat 5 met de behuizing 2 op genoemde wijze geroteerd 10 rond de as 3. Als gevolg daarvan zal op de verzwaringsmiddelen, in het bijzonder de vloeistof 41 in de kamer 32 en/of in het kanaal 33 een middelpuntvliendende kracht worden uitgeoefend, waardoor de buitenzijde

32 van het profiel 31 buitenwaarts, in figuur 3 naar links tegen het vlak V

zal worden aangedrukt. De drukkracht zal daarbij in hoofdzaak afhankelijk 15 zijn van de rotatiesnelheid van het filter 1, althans van de bodemplaat 5 en de massa van de verzwaringsmiddelen 41. Eventueel kan daarbij de druk nog worden gevarieerd met behulp van bijvoorbeeld pompmiddelen, zoals nog nader zullen worden beschreven aan de hand van figuur 5. Doordat de inlay 40 met lage rek is voorzien in het profiel 31, althans in de strip 39, zal I 20 het profiel op de bodemplaat 5 worden vastgehouden.

Wanneer het filter 1 dient te worden gereinigd, wordt dit stil gezet, I waardoor de middelpuntvliedende kracht op de verzwaringsmiddelen 41 zal I wegvallen en de druk van de buitenzijde 35 van het profiel 31 tegen het vlak V aanmerkelijk zal verminderen of zelfs geheel zal wegvallen. Eventueel I 25 kan, met name indien als verzwaringsmiddelen een vloeistof 41 wordt I toegepast deze nog worden weggezogen uit de kamer 41, bijvoorbeeld met de I eerdergenoemde pompmiddelen. Vervolgens kan de behuizing 2 worden I weggetrokken, bijvoorbeeld als getoond in figuur 2, waarna het filter 1 wederom wordt geroteerd rond de as 3. Weliswaar zullen daarbij, indien 30 geen nadere maatregelen worden genomen, de verzwaringsmiddelen, in het I 9 I bijzonder de vloeistof 41 wederom door de middenpuntvliedende kracht I buitenwaarts worden verdrongen, waardoor de buitenzijde 35 van het I profiel 31 wederom buitenwaarts wordt gedrongen, doch anders dan bij de I bekende afdichting zal hierbij het profiel 31 stevig tegen de bodemplaat 5 I 5 worden vastgehouden als gevolg van de lage rek in de inlay 40. Bij voorkeur I heeft deze nagenoeg geen rek. Hiermee wordt een afdichting verkregen die I tijdens gebruik van het filter bijzonder goede, relatief hoge afdichtingsdruk I oplevert, terwijl bij stilstand van de filterinrichting de druk nagenoeg volledig kan wegvallen.

10 In figuur 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm van een profiel 31 volgens de uitvinding getoond, opgenomen in een bodemplaat 5, waarbij het I profiel 31 eendelig is vervaardigd, inclusief de inlay 40. Gelijke delen I hebben gelijke verwijzingscijfers. Bij deze uitvoeringsvorm is de bodemplaat I opgebouwd uit een bovenste deel 42 en een aan de onderzijde daartegen 15 geschroefde onderplaat 43. De bovenplaat 42 omvat een cirkelvormige rand 44 met aan de naar bovengekeerde zijde een zich buitenwaarts I uitstrekkende flens 45. De onderplaat 43 is ringvormig met een diameter Dl die ongeveer overeenkomt met de diameter D2 van de flens 45. Tussen de onderplaat 43 en de flens 45 alsmede de ring 44 is een groef 46 gevormd met H 20 een hoogte H die ongeveer overeenkomt met de hoogte van het profiel 31, I gemeten ongeveer evenwijdig aan de achterzijde 34, terwijl de diepte d slechts in geringe mate kleiner is dan de afstand tussen de toppen 37A van de ribben 37 en de achterzijde 34 van het profiel 31. De onderplaat 43 is tegen de ring 44 geschroefd met bijvoorbeeld bouten 46. Kanalen 33 25 strekken zich, zoals blijkt uit figuur 5, in radiale richting uit, tussen de kamer 32 enerzijds en een nabij een nabij de as 3 gelegen einde 48. In figuur 5 is een viertal kanalen 33 getoond, doch uiteraard kan elk gewenst aantal kanalen 33 zijn voorzien, in elke gewenste vorm of doorsnede.

H In figuur 5 zijn de einden 48 onderling verbonden door een 30 ringvormige middenkamer 49 van waaruit vloeistof in en uit het of elk Η kanaal 33 kan stromen. In figuur 5 zijn pompmiddelen 50 getoond die enerzijds via leidingen 51 zijn verbonden met de centrale kamer 49 en anderzijds met een buffer 52. In figuur 5 zijn deze schematisch getoond als twee pompen 50 met tegengestelde pomprichting. Uiteraard kan ook een IH 5 pomp met omkeerbare richting worden toegepast. Hiermee kan de druk in I1 de centrale kamer 49 en/of de kanalen 33 en/of de kamer 32 worden geregeld, door vloeistof uit de centrale kamer 49 in de buffer 52 te pompen of omgekeerd. Hiermee kan bijvoorbeeld tijdens roteren van het filter zonder H dat de bodemplaat door de behuizing wordt omgeven vloeistof in de buffer H 10 52 worden gepompt, zodat de buitenwaarts gerichte druk wordt verminderd of zelfs wordt weggenomen, terwijl bij gebruik van de afdichting tegen de H binnenzijde van de behuizing de druk kan worden opgevoerd. In plaats van of naast de pompen 50 kunnen ook afsluiters in de kanalen en/of kamers zijn voorzien, zodat de toe- en/of afvoer van de vloeistof daarin en/of daaruit H 15 kan worden geregeld.

In de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm heeft de kamer 32 een enigszins D-vormige doorsnede, met een smal middendeel en verbrede einden. Hierdoor kan een gunstige drukverdeling worden opgebouwd. De kamer 32 kan evenwel elke gewenste vorm hebben.

I 20 In de getoonde uitvoeringsvoorbeelden is als verzwaringsmiddel 41 I steeds een vloeistof beschreven. Evenwel kan in plaats daarvan of I daarnaast ook worden gekozen voor verzwaringsmiddelen in vaste vorm, bijvoorbeeld zand of dergelijk korrelmateriaal of gebogen plaatdelen die in de kamer 32 zijn opgenomen. Deze plaatdelen vormen bij voorkeur tezamen I 25 een ring. Bij rotatie van het filter zullen deze plaatdelen als gevolg van I genoemde middelpuntvliedende kracht buitenwaarts worden gedwongen en I hetzelfde of een vergelijkbaar effect hebben als eerder beschreven vloeistof.

I De wanden van de kamer kunnen vrij liggen van de plaatdelen, doch I kunnen daar ook relatief strak tegen aan liggen met ten minste een deel van 30 het oppervlak.

11

De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en tekeningen getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

Zo kan bij een bodemplaat 5, althans een afdichting 30 volgens de 5 uitvinding, het of elk kanaal 33 zijn weggelaten, waarbij de kamer 32 in zichzelf gesloten is en is gevuld met vloeistof. Ook daarmee zal bij rotatie in de buitenwaartse richting de druk worden verhoogd als gevolg van middelpuntvliedende kracht. In plaats van één kunnen meerdere kamers 32 naast en/of boven elkaar zijn aangebracht, voor het verkrijgen van een 10 gewenste drukverdeling. Uiteraard kunnen de pompmiddelen anders worden uitgevoerd of worden weggelaten. Ook kan de opbouw van een bodemplaat 5 anders zijn, bijvoorbeeld opgebouwd uit koppelbare ringsegmenten of dergelijke. De achterzijde en/of buitenzijde van het profiel 31 kunnen uiteraard anders zijn gevormd, bijvoorbeeld afhankelijk van het 15 vlak waartegen de buitenzijde 35 dient af te dichten. De behuizing 2 kan ook anders geopend en gesloten worden, bijvoorbeeld in radiale richting in twee of meer delen.

Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

20 i 022 99?

Claims (14)

1. Afdichting voor een roterende behuizing, omvattende een ringvormig, in zichzelf gesloten profiel, in hoofdzaak vervaardigd uit relatief elastische kunststof of rubber, voorzien van één of meer kamers waarin verzwaringsmiddelen zijn voorzien voor het tijdens gebruik door 5 middelpuntvliedende kracht buitenwaarts dwingen van een aan de buitenzijde van genoemde ring gelegen profieldeel, terwijl aan de naar de binnenzijde van de ring gelegen zijde van genoemde ten minste ene kamer wapening is voorzien met een rek die kleiner is dan de rek van genoemde elastische kunststof of rubber.

2. Afdichting volgens conclusie 1, waarbij ten minste één rondlopende kamer is voorzien waarin genoemde verzwarende middelen zijn voorzien, ten minste tijdens gebruik.

3. Afdichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij genoemde verzwaringsmiddelen ten minste een vloeistof omvatten.

4. Afdichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemde wapening zich ringvormig uitstrekkende draden omvat met in de lengterichting van genoemde draden een relatief kleine rek.

5. Afdichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemde bewapening in hoofdzaak wordt gevormd uit aramide, in het 20 bijzonder aramide vezels.

6. Afdichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij genoemde verzwaringsmiddelen in de of elke kamer opgenomen elementen omvat.

7. Bodemplaat voor een behuizing, ingericht voor rotatie rond een as 25 die zich ongeveer haaks op genoemde bodemplaat uitstrekt, waarbij aan de buitenzijde van genoemde bodemplaat een afdichting is voorzien, in het bijzonder volgens één der conclusies 1-6, waarbij in genoemde bodemplaat ten minste één kanaal is voorzien dat uitmondt in een kamer in genoemde afdichting, via welk kanaal een verzwaringsmiddel in de vorm van een vloeistof in en uit genoemde kamer kan stromen, in het bijzonder onder invloed van een tijdens gebruik optredende middelpuntvliedende kracht, 5 waarbij tussen genoemde kamer en de bodemplaat in of tegen genoemde afdichting een bewapening is voorzien met een rek die kleiner is dan die van het materiaal van de afdichting.

8. Bodemplaat volgens conclusie 7, waarbij zich een aantal kanalen uitstrekt in de bodemplaat, in het bijzonder in radiale richting daarvan.

9. Bodemplaat volgens één der conclusies 7-9, waarbij het of elk kanaal uitmondt in een centrale kamer van waaruit genoemde vloeistof in en uit het of elk kanaal kan stromen.

10. Bodemplaat volgens één der conclusies 7-9, waarbij pompmiddelen zijn voorzien voor het in en/of uit het of elk kanaal dwingen van genoemde 15 vloeistof.

11. Bodemplaat volgens één der conclusies 7-10, waarbij genoemde afdichting in hoofdzaak is vervaardigd uit elastische kunststof of rubber, terwijl genoemde bewapening bij voorkeur in hoofdzaak is vervaardigd uit aramide, in het bijzonder aramide vezels.

12. Bodemplaat volgens één der conclusies 7-11, waarbij de bodemplaat in zijn buitenomtrek is voorzien van een rondlopende groef waarvan ten minste één der wanddelen wordt gevormd door een uit één of meer segmenten opgebouwde ring of plaat waarmee genoemde afdichting kan worden opgesloten, waarbij de diepte van genoemde groef, de 25 afmetingen van de bodemplaat en de afmetingen van de afdichting zodanig zijn gekozen dat tijdens gebruik ten minste genoemde bewapening binnen genoemde groef is opgenomen.

13. Bodemplaat volgens één der conclusie 7-12, waarbij genoemd profiel is voorzien van ten minste één rondlopende kamer met een enigszins 30 D-vormige doorsnede, waarvan de gebogen zijde buitenwaarts is gekeerd. 1022992 Η

14. Filter volgens NL 1006186 , althans behuizing daarvoor voorzien van ten minste één afdichting volgens één der conclusies 1-6 of een bodemplaat volgens één der conclusies 7-13.